Verordening Welzijnssubsidies Westervoort 2010

Geldend van 31-12-2010 t/m heden

Intitulé

Verordening Welzijnssubsidies Westervoort 2010

De raad van de gemeente Westervoort;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 september 2010;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat de Verordening Welzijnssubsidies Westervoort 2007 aanpassing behoeft in verband met de Algemene wet bestuursrecht, veranderende inzichten en nieuwe wensen,

besluit vast te stellen:

Verordening Welzijnssubsidies Westervoort 2010

 

Paragraaf 1: Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

raad: de gemeenteraad van Westervoort;

college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westervoort;

wet: Algemene wet bestuursrecht (Awb);

instelling: een organisatie of groepering van personen die zich zonder winstoogmerk ten doel stelt het uitvoeren van een of meer activiteiten, waarvan het gemeentebestuur de ideële en/of materiële waarde voor zijn inwoners erkent;

activiteiten: bezigheden van een instelling ter verwezenlijking van haar doelstelling;

subsidie: de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21, lid 1 van de wet;

budgetsubsidie: een subsidie voor in beginsel 3 kalenderjaren; waarbij de hoogte van het subsidiebedrag gerelateerd wordt aan vooraf bepaalde prestatie-indicatoren;

jaarsubsidie: een subsidie die voor 1 kalenderjaar wordt verstrekt;

projectsubsidie: een subsidie voor activiteiten die naar hun aard een tijdelijk karakter hebben;

incidentele subsidie: een subsidie niet zijnde een budget-, jaar- of projectsubsidie met een eenmalig karakter;

subsidieprogramma: een jaarlijks door het college vast te stellen overzicht van subsidiebeschikkingen, dat betrekking heeft op de activiteiten op de terreinen waarop volgens deze verordening subsidies zijn verleend;

subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet;

financiële reserve het bedrag dat een gesubsidieerde instelling in enig jaar niet gebruikt voor de exploitatie en dat daardoor als vrij vermogen beschikbaar is;

boekjaar: een kalenderjaar, tenzij bij de subsidieverlening anders is bepaald.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de subsidiëring van activiteiten binnen de beleidsterreinen:

    • sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening

    • onderwijs en educatie

    • kunst en cultuur

    • sociaal-cultureel werk

    • sport en recreatie

    • ouderen en gehandicapten

    • jeugd en jongeren

    • vrijwilligers (werk)

    • volksgezondheid

  • 2. Het bepaalde in deze verordening is van toepassing tenzij hiervan wordt afgeweken in een andere (bijzondere) verordening.

Artikel 3 Rechtspersoonlijkheid van instellingen

  • 1. Subsidie ten behoeve van activiteiten kan slechts worden verstrekt aan rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen.

  • 2. Het college kan van het voorgaande lid ontheffing verlenen.

Artikel 4 Subsidie aan commerciële organisaties

Het college kan, in afwijking van hetgeen in artikel 1 onder instelling wordt verstaan, subsidie verstrekken aan bepaalde omschreven activiteiten die vallen binnen het gemeentelijke beleid op de in artikel 2 genoemde beleidsterreinen indien deze worden uitgevoerd door een organisatie met winstoogmerk.

Deze subsidie zal alleen worden verstrekt als aantoonbaar is dat de gevraagde activiteit niet (op vergelijkbare wijze) kan worden georganiseerd door een plaatselijke vereniging of stichting met inzet van vrijwilligers.

Over de besteding van deze subsidie moet, onverminderd het gestelde in artikel 27, door de subsidieontvanger een aparte financiële verantwoording worden afgelegd.

Artikel 5 Toezicht en controle

  • 1. Het college kan ambtenaren of andere personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast.

  • 2. Aan door het college aangewezen ambtenaren of andere personen wordt desgevraagd door of namens een gesubsidieerde instelling inzage verleend in de boekhouding en de administratie en worden alle gevraagde inlichtingen verstrekt die noodzakelijk zijn voor een juiste vervulling van hun taak.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 4:59 van de wet verleent de instelling toegang tot de lokaliteiten of accommodaties die worden gebruikt.

Paragraaf 2: Uitvoering verordening

Artikel 6 Bevoegd bestuursorgaan

Het college is bevoegd alle besluiten omtrent subsidieverstrekking te nemen.

Artikel 7 Subsidieplafond en subsidiebudget

  • 1. Het college stelt jaarlijks de door hem noodzakelijk geachte subsidieplafonds vast.

