Algemene subsidieverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Geldend van 01-11-2016 t/m heden

Intitulé

Algemene subsidieverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht

Inleiding

Deze subsidieverordening vormt de wettelijke grondslag voor de subsidies die het waterschap verstrekt. In de verordening zijn regels opgenomen met betrekking tot de behandeling en de wijze van beoordeling van subsidieverzoeken. Deze regels vormen een aanvulling op de subsidietitel uit de Algemene wet bestuursrecht, artikelen 4:21 tot en met 4:80.

Artikel 1 Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is van toepassing op subsidie die het waterschap verstrekt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt deze verordening niet voor subsidies op grond van de Subsidieregeling Riolering Woonboten of de Stimuleringsregeling Natuurvriendelijke Oevers.

Artikel 2 Bevoegdheid subsidieverstrekking

  • 1. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het verstrekken van subsidie.

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten binnen de taken van het waterschap waarvoor de bijbehorende subsidieregeling als bedoeld in artikel 3, in werking is getreden.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Het algemeen bestuur stelt subsidieregelingen vast met betrekking tot de te subsidiëren activiteiten.

Artikel 4 Begroting en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Een subsidie die ten laste komt van eigen middelen van het waterschap, wordt alleen verstrekt als daarvoor op de waterschapsbegroting voldoende gelden zijn uitgetrokken.

  • 2. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat daarvoor voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Artikel 5 Subsidieplafond en verdeling beschikbaar bedrag

  • 1. Het algemeen bestuur kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. Als voor subsidieaanvragen een uiterste indieningsdatum geldt, krijgen bij de verdeling van het beschikbare bedrag die activiteiten voorrang die het dagelijks bestuur het meest geschikt acht voor het doel waarvoor dat bedrag ter beschikking is gesteld.

  • 3. Als het tweede lid niet van toepassing is, vindt de beslissing op de aanvragen plaats in volgorde van binnenkomst. Als datum van binnenkomst geldt de datum waarop een volledige aanvraag is ingediend.

Artikel 6 Bij aanvraag over te leggen gegevens

  • 1. De aanvraag om subsidie wordt schriftelijk bij het dagelijks bestuur ingediend. Als daarvoor een aanvraagformulier is vastgesteld, wordt van dat formulier gebruik gemaakt.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager tenminste de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en de resultaten die worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting en een dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, mede in het licht van het totale project;

    • d.

      bij een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie en indien van toepassing: de stand van de egalisatiereserve ten tijde van de aanvraag.

  • 3. Het dekkingsplan bevat een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

  • 4. Als een rechtspersoon voor de eerste keer subsidie aanvraagt, legt hij tevens desgevraagd een recent uittreksel van de Kamer voor Koophandel, de oprichtingsakte en de statuten over. Indien van toepassing, worden bij een volgende aanvraag de inmiddels gewijzigde statuten overgelegd.

  • 5. Het dagelijks bestuur is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en vierde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk, respectievelijk voldoende, zijn.

Artikel 7 Beslistermijn

  • 1. Het dagelijks bestuur beschikt op een aanvraag om subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan deze termijn eenmalig met vier weken verlengen.

  • 3. Als een aanvraag om subsidie een cofinancieringsbijdrage in het kader van een Rijks of Europees programma betreft, beschikt het dagelijks bestuur daarop binnen acht weken na het subsidiebesluit van het bestuursorgaan dat leidend is binnen dat programma.

  • 4. Als een aanvraag om subsidie in verband met staatssteun aan de Europese Commissie wordt voorgelegd, beschikt het dagelijks bestuur daarop binnen acht weken na de beslissing van de Europese Commissie.

Artikel 8 Weigeringsgronden

  • 1. In aanvulling op artikel 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht wordt subsidie in ieder geval geweigerd als:

    • a.

      minder dan € 1.000 wordt aangevraagd;

    • b.

      voor dezelfde activiteiten door het waterschap reeds subsidie is verstrekt; of

    • c.

      de subsidie is aangemerkt als ontoelaatbare staatssteun.

  • 2. Subsidie kan worden geweigerd:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op het waterschap of zijn ingezetenen dan wel niet of onvoldoende ten goede komen aan het waterschap of zijn ingezetenen;

    • b.

      als met de activiteiten waarvoor de subsidie is aangevraagd, reeds is begonnen voordat de aanvraag is ingediend.

