Beleidsplan VTH 2019 - 2023

Geldend van 16-03-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 05-03-2019

Intitulé

Beleidsplan VTH 2019 - 2023

Visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving

1. Inleiding

Het Beleidsplan VTH 2019 – 2023 heeft betrekking op vergunningverlening, toezicht en handhaving van de taakvelden bouw, gebruik, milieu en ruimte (Algemene Plaatselijke Verordening (APV) en Bijzondere wetten). Het beleidsplan heeft daarmee geen betrekking op privaatrechtelijke en sociale regelgeving. Dit beleidsplan treedt in de plaats van de VTH-beleidsplannen die voor het grondgebied van de voormalige gemeenten Bellingwedde en Vlagtwedde golden. Het beleidsplan treedt niet in de plaats van andere beleidsdocumenten, zoals het beleid ten aanzien van opiumdelicten.

De wet verplicht ons om in beginsel op te treden tegen overtredingen van wettelijke voorschriften. Naast deze gemeentelijke verplichting, hebben burgers en bedrijven een eigen verantwoordelijkheid in het naleven van regelgeving. De nieuwe generatie wetgeving (vergunningsvrij, algemene regels, melding in plaats van vergunning e.d.) zorgt ervoor dat burgers en bedrijven meer vrijheid krijgen en dat de overheid meer op afstand komt te staan. Burgers en bedrijven moeten echter wel worden gewezen op hun (eigen) verantwoordelijkheid en waar nodig moet handhavend worden opgetreden.

1.1. Wettelijk kader

Wabo

De wettelijke eisen voor de taken op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving zijn vooral vastgelegd in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het Besluit omgevingsrecht (Bor) en Regeling omgevingsrecht (Mor).

Zo stelt het bevoegd gezag handhavingsbeleid vast in een of meer documenten waarin gemotiveerd wordt aangegeven welke doelen het zichzelf stelt bij de handhaving en welke activiteiten het daartoe zal uitvoeren. Deze doelen en activiteiten moeten jaarlijks in een uitvoeringsprogramma worden uitgewerkt. De procescriteria gelden vanaf 1 juli 2017 ook voor vergunningverlening. Dit betekent bijvoorbeeld dat inzicht gegeven dient te worden in prioriteiten op het gebied van vergunningverlening.

APV

Een gemeentelijke verordening is een regeling die geldt voor iedereen binnen de gemeente en die vaak tot doel heeft de gemeente veilig en leefbaar te houden voor iedereen. In 2018 is er voor de gemeente een nieuwe APV vastgesteld.

Andere regelgeving

Naast de bovenstaande regelgeving, is er andere regelgeving die betrekking heeft op de fysieke leefomgeving. Zo is er de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze verordening vormt het kader voor het beoordelen, borgen en verbeteren van de kwaliteit van de taken op het gebied van VTH.

Daarnaast zijn de Toezicht- & HandhavingsStrategie Wabo in de provincie Groningen en de Landelijke HandhavingsStrategie (LHS) vastgesteld. Het doel van deze strategieën is dat onder meer bevoegde gezagen, Omgevingsdiensten, landelijke inspecties, politie en het OM op afgestemde wijze en zo nodig samen uitvoering geven aan de beginselplicht tot handhaving, passend interveniëren bij iedere bevinding, in vergelijkbare situaties vergelijkbare keuzes maken en interventies op vergelijkbare wijze kiezen en toepassen.

Big 8

Het beleidsplan VTH 2019 – 2023 is een dynamisch document dat – wanneer dat nodig wordt geacht – tijdens de looptijd kan worden aangepast. Het doorloopt in principe twee cyclussen die onderling aan elkaar verbonden zijn (de zogenoemde ‘Big 8’). De bovenste cirkel beschrijft de cyclus van het beleid. Op basis van de onderste cirkel wordt het uitvoeringsprogramma opgesteld. Door monitoring wordt duidelijk wat het resultaat is van het programma en evaluatie moet duidelijk maken of het dient te worden aangepast.

Evaluatie van de uitgevoerde taken kan ook leiden tot aanpassing van het beleidsplan. Een goede afstemming tussen de twee cirkels is van belang, zodat de totale cyclus goed doorlopen kan worden.

afbeelding binnen de regeling

1.2. Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt inzicht gegeven in de gemeentelijke organisatie. De visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving is opgenomen in hoofdstuk 3. Hierin worden ook de doelen ten aanzien van de fysieke leefomgeving besproken. Hoofdstuk 4 worden de strategieën genoemd met betrekking tot toezicht en handhaving. In hoofdstuk 5 is de risicoanalyse die uitgevoerd is opgenomen en de belangrijkste resultaten en prioriteiten die hieruit naar voren komen. In het laatste hoofdstuk (6) worden de monitoring, planning en control besproken.