  • 2. Voor zover de gemeentelijke financiën dit toelaten, kunnen budgetsubsidies jaarlijks worden geïndexeerd. Het college stelt jaarlijks de mate van indexering vast.

Artikel 8 Subsidieprogramma

  • 1. Jaarlijks stelt het college uiterlijk in de maand december een programma van subsidies vast, bevattende de subsidiebeschikkingen betreffende de door hem verstrekte jaar- en budgetsubsidies voor het daarop volgende jaar.

  • 2. In het programma bedoeld in het eerste lid worden voorts de beleidsregels opgenomen die op de subsidies in het programma van toepassing zijn

  • 3. Het programma bedoeld in het eerste lid bevat tevens de subsidieplafonds.

Paragraaf 3: Bepalingen omtrent budgetsubsidies

Artikel 9 Meerjarige subsidieverlening.

Een budgetsubsidie wordt door het college in beginsel verstrekt voor een budgetperiode van drie jaren. De kalenderjaren van deze termijnen worden vermeld in de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 10 Heroverweging.

Vóór het eerste jaar van een nieuwe 3-jarige budgetperiode, zoals bedoeld in artikel 9, wordt voor de besluitvorming tot subsidieverlening, de budgetsubsidie beleidsmatig en financieel heroverwogen.

Dit houdt in dat opnieuw wordt bezien of de activiteiten, waarop de subsidie betrekking heeft, nog bijdragen aan de beleidsdoelen van de gemeente, alsmede of de subsidie nog in redelijke verhouding staat tot de te realiseren activiteiten.

Indien dit naar het oordeel van het college niet of onvoldoende het geval is, kan artikel 4:51 van de wet worden toegepast.

Artikel 11 Termijn voor indiening aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor budgetsubsidie moet vóór 1 april voorafgaand aan het jaar waarin het subsidieprogramma start, schriftelijk bij het college zijn ingediend.

  • 2. Het college kan van deze termijn ontheffing verlenen.

Artikel 12 Gegevens bij de subsidieaanvraag

  • 1. Bij de subsidieaanvraag moet door de aanvrager worden ingeleverd:

    • a.

      een programma van activiteiten voor de drie jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, waarin in ieder geval tot uiting komen de aard, omvang en intensiteit van de geplande activiteiten, de doelgroepen waarop de activiteiten worden gericht en het verwachte aantal deelnemers;

    • b.

      een begroting van baten en lasten voor de boekjaren waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede een toelichting op deze begroting;

    • c.

      een overzicht van de te heffen contributies en bijdragen en/of van de te hanteren tarieven;

    • d.

      de jaarrekening over het laatst voorafgaande boekjaar met toelichting;

    • e.

      de balans op de laatste dag van de laatst voorafgaande 2 boekjaren;

    • f.

      een overzicht van alle privaatrechtelijke overeenkomsten die er tussen de aanvrager en de gemeente bestaan;

    • g.

      kopie van de verzekeringspolissen van de in artikel 22 bedoelde verzekeringen;

    • h.

      alle andere gegevens die op het aanvraagformulier voor de budgetsubsidie (indien van toepassing) worden gevraagd.

  • 2. Bij een eerste subsidieaanvraag legt de instelling tevens over:

    • a.

      de oprichtings- of stichtingsakte;

    • b.

      een exemplaar van de statuten;

    • c.

      een exemplaar van het huishoudelijk reglement;

  • 3. Het college kan modellen vaststellen voor de bescheiden bedoeld in de leden 1 en 2, alsmede richtlijnen vaststellen waaraan de programma's van activiteiten en de financiële stukken dienen te voldoen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van één of meer in het eerste en tweede lid gestelde eisen indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of er geen aantoonbaar belang mee is gediend.

Paragraaf 4: Bepalingen omtrent Jaarsubsidies

Artikel 13 Termijn en gegevens voor indiening aanvraag jaarsubsidie

  • 1. Een aanvraag om jaarsubsidie moet vóór 1 april voorafgaand aan het jaar waarin het subsidieprogramma start, schriftelijk bij het college zijn ingediend.

  • 2. Het college kan van deze termijn ontheffing verlenen.

