Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier houdende regels omtrent bestuurlijke boete Beleidsregels bestuurlijke boete participatiewet, ioaw en ioaz gemeente westerkwartier 2019

Geldend van 07-02-2019 t/m 24-01-2022

Intitulé

Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier houdende regels omtrent bestuurlijke boete Beleidsregels bestuurlijke boete participatiewet, ioaw en ioaz gemeente westerkwartier 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier;

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels te formuleren over de uitvoering van de handhavingswetgeving die in de lijn van de rechtspraak, geldende regelgeving en reeds bestaande uitvoeringspraktijk zijn;

gelet op de artikelen 17 en 18a Participatieweten de artikelen 13 en 20a IOAW/IOAZ;

B E S L U I T :

vast te stellen de

Beleidsregels Bestuurlijke boete gemeente Westerkwartier 2019

Artikel 1 Evenredigheidsbeginsel

Het college toetst onverminderd artikel 2 lid 10 Boetebesluit aan het evenredigheidsbeginsel bij het opleggen van boetes in het kader van het sociaal zekerheidsrecht (artikel 5:46 lid 2 Algemene wet bestuursrecht).

Bij de beoordeling van een op te leggen boete moet gekeken worden hoe de (hoogte van) op te leggen boete zich verhoudt tot:

  • De aard van de boetewaardige gedraging;

  • De omstandigheden waarin de belanghebbende verkeerde ten tijde van de gedraging;

  • De persoon van de belanghebbende en de omstandigheden waarin hij verkeert bij de beoorde-ling van de boete;

  • De mate van verwijtbaarheid van de boetewaardige gedraging.

Artikel 2 Beoordeling omstandigheden

De volgende omstandigheden kunnen een rol spelen bij de beoordeling van de (hoogte van de) op te leggen boete:

  • Schuldenproblematiek (de aard en omvang hiervan, de oorzaak, de inzet van de belangheb-bende hieromtrent en de gevolgen hiervan);

  • Spijtbetuigingen (inzicht van belanghebbende hieromtrent) die mogelijk in de wijze van handelen terug zijn te zien;

  • Aflossingsmogelijkheden;

  • Toekomstperspectief met het oog op de bijstandsverlening.

Artikel 3 Benadelingsbedrag

  • 1. Het benadelingsbedrag is de netto ten onrechte verstrekte uitkering.

  • 2. Daarnaast kan er sprake zijn van zogenaamde nulfraude; er is dan niet ten onrechte een uitkering verstrekt, maar de inlichtingenplicht is wel geschonden.

Artikel 4 Verwijtbaarheid

Het college stemt de boete af op de verwijtbaarheid van de belanghebbende. Hierbij wordt de volgende verdeling gehanteerd:

  • 100% van het benadelingsbedrag bij opzet of voorwaardelijke opzet;

  • 75% van het benadelingsbedrag bij grove schuld of grove onachtzaamheid;

  • 50% van het benadelingsbedrag bij normale verwijtbaarheid;

  • 25% van het benadelingsbedrag bij verminderde verwijtbaarheid;

  • Bij het ontbreken van verwijtbaarheid wordt geen boete opgelegd;

  • Bij het ontbreken van opzet of grove schuld wordt normale verwijtbaarheid aangenomen.

Voor de hoogte van de maximaal op te leggen boete volgt het college artikel 23 lid 4 van het Wetboek voor Strafrecht.

Artikel 5 Maximering boete

Voor benadelingsbedragen die hoger zijn dan een en een derde van het maximale boetebedrag van de derde categorie geldboetes (artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht) geldt een maximering van de boete. De maximaal op te leggen boete bedraagt dan:

  • a.

    Bij opzet of voorwaardelijke opzet 100% van de hoogte van de vijfde categorie geldboete;

  • b.

    Bij grove schuld of grove onachtzaamheid 100% van de hoogte van de derde categorie geldboete;

  • c.

    Bij normale verwijtbaarheid tweederde van de hoogte van de derde categorie geldboete;

  • d.

    Bij verminderde verwijtbaarheid een derde van de hoogte van derde categorie geldboete.