Artikel 9 Bij verlening keuze verantwoording

Bij de beschikking tot subsidieverlening bepaalt het dagelijks bestuur op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van een strenger verantwoordingsregime door de artikelen 19 of 20 op een lager subsidiebedrag van overeenkomstige toepassing te verklaren.

Artikel 10 Hoogte subsidie

  • 1. Subsidies tot € 5.000,- worden verstrekt in de vorm van een vast bedrag op grond van door het algemeen bestuur te geven regels, tenzij bij een hogere regeling anders is bepaald.

  • 2. Subsidies vanaf € 5.000,- bedragen ten hoogste een door het algemeen bestuur vast te stellen percentage van de subsidiabele kosten. Het algemeen bestuur kan een maximum bedrag bepalen en andere regels voor de berekening van de subsidie geven.

  • 3. Tot de subsidiabele kosten behoren in ieder geval niet:

    • a.

      de vaste personeelslasten van de aanvrager, tenzij het algemeen bestuur voor een categorie subsidies anders bepaalt;

    • b.

      de kosten van gebruik van ruimten, apparatuur en deskundigheid waarover de aanvrager permanent beschikt;

    • c.

      andere kosten die behoren tot de normale exploitatielasten van de aanvrager en die niet direct en uitsluitend noodzakelijk zijn ten behoeve van de aanvraag om subsidie, en

    • d.

      de kosten van reguliere werkzaamheden van de aanvrager, zoals onderhoud of herstelwerkzaamheden.

  • 4. Het derde lid is niet van toepassing op een subsidie die is gericht op de instandhouding van een instelling.

Artikel 11 Directe en ambtshalve vaststelling

  • 1. Subsidies tot € 5.000,- worden direct vastgesteld.

  • 2. In afwijking van het vorige lid kan het dagelijks bestuur eerst over de subsidieverlening besluiten als:

    • a.

      de aanvraag is ingediend voor afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie wordt gevraagd; en

    • b.

      het opleggen van verplichtingen of gebruik van een strenger verantwoordingsregime als bedoeld in artikel 9 daartoe aanleiding geven. In dat geval vindt de vaststelling ambtshalve plaats.

  • 3. Ambtshalve vaststelling vindt plaats binnen acht weken na afloop van de activiteiten of het tijdvak.

Artikel 12 Aanvraag vaststelling

  • 1. Als de vaststelling van de subsidie op aanvraag plaatsvindt, wordt de aanvraag daartoe ingediend binnen zes maanden na afloop van de activiteiten of het tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt.

  • 2. Betreft het een jaarlijkse subsidie, dan wordt de aanvraag tot vaststelling ingediend vóór 1 juli van het jaar na afloop van het jaar of de jaren waarvoor de subsidie is verstrekt. Dit geldt niet als bij een hogere regeling anders is bepaald.

Artikel 13 Voorschotten

  • 1. Als een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. In de overige gevallen wordt bij de subsidieverlening ambtshalve besloten over bevoorschotting. Daarbij worden de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

Artikel 14 Vaststelling subsidie

  • 1. Het dagelijks bestuur stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag daartoe.

  • 2. Als de aanvraag niet tijdig is ontvangen, kan het dagelijks bestuur zes weken na een eenmalig rappèl overgaan tot ambtshalve vaststelling.

  • 3. Betreft het een jaarlijkse subsidie, dan stelt het dagelijks bestuur de subsidie vast uiterlijk 1 oktober van het jaar na afloop van het jaar of de jaren waarvoor de subsidie is verstrekt.

Artikel 15 Betaling

Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, indien van toepassing onder verrekening met reeds betaalde voorschotten.

Artikel 16 Kennisgevingsplicht

  • 1. De subsidieontvanger stuurt het dagelijks bestuur onverwijld een schriftelijke kennisgeving als:

    • a.

      de gesubsidieerde activiteiten niet of niet geheel zullen worden verricht;

    • b.

      aan de opgelegde verplichtingen niet of niet geheel zal worden voldaan.

  • 2. De kennisgeving als bedoeld in het eerste lid wordt door subsidieontvanger adequaat gemotiveerd en onderbouwd.