Artikel 14 Gegevens bij de subsidieaanvraag

  • 1. Bij de subsidieaanvraag moet worden ingeleverd:

    • a.

      een programma van activiteiten voor het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, waarin in ieder geval tot uiting komen de aard, omvang en intensiteit van de geplande activiteiten, de doelgroepen waarop de activiteiten worden gericht en het verwachte aantal deelnemers;

    • b.

      een begroting van baten en lasten voor het jaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd, alsmede een toelichting op deze begroting;

    • c.

      een overzicht van de te heffen contributies en bijdragen en/of van de te hanteren tarieven;

    • d.

      kopie van de verzekeringspolissen van de in artikel 22 bedoelde verzekeringen.

  • 2. Bij een eerste subsidieaanvraag legt de instelling tevens over:

    • a.

      de oprichtings- of stichtingsakte;

    • b.

      een exemplaar van de statuten;

    • c.

      een exemplaar van het huishoudelijk reglement;

  • 3. Het college kan modellen vaststellen voor de bescheiden bedoeld in de leden 1 en 2, alsmede richtlijnen vaststellen waaraan de programma's van activiteiten en de financiële stukken dienen te voldoen.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van één of meer in het eerste en tweede lid gestelde eisen indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd of er geen aanwijsbaar belang mee is gediend.

Paragraaf 5: Bepalingen omtrent Projectsubsidies

Artikel 15 Termijn en gegevens voor indiening aanvraag projectsubsidie

  • 1. Indien de aanvraag een projectsubsidie betreft, dient deze tenminste 13 weken voor aanvang van het project te worden ingediend bij het college.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van de in lid 1 gestelde eis, indien naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Paragraaf 6: Bepalingen omtrent Incidentele subsidies

Artikel 16 Incidentele subsidies

  • 1. Het college kan incidentele subsidies verstrekken wanneer de beleidsmatige actualiteit dan wel de politieke relevantie van de subsidieaanvraag naar het oordeel van het college noopt tot een besluit tot subsidieverlening.

  • 2. Incidentele subsidies worden niet opgenomen in het subsidieprogramma;

  • 3. Incidentele subsidies kunnen gedurende het gehele jaar aangevraagd worden;

Paragraaf 7: Subsidieverlening

Artikel 17 Besluit tot subsidieverlening

  • 1. Het college deelt het besluit op aanvragen voor budget- en jaarsubsidie uiterlijk voor het begin van het boekjaar waarop de subsidie betrekking heeft, mede aan de aanvrager.

  • 2. Het college deelt het besluit op aanvragen voor projectsubsidies en incidentele subsidies uiterlijk binnen 12 weken na binnenkomst daarvan mede aan de aanvrager.

  • 3. Het besluit tot subsidieverlening vermeldt in ieder geval:

    • a.

      het bedrag van de subsidieaanvraag;

    • b.

      het bedrag van de subsidieverlening of de wijze waarop dit kan worden berekend;

    • c.

      het jaar waarvoor de subsidie wordt verleend;

    • d.

      een omschrijving van de te realiseren activiteiten.

    En indien van toepassing:

    • e.

      de budgetperiode als bedoeld in artikel 9, alsmede het subsidiejaar met het oog waarop de beleidsmatige heroverweging als bedoeld in artikel 10 zal plaats vinden;

    • f.

      het bedrag waarmee de subsidieverlening wordt verlaagd als gevolg van de lagere vaststelling van de subsidie uit de voorgaande subsidieperiode.

  • 4. Het college besluit tevens of en op welke wijze bevoorschotting plaatsvindt.

Artikel 18 Weigeringsgronden

Subsidieverlening kan, naast de in artikel 4:25 en in artikel 4:35 van de wet geregelde gevallen, worden geweigerd indien:

  • a.

    de activiteiten van de instelling niet gericht zijn op de gemeente Westervoort of niet aantoonbaar ten goede komen aan de inwoners van de gemeente Westervoort;

  • b.

    er gegronde reden is om aan te nemen dat de gelden niet of niet in voldoende mate besteed zullen worden voor het doel waarvoor de subsidie beschikbaar is gesteld;

  • c.

    de instelling doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde;

  • d.

    de subsidieverstrekking niet past binnen het beleid van de gemeente;

  • e.

    verwacht mag worden dat de met de subsidiëring beoogde doeleinden niet zullen worden bereikt;

  • f.

    de financiële middelen, met inbegrip van de subsidie onvoldoende zijn om de voorgenomen activiteiten uit te voeren;

  • g.

    er reeds subsidie is verstrekt voor dezelfde activiteit.

Artikel 19 Limitering financiële reserves

  • 1. Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover een instelling niet zelf over de benodigde geldmiddelen beschikt. Van dit laatste is sprake als de instelling niet over meer financiële reserve beschikt dan op grond van de leden 2 en 5 is toegestaan.