2. Gemeentelijke organisatie

2.1. Structuur en organisatie

De gemeentelijke organisatie kent vier taakvelden: Ruimte, Samenleving, Dienstverlening, en Programma's en Projecten. De taken op het gebied van de Wabo worden uitgevoerd door de afdeling Ruimte. De taken op het gebied van de APV en bijzondere wetten zijn belegd bij de afdeling Dienstverlening. In de onderstaande vlinder, is het team van Vergunningen, Toezicht en Handhaving op het gebied van Bouw en RO nog niet opgenomen. Dit team is later tot stand gekomen, maar valt onder de afdeling Ruimte.

afbeelding binnen de regeling

Scheiding taken

In Westerwolde zijn vergunningverlening en toezicht/handhaving op persoonsniveau van elkaar gescheiden. Vergunninghouders houden zich niet met toezicht en handhaving bezig en toezichthouders/handhavers verlenen geen vergunningen. Deze functiescheiding draagt bij aan de objectiviteit van de handhaving. De vergunningverlener hoeft immers geen oordeel te geven over de eventuele niet naleving van (een deel van) die vergunning.

Daarnaast zijn vergunningverlening en handhaving aparte gebieden, die elk specifieke eisen stellen aan de kwaliteiten van de personen die zich hiermee bezig houden. Om de onderlinge samenhang te borgen, werken de vergunningverleners en toezichthouders nauw samen en waar nodig worden ze ondersteund door juristen. Dit geldt voor alle taken die de gemeente uitvoert op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving.

2.2. Kwaliteitscriteria

De kwaliteitscriteria uit de Verordening kwaliteit vergunningverlening, toezicht en handhaving bepalen of een organisatie en haar medewerkers in principe in staat zijn om de taken en onderliggende operationele activiteiten uit te voeren. De kwaliteitscriteria hebben betrekking op de minimaal benodigde deskundigheid voor de uitvoering van deze taken en de continuïteit daarvan. Daarnaast wordt het minimaal aantal medewerkers omschreven, met de omschreven deskundigheid en frequentie waarover de organisatie moet kunnen beschikken om de noodzakelijke deskundigheid te kunnen borgen (kennis delen e.d.).

2.3. Samenwerking partijen

De gemeente voert zelf de taken op het gebied van de Wabo, APV en bijzondere wetten uit. De taken zijn verdeeld over verschillende afdelingen, maar er is veel afstemming tussen de afdelingen en waar nodig vinden integrale controles plaats. Dit geldt niet alleen voor de taken die bij de binnendienst belegd zijn, maar ook in samenwerking met de buitendienst.

De milieutaken zijn ondergebracht bij de Omgevingsdienst Groningen (ODG). Dit betekent dat zij in beginsel het mandaat heeft om namens het bevoegd gezag vergunningen te verlenen, toezicht te houden of handhavend op te treden op het gebied van basis- en milieutaken. Bij gecombineerde aanvragen (bijvoorbeeld bouw en milieu) blijft het casemanagement bij de gemeente, tenzij het zwaartepunt van de aanvraag op het onderdeel milieu ligt. Met de ODG is regelmatig overleg over (onder andere) de voortgang van de zaken die bij deze dienst zijn ondergebracht.

De Veiligheidsregio Groningen (VRG) voert namens de gemeente reguliere controles uit aangaande de brandveiligheid van gebouwen. Daarnaast heeft de VRG een adviserende rol over vergunningverlening, toezicht en handhaving voor zover het brandveiligheidsaspecten betreft. Met de VRG vindt (wanneer nodig) overleg plaats over onderwerpen die op dat moment spelen.

Onze toezichthouders APV en bijzondere wetten zijn tevens buitengewoon opsporingsambtenaren. Zij werken nauw samen met de politie voor wat betreft informatiewisseling en afstemming van interventie en handhavingsactiviteiten in een bepaalde concrete situatie.

Bij vergunningen, aanvragen maar ook tijdens het toezicht wordt het bureau Ritsma gevraagd om als constructeur een toets uit te voeren. De toetsingswerkzaamheden voor de gemeente omvatten controles van statische berekening en tekeningen, ondersteuning van handhavers op de bouwplaats en advisering bij calamiteiten en bouwvallige bouwwerken.

3. Visie op vergunningverlening, toezicht en handhaving

De gemeente heeft een wettelijke taak om zorg te dragen dat de wet- en regelgeving op het gebied van Ruimtelijke ordening, bouwen en milieu wordt nageleefd. De gemeente wil in overleg met bedrijven en inwoners om ervoor te zorgen dat het proces rondom een aanvraag om omgevingsvergunning, voor alle partijen goed en naar tevredenheid verloopt. Om ervoor te zorgen dat de taken goed uitgevoerd worden, is het onderstaande nodig:

