gedragscode voor de Gemeenteraad, leden van raadscommissies die geen raadslid zijn, de leden van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester 2011

Geldend van 16-11-2011 t/m heden

Intitulé

gedragscode voor de Gemeenteraad, leden van raadscommissies die geen raadslid zijn, de leden van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester 2011

De raad van de gemeente Westerveld

Gelezen het voorstel van

Gezien het advies van de commissie bestuur en middelen van 27 september 2011

Gelet op artikel 15 lid 3 van de Gemeentewet

B e s l u i t

Vast te stellen de Gedragscode voor de Gemeenteraad, leden van de raadscommissies die geen raadslid zijn, de leden van het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester 2011.

Inleiding

Integer handelen van bestuurders is een essentiële voorwaarde voor het vertrouwen tussen burgers en de gemeente. Als gemeentebestuur oefen je openbaar gezag uit over de burger en je beschikt over publieke middelen van de burger. Dit vraagt van politieke ambtsdragers een hoog niveau van integriteit.

In deze gedragscode staan waarden en normen die bestuurders van de gemeente Westerveld hanteren bij de uitoefening van hun openbare functie. Met de vaststelling van deze gedragscode wordt tevens voldaan aan de verplichting uit de Gemeentewet een gedragscode vast te stellen.

Onder gemeentebestuur vallen de drie organen: gemeenteraad, college van burgemeester en wethouders en de burgemeester. Daarnaast kent de gemeenteraad leden van de raadscommissie die geen lid zijn van de gemeenteraad.Er is voor gekozen voor deze organen één gedragscode vast te stellen om daarmee tot uitdrukking te brengen, dat de houding en het gedrag van alleen bestuurders gebaseerd zijn op dezelfde waarden. Wel zullen delen van de gedragscode relevanter zijn voor het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester dan voor de gemeenteraad en de commissieleden die geen lid zijn van de gemeenteraad.

De gedragscode bestaat uit een aantal basiswaarden (2), gedragsafspraken (3), een paragraaf over de handhaving (4) en enkele slotbepalingen (5). Allereerst wordt een paragraaf gewijd aan de toepassing van de code.

  • 1.

    De toepassing van de gedragscode

    • 1.1

      Deze gedragscode is van toepassing op:

      • ·

        leden van de gemeenteraad

      • ·

        leden van het college van burgemeester en wethouders

      • ·

        de burgemeester

      • ·

        leden van de raadscommissies die niet tevens raadslid zijn (verder aangeduid als commissielid).

    • 1.2

      Wanneer in het vervolg van deze code wordt gesproken over bestuurders worden daarmee de vier hierboven genoemde groepen ambtsdragers bedoeld.

    • 1.3

      De gedragscode is voor elke bestuurder het uitgangspunt voor de verwachtingen omtrent het optreden van bestuurders.

    • 1.4

      In eerste instantie zijn bestuurders zelf verantwoordelijk voor het handelen in overeenstemming met de basiswaarden en gedragsafspraken. Als zij voor een dilemma komen te staan, maken ze dit bespreekbaar in hun werkomgeving en ze houden rekening met de uitkomst van die afstemming.

    • 1.5

      Raadsleden en commissieleden onthouden zich van al hetgeen aanzien van de gemeente schaadt. De raads- en commissieleden zijn aanspreekbaar op de naleving van gedragscode. Raads- en commissieleden spreken elkaar aan op ongewenst gedrag.

    • 1.6

      Collegeleden onthouden zich van al hetgeen het aanzien van de gemeente schaadt. De collegeleden zijn aanspreekbaar op de naleving van gedragscode. Collegeleden spreken elkaar aan op ongewenst gedrag.

    • 1.7

      Bestuurders ontvangen bij hun aantreden een exemplaar van de gedragscode. De door de raad vastgestelde gedragscode is openbaar en door derden te raadplegen.