  • 2. De financiële reserve die een instelling die budgetsubsidie ontvangt kan hebben zonder dat daaraan consequenties zijn verbonden voor de hoogte van de subsidie, kan niet meer bedragen dan een door het college vast te stellen maximum.

  • 3. Het college kan beleidsregels vaststellen voor de bepaling van de maximale reserve zoals bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Indien in enig jaar wordt geconstateerd dat de financiële reserves van een instelling hoger zijn dan het in het tweede lid bedoelde maximum, dan wordt het bedrag van de overschrijding in mindering gebracht op de eerstvolgende beschikking of beschikkingen tot subsidieverlening.

  • 5. Het college kan toestaan dat een instelling, naast de in het tweede lid bedoelde reserve, over een bestemmingsreserve beschikt, zonder dat daaraan consequenties zijn verbonden voor de hoogte van de subsidie.

    Aan een dergelijke reserve dient een bepaald omschreven doel te worden verbonden waaraan de reserve moet worden besteed, alsook een jaar waarin de reserve aan dat doel moet worden besteed. Indien de bestemmingsreserve niet in het aangegeven jaar aan het aangegeven doel wordt besteed, dan wordt deze in haar geheel op de eerstvolgende beschikking tot subsidieverlening in mindering gebracht.

Paragraaf 8: Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 20 Doelgebonden verplichtingen

Bij de subsidieverlening kunnen aan de instelling ook andere verplichtingen opgelegd worden dan genoemd in artikel 4:37 van de wet, welke verplichtingen strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

Artikel 21 Verplichte melding van ontwikkelingen

  • 1. Een instelling dient het college tijdig te berichten omtrent ontwikkelingen die ertoe leiden of kunnen leiden dat de activiteiten niet (geheel) kunnen worden verwezenlijkt.

  • 2. Een instelling brengt het geheel of gedeeltelijk beëindigen van zijn activiteiten onverwijld ter kennis van het college.

  • 3. Een instelling dient tevens het college te berichten omtrent een wijziging van het huishoudelijk reglement en van de statuten.

  • 4. Een instelling meldt besluiten en/of procedures die leiden of kunnen leiden tot beëindiging van de activiteiten dan wel ontbinding van de rechtspersoon onverwijld aan het college.

Artikel 22 Verzekering

  • 1. De instelling beheert de tot haar beschikking staande middelen zorgvuldig en treft maatregelen ter voorkoming van vermogensschade.

  • 2. De instelling is verplicht haar roerende en onroerende zaken voldoende te verzekeren tegen brand, diefstal en overige schade.

  • 3. De instelling is verplicht haar personeel te verzekeren tegen de gevolgen van aansprakelijkheid.

  • 4. Het college kan vrijstelling verlenen van het gestelde in het tweede lid en derde lid, indien de naleving daarvan redelijkerwijs niet kan worden verlangd.

Artikel 23 Verplichtingen met betrekking tot het financieel beheer

  • 1. De instelling is verplicht de administratie op een overzichtelijke wijze te voeren. Uit de administratie dient op eenvoudige wijze een overzicht te kunnen worden verkregen van de bezittingen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten, reserveringen en voorzieningen.

  • 2. De instelling moet ontvangsten zoals erfstellingen. legaten en schenkingen aangeven in de exploitatierekening. Een nalatenschap mag slechts worden aanvaard onder het voorbehoud van boedelbeschrijving.

Artikel 24 Tussenrapportage

Bij de subsidieverlening kan de instelling de verplichting worden opgelegd om een tussenrapportage uit te brengen, waarin verslag wordt gedaan van de voortgang van de activiteiten en waarin een financieel verslag is opgenomen, alsmede een prognose voor een nader aan te geven periode.

Artikel 25 Niet voldoen aan verplichtingen

Wanneer een subsidieontvangende instelling naar het oordeel van het college niet of in onvoldoende mate voldoet aan de verplichtingen en voorwaarden die zijn opgenomen in deze verordening of in de beschikking tot subsidieverlening, kan het college de bevoorschotting opschorten en uitbetaalde voorschotten terugvorderen.

Artikel 26 Vermogensvoordeel

  • 1. Artikel 4:41 van de wet is van toepassing.

  • 2. De hoogte van de vergoeding wordt bepaald naar evenredigheid van de mate waarin de gemeentelijke subsidie tot de vermogensvorming heeft bijgedragen.