Kwalitatief goede dienstverlening

Kwalitatief goede dienstverlening en goede besluiten worden gecombineerd met goede fysieke en digitale dienstverlening. Om de registratie van alle zaken die ingediend worden te kunnen behandelen, wordt gebruik gemaakt van Join en van Digitale Checklisten. Besluiten genomen worden binnen de termijnen die gesteld zijn en zijn van goede inhoudelijke kwaliteit. Als een aanvraag moet worden aangevuld vanwege incompleetheid, wordt hierover zo spoedig mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken, contact met de aanvrager opgenomen. Er wordt naar gestreefd om zo min mogelijk gebruik te maken van de mogelijkheid tot verlening in een procedure. De inhoudelijke kwaliteit van besluiten staat centraal. Dit betekent dat wordt gestreefd naar besluiten die bij de bestuursrechter stand houden. Omdat niet alle besluiten bij de bestuursrechter terechtkomen, worden (concept)besluiten steekproefsgewijs op juridische houdbaarheid gecheckt. Er wordt gestreefd om tijdens het proces de belanghebbenden zoveel mogelijk mee te nemen. Dit zodat een ieder goed om te hoogte is van de situatie.

Integrale aanpak

Bij het verlenen van vergunningen wordt het principe van casemanagement toegepast. Dit betekent dat elke aanvraag een contactpersoon kent die de aanvraag zo integraal mogelijk behandeld. Deze persoon het aanspreekpunt voor de aanvrager.

Waar mogelijk worden initiatieven en handhavingszaken integraal opgepakt en toezicht wordt zo integraal mogelijk uitgevoerd. Dit betekent dat bij het houden van toezicht zoveel mogelijk aspecten in één controle worden meegenomen. Door alle relevante aspecten van een initiatief of probleem in samenhang te bezien en te behandelen. Samenwerking met interne en externe partners is hierbij essentieel.

Vakkundige en betrokken medewerkers

De vergunningverleners hebben de kennis en kunde die benodigd is om het werk goed uit te voeren. Voor verdere ontwikkeling en bijscholing moet ruimte zijn, om deze kennis en kunde op het gewenste (en verplichte) niveau te behouden.

Redeneren vanuit oplossingen

Bij het beoordelen van een aanvraag wordt gezocht naar mogelijkheden om de aangevraagde activiteit te vergunnen. De focus ligt dus niet op de beperkingen die voort kunnen vloeien uit regelgeving, maar juist op het zoeken naar wegen en oplossingen. Rekening houdend met de wensen van aanvrager en de belangen van derden (bijvoorbeeld omwonenden), de activiteit toch mogelijk te maken. Dit neemt uiteraard niet weg dat regelgeving in de weg kan staan aan het toewijzen van de aanvraag.

Gedeelde verantwoordelijkheid

De aanvrager is in de eerste plaats zelf verantwoordelijk voor het (tijdig) indienen van een volledige aanvraag. Ook is de aanvrager zelf verantwoordelijk voor het creëren van draagvlak en acceptatie van het voorgenomen plan bij belanghebbenden, zoals omwonenden. De gemeente wil graag tijdig in gesprek met de aanvrager over de aanvraag, dit zodat dit gelijk zo volledig mogelijk ingediend kan worden. Dit bevordert ook de doorlooptijd van een aanvraag.

3.1. Visie op vergunningverlening

Naast het bovenstaande, gelden voor vergunningverlening (in ieder geval) onderstaande doelen. Welke activiteiten worden uitgevoerd om deze doelen te halen, worden beschreven in het Uitvoeringsprogramma 2019.

  • 1.

    De kwaliteit van dienstverlening naar onze inwoners nog meer verbeteren;

  • 2.

    Kwalitatief goede vergunningen verlenen, binnen de gestelde termijnen;

  • 3.

    Bedrijven en inwoners worden zo spoedig mogelijk op de hoogte gebracht van nieuwe ontwikkelingen;

  • 4.

    Verdere stimulering van keukentafelgesprekken / overleggen met bedrijven en/of inwoners.

3.2. Visie op toezicht en handhaving

De gemeente zet zich in voor een leefbare, veilige en gezonde woon-, werk-, en leefomgeving. Het naleven – en indien nodig handhaven – van regelgeving kan hieraan bijdragen.

Het naleven van regelgeving kan op diverse manieren worden gerealiseerd, bijvoorbeeld door het bevorderen van spontane naleving, naleving door toezicht (uitgewerkt in de toezichtstrategie) en door het opleggen van sancties (uitgewerkt in de sanctiestrategie). Een bestuursorgaan heeft een beginselplicht tot handhaven, maar kan in bepaalde situaties besluiten om niet handhavend op te treden. Wanneer dit aan de orde is, wordt de gedoogstrategie gevolgd.

In het volgende hoofdstuk worden de verschillende strategieën beschreven. Deze strategieën zijn gebaseerd op de eerdergenoemde Toezicht- & Handhavingstrategie Wabo in de provincie Groningen en de LHS. Alvorens daartoe wordt overgegaan, komen de doelen en activiteiten van toezicht en handhaving aan de orde.

Naast deze wettelijke taak, gelden voor vergunningverlening (in ieder geval) onderstaande doelen. Hoe deze doelen behaald worden, wordt beschreven in het Uitvoeringsprogramma 2019.

  • 1.