    • 1.8

      In gevallen waarin de code niet voorziet vindt afstemming over eventuele aanpassing van de code plaats in de commissie Bestuur en Middelen. In gevallen waarin toepassing door raads- en commissieleden niet eenduidig is vindt afstemming plaats in de vergadering van het presidium. Zo nodig vindt bespreking plaats in de gemeenteraad. In gevallen waarin toepassing door collegeleden niet eenduidig is, vindt afstemming plaats in de vergadering van het college.

    • 1.9

      De burgemeester treedt vanuit zijn functie als voorzitter van de gemeenteraad en voorzitter van het college op als bewaker/stimulator van bestuurlijke integriteit van bestuurders, de gemeenteraad en het college.

  • 2.

    Basiswaarden

De gemeenschappelijke kenmerken als het gaat om integer handelen zijn uitgedrukt in zes basiswaarden. Deze basiswaarden geven de houding aan van waaruit bestuurders werken. Deze waarden vormen een houvast voor bestuurders zelf, maar ook voor de burgers. Bestuurders moeten zelf nagaan of hun optreden beantwoordt aan de basiswaarden en ook burgers mogen hen aan de basiswaarden houden.

2.1Dienstbaarheid

Met hun functie staan bestuurders aan de frontlijn van de diens aan de gemeente en haar burgers. Inzet voor de belangen van de gemeente en de burgers is het kenmerk van hun handelen.

2.2Functionaliteit

Het handelen van bestuurders heeft een aanwijsbaar verband met de functie die zij vervullen in het gemeentelijke bestuur en met het gemeentelijke belang als primaire richtsnoer.

2.3Onafhankelijkheid

Bestuurders vermijden verhoudingen en handelingen waarin hun persoonlijke belangen of belangen van groepen waarvan zij deel uitmaken enerzijds en de belangen van de gemeente anderzijds door elkaar (kunnen) gaan lopen.

2.4Openheid

Het handelen van bestuurders is transparant, zodat een optimale verantwoording mogelijk is en de controlerende organen en de burgers volledig zicht hebben in het handelen van bestuurders en hun beweegredenen daarbij. Bestuurders vinden het normaal dilemma’s vooraf bespreekbaar te maken bij hun medebestuurders en daarover te worden bevraagd en achteraf verantwoording af te leggen.

2.5Betrouwbaarheid

Op een bestuurder moet men kunnen rekenen. Bestuurders houden zich aan hun afspraken. Kennis en informatie waarover zij door hun functie beschikken wenden zij aan voor het doel waarvoor die kennis en informatie is gegeven.

2.6Zorgvuldigheid

Alle burgers en organisaties worden door bestuurders met respect en op gelijkwaardige wijze bejegend. Bestuurders besteden aan hun belangen passende zorg en wegen hun belangen op correcte wijze af.

3.Gedragsafspraken

De aangegeven basiswaarden zijn achtergrond en toetssteen van de nu volgende gedragsafspraken. Gedragingen dienen de toets van deze kernbegrippen te kunnen doorstaan.

Belangenverstrengeling

    • 3.1

      Bestuurders doen opgave van financiële belangen in ondernemingen en organisaties. De opgave is openbaar.

    • 3.2

      Bij privaat-publieke samenwerkingsrelaties voorkomen bestuurders (de schijn van) bevoordeling in strijd met eerlijke concurrentieverhoudingen.

    • 3.3

      Een bestuurder is het eerste jaar na beëindiging van zijn functie uitgesloten van het tegen beloning verrichten van werkzaamheden voor de gemeente.

    • 3.4

      Bestuurders leveren geen goederen en diensten aan de gemeente en onthouden zich van deelname aan de besluitvorming over het leveren van goederen en diensten door aanbieders waarmee men een familie- of persoonlijke betrekking heeft.

    • 3.5

      Bestuurders nemen van aanbieders van goederen en diensten geen geschenken, faciliteiten of diensten aan die zijn onafhankelijke positie ten opzichte van de aanbieder kan beïnvloeden.

    • 3.6

      Indien de onafhankelijke oordeelsvorming van een bestuurder over een onderwerp in het geding kan zijn, geeft hij bij de besluitvorming daarover aan in hoeverre het onderwerp hem persoonlijk aangaat.