  • 3. Het college kan in voorkomende gevallen van het bepaalde in het eerste lid afwijken.

Paragraaf 9: Subsidievaststelling

Artikel 27 Subsidievaststelling

  • 1. De instelling die een jaar- of een budgetsubsidie ontvangt, dient vóór 1 april volgend op het jaar waarvoor subsidie is verleend, een aanvraag tot vaststelling in.

  • 2. De instelling die een projectsubsidie ontvangt dient binnen 13 weken na afloop van het project een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in.

  • 3. Een aanvraag tot vaststelling bevat ten minste:

    • a.

      een door het bestuur van de instelling gewaarmerkt verslag van de verrichte activiteiten;

    • b.

      een door het bestuur van de instelling gewaarmerkte rekening van baten en lasten, een balans per 31 december van de voorgaande 2 boekjaren alsmede een toelichting daarop;

    • c.

      een volledig ingevuld vaststellingsformulier (indien van toepassing).

  • 4. Indien dit naar het oordeel van het college nodig is, overlegt een instelling eveneens een verklaring van een registeraccountant dan wel een accountant/administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.

  • 5. Na ontvangst van de in het derde, en in voorkomende gevallen het vierde lid genoemde gegevens, wordt de subsidie door het college binnen 12 maanden vastgesteld.

Paragraaf 10: Voorschotten en betaling

Artikel 28 Voorschotten

  • 1. Het college beslist of en op welke wijze bevoorschotting plaatsvindt.

  • 2. Het subsidiebedrag wordt na de subsidievaststelling uitbetaald, met inachtneming van betaalde voorschotten.

Paragraaf 11: Slotbepalingen

Artikel 29 Hardheidsclausule

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, of wanneer de toepassing van deze verordening leidt tot situaties waarmee geen redelijk doel is gediend, kan het college daarvan afwijken.

Artikel 30 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als ‘Verordening Welzijnssubsidies Westervoort 2010’.

  • 2. Zij treedt in werking per 31 december 2010.

  • 3. De ‘Algemene Subsidieverordening gemeente Westervoort 2007’ wordt ingetrokken.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Westervoort in zijn openbare vergadering van 8 november 2010.
De griffier,De voorzitter,
ing. J.A.M.G. van Bodegom, mr. J.J.G.M. Geukers

Toelichting Verordening Welzijnssubsidies Westervoort 2010

Algemene toelichting

Ieder jaar ontvangt de gemeente tientallen subsidieaanvragen van verenigingen, goede doelen, instellingen en organisaties. Omdat het beschikbare budget beperkt is en de gemeenteraad het geld wil verdelen binnen de beleidsterreinen waar het volgens hem de grootste maatschappelijke bijdrage kan realiseren, zijn er regels opgesteld op basis waarvan de gemeente de subsidiegelden verstrekt.

Het Lokaal Sociaal Beleid (LSB) geeft een overzicht van de beleidsterreinen waarbinnen de gemeente subsidies beschikbaar stelt en de ambities die de gemeente op deze beleidsterreinen heeft. Wanneer uw instelling actief is op een van de beleidsterreinen van het LSB en een bijdrage levert aan het realiseren van een van de ambities van de gemeenteraad, dan kan uw instelling eventueel voor subsidie in aanmerking komt. De bedoelde beleidsterreinen zijn:

  • sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening

  • onderwijs en educatie

  • kunst en cultuur

  • sport en recreatie

  • werk en inkomen

  • ouderen en gehandicapten

  • jeugd en jongeren

  • vrijwilligers (werk)

  • volksgezondheid

In de Verordening Welzijnssubsidies Westervoort 2010 staat beschreven hoe u een subsidie aanvraagt bij de gemeente en hoe de verdere procedure verloopt.

Naast de verordening zijn er beleidsregels vastgesteld, waarin het college aangeeft hoe het in concrete gevallen met de subsidieverstrekking wil omgaan.

Het subsidiesysteem

Het college van burgemeester en wethouders beslist over het verlenen, de bevoorschotting, het vaststellen en het uitbetalen van subsidies. Daarnaast kan het college aanvullende regels opstellen die gelden voor bepaalde subsidies, de beleidsregels. Wanneer u subsidie wilt aanvragen voor uw instelling, moet u daartoe een aanvraag indienen bij het college van burgemeester en wethouders. In de verordening staat aangegeven wanneer u dit subsidieverzoek moet indienen en waar een subsidieaanvraag minimaal aan moet voldoen.