    Bereiken van naleefgedrag van 100%: meer inzetten op toezicht, minder op handhaving;

  • 2.

    Inwoners / bedrijven zo min mogelijk belasten.

4. Strategieën

4.1. Preventie en naleving

Het voorkomen van overtredingen is een belangrijk aandachtspunt. Door het eigen verantwoordelijkheidsgevoel te vergroten en door goede en duidelijke communicatie (vanuit de gemeente) wordt spontane naleving van de regels bevorderd. De basis van naleving van de regels ligt mede bij de eigen verantwoordelijkheid van de burgers en bedrijven in de gemeente. Het duidelijk maken van bepaalde zaken tijdens de controles en het regelmatig uitvoeren van deze controles draagt hier aan bij.

Om inzicht te krijgen in het naleefgedrag, wordt per controle bijgehouden welke overtredingen zijn geconstateerd en wanneer deze zijn verholpen. De controles en constateringen worden geregistreerd in Digitale Checklisten.

In provincie Groningen zijn de Toezicht- & HandhavingsStrategie Wabo en de Landelijke HandhavingsStrategie vastgesteld. Hierin wordt onder andere gesproken over twee methodieken, de Tafel van elf en de Nalevings- en handhavingspiramide. De Tafel van elf is een opsomming van elf factoren die van belang zijn voor de naleving van regels en is een hulpmiddel bij het programmeren en monitoren van de handhavingsinspanningen.

De Tafel van Elf

De dimensies voor spontane naleving

De handhavingsdimensies

1

Kennis van de regels (bekendheid en duidelijkheid)

6

Meldingskans

2

Kosten en baten

7

Controlekans

3

Mate van acceptatie

8

Detectiekans

4

Normgetrouwheid doelgroep

9

Selectiviteit van toezicht

5

Maatschappelijke controle

10

Sanctie kans

11

Sanctie ernst

De gedachte achter de nalevings- en handhavingspiramide is van belang bij het opstellen van een uitvoeringsprogramma en het optreden volgens de sanctiestrategie.

afbeelding binnen de regeling

In de sanctiestrategie worden de nalevingpiramide en de handhavingspiramide met elkaar verbonden tot een concrete aanpak van bestuursrechtelijk en/of strafrechtelijk sanctioneren: een passende interventie op iedere constatering van een overtreding. Een passende interventie betekent dat de interventie, gezien de verzamelde feiten en de beoordeling van de aard en/of omstandigheden van de overtreding en de overtreder, zo effectief en efficiënt mogelijk leidt tot spoedige beëindiging van de overtreding, naleving waarborgt, herhaling voorkomt en/of straft daar waar dit passend is of noodzakelijk om te zorgen dat de overtreder de regels gaat naleven, dan wel de norm te bevestigen.

4.2. Toezicht

Om de dienstverlening naar de inwoners hoog te houden, wordt het toezicht zo integraal mogelijk uitgevoerd. Dit betekent dat bij het houden van toezicht zoveel mogelijk aspecten in één controle worden meegenomen. Gelet op het feit dat een toezichthouder niet op alle taken bevoegd is op te treden, worden hierbij interne en externe handhavingspartners opgezocht. Hierbij valt te denken aan onderling met de Boa’s, de VeiligheidsRegio Groningen, Politie, Omgevingsdienst Groningen en het Waterschap Hunze en Aa’s.

Op basis van de risicoanalyse (zie hoofdstuk 5 en bijlagen), komen de prioriteiten naar voren voor de verschillende taakvelden (bouw/RO, gebruik, milieu en ruimte). De toezichtstrategie richt zich op de wijze van uitvoeren en de vorm van toezicht. In het Uitvoeringsprogramma wordt dit nader uitgewerkt.

Naast de Tafel van Elf en het de genoemde strategieën, wordt gebruik gemaakt van een prioriteitenmatrix voor toezicht, A t/m G. Deze verdeling wordt al bij het vergunningenproces toegepast zodat toezicht hier goed op kan sluiten. Deze categorieën zijn ook opgenomen in Digitale Checklisten. In bijlage 1 is een uitgebreider overzicht opgenomen. In dit overzicht is tevens de mate van beoordeling van verschillende onderdelen opgenomen.

Categorieën

Bouwwerken

Omgevingsvergunning categorie A

dakkapel, tuinhuisje, carport, schutting, gevelwijziging en daarmee gelijk te stellen bouwwerken o.i.d.