Artikel 6 Fictieve draagkracht

  • 1. De fictieve draagkracht wordt berekend door 10% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm plus het inkomen boven de geldende bijstandsnorm op te tellen bij de gehele draagkracht van belanghebbende en/of zijn partner.

  • 2. De boete mag niet hoger zijn dan hetgeen belanghebbende met inachtneming van zijn fictieve draagkracht kan voldoen:

    • a.

      In geval van opzet binnen 24 maanden;

    • b.

      In geval van grove schuld binnen 18 maanden;

    • c.

      In geval van normale verwijtbaarheid binnen 12 maanden;

    • d.

      In geval van verminderde verwijtbaarheid binnen 6 maanden.

  • 3. Bij recidive worden bovengenoemde termijnen met maximaal 50% vermeerderd.

Artikel 7 Waarschuwing

  • 1. Op grond van artikel 2aa van het Boetebesluit sociaal zekerheidswetten wordt bij de eerste keer nulfraude volstaan met een schriftelijke waarschuwing indien:

    • a.

      Het benadelingsbedrag niet hoger is dan € 150,00;

    • b.

      Belanghebbende uit eigen beweging als nog binnen een redelijke termijn (van 60 dagen) de juiste inlichtingen verstrekt voordat de overtreding is geconstateerd, tenzij de belanghebbende dit doet in het kader van een lopend heronderzoek c.q. fraudeonderzoek.

  • 2. Niet kan worden volstaan met een schriftelijke waarschuwing indien er binnen 2 jaar na de eerste waarschuwing opnieuw de inlichtingenplicht wordt geschonden.

Artikel 8 Recidive

Er is sprake van recidive in de volgende gevallen:

  • 1.

    Nulfraude of benadelingsbedrag is lager dan of gelijk aan € 150,00. Wordt binnen 2 jaar na het geven van een schriftelijke waarschuwing opnieuw de inlichtingenplicht geschonden wordt een boete opgelegd. Als vervolgens opnieuw binnen 2 jaar een overtreding van lager dan of gelijk aan € 150,00 wordt geconstateerd bedraagt de boete ten hoogste 150% procent van het benadelingsbedrag.

  • 2.

    Fraude met een benadelingsbedrag hoger dan € 150,00. Als binnen 2 jaar na het opleggen van de eerste boete opnieuw de inlichtingenplicht binnen dezelfde categorie wordt geschonden en het benadelingsbedrag is hoger dan € 150,00, bedraagt de boete ten hoogste 150% van het benadelingsbedrag.

Artikel 9 Afronden hoogte van de boete

De op te leggen boete wordt naar beneden afgerond op hele euro’s.

Artikel 10 Bijstandsnorm en IOAW/IOAZ

Waar in deze regels wordt gesproken over een percentage van de bijstandsnorm geldt voor de IOAW/IOAZ een percentage van de grondslag op grond van artikel 5 van de IOAW/IOAZ.

Artikel 11 Verlagen of afzien van een boete

  • 1. Naast de verminderde verwijtbaarheid kunnen er andere omstandigheden zijn die aanleiding geven om de boete te verlagen. Het moet dan gaan om omstandigheden die voor betrokkene of zijn gezin zodanig zijn, dat het toepassen van de regels de grenzen van de redelijkheid en billijkheid zouden overschrijden.

  • 2. Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan van het opleggen van een bestuurlijke boete worden afgezien.

  • 3. Daarnaast kan in de volgende situaties worden afgezien van het opleggen van een boete:

    • a.

      Volledig ontbreken van de verwijtbaarheid;

    • b.

      Aangifte bij het Openbaar Ministerie;

    • c.

      Verjaring van het opleggen van een boete;

    • d.

      Belanghebbende is, voordat de boete is opgelegd, overleden.

Artikel 12 Kwijtschelding boete bij minnelijke schuldregeling

Het college kan gebruik maken van de bevoegdheid op grond van artikel 18a leden 13 en 14 Participatiewet om de opgelegde boete kwijt te schelden wanneer er definitief sprake is van toegang tot een minnelijke schuldregeling.

Artikel 13 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen aangehaald worden als Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ gemeente Westerkwartier 2019.