In Westervoort worden subsidies beschikbaar gesteld voor activiteiten die binnen het Lokaal Sociaal Beleid passen. In de Verordening Welzijnssubsidies Westervoort 2010 wordt onderscheid gemaakt tussen 4 verschillende subsidievormen, te weten:

  • budgetsubsidies

  • jaarsubsidies

  • projectsubsidies

  • incidentele subsidies

Om het u mogelijk te maken planningen voor uw instelling te maken die verder dan 1 jaar in de toekomst reiken, kan een subsidie worden verstrekt voor 3 jaar. Dit is de budgetsubsidie. Gedurende drie jaar is het voor de instelling duidelijk hoeveel subsidie zij zal ontvangen wanneer de overeengekomen activiteiten worden uitgevoerd. Na 3 jaar stopt de budget-subsidie. Aansluitend kan een nieuwe (budget)subsidie worden aangevraagd, die dan opnieuw inhoudelijk beoordeeld wordt. Wanneer u een budgetsubsidie ontvangt, moet u wel jaarlijks de gevraagde gegevens bij de gemeente inleveren zodat de gemeente op de hoogte blijft van het ontwikkelingen binnen uw instelling.

Omdat de te organiseren activiteiten van een groot aantal verenigingen niet 3 jaar van tevoren is te plannen, kan het college ook een jaarsubsidie verstrekken. In principe werkt dit hetzelfde als een budgetsubsidie, al wordt de subsidie in dit geval voor slechts 1 jaar verleend. Aansluitend kan wederom subsidie aangevraagd worden. De subsidie wordt ieder jaar inhoudelijk aan het beleid getoetst.

Wanneer er geen sprake is van een structurele activiteit, maar er subsidie wordt aangevraagd voor een activiteit (of een aantal samenhangende activiteiten) die in een bepaalde periode worden uitgevoerd en er sprake is van een duidelijk begin en een duidelijk eind van de bedoelde periode (die niet overeen hoeft te komen met een boekjaar), dan kan het college een projectsubsidie verstrekken.

Tenslotte kan het college van burgemeester en wethouders subsidie verstrekken aan instellingen die zich inzetten voor zaken waarvan het college vindt dat het belangrijk is dat de gemeente Westervoort deze ondersteunt. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een subsidie voor een goed doel of een incidentele activiteit van een instelling. Het gaat hierbij veelal om kleine subsidies waarmee de gemeente het belang van de te organiseren activiteit onderstreept.

De procedure

Budget- en jaarsubsidies worden verleend en vastgesteld volgens eenzelfde procedure.

Wanneer u in een kalenderjaar voor een budget- of een jaarsubsidie in aanmerking wilt komen, moet u voor 1 april van het voorgaande kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

Het college beoordeelt alle aanvragen en maakt een overzicht van de te verstrekken subsidies. Dit overzicht is het subsidieprogramma. Hierin zijn alle subsidiebeschikkingen opgenomen, de geldende beleidsregels, eventuele subsidieplafonds en alle andere belangrijke informatie die met de subsidieverstrekking te maken heeft. Wanneer het college het overzicht heeft vastgesteld krijgen de betrokken instellingen hun eigen subsidiebeschikking toegestuurd. Ook wanneer uw subsidieaanvraag niet wordt gehonoreerd ontvangt u een beschikking.

Gedurende de periode waarvoor de subsidie geldt, voeren de instellingen de overeengekomen activiteiten uit. Na deze periode dient u voor 1 april van het opvolgende jaar een aanvraag tot het vaststellen van de subsidie in bij het college van burgemeester en wethouders. In de verordening staat aangegeven aan welke eisen deze aanvraag minimaal moet voldoen. Het college stelt vast hoeveel subsidie u definitief krijgt en stuurt u een vaststellingsbeschikking. De subsidie wordt verrekend met de eventuele voorschotten die reeds zijn betaald en wordt vervolgens uitbetaald.

Voor projectsubsidies geldt dat er per subsidie afspraken worden gemaakt over de wijze waarop de subsidie vastgesteld wordt. U kunt een projectsubsidie tot 13 weken voor aanvang van het project indienen bij het college van burgemeester en wethouders.

Voor incidentele subsidies geldt dat ze het hele jaar door aangevraagd kunnen worden en dat deze subsidie direct wordt vastgesteld. U hoeft dus geen vaststellingsaanvraag in te dienen voor een incidentele subsidie.