Omgevingsvergunning categorie B

bijbehorend bouwwerk / kleine verbouwing (tot ca. 50m²), mestsilo, (tijdelijke) woonunit

Omgevingsvergunning categorie C

grote verbouwing (constructief), werktuigenberging, opslagloods, kunstwerken (weg- en waterbouw)

Omgevingsvergunning categorie D

nieuwbouw (recreatie)woning, bedrijfsgebouw, winkel, (nieuwbouw)stal, kantoorgebouw

Omgevingsvergunning categorie E

ziekenhuis, zorginstelling, winkelcentrum, appartementencomplex, woongebouw, kantoorcomplex, school

Omgevingsvergunning categorie F

grootschalige uitbreiding, meerdere functies

Omgevingsvergunning categorie G

windturbine, -molen, zonnepark

Toezicht en handhaving eigen bedrijven/instellingen op dezelfde wijze als andere bedrijven

De gemeente zelf heeft ook bedrijven, waarvoor zij bevoegd gezag is. Hierbij valt te denken aan bijvoorbeeld het gemeentehuis, de werkplaats en daarnaast voornamelijk scholen en buurthuizen. Het uitgangspunt is dat eigen bedrijven/instellingen op gelijke wijze worden behandeld als andere bedrijven. Vanwege haar voorbeeldfunctie en de geloofwaardigheid, dienen beheerders van gemeentelijke gebouwen de voorschriften na te leven en bij eventuele constatering van overtredingen deze zo spoedig mogelijk ongedaan te maken.

4.3. Sanctiestrategie

De sanctiestrategie is een uitwerking van de LHS. De LHS heeft tot doel om eenduidigheid te brengen in twee opzichten, te weten:

  • 1.

    dat iedere constatering van een overtreding een passende interventie krijgt; en

  • 2.

    dat het proces om tot een passende interventie te komen overal hetzelfde verloopt.

De kern van de sanctiestrategie wordt gevormd door onderstaande matrix waarin, afhankelijk van

  • de (mogelijke) gevolgen van een overtreding en

  • het gedrag van de overtreder,

de meest geëigende interventies na een constatering van een overtreding worden weergegeven.

afbeelding binnen de regeling

De LHS gaat uit van het principe zo licht mogelijk starten met interveniëren gericht op herstel en het vervolgens snel inzetten van zwaardere interventies als naleving uitblijft. De toezichthouder gebruikt de interventiematrix daarbij als volgt:

  • 1.

    De toezichthouder kijkt naar de interventies in het segment van deze interventiematrix.

  • 2.

    De toezichthouder kiest voor de minst zware (combinatie) van de in het betreffende segment opgenomen interventies, tenzij de toezichthouder motiveert dat een andere (combinatie van) interventie(s) in de betreffende situatie passender is.

Ingeval het opleggen van een last onder dwangsom (LOD) of bestuursdwang (LOB) als geëigend middel wordt gezien, worden in beginsel de volgende stappen doorlopen:

  • 1.

    Constateringsbrief, dat wil zeggen: het bekend maken van de overtreding en de overtreder verzoeken de overtreding binnen de in de brief gestelde termijn ongedaan te maken. Indien niet tijdig hersteld:

  • 2.

    Bestuurlijke waarschuwing, dat wil zeggen: het bekend maken van het voornemen om een LOD of LOB op te leggen met een hersteltermijn en een termijn om zienswijzen in te dienen. Indien niet tijdig hersteld:

  • 3.

    Sanctiebeschikking, dat wil zeggen het opleggen van een LOD of LOB met een hersteltermijn. Indien niet tijdig hersteld:

  • 4.

    Verbeuren en innen dwangsom of uitvoeren bestuursdwang en verhalen van de kosten.

Zoals uit de interventiematrix blijkt, kan in bepaalde gevallen de eerste of tweede stap achterwege blijven. Voor handhaving op bijzondere wetten kan een afwijkende sanctiestrategie gelden dat in een apart beleidsstuk wordt vastgelegd.

4.4. Gedoogstrategie

Op basis van jurisprudentie geldt voor bestuursorganen een beginselplicht tot handhaving. Dit houdt in dat bij overtreding van een wettelijk voorschrift een bestuursorgaan handhavend moet optreden, tenzij zich bijzondere omstandigheden voordoen. In de jurisprudentie worden als bijzondere omstandigheden genoemd:

  • a.

    overgangssituaties (1 concreet zicht op legalisatie, 2 bedrijfsverplaatsingen en 3 experimenten (en andere tijdelijke overtredingen, zie ook c));

  • b.

    overmacht situaties;

  • c.

    situaties waarin handhavend optreden onevenredig is.

Ad a. 1 Concreet zicht op legalisatie; Wanneer er een ontvankelijke vergunningaanvraag of melding is ingediend en het niet onwaarschijnlijk is dat deze zal worden verleend respectievelijk geaccepteerd, is handhaving niet meer op zijn plaats.

Ad a. 2 Bedrijfsverplaatsing en a. 3 experimenten; Indien een illegale situatie op korte termijn zal worden opgelost doordat een bedrijf wordt verplaatst kan gedogen bij niet nijpende situaties een uitkomst bieden. Bij experimenten kan gedogen ook rechtvaardig zijn. Experimenten die mogelijkerwijs een bijdrage kunnen leveren aan het milieu, bijvoorbeeld een nieuwe techniek om geuroverlast te voorkomen, kunnen gedoogwaardig zijn. Dit is wat anders dan concreet zicht op legalisatie, omdat niet zeker is of tot vergunningverlening kan worden overgegaan.