  • Onderhandelingen en transacties

    • 3.7

      Gesprekken en onderhandelingen met externe partijen, waarbij bestuurders afspraken maken die financiële of juridische gevolgen kunnen hebben worden altijd samen met een collega-bestuurder of een ambtelijk medewerker gevoerd. Van het besprokene wordt een schriftelijk verslag gemaakt, waarin aanleiding, doel en gemaakte afspraken worden vastgelegd.

    • 3.8

      Aanbiedingen voor lunches, diners en dergelijke worden door bestuurders beoordeeld in relatie tot de noodzaak om onafhankelijke beslissingen te kunnen nemen. Vuistregels:

      • ·

        zorgvuldigheid: noodzaak en aard van het contact moet kritisch worden bekeken en onafhankelijkheid moet zijn gewaarborgd;

      • ·

        wederkerigheid: de bestuurder heeft van zijn kant namens de gemeente de mogelijkheid een lunch of diner aan te bieden;

      • ·

        openheid: uitnodigingen worden afgestemd in het college (voor collegeleden) of het presidium (raads- en commissieleden).

    • 3.9

      Zolang gesprekken en onderhandelingen gaande zijn accepteren bestuurders geen geschenken, diensten uitnodigingen voor uitstapjes, evenementen en dergelijke.

  • Nevenfuncties en –werkzaamheden

    • 3.10

      Bestuurders vervullen geen (neven)functies waarbij sprake is of kan zijn van strijdigheid met het belang van de gemeente.

    • 3.11

      Bestuurders melden al hun (neven)functies, waarbij tevens wordt aangegeven of het betaalde functies betreft. Deze gegevens zijn openbaar en worden jaarlijks geactualiseerd.

    • 3.12

      Bestuurders kunnen nevenfuncties vervullen uit hoofde van hun ambt (qualitate qua), waarbij als voorwaarde geldt dat zij aan ten minste één van de volgende kenmerken voldoet:

      • ·

        de aanbeveling, voordracht, keuze of benoeming geschiedt door de raad of het college;

      • ·

        het betreft een functie in een orgaan waarin de gemeente deelneemt of waarvan de gemeente deel uitmaakt;

      • ·

        er is een aantoonbaar belang voor de gemeente dat de functie wordt vervuld door een bestuurder.

    • 3.13

      Onkosten vanwege de nevenfuncties die niet ‘qualitate qua’ worden vervuld komen niet ten laste van de gemeente.

    • 3.14

      Vergoedingen (uitgezonderd onkosten) die bestuurders ontvangen uit hoofde van een ‘qualitate qua’ functie worden gestort in de gemeentekas.

  • Informatie

    • 3.15

      Bestuurders gaan zorgvuldig om met informatie waarover zij door hun functie beschikken en gebruiken deze alleen ten behoeve van het doel waarvoor die informatie is verstrekt.

    • 3.16

      Bestuurders houden geen informatie achter, tenzij deze geheim of vertrouwelijk is en het niet geven van informatie mogelijk is op grond van de uitzonderingen van de Wet openbaarheid van bestuur.

    • 3.17

      Bestuurders gebruiken informatie niet ten eigen bate of ten bate van persoonlijke betrekkingen.

    • 3.18

      Bestuurders gaan vertrouwelijk om met privacygevoelige gegevens en dragen er zorg voor dat zij informatie zodanig beheren dat onbevoegden daarvan geen kennis kunnen nemen. Bestuurders zorgen ervoor dat stukken met vertrouwelijke gegevens veilig worden opgeborgen en dat computerbestanden beveiligd zijn.

    • 3.19

      Een bestuurder gaat verantwoord om met de e-mail- en internetfaciliteiten alsmede met de sociale media van de gemeente.

  • Aannemen van geschenken

    • 3.20

      Bestuurders nemen geen geschenken in geld aan. In het algemeen nemen zij geen geschenken aan waarvan de indruk bestaat of waarbij de bedoeling is dat een tegenprestatie wordt verlangd.