Een subsidie wordt nooit hoger vastgesteld dan dat hij verleend is. Het is om verschillende redenen wel mogelijk dat een subsidie lager wordt vastgesteld. De twee meest voorkomende redenen zijn het niet nakomen van de overeengekomen verplichtingen en het hebben van een te grote financiële reserve. Een derde belangrijke reden voor een lagere vaststelling van de subsidie kan zijn dat de gemeente een beroep doet op het begrotingsvoorbehoud.

Het niet nakomen van de overeengekomen verplichtingen betekent meestal dat een aantal activiteiten niet of slechts deels zijn uitgevoerd. Wanneer dit gebeurt, zal in overleg tussen uw instelling en de gemeente worden bepaald wat een redelijk subsidie is voor de uitgevoerde activiteiten.

Het hebben van een te grote financiële reserve is eveneens een reden om de subsidie lager vast te stellen. Dit omdat de gemeenteraad vindt dat subsidie bedoeld is als aanvulling op de eigen middelen. Wanneer er voldoende eigen middelen zijn, dan is er geen noodzaak tot het verstrekken van subsidie.

Het begrotingsvoorbehoud houdt in dat het college subsidie kan verlenen op voorwaarde, dat de gemeenteraad in een later stadium via de begroting voldoende geld beschikbaar stelt. Mocht dit onverhoopt niet gebeuren, dan kan de hoogte van de subsidie naar beneden bijgesteld worden.

Artikelgewijze toelichting

Artikel 1

Dit artikel geeft omschrijvingen van een aantal begrippen dat in de verordening wordt gebruikt.

Artikel 2

Dit artikel geeft aan op welke terreinen de verordening van toepassing is.

Artikel 3

Dit artikel beperkt de mogelijkheid om subsidie te verstrekken tot rechtspersoonlijkheid bezittende instellingen (verenigingen, stichtingen en dergelijke). Hierop kunnen uitzonderingen worden gemaakt.

Artikel 4

In bijzondere gevallen kan ook subsidie worden verstrekt voor activiteiten die door commerciële organisaties worden uitgevoerd. Er is onder andere sprake van bijzondere gevallen als de gewenste activiteiten niet door plaatselijke instellingen of verenigingen met behulp van vrijwilligers kunnen worden georganiseerd en/of als er bij deze instellingen en verenigingen geen belangstelling is deze activiteiten te organiseren.

Artikel 5

In dit artikel wordt geregeld dat het college ambtenaren of andere personen kan belasten met het toezicht op de naleving van de verordening.

Artikel 6

In dit artikel wordt aangegeven dat het college beslist om een subsidie te verstrekken of niet. Een aanvraag voor subsidie moet derhalve ook bij het college worden ingediend.

Artikel 7

Het college is bevoegd om subsidieplafonds in te stellen. Een subsidieplafond is het maximale bedrag dat aan een bepaalde subsidieregeling kan worden besteed. Zodra het plafond wordt overschreden, moet de subsidie worden geweigerd.Dit artikel geeft verder aan dat de gemeenteraad jaarlijks beslist óf en met hoeveel de subsidies geïndexeerd worden.

Artikel 8

Dit artikel geeft aan op welk moment het programma voor het komende jaar wordt vastgesteld en welke subsidies in het programma moeten worden opgenomen.

Artikel 9 tot en met 12

Deze artikelen bevatten specifieke bepalingen voor de verstrekking van budgetsubsidies.

Hierop is titel 4.1 van de Awb van toepassing.

Een paar aanvullende zaken is in de verordening geregeld. Het betreft het vereiste, dat de aanvraag vóór 1 april voorafgaand aan het jaar waarin het subsidieprogramma start, moet worden ingediend. Dit vereiste is gesteld om tijdig zicht te krijgen in het totale meerjaren- programma.

Daarnaast wordt aangegeven welke stukken bij de aanvraag moeten worden overgelegd.

Artikel 13 en 14

Deze artikelen bevatten specifieke bepalingen voor het verstrekken van jaarsubsidies. Ook hier geldt dat een aantal aanvullende zaken ten opzichte van de Awb is geregeld, zoals de datum waarvoor een aanvraag moet worden ingediend.

Artikel 15

Dit artikel regelt hoe projectsubsidies moeten worden aangevraagd.

Artikel 16

Dit artikel regelt de verstrekking van incidentele subsidies.