Artikel 14 Overgangsrecht

Gedragingen die zich afspelen voor de inwerkingtreding van deze beleidsregels en geconstateerd na de inwerking van deze beleidsregels, maar waarop nog geen (definitieve) besluitvorming heeft plaatsgevonden, worden volgens deze beleidsregels afgehandeld.

Artikel 15 Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de eerste dag na de bekendmaking ervan.

  • 2. Gelijktijdig met het in werking treden van deze beleidsregels worden de volgende beleidsregels vervallen verklaard:

    • a.

      Beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Zuidhorn 2013

    • b.

      Beleidsregels bestuurlijke boete Participatiewet, IOAW en IOAZ 2017 ISD Noordenkwartier

    • c.

      Beleidsregels bestuurlijke boete gemeente Grootegast 2014

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering

van burgemeester en wethouders

van de gemeente Westerkwartier,

d.d. 15 januari 2019

F.H. Wiersma, burgemeester

A. Schulting, secretaris

Toelichting beleidsregels bestuurlijke boete

Artikel 4Verwijtbaarheid

Op grond van artikel 18a lid 7 Participatieweten artikel 20a lid IOAW/IOAZ is het college bevoegd de bestuurlijke boete te verlagen als er sprake is van verminderde verwijtbaarheid, of af te zien van de oplegging van een boete als daarvoor dringende redenen bestaan. Artikel 2a van het Boetebesluit sociale zekerheidswetten geeft een aantal criteria voor verminderde verwijtbaarheid.

De mate waarin de gedraging aan de belanghebbende kan worden verweten wordt beoordeeld naar de situatie op het moment waarop de belanghebbende zijn verplichtingen(en) had moeten nakomen.

Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:

  • Bij het ontbreken van (volledige) verwijtbaarheid wordt geen boete opgelegd.

  • Bij het ontbreken van opzet of grove schuld wordt normale verwijtbaarheid aangenomen.

Grove schuld is een in laakbaarheid aan opzet grenzende mate van verwijtbaarheid en omvat mede grove onachtzaamheid. Denk daarbij aan laakbare slordigheid of ernstige nalatigheid, zoals het niet meer reageren op oproepen van het college. Bij grove schuld had de belanghebbende redelijkerwijs moeten of kunnen begrijpen dat zijn gedrag tot gevolg kon hebben dat een te hoog bedrag aan bijstand zou kunnen worden uitbetaald.

Opzet is willens en wetens handelen of nalaten. Onder opzet wordt mede verstaan voorwaardelijke opzet. Voorwaardelijke opzet is het willens en wetens aanvaarden van de aanmerkelijke kans dat een handelen of nalaten tot gevolg heeft dat een beboetbare gedraging wordt begaan.

Voorbeelden van normale verwijtbaarheid

  • Het college deelt bij de toekenning van een uitkering aan de belanghebbende mee welke feiten en omstandigheden, van belang voor het vaststellen van het recht en de hoogte van de bijstand, hij spontaan uit eigen beweging of desgevraagd aan het college moet melden. Het college mag er dan ook vanuit gaan, tenzij bijzondere omstandigheden het tegendeel bewijzen, dat het de belanghebbende redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en omstandigheden van invloed kunnen zijn op de uitkering.

  • Van de belanghebbende kan een redelijke inspanning worden gevergd om op de hoogte te raken van feiten en omstandigheden bij anderen die van invloed kunnen zijn op zijn uitkering (bijvoorbeeld een inwonend kind). Het enkele feit dat die ander de belanghebbende niet spontaan uit eigen beweging van relevante omstandigheden op de hoogte heeft gesteld, betekent niet dat het niet melden daarvan niet of slechts in verminderde mate aan de belanghebbende kan worden verweten.

Voorbeelden van verminderde verwijtbaarheid

Meldt de belanghebbende de wijziging van de omstandigheden in het kader van een heronderzoek c.q. controle van het college, dan is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.

  • De belanghebbende verkeerde op het moment dat hij aan zijn verplichting moest voldoen in onvoorziene en ongewenste omstandigheden, die niet het normale levenspatroon behoren en die hem weliswaar niet in de feitelijke onmogelijkheid brachten om aan zijn verplichting te voldoen, maar die emotioneel zo ontwrichtend waren dat hem niet volledig valt toe te rekenen dat de informatie niet tijdig of volledig aan het college is verstrekt. Te denken valt aan een crisissituatie in een gezin zoals een echtscheiding of plotselinge opname in een ziekenhuis van één van de gezinsleden.