Artikel 17 Informatieplicht en toestemmingsvereiste

  • 1. De subsidieontvanger informeert het dagelijks bestuur zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 2. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het dagelijks bestuur voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de Algemene wet bestuursrecht, als zij van invloed zijn op de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 18 Melding en steekproefsgewijze verantwoording (subsidies tot € 5.000,-)

  • 1. Bij een directe vaststelling als bedoeld in artikel 11, eerste lid, meldt de subsidieontvanger schriftelijk aan het dagelijks bestuur wanneer de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht binnen twee weken na afloop van de activiteiten.

  • 2. Bij een vaststelling als bedoeld in artikel 11 tweede en derde lid, kan het dagelijks bestuur de subsidieontvanger verplichten om op de door hem aangegeven wijze aan te tonen dat de gesubsidieerde prestatie is gerealiseerd en dat aan de opgelegde verplichtingen is voldaan.

Artikel 19 Prestatieverantwoording (subsidies van €5.000,- tot €50.000,-)

  • 1. Als de subsidieverlening een bedrag van € 5.000 tot € 50.000 betreft, bevat de aanvraag tot vaststelling, bedoeld in artikel 14, een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de gesubsidieerde prestatie of een bij de subsidieverlening bepaald minimum resultaat overeenkomstig de opgelegde verplichtingen is gerealiseerd. Bijkomende financiële verantwoording over de werkelijke kosten van de activiteiten wordt niet gevraagd.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan bepalen dat meer gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 20 Uitgebreide verantwoording (subsidies vanaf 50.000 euro)

  • 1. Als de subsidieverlening een bedrag vanaf € 50.000 betreft, bevat de aanvraag tot vaststelling, bedoeld in artikel 14:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de opgelegde verplichtingen hebben plaatsgevonden, en

    • b.

      een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening).

  • 2. Het dagelijks bestuur kan voorschrijven dat bij de aanvraag tot subsidievaststelling een accountantsverklaring wordt overgelegd.

Artikel 21 Overige verplichtingen

  • 1. Bij de subsidieverlening kan het dagelijks bestuur de subsidieontvanger ook andere verplichtingen tot verwezenlijking van het doel van de subsidie opleggen dan die bedoeld in artikel 4:37 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. Als een subsidie is aangemerkt als toelaatbare staatssteun, voldoet de subsidieontvanger aan de daaraan door de Europese Commissie gestelde verplichtingen.

  • 3. Aan een subsidie kan het dagelijks bestuur de verplichting verbinden dat de subsidieontvanger in zijn bekendmakingen het waterschap als subsidiegever vermeldt.

Artikel 22 Ontoelaatbare staatssteun

Het dagelijks bestuur wijzigt of trekt de beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling in, als de Europese Commissie dat in verband met ontoelaatbare staatsteun vordert.

Artikel 23 Evaluatie

Conform art 4:24 Algemene wet bestuursrecht wordt ten minste eenmaal in de vijf jaren een verslag gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidie in de praktijk.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 november 2016

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van het algemeen bestuur van het Hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht van 13 oktober 2016.
Het algemeen bestuur,
dr. ir. G.M. van den Top
dijkgraaf
drs. H.J. Kelderman
secretaris-directeur

TOELICHTING

Algemeen

De Algemene Subsidie Verordening AGV (ASV) heeft als doel een algemeen kader te geven voor alle subsidieverstrekkingen, in aanvulling op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Dat betekent dat de gebruiker van de ASV zich ervan bewust moet zijn dat er naast de ASV ook veel algemene bepalingen in titel 4.2 van de Awb te vinden zijn die in een concreet geval van toepassing kunnen zijn. Het gaat daarbij niet alleen om facultatieve bepalingen maar ook om bepalingen van dwingend recht.

Zo is het begrip subsidie niet opgenomen in de ASV evenmin als het begrip subsidie-plafond: wat hieronder moet worden verstaan is immers te vinden in de artikelen 4:21 en 4: 22 van de Awb.

Evenmin zijn algemene bepalingen opgenomen over onderwerpen zoals de verlening van de subsidie, het begrotingsvoorbehoud, algemene weigeringsgronden, verplichtingen van de subsidieontvanger, de vaststelling van de subsidie en het verlenen van een voorschot. Deze onderwerpen worden achtereenvolgens gevonden in de artikelen 4:29 e.v., 4:34, 4:35, 4:37 e.v., 4:43 e.d. en 4:95 Awb.

