Regeling vervallen per 22-12-2015

Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Woerden 2011

Geldend van 18-03-2014 t/m 01-05-2015

De raad van de gemeente Woerden,  

gelezen het voorstel d.d. 10 mei 2011 van burgemeester en wethouders van;  

gelet op het bepaalde in de Gemeentewet;  

besluit;  

vast te stellen de "Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Woerden 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. openbare plaats: een voor het publiek toegankelijke plaats, waaronder begrepen de weg als bedoeld onder b;

b. weg: weg, als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 ;

c. openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

d. bebouwde kom: de bebouwde kom of kommen waarvan gedeputeerde staten de grenzen hebben vastgesteld overeenkomstig artikel 27, tweede lid, van de Wegenwet.

e. rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

f. bouwwerk: bouwwerk als bedoeld in artikel 1 van de Bouwverordening.

g. gebouw: gebouw als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet ;

h. handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

i. bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht .

Artikel 1:2 Beslistermijn

1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.

2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

3. Het bevoegd bestuursorgaan beslist op een aanvraag zoals bedoeld in artikel 2:28 binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

4. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, artikel 2:11, artikel 2:12 of artikel 4:15.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag

1. Indien een aanvraag voor een vergunning of ontheffing wordt ingediend minder dan drie weken vóór het tijdstip waarop de aanvrager de vergunning of ontheffing nodig heeft, kan het bestuursorgaan besluiten de aanvraag niet te behandelen.

2. Voor bepaalde, door het bestuursorgaan aan te wijzen, vergunningen of ontheffingen kan de in het eerste lid genoemde termijn worden verlengd tot ten hoogste acht weken.

3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid geldt niet voor de aanvraag van een vergunning als bedoeld in artikel 2:10, 2:11, 2:12 en 4:15.

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

1. De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden.

2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor de vergunningen als bedoeld in artikel 2:10, artikel 2:11, artikel 2:12 en artikel 4:15.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

a. indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b. indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

c. indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

d. indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

e. in afwijking van het gestelde onder d indien van de vergunning als bedoeld in artikel 2:10, artikel 2:11, artikel 2:12 of artikel 4:15 niet binnen drie jaar gebruik is gemaakt;

f. indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

a. de openbare orde;

b. de openbare veiligheid;

c. de volksgezondheid;

d. de bescherming van het milieu

Artikel 1:9

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is van toepassing voor de volgende artikelen in deze verordening:

- Artikel 2:9: Ontheffing van het verbod optreden als straatartiest;

- Artikel 5:23: Vergunning organisatie snuffelmarkt.

Artikel 1:10

Paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig

beslissen) is niet van toepassing op de volgende artikelen in deze verordening:

- Artikel 2:10A: Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie van de weg;

- Artikel: 2:25 Vergunning evenementen;

- Artikel 2:28 Exploitatievergunning horeca;

- Artikel 2:39: Exploitatievergunning speelgelegenheid;

- Artikel 3:4: Vergunning seksinrichting;

- Artikel 4:15: Vergunningsplicht handelsreclame

- Artikel 4:18: Ontheffing van het verbod tot recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen;

Artikel 2:45: Betreden van plantsoenen e.d.

Artikel 5:11: Aantasting groenvoorziening door voertuigen

Hoofdstuk 2 Openbare orde

Afdeling 1 Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.

2. Hij die op een openbare plaats aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, of hij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan, dan wel zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing, is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.

4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

5. Het bepaalde in de voorgaande leden geldt niet voor betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties .

Afdeling 2 Betoging

Artikel 2:2 Optochten

(gereserveerd)

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

1. Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

2. De kennisgeving bevat:

a. naam en adres van degene die de betoging houdt;

b. het doel van de betoging;

c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

d. de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

e. voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

3. Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk 12.00 uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag.

5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen.

Artikel 2:4 Afwijking termijn

(gereserveerd; opgenomen in artikel 2:3)

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens

(gereserveerd; opgenomen in artikel 2:3)

Afdeling 3 Verspreiden van gedrukte stukken

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

(gereserveerd)

Afdeling 4 Vertoningen e.d. op de weg

Artikel 2:7 Feest, muziek en wedstrijd e.d.

(gereserveerd)

Artikel 2:8 Dienstverlening

(gereserveerd)

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.

1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

2. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

Afdeling 5 Bruikbaarheid en aanzien van de weg

Artikel 2:10A Vergunning voor het plaatsen van voorwerpen op openbare plaatsen in strijd met de publieke functie van de openbare plaats

1. Het is verboden zonder voorafgaande vergunning van het bevoegd gezag de openbare plaats anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan. Het verbod geldt niet voor uitstallingen, mits gelegen in door het college in het reclamebeleid aangewezen gebieden en mits voldaan wordt aan de door het college gestelde regels ten aanzien van uitstallingen.

2. Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:

a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de openbare plaats, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de openbare plaats of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de openbare plaats;

b. indien het beoogde gebruik hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers

van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak.

Artikel 2:10B Afbakeningsbepalingen en uitzonderingen

1. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor:

a. evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

b. terrassen als bedoeld in artikel 2:29, derde lid;

c. standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18.

2. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt tevens niet voor voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

3. a. Het verbod in het eerste lid van het vorige artikel geldt niet voor zover in het

daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

b. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder a, van het vorige artikel geldt

niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5

van de Wegenverkeerswet.

c. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder b,van het vorige artikel geldt

niet voor bouwwerken;

d. De weigeringsgrond van het tweede lid, onder c, van het vorige artikel geldt

niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet

milieubeheer.

Artikel 2:10C Vrij te stellen categorieën

Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen waarvoor het verbod in het eerste lid van artikel A niet geldt.

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

2. De vergunning wordt verleend

a. als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit;

b. door het college in de overige gevallen.

3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor overheden bij het uitvoeren van hun publieke taak.

4. Het verbod geldt voorts niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, het Provinciaal wegenreglement, de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:

a. de bruikbaarheid van de weg zodat geen openbare parkeerplaats verloren gaat;

b. het veilig en doelmatig gebruik van de weg, zodat de verkeersveiligheid niet in gevaar wordt gebracht;

c. de bescherming van het uiterlijk aanzien van de gemeente

d