Ad b. Overmacht situaties; Indien sprake is van een ‘overmacht achtige’ situatie, is een overtreding in beginsel gedoogwaardig. Dit geldt natuurlijk niet in het geval dat de overtreder zichzelf in die overmachtssituatie heeft gebracht. Indien er een rechtvaardigingsgrond (bijvoorbeeld overmacht – noodtoestand (de juiste keuze uit twee kwaden)) bestaat, mag geen bestuurlijke sanctie worden opgelegd (artikel 5:5 Algemene wet bestuursrecht).

Ad c. Handhavend optreden is onevenredig; De belangen bij niet-handhaving kunnen zo zwaarwegend zijn dat gedoogd dient te worden. De met handhaving te dienen belangen staan niet in evenredige verhouding met het handhavend optreden. Ook kan het zijn dat de overtreding zo licht is, dat handhaving niet (langer) evenredig is. Als voorbeelden kunnen dienen: overtreding van (zeer) geringe of incidentele aard of wanneer het te beschermen belang beter gediend is bij gedogen dan bij het ongedaan maken van de overtreding.

5. Risicoanalyse en prioriteiten

Zoals eerder vermeld, moet in beginsel tegen iedere overtreding worden opgetreden. Gelet op de beschikbare capaciteit en de omvang en complexiteit van de materie, is het echter niet mogelijk om tegen elke overtreding handhavend op te treden. Dit betekent dat er prioriteiten moeten worden gesteld / keuzes moeten worden gemaakt.

Om prioriteiten te kunnen stellen, zijn de aanwezige risico’s in beeld gebracht. Om de risico’s te bepalen, is de methodiek voor probleemanalyse-prioriteitstelling gebruikt die werkt op basis van het principe ‘risico = kans x effect’. Op basis van het risico wordt de prioriteit bepaald. Het kan echter voorkomen dat bij een thema het effect groot is, terwijl de kans gering is. Ook kan het voorkomen dat het effect klein is, maar dat de kans groot is. In dergelijke gevallen kan worden besloten een hoge(re) prioriteit aan het thema te geven. Ook kan een hoge(re) prioriteit worden gegeven als dit politiek-bestuurlijk wenselijk wordt geacht.

Voor alle taakvelden waarop dit beleidsplan betrekking heeft, is de risicoanalyse uitgevoerd: bouw, gebruik, milieu en ruimte (APV en Bijzondere wetten). De ODG heeft voor de bedrijven in Westerwolde een risicoanalyse gemaakt. Dit onderdeel is daarom niet meegenomen in deze analyse.

Bij alle thema’s is gekeken naar:

  • 1.

    fysieke veiligheid: letsel, al dan niet dodelijk;

  • 2.

    sociale kwaliteit: teruggang van de kwaliteit van het sociaal maatschappelijk leven, in het bijzonder wat betreft het gevoel van veiligheid;

  • 3.

    financieel-economische schade;

  • 4.

    verlies van of schade aan natuurschoon;

  • 5.

    schade aan de (volks-)gezondheid;

  • 6.

    schade aan het bestuurlijke imago/stemmenverlies/bestuurlijk belang.

Het belang of effect kan variëren van heel klein tot heel groot. Bij alle onderdelen is telkens de vraag gesteld ‘wat is het effect als wij niet handhavend optreden tegen een overtreding’ of ‘wat is de kans dat de overtreding voorkomt en welk effect vloeit daaruit voort’? Hierbij is de onderstaande schaal gebruikt:

Effect:

1

Geen of nauwelijks effect: het negatieve effect doet zich niet of nauwelijks voor

2

Klein effect: het negatieve effect doet zich in kleine mate voor

3

Gemiddeld effect: het negatieve effect doet zich gemiddeld voor

4

Groot effect: het negatieve effect doet in grote mate voor

5

Zeer groot effect: het negatieve effect doet zich in zeer grote mate voor

Overtreding:

1

Zeer kleine kans op overtreding (= zeer goed naleefgedrag)

2

Kleine kans op overtreding (= goed naleefgedrag)

3

Gemiddelde kans op overtreding (= middelmatig naleefgedrag)

4

Grote kans op overtreding (= slecht naleefgedrag)

5

Zeer grote kans op overtreding (= zeer slecht naleefgedrag)

Voor het totaal geldt: risico = kans x effect

Hierbij moet de kans dat het voorkomt opgenomen worden en is het effect het gemiddelde van de score die gegeven is aan de zes bovengenoemde onderwerpen. De risicoanalyse is ingevuld vanuit de gemeentelijke visie. Deze is leidend geweest bij het invullen. Bij alle onderdelen die zijn ingevuld, is telkens de vraag gesteld ‘wat is het effect als wij niet handhavend optreden tegen een overtreding’ of ‘wat is de kans dat de overtreding voorkomt en welk effect vloeit daaruit voort’?