Naast de bepalingen in de Awb en de ASV kunnen ook subsidiebepalingen worden gevonden in subsidieregelingen. Tenslotte kunnen ook in de beschikking waarmee de subsidie wordt verleend verplichtingen en voorwaarden voor de subsidie worden opgenomen.

Uitgangspunt is een sobere verordening die de grondslag vormt voor een proces van subsidieverstrekking waarin niet meer gegevens worden gevraagd dan nodig is, met zo min mogelijk administratieve lasten als gevolg, zowel voor de subsidieontvanger als voor de subsidieverstrekker.

Bij het opstellen van de ASV is gebruik gemaakt van de model subsidieverordening van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2013 en van de Algemene Subsidieverordening van de Provincie Utrecht

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Toepassingsbereik

In het eerste lid is bepaald dat de ASV van toepassing is op alle subsidies die het waterschap verstrekt. Het tweede lid bepaalt dat de ASV niet van toepassing is op de twee bijzondere subsidieverordeningen die het waterschap kent op het moment van inwerkingtreden van de Algemene Subsidieverordening. Deze twee bijzondere subsidieverordeningen hebben eigen procedureregels.

Artikel 2 Bevoegdheid subsidieverstrekking

Het dagelijks bestuur is het bevoegde orgaan voor het verstrekken van subsidies.

Onder de in lid 2 vermelde taken van het waterschap wordt verstaan de wettelijke taken van het waterschap, het watersysteembeheer en zuiveringsbeheer.

Artikel 3 Subsidieregeling

Algemeen bestuur bepaalt in een subsidieregeling voor welke specifieke activiteiten subsidie kan worden verstrekt en geeft de daarbij passende regels voor de betreffende subsidie.

Artikel 4 Begroting en begrotingsvoorbehoud

In dit artikel is bepaald dat het dagelijks bestuur bij het verstrekken van subsidie uit eigen middelen aan de begroting is gebonden. Er kan slechts subsidie verstrekt worden als het waterschap daarvoor op de waterschapsbegroting voldoende gelden heeft uitgetrokken. De begroting vormt dus een van de kaders waarbinnen het dagelijks bestuur opereert. Als de begroting nog niet formeel is vastgesteld, wordt de subsidie slechts verleend onder de voorwaarde dat het algemeen bestuur daarvoor geld beschikbaar stelt, het zogenoemde begrotingsvoorbehoud. Dit moet uitdrukkelijk in het verleningsbesluit worden opgenomen (artikel 4:34 Awb). De gesubsidieerde moet namelijk weten waar hij aan toe is. Het is belangrijk dat dit gebeurt: zonder het begrotingsvoorbehoud kan de subsidie niet worden geweigerd met het argument dat er onvoldoende geld is.

Artikel 5 Subsidieplafond en verdeling beschikbaar bedrag

De Awb bevat een aantal bepalingen over het subsidieplafond (afdeling 4.2.2). De bevoegdheid tot het vaststellen van een subsidieplafond houdt ook de bevoegdheid in om daarbinnen voor kortere periodes deelplafonds te geven. De Awb eist dat het subsidieplafond bekend wordt gemaakt, vóórdat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zo kunnen potentiële aanvragers weten hoeveel geld er beschikbaar is. In het tweede en derde lid is bepaald hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld (verdelingsmaatstaf). Er zijn twee mogelijkheden.

Tweede lid: een tendersysteem. Het beschikbare budget wordt verdeeld na onderlinge vergelijking van de aanvragen. De beste aanvragen ontvangen subsidie. Derde lid: toekenning op volgorde.

Artikel 6 Bij de aanvraag over te leggen gegevens

Op grond van artikel 4:29 van de Awb begint de procedure om subsidie te krijgen met een aanvraag. Wat een aanvraag is en aan welke eisen deze moet voldoen staat in afdeling 4.1.1. van de Awb. Dit artikel geeft voorschriften voor een subsidieaanvraag. Eerste lid: een aanvraag moet schriftelijk bij het dagelijks bestuur worden ingediend. Als een aanvraagformulier is vastgesteld, moet dat formulier worden gebruikt. Doel van een aanvraagformulier is om aan de aanvrager te verduidelijken wat voor informatie hij bij de aanvraag moet geven. Een subsidieregeling kan ook digitale indiening van aanvragen mogelijk maken.