  • Er is sprake van een samenstel van omstandigheden die elk op zich niet, maar in hun onderlinge samenhang beschouwd wel leiden tot het oordeel dat sprake is van verminderde verwijtbaarheid.

Voorbeelden van geen verminderde verwijtbaarheid

  • De belanghebbende begrijpt de inhoud van de correspondentie van het college niet, bijvoorbeeld omdat hij de Nederlandse taal onvoldoende beheerst. Van de belanghebbende mag worden verwacht dat hij zich (al dan niet door anderen) laat informeren over de betekenis hiervan.

  • De belanghebbende kan langere tijd niet zijn eigen belangen behartigen. Van de belanghebbende mag worden gevraagd dat hij zorgt dat een ander zijn zaken gaat regelen. Laat de belanghebbende dit na dan is er geen sprake van verminderde verwijtbaarheid.

  • De belanghebbende verkeerde in slechte financiële omstandigheden ten tijde van de gedraging.

  • Onjuist optreden van zijn vertegenwoordiger komt voor risico en rekening van de belanghebbende.

Voorbeelden van het ontbreken van verwijtbaarheid

  • Als de belanghebbende onjuiste of onvolledige informatie verstrekt of een wijziging van omstandigheden niet onverwijld meldt, maar spontaan uit eigen beweging alsnog de juiste informatie verstrekt voordat het college de overtreding constateert, is er geen sprake van verwijtbaarheid.

  • Als er sprake is van een zodanige psychische stoornis dat de belanghebbende niet of niet op tijd aan de inlichtingenplicht kan voldoen of hij door zijn geestelijke vermogens feitelijk handelingsonbekwaam is en er nog geen sprake is of kan zijn van een adequate begeleiding en/of hulpverlening.

  • Als er een onvoorziene omstandigheid heeft voorgedaan bij de belanghebbende waardoor hij niet in staat was te voldoen aan de inlichtingenplicht. Te denken valt aan een alleenstaande (ouder) die plotseling wordt opgenomen in het ziekenhuis of een crisissituatie thuis, zoals huiselijk geweld.

Artikel 5Maximering boete

Om een en een derde (of 100/75e) te berekenen, wordt de maximale boete van de derde categorie (€ 8.300,00 2018) gedeeld door 75 x 100. (€ 8.300,00 : 75 x 100 = € 11.066) Is het benadelingsbedrag hoger dan dit bedrag dan moet de boete conform gematigd worden.

Benadelingsbedrag

Verminderde verwijtbaarheid 25% € 8.300,00

Normale verwijtbaarheid 50% € 8.300,00

Grove schuld 75% € 8.300,00

Opzet 100% € 8.3000,00

€ 40.000,00

€ 2.767,00

€ 5.534,00

€ 8.300,00

€ 40.000,00

€ 20.000,00

€ 2.767,00

€ 5.534,00

€ 8.300,00

€ 20.000,00

€ 10.000,00

€ 2.500,00

€ 5.000,00

€ 7.500,00

€ 10.000,00

€ 5.000,00

€ 1.250,00

€ 2.500,00

€ 3.750,00

€ 5.000,00

Artikel 6Fictieve draagkracht

Voor de belanghebbende die bijstand ontvangt, wordt bij de berekening van de fictieve draagkracht uitgegaan van de daadwerkelijk ontvangen bijstand, dus met inachtneming van de kostendelersnormen inclusief vakantietoeslag.

Voor een persoon die geen bijstand meer ontvangt wordt bij de berekening van de fictieve draagkracht uitgegaan van de daadwerkelijke bijstand die op hem – gezien de samenstelling van zijn huishouden – van toepassing zou zijn. Daarbij mag het gehele vermogen van hem en zijn partner worden meegenomen inclusief het vermogen beneden de vermogensgrens. De uitkomst van de berekening is het maximaal op te leggen boetebedrag conform de fictieve draagkracht.