Risico

Risico in woorden

Prioriteit

Prioriteit verdeling

1-5

Zeer klein

1

Zeer hoog

6-10

Klein

2

Hoog

11-15

Gemiddeld

3

Gemiddeld

16-20

Groot

4

Laag

21-25

Zeer groot

De risico’s en prioriteiten zijn met de betrokken ambtenaren ingevuld. Bij sommige risico’s is er sprake van een andere vastgestelde prioriteit in plaats van een voorgestelde prioriteit (op basis van de analyse). Dit kan doordat een bepaald thema een lage kans heeft, maar als het zich voordoet dat er grote(re) gevolgen kunnen zijn. De prioriteit is dan hoger vastgesteld (kolom ‘vastgestelde prioriteit’). Andersom kan ook het geval zijn, doordat een thema vaak voorkomt, scoort het hoog, maar het risico is erg laag. Bij sommige thema’s is in dat kader de prioriteit naar boven of naar beneden vastgesteld.

Een ingevulde analyses zijn in de paragrafen hierna te vinden, in de bijlagen zijn de volledige risicoanalyses opgenomen. Hierin is ook de verdeling van de verschillende thema’s (veiligheid, gezondheid etc.) te vinden en wordt duidelijk(er) waardoor een bepaald risico en bepaalde prioriteit gegeven is.

5.1. APV en bijzonder wetten

afbeelding binnen de regeling

Zeer hoge prioriteit:

Bij een hoge prioriteit zal actief handhavend worden opgetreden. Met grote regelmaat controleren en waar nodig overgaan op handhaven. Een goede naleving van de regels betekent niet altijd dat er geen groot risico aanwezig kan zijn. Toezicht en handhaving vinden plaats op basis van de verleende vergunningen en signalen / klachten. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Dumpen van afval.

Hoge prioriteit:

Als het risico beperkt / klein is, maar de naleving scoort hoog / hoger, dan valt het onder prioriteit 2. Aan de hand van de verleende vergunningen / ingediende meldingen worden er controles uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Ontheffing carbid schieten en vuur te stoken;

  • -

    Overlast honden, jeugd en drugs.

Gemiddelde prioriteit:

Het effect (risico) is gemiddeld en de naleving van de regels is redelijk hoog. Toezicht en handhaving kunnen op basis van signalen en steekproeven / vrij veld toezicht plaatsvinden. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Overlast van hondenpoep;

  • -

    Illegaal crossen;

  • -

    Te ver terugsnoeien van een boom (vernieling).

Lage prioriteit:

Het effect (risico) is laag en de naleving is over het algemeen hoog. Toezicht en handhaving kunnen op basis van signalen en steekproeven plaatsvinden. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Melding klein evenement;

  • -

    Reclame en spandoeken plaatsen;

  • -

    Parkeren.

5.2. Bouw en Ruimtelijke Ordening

afbeelding binnen de regeling

Zeer hoge prioriteit:

Bij een hoge prioriteit zal actief handhavend worden opgetreden. Met grote regelmaat controleren en waar nodig overgaan op handhaven. Een goede naleving van de regels betekent niet altijd dat er geen groot risico aanwezig kan zijn. Toezicht en handhaving vinden plaats op basis van de verleende vergunningen en signalen / klachten. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Omgevingsvergunningen voor grootschalige uitbreidingen of meerdere functies;

  • -

    Illegaal gebruik;

  • -

    Sloopmelding, toezicht en calamiteiten met asbest;

  • -

    Omgevingsvergunningen voor complexe gebouwen.

Hoge prioriteit:

Als het risico beperkt / klein is, maar de naleving scoort hoog / hoger, dan valt het onder prioriteit 2. Aan de hand van de verleende vergunningen / ingediende meldingen worden er controles uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Handelen in strijd met regels van Ruimtelijke Ordening (uitgebreid);

  • -

    Brandveilig gebruik.

Gemiddelde prioriteit:

Het effect (risico) is gemiddeld en de naleving van de regels is redelijk hoog. Toezicht en handhaving kunnen op basis van signalen en steekproeven / vrij veld toezicht plaatsvinden. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Omgevingsvergunning grote verbouwing, tijdelijke vergunning;

  • -

    Illegale bouwwerken;

  • -

    Handelen in strijd met regels van Ruimtelijke Ordening (kruimelgevallen).

Lage prioriteit:

Het effect (risico) is laag en de naleving is over het algemeen hoog. Toezicht en handhaving kunnen op basis van signalen en steekproeven plaatsvinden. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Omgevingsvergunning uitweg/inrit;

  • -

    Toezicht op kleine verbouwingen, overige bouwwerken;

  • -

    Melding brandveilig gebruik.

5.3. Brandveiligheid

afbeelding binnen de regeling

Zeer hoge prioriteit:

Bij een hoge prioriteit zal actief handhavend worden opgetreden. Met grote regelmaat controleren en waar nodig overgaan op handhaven. Een goede naleving van de regels betekent niet altijd dat er geen groot risico aanwezig kan zijn. Toezicht en handhaving vinden plaats op basis van de verleende vergunningen en signalen / klachten. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Handhaving op brandveilig gebruik.