In het tweede, derde en vierde lid is bepaald welke gegevens de aanvrager bij zijn subsidieaanvraag moet overleggen. De aanvrager moet onder meer een begroting en een dekkingsplan overleggen. Als de te subsidiëren activiteiten deel uitmaken van een breder project, is inzicht in het totale project nodig. Het tweede lid, onder d, heeft betrekking op de egalisatiereserve van een instelling. Een egalisatiereserve is een financiële buffer waarmee tekorten in het ene jaar zijn op te vangen met overschotten in het andere jaar. Als sprake is van een egalisatiereserve, moet dit bij een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie worden toegelicht. In artikel 4:72 van de Awb is de wettelijke regeling voor het vormen van een egalisatiereserve terug te vinden. In het vijfde lid is de mogelijkheid opgenomen dat het dagelijks bestuur ook andere, of slechts enkele van de genoemde gegevens opvraagt. Zo nodig kan het dagelijks bestuur aanvullende informatie inwinnen. Uitgangspunt is dat de administratieve en bestuurlijke lasten voor de betrokkenen zo beperkt mogelijk blijven.

Artikel 7 Beslistermijn

Eerste lid: Binnen 8 weken beslist het dagelijks bestuur op een aanvraag voor subsidie. Deze termijn staat ook in de Awb als uitgangspunt. De beslistermijn begint te lopen na ontvangst van de aanvraag.

Derde lid: Als een aangevraagde subsidie een cofinancieringsbijdrage in het kader van een Rijks- of Europees samenwerkingsprogramma betreft , begint de termijn te lopen na het besluit van het bestuur dat verantwoordelijk is voor de hoofdbeslissing over de subsidie. Projecten in het kader van Rijks- of Europese samenwerkingsprogramma’s zijn ingewikkeld, met verschillende soorten activiteiten (deelprojecten) en vele partners. Bij de hoofdbeslissing wordt een zeer uitgebreide technische toets uitgevoerd: over de vraag of het project aan de eisen voor subsidie voldoet, de gehanteerde tarieven, begrotingen, staatssteun e.a. Omdat speciale deskundigheid nodig is, wordt deze technische toets door één orgaan uitgevoerd en niet door alle medefinanciers. Dat is ook in het belang van de klant. De beslistermijn voor cofinanciering maakt het mogelijk om rekening te houden met het hoofdbesluit van de autoriteit die leidend is in het samenwerkingsprogramma. Daarmee wordt voorkomen dat we vanwege de termijn over cofinanciering moeten beslissen, zonder dat we het besluit over de hoofdmoot van de subsidie kennen. We hoeven niet voortijdig te beslissen, en beperken het risico dat het cofinancieringsbesluit later moet worden teruggedraaid (klantonvriendelijk en bewerkelijk voor de uitvoering). Verder wordt voorkomen dat budget voor cofinanciering wordt vastgezet, met de kans dat dit later onnodig blijkt.

Het derde lid geeft de ruimte het hoofdbesluit te volgen. Uiteraard blijft het mogelijk om sneller te beslissen, gelet op de prioriteit van het project. In dat geval kan een voorwaardelijke beschikking worden genomen, d.w.z. onder de opschortende voorwaarde dat anderen ook (voldoende) cosubsidie verlenen.

Artikel 8 Weigeringsgronden

In artikel 4:35 van de Awb zijn enkele weigeringsgronden vastgelegd. Zo kan subsidie bijvoorbeeld geweigerd worden als er duidelijke aanwijzingen zijn dat het gesubsidieerde project niet wordt uitgevoerd. Eerste lid:

  • a.

    De eerste weigeringsgrond geeft een minimumbedrag voor subsidie: subsidie beneden € 1000 wordt niet verstrekt. De reden is dat de uitvoeringskosten te hoog zijn.

  • b.

    Ook wordt subsidie geweigerd als volgens de Europese Commissie sprake is van ongeoorloofde staatssteun.

De regeling van staatssteun staat in de artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VwEU). Voor meer informatie wordt verwezen naar het algemene deel van de toelichting en de website van Europa Decentraal. In het tweede lid is een aantal facultatieve weigeringsgronden vastgelegd. Het betreft situaties waarin subsidie kàn worden geweigerd. Een belangenafweging is nodig.

  • a.

    Subsidie kan worden geweigerd als de activiteiten waarvoor de subsidie is gevraagd, onvoldoende relatie hebben met het waterschap of zijn ingezetenen. Dit is het geval als de subsidie niet ten goede komt aan waterschapsdoelen.