    • 3.21

      Geschenken en giften die:

      • a.

        collegeleden uit hoofde van hun ambt ontvangen worden gemeld aan de gemeentesecretaris;

      • b.

        raadsleden uit hoofde van hun ambt ontvangen worden gemeld aan de griffier.

    • 3.22

      Geschenken en giften zijn eigendom van de gemeente. Het college geeft hieraan een passende bestemming wat betreft de geschenken en giften aan collegeleden en het presidium wat betreft de geschenken en giften aan raadsleden.

    • 3.23

      Geschenken en giften tot een waarde van € 50 hoeven niet te worden gemeld.

    • 3.24

      Geschenken die bestuurders niet willen of kunnen accepteren worden door hen teruggestuurd naar de afzender met het verzoek dergelijke geschenken niet meer aan te bieden. Een collegelid meldt dit in het college en een raadslid meldt dit aan het presidium.

    • 3.25

      Geschenken en giften worden niet p het huisadres ontvangen. Indien dit toch is gebeurd, meldt een bestuurder dit in het bestuursorgaan waarvan hij deel uitmaakt, waarna een besluit over de bestemming van het geschenk wordt genomen.

  • Buitenlandse reizen

    • 3.26

      Bestuurders die uit hoofde van hun ambt van plan zijn een buitenlandse reis (excursies en congressen daaronder begrepen) te maken, vragen tevoren toestemming: collegeleden aan het college en raadsleden van het presidium. Buitenlandse reizen worden getoetst op mogelijk belangenverstrengeling: het gemeentelijke belang is doorslaggevend.

    • 3.27

      Gedane uitgaven worden vergoed, voor zover deze redelijk en verantwoord zijn. Het ten laste van de gemeente meereizen van een partner is alleen toegestaan als dat gebeurt op uitnodiging van de ontvangende partij en als het belang van de gemeente daarmee is gediend.

  • Gebruik gemeentelijke voorzieningen

    3.28Het gebruikmaken van gemeentelijke eigendommen en voorzieningen voor privé-doeleinden is niet toegestaan.

  • 4.

    Handhaving

    • 4.1

      De raad kan besluiten tot het instellen van een vertrouwenspersoon waar bestuurders met hun dilemma’s terecht kunnen.

    • 4.2

      Als het vermoeden bestaat dat een bestuurder zich niet aan deze gedragscode houdt, kan de burgemeester in zijn functie als voorzitter van de raad of voorzitter van het college een onderzoek instellen. Hij kan dit doen uit eigen beweging of op verzoek van (leden van) de raad of het college. Afhankelijk van de aard en de omvang van het vermoeden kan de burgemeester besluiten tot een extern onderzoek.

    • 4.3

      De raad kan wegens schending van de gedragscode door raads- of commissieleden besluiten tot een sanctie. Algemeen uitgangspunt daarbij is, dat er pas sancties aan de raad zullen worden voorgesteld als herhaaldelijk aanspreken niet heeft geholpen. Het raadslid in kwestie onthoudt zich daarbij van stemming.

    • 4.4

      Indien het vermoeden bestaat dat er strafrechtelijk aspecten kleven aan het handelen van een bestuurder brengt de burgemeester dit ter kennis van het openbaar ministerie. Verder wordt verwezen naar de artikelen 1.9 en 1.10 van deze gedragscode.

  • 5.

    Slotbepalingen

    • 5.1

      Alle eerder door de gemeenteraad vastgestelde gedragscodes die zien op het onderwerp integriteit voor bestuurders zijn hierbij vervallen.

    • 5.2

      Deze code kan worden aangehaald als “Gedragscode voor bestuurders 2011”.

  • Vastgesteld in de openbare vergadering van 25 oktober 2011

  • A. Middelkamp H. Jager

  • griffier voorzitter

Memorie van Toelichting

Gedragscode bestuurders 2011

In de gedragscode zijn alleen die zaken opgenomen die niet elders al geregeld zijn. Dit om te voorkomen dat door dubbelingen onduidelijkheden ontstaan. Andere regelingen die zien op de positie van de raads-, commissie- en collegeleden zijn onder meer:

  • -

    Gemeentewet: geeft de basis voor de gemeente-inrichting en bepalingen over raads-, commissie- en collegeleden.