Hoge prioriteit:

Als het risico beperkt / klein is, maar de naleving scoort hoog / hoger, dan valt het onder prioriteit 2. Aan de hand van de verleende vergunningen / ingediende meldingen worden er controles uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Toezicht op brandveilig gebruik.

Gemiddelde prioriteit:

Het effect (risico) is gemiddeld en de naleving van de regels is redelijk hoog. Toezicht en handhaving kunnen op basis van signalen en steekproeven / vrij veld toezicht plaatsvinden. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Vergunning brandveilig gebruik.

Lage prioriteit:

Het effect (risico) is laag en de naleving is over het algemeen hoog. Toezicht en handhaving kunnen op basis van signalen en steekproeven plaatsvinden. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Melding brandveilig gebruik.

5.4. Milieu

afbeelding binnen de regeling

Zeer hoge prioriteit:

Bij een hoge prioriteit zal actief handhavend worden opgetreden. Met grote regelmaat controleren en waar nodig overgaan op handhaven. Een goede naleving van de regels betekent niet altijd dat er geen groot risico aanwezig kan zijn. Toezicht en handhaving vinden plaats op basis van de verleende vergunningen en signalen / klachten. Deze taken maken onderdeel uit van de risicoanalyse die opgesteld wordt door de Provincie in samenwerking met de gemeenten. Deze wordt in 2019/2020 verwacht en geldt dan voor de basis en deels voor de milieutaken die (verplicht) zijn onder gebracht bij de Omgevingsdienst Groningen.

Hoge prioriteit:

Als het risico beperkt / klein is, maar de naleving scoort hoog / hoger, dan valt het onder prioriteit 2. Aan de hand van de verleende vergunningen / ingediende meldingen worden er controles uitgevoerd. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Tankstations LPG;

  • -

    Intensieve veehouderijen.

Gemiddelde prioriteit:

Het effect (risico) is gemiddeld en de naleving van de regels is redelijk hoog. Toezicht en handhaving kunnen op basis van signalen en steekproeven / vrij veld toezicht plaatsvinden. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Veehouderijen;

  • -

    Mestopslagen;

  • -

    Afval.

Lage prioriteit:

Het effect (risico) is laag en de naleving is over het algemeen hoog. Toezicht en handhaving kunnen op basis van signalen en steekproeven plaatsvinden. Dit geldt onder andere voor:

  • -

    Kledinginzameling;

  • -

    Detailhandel;

  • -

    Transport.

6. Monitoring en evaluatie

6.1. Inleiding

In hoofdstuk 1 gaven we aan dat monitoring en evaluatie onderdeel uitmaken van de beleidscyclus zoals deze is vastgelegd in de Big 8. De procescriteria geven een verdere invulling aan de onderwerpen waarop monitoring en evaluatie dienen plaats te vinden. Inzicht in deze gegevens is nodig om te zien in welke mate en op welke wijze de gestelde doelen worden bereikt. Hieronder wordt daar nader op ingegaan.

Voor de basis- en milieutaken die bij de ODG zijn ondergebracht, blijft de gemeente bevoegd gezag. Door de rapportages die de ODG voor de gemeente opstelt, kan – indien nodig – tijdig worden bijgestuurd en kunnen buitensporigheden tijdig worden opgemerkt. Tevens heeft de regisseur van de gemeente regulier overleg met de accountmanager van de ODG en wanneer er tussendoor iets speelt, dan stellen gemeente en ODG elkaar op de hoogte.

6.2. Monitoring

Gedurende de uitvoering van het beleidsplan door middel van jaarlijkse Uitvoeringsprogramma’s vindt monitoring plaats van de onderwerpen die hierin zijn geregeld. Door een goede registratie bij te houden in Join en door checklisten te gebruiken in Digitale Checklisten, kan de monitoring goed plaatsvinden Het monitoren hiervan is bijvoorbeeld belangrijk om lopende het jaar – indien nodig – te kunnen bijsturen, om te controleren of gehandeld wordt in overeenstemming met de vastgestelde (beleids)kaders en om gegevens te verzamelen voor de evaluatie. De verzamelde gegevens worden daarnaast gebruikt als input voor het uitvoeringsprogramma voor het volgende jaar en kunnen aanleiding zijn om het beleidsplan aan te passen.

6.3. Evaluatie

Na afloop van elk kalenderjaar wordt het Uitvoeringsprogramma geëvalueerd. Deze evaluatie wordt opgenomen in het Jaarverslag. Op basis van deze evaluatie kunnen conclusies worden getrokken over het opgestelde beleid en de uitvoering daarvan. Zijn de juiste doelen gesteld? Moet de aandacht worden verschoven naar een ander beleidsveld? Moet er op een andere wijze toezicht worden gehouden? Deze en andere vragen worden in de evaluatie beantwoord. De evaluatie kan leiden tot aanpassing van het beleid en is input voor het opstellen van het uitvoeringsprogramma voor het nieuwe kalenderjaar.

Ondertekening