  • b.

    Een aanvraag achteraf (als de activiteiten al gestart zijn) kan eveneens afgewezen worden. De reden is dat het waterschap minder kan sturen als de aanvrager al met het project begonnen is.

Bovenstaande weigeringsgronden gelden voor alle aanvragen. Daarnaast kunnen in een subsidieregeling weigeringsgronden worden opgenomen (artikel 3).

Artikel 9 Bij verlening keuze verantwoording

Het subsidiesysteem gaat uit van drie categorieën: - kleine subsidies tot € 5.000, - middelgrote subsidies van € 5.000 tot € 50.000, en - grote subsidies vanaf € 50.000. Bij deze categorieën hangt de zwaarte van de verantwoordingseisen af van het subsidiebedrag (van licht, middelzwaar naar zwaar). Het dagelijks bestuur besluit bij de subsidieverlening hoe de verantwoording plaatsvindt. Uitgangspunt is het subsidiebedrag. Een strenger verantwoordingsregime is aan de orde als uit een risico-analyse een verhoogde kans op misbruik blijkt. Doordat bij de verlening wordt aangegeven welke verantwoordingsregime van toepassing is, weet de subsidieontvanger tijdig wat van hem wordt verwacht.

Artikel 10 Hoogte subsidie

In het eerste en tweede lid is vastgelegd hoe de hoogte van het subsidiebedrag wordt berekend. Bij klein en middelgrote subsidies (tot € 50.000,-) is de subsidie een vast bedrag voor een vooraf bepaalde prestatie. De subsidie is een vast bedrag dat men voor de prestatie krijgt. De subsidieontvanger hoeft geen “bonnetjes” te laten zien. In de subsidieregeling wordt uitgewerkt hoe dit bedrag wordt berekend. Dit kan door het stellen van een maximum subsidiebedrag, het omschrijven van subsidieposten, het geven van percentages voor het berekenen van de subsidie e.a. Bij grote subsidies (vanaf € 50.000,-) is de subsidie een bijdrage aan de werkelijke kosten van het project. Dit is een traditionele verantwoording op basis van de gerealiseerde kosten. Er moet een overzicht van inkomsten en uitgaven worden overgelegd. Het dagelijks bestuur kan een accountantsverklaring vragen. In het derde lid is bepaald voor welke kosten geen subsidie wordt verstrekt. Dit zijn onder meer de vaste exploitatielasten van een aanvrager (huur ruimte e.a.). In een subsidieregeling kunnen andere kosten worden vastgesteld die buiten de subsidie vallen. In het vierde lid is een uitzondering gemaakt voor de instandhoudingssubsidie. Bij een subsidie die is gericht op de instandhouding van een instelling, worden de vaste personeels- en exploitatielasten wel meegenomen.

Artikel 11 Directe en ambtshalve vaststelling

Eerste lid: Uitgangspunt is dat subsidies tot € 5.000 direct worden vastgesteld. Omdat in deze situatie het verleningsbesluit wordt overgeslagen, is het een versnelde procedure. Tweede lid: Als het nodig is, kan het dagelijks bestuur de subsidie wel eerst verlenen en daarna pas vaststellen. a. De activiteit of periode waarvoor subsidie wordt verstrekt, is nog niet afgerond. Na afloop van de gesubsidieerde activiteit of het subsidietijdvak kan de definitieve hoogte van de subsidie meteen worden vastgesteld.

b.Een verleningsbesluit is nodig:

  • o

    om verplichtingen op te leggen die de subsidieontvanger bij de uitvoering van de activiteit moet naleven, of

  • o

    om een strenger verantwoordingsregime van toepassing te verklaren (zie artikel 11,bij verlening keuze verantwoording).

Derde lid:

Bij toepassing van een verleningsbesluit verleent het dagelijks bestuur de subsidie en wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld.

Artikel 12 Aanvraag vaststelling

Meestal moet een subsidieontvanger voor de vaststelling van subsidie een aanvraag indienen. Bij de aanvraag moet de subsidieontvanger informatie overleggen die van belang is voor de verantwoording. Op basis daarvan is na te gaan of de subsidie juist is besteed. Zie de artikelen 18, 19 en 20. In dit artikel is bepaald wanneer de aanvraag tot vaststelling van de subsidie moet zijn ingediend. Soms is voor het vaststellen van subsidie geen aanvraag van de subsidieontvanger nodig. In dat geval is sprake van ambtshalve vaststelling. Zie artikel 11.