Artikel 17

Geeft aan waar een subsidieverleningsbeschikking aan moet voldoen en wanneer het college zijn besluit tot het verlenen van subsidie bekend moet maken.

Artikel 18

In de artikelen 4:25 en 4:35 van de Awb wordt een aantal wettelijke weigeringsgronden genoemd. Maar er zijn ook weigeringsgronden die gebaseerd zijn op gemeentelijke beleidsmatige overwegingen. Het gaat hierbij vooral om strijdigheid met het beleid en de doelstellingen, onvoldoende gericht op de doelgroep enz.

Artikel 19

Dit artikel regelt dat het college kan aangeven wat de maximale financiële reserve van een instelling mag zijn zonder dat dit consequenties heeft voor het verstrekken van subsidie. Deze reserve geldt voor alle instellingen die een budgetsubsidie ontvangen.

Het college kan daarnaast ook in individuele gevallen besluiten dat een instelling een bestemmingsreserve opbouwt, zonder dat daarvoor op de subsidie wordt gekort. Het is dus mogelijk om te sparen voor grote (subsidiabele) uitgaven die worden verwacht. Van een bestemmingsreserve moet tevoren volstrekt duidelijk zijn wanneer en waaraan zij wordt besteed.

Daarnaast regelt het artikel hoe er wordt omgegaan met gevallen wanneer achteraf blijkt dat het vrije vermogen van een instelling groter was dan het door het college gestelde maximum.

Artikel 20

Dit artikel regelt dat de subsidieontvanger bij de subsidieverlening ander verplichtingen opgelegd kan krijgen dan de standaardverplichtingen die in de Awb staan. Dit is bedoeld voor specifieke gevallen waar de verordening nu niet in voorziet of kan voorzien.

Artikelen 21 tot en met 24

Deze artikelen zien met name op de eigen verantwoordelijkheid die een instelling heeft ten aanzien van het uitvoeren van de activiteiten.

Daartoe hoort het voeren van een juiste en overzichtelijke administratie. Verder dient een instelling, indien de activiteiten niet langer worden uitgevoerd, dit tijdig aan het college te melden. Verder kan de instelling bij de subsidieverlening worden verplicht voldoende verzekerd te zijn.

Artikel 25

Dit artikel regelt dat het college de verleende subsidie kan opschorten en betaalde voorschotten kan terugvorderen wanneer een instelling haar verplichtingen niet of in de ogen van het college niet voldoende nakomt.

Artikel 26

Ingeval van bijvoorbeeld ontbinding van de instelling of beëindiging van de activiteiten door de instelling kan een vergoeding van een vermogensvoordeel worden gevraagd. De achterliggende gedachte is, dat een instelling een vermogen heeft kunnen opbouwen met behulp van de verstrekte subsidie. In de in artikel 4:41 Awb genoemde gevallen wordt het redelijke geacht, dat de gemeente (een gedeelte van) het vermogensvoordeel terug moet kunnen vorderen.

Artikel 27

Door de instelling moet voor de definitieve vaststelling van de subsidie een verantwoording worden afgelegd van het uitvoeren van de activiteiten. Door het toezenden van het activiteitenverslag kan gemakkelijk gecontroleerd worden of de activiteiten ook daadwerkelijk zijn uitgevoerd. De toezending van de rekening van baten en lasten en de balans wordt nodig geacht om zicht te hebben op het financieel beleid van een stelling.

In bepaalde gevallen moet het mogelijk zijn om een verklaring van een accountant te vragen ten aanzien van de rekening van baten en lasten en de balans. Dit zal als regel echter beperkt blijven tot subsidies aan professionele instellingen, of indien verwacht mag of kan worden dat het financieel beleid van een instelling niet geheel correct in de financiële stukken zal worden opgenomen.

Artikel 28

Veel instellingen kunnen de gesubsidieerde activiteiten niet uitvoeren zonder dat zij een deel van de subsidie op voorhand krijgen uitgekeerd. Het college kan beslissen of en op welke wijze het voorschotten uitkeert.

Het tweede lid geeft aan, dat het verschil tussen de hoogte van de vastgestelde subsidie en de betaalde voorschotten met de subsidieontvanger wordt verrekend.

Artikel 29

Deze hardheidsclausule is bedoeld voor bijzondere, onvoorziene gevallen waarin de toepassing van de verordening onredelijk uitwerkt.

Artikel 30

In dit artikel is de citeertitel, inwerkingtreding en het vervallen van de bestaande verordening geregeld.