  • -

    Rechtspositieregeling politieke ambtsdragers; hierin zijn zaken als onkostenvergoeding, scholing en faciliteiten geregeld.

  • -

    Verordening ambtelijke bijstand en fractieondersteuning: deze regeling is bedoeld om raadsleden en –fracties bij te staan in hun raadswerkzaamheden. Daarbij gaat het om zowel praktische bijstand als financiële bijstand. Voor een uitgebreide toelichting op de verhouding tussen de raadsvergoeding en het fractiebudget verwijs ik u naar hoofdstuk 5 van de “Handreiking integriteit van politieke ambtsdragers bij gemeenten, provincies en waterschappen”, dat bij de stukken ter inzage ligt.

  • -

    Reglement van Orde voor de gemeenteraad 2010 en het reglement van orde voor de commissievergaderingen 2010: in deze reglementen zijn rechten van leden van de raad(scommissies) rondom de vergaderingen geregeld.

Hieronder vindt u kort de toelichting bij gewijzigde bepalingen in de gedragscode. Gewijzigde bepalingen zijn in de gedragscode onderstreept.

Onder Besluit en inleiding

Hier zijn de commissieleden die geen raadslid zijn geïntroduceerd als een groep ambtsdragers op wie de code eveneens van toepassing is.

Onder 1. Toepassing van de gedragscode

Met uitzondering van artikel 1.4 is dit hele artikel nieuw.

Artikel 1.1 en 1.2 regelen op wie deze gedragscode van toepassing is.

Artikel 1.3 regelt dat de gedragscode het toetsingscriterium voor het handelen van bestuurders is.

Artikel 1.4 bestond in de vorige code al, maar was toen ondergebracht onder 4. Naleving.

Artikelen 1.5 en 1.6 regelen voor respectievelijk de raads- en commissieleden en het college dat zij aanspreekbaar zijn op hun gedrag.

Artikel 1.7 ziet op de bekendmaking van de gedragscode.

Artikel 1.8 geeft de procedure voor aanpassing van de code. Het regelt tevens dat raads- en commissieleden de toepassing van de code bij onduidelijkheid afstemmen in het presidium en dat collegeleden dit doen in het college.

Artikel 1.9 erkent de centrale positie van de burgemeester en draagt hem de taak op de bestuurlijke integriteit te bewaken.

Onder 2. Basiswaarden

Geen wijzigingen.

Onder 3. Gedragsafspraken

Artikel 3.6 regelt dat een bestuurder bij de besluitvorming transparant is over zijn oordeelsvorming.

Artikel 3.8 3e bullit: de regeling voor raadsleden is toegevoegd. Dit is gedaan om ook voor raadsleden een regeling te treffen. De verwachting is echter dat deze situatie zich niet voor zal doen.

Artikel 3.18 en 3.19: de regeling is aangevuld met bepalingen over digitale bestanden en social media.

Artikel 3.25: de regeling voor giften op het huisadres is toegevoegd.

Onder 4. Handhaving

Artikel 4.1: de mogelijkheid tot het instellen van een vertrouwenspersoon is toegevoegd.

Artikel 4.2: in het artikel is aangevuld dat de burgemeester vanuit zijn functie als college- of raadsvoorzitter handelt. Dit maakt dat bij de ontstentenis van de burgemeester de loco-burgemeester, dan wel de plaatsvervangend raadsvoorzitter kan optreden. Daarnaast is geregeld dat de burgemeester de keuze heeft om een onderzoek in te stellen en dit niet verplicht is.

Artikel 4.3: de sanctiemogelijkheid is nieuw ingevoegd.

Onder 5. Slotbepalingen

Artikel 5.1 regelt dat alle andere gedragscodes worden ingetrokken.

Artikel 5.2 geeft de citeertitel voor deze gedragscode.