Artikel 13 Voorschotten

Eerste lid: Bij subsidies tot € 5.000,- wordt het gehele subsidiebedrag in één keer betaald. Als het dagelijks bestuur de subsidie eerst verleent en niet meteen vaststelt, wordt het volledige bedrag als voorschot verstrekt.

Tweede lid: Bij de andere subsidies (vanaf € 5.000,-) beslist het dagelijks bestuur bij de subsidieverlening ambtshalve (zonder aanvraag van de subsidieontvanger) over de bevoorschotting. Daarbij bepalen zij hoe hoog het voorschot is en over welke termijnen het wordt uitbetaald. Als blijkt dat de activiteit niet (helemaal) volgens afspraak plaatsvindt, kan het dagelijks bestuur het voorschot aanpassen.

Artikel 14 Vaststelling subsidie

In dit artikel is bepaald binnen welke termijn het dagelijks bestuur de subsidie moet vaststellen. Er gelden termijnen voor de vaststelling op aanvraag (eerste lid), de vaststelling van een jaarlijkse subsidie (derde lid) en de ambtshalve vaststelling (tweede lid).

Artikel 15 Betaling

Dit artikel geeft de termijn waarbinnen de betaling van de subsidie moet plaatsvinden.

Artikel 16 Kennisgevingsplicht

De subsidieontvanger moet het waterschap tijdig mededelen als hij de gesubsidieerde activiteit, om welke reden dan ook, niet of maar gedeeltelijk zal uitvoeren. Ook moet hij melden als blijkt dat hij niet aan een verplichting zal voldoen. De melding kan gevolgen hebben voor de subsidie. Het kan zijn dat de subsidie niet wordt uitbetaald of op een lager bedrag wordt vastgesteld. Ook kunnen waterschap en subsidieontvanger nadere afspraken maken: bijvoorbeeld door meer tijd te geven voor het uitvoeren van de activiteit. De meldingsplicht is niet vrijblijvend. Als een subsidieontvanger zich er niet aan houdt, treedt het waterschap streng op. Bij misbruik is terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente over het hele subsidiebedrag, mogelijk.

Artikel 17 Informatieplicht en toestemmingsvereiste

Eerste lid: Het is belangrijk dat het waterschap op de hoogte is van ontwikkelingen die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit. Als de activiteit bijvoorbeeld door een gemeente wordt verboden of als de organisatie die de subsidie ontvangt, ophoudt te bestaan, moet het waterschap als subsidieverstrekker dit weten. In het eerste lid is bepaald in welke gevallen de subsidieontvanger het dagelijks bestuur moet informeren. Het gaat om relevante veranderingen die van invloed kunnen zijn op:

  • -

    het kunnen realiseren van de activiteit,

  • -

    het kunnen nakomen van een opgelegde verplichting,

  • -

    het voortbestaan van de organisatie die de subsidie ontvangt,

  • -

    het wijzigen van de statuten inzake bestuur en doel van de organisatie, en

  • -

    de relatie met een externe partij die mede betrokken is bij de uitvoering van de activiteit.

Tweede lid: De subsidieontvanger heeft toestemming van het dagelijks bestuur nodig voor een aantal handelingen die van invloed kunnen zijn op het gebruik van subsidiegelden en de uitvoering van de activiteit. Deze handelingen zijn in artikel 4:71 van de Awb vermeld. Als onduidelijk is of het toestemmingsvereiste geldt, kan dit bij het waterschap worden nagevraagd. Het zijn de volgende handelingen (zie artikel 4:71 van de Awb):

  • -

    het oprichten van of deelnemen in een rechtspersoon;

  • -

    het wijzigen van de statuten;

  • -

    het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, dan wel de lasten daarvoor mede worden bekostigd uit de subsidiegelden;

  • -

    het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

  • -

    het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

  • -

    het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidieontvanger zich verbindt tot zekerheidstelling met inbegrip van zekerheidstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

  • -

    het vormen van fondsen en reserveringen;

  • -

    het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidieontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

  • -

    het ontbinden van de rechtspersoon;

  • -

    het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van zijn surseance van betaling.

Artikel 18 Melding en steeksproefsgewijze verantwoording (subsidies tot € 5.000)

Kenmerkend voor subsidies tot € 5.000 is een licht verantwoordingsregime. Er zijn twee varianten. Als de subsidie direct wordt vastgesteld (artikel 11, lid 1) bestaat de verantwoording uit een melding door de subsidieontvanger als de gesubsidieerde activiteit is verricht. Uit de schriftelijke melding moet blijken of de activiteit geheel is uitgevoerd en de verplichtingen zijn nagekomen.

Als de subsidie eerst wordt verleend (artikel 11, lid 2 en 3), wordt bij de verlening bepaald wanneer de gesubsidieerde activiteit moet zijn verricht. Daarna stelt het dagelijks bestuur de subsidie ambtshalve vast. Hierbij kan het dagelijks bestuur de subsidieontvanger steekproefsgewijs om nadere informatie vragen. De subsidieontvanger moet, als het dagelijks bestuur daarom vraagt, aantonen dat de activiteit is uitgevoerd en aan de verplichtingen is voldaan. Het dagelijks bestuur kan daarbij voorschrijven hoe de verantwoording moet plaatsvinden.

Artikel 19 Prestatieverantwoording (subsidies van € 5.000 tot € 50.000)

Voor subsidies van € 5.000,- tot € 50.000,- geldt een prestatieverantwoording.

Eerste lid: Prestatieverantwoording betekent: de subsidieontvanger moet bij de aanvraag tot vaststelling van de subsidie aantonen dat de afgesproken prestatie of het afgesproken minimum resultaat in overeenstemming met de verplichtingen is uitgevoerd. Dit gebeurt met een inhoudelijk verslag. Er zijn verschillende mogelijkheden, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijv. publicatie). Er wordt geen financiële verantwoording over de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteiten gevraagd. Dat is een belangrijk verschil met de uitgebreide verantwoording van grote subsidies waar sprake is van een traditionele afrekening op basis van de gerealiseerde kosten (artikel 20).

Tweede lid: Het dagelijks bestuur kan zo nodig aanvullende gegevens vragen. Dit is voor een goede verantwoording van belang.

Artikel 20 Uitgebreide verantwoording (subsidies vanaf € 50.000)

Voor subsidies vanaf € 50.000,- geldt een uitgebreide verantwoording. Eerste lid: Uitgebreide verantwoording is een traditionele afrekening van subsidies, uitgaande van de gerealiseerde kosten. De vaststelling van de subsidie vindt plaats op basis van prestaties en een overzicht van uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening). In het eerste lid is bepaald welke informatie de subsidieontvanger daarvoor moet overleggen, zoals bijvoorbeeld een financieel verslag of jaarrekening.

Tweede lid: Bij subsidies vanaf € 50.000,- kan een accountantsverklaring worden gevraagd. Een accountantsverklaring is een schriftelijke verklaring van een accountant als bedoeld in artikel 393 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek. Andere verklaringen die in de praktijk voorkomen, zoals een beoordelingsverklaring of een samenstellingsverklaring, zijn geen accountantsverklaring.

Artikel 21 Overige verplichtingen

Eerste lid: Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger bij de verlening van subsidie verplichtingen opleggen. Het gaat om verplichtingen die nodig zijn om het doel van de subsidie te realiseren. De verplichtingen kunnen betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit. De verplichtingen kunnen ook ondersteunend zijn. Voorbeeld: de verplichting om een overzichtelijke administratie bij te houden. Tweede lid:

De subsidieontvanger moet zich houden aan de verplichtingen die de Europese Commissie bij de toetsing op staatssteun heeft gesteld.

Derde lid: Het dagelijks bestuur kan de subsidieontvanger verplichten om het waterschap als subsidieverstrekker te vermelden in de communicatie naar buiten toe. Deze verplichting kan in het subsidiebesluit worden opgenomen.

Artikel 22 Ontoelaatbare staatssteun

Als een subsidie volgens de Europese Commissie ongeoorloofde staatssteun is, zal het subsidiebesluit gewijzigd of ingetrokken worden.

Artikel 23 Evaluatie

In dit artikel is een evaluatieplicht opgenomen.

Artikel 24 Inwerkingtreding

De Asv gaat op 1 november 2016 gelden.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening heeft als citeertitel: Algemene subsidieverordening Waterschap Amstel, Gooi en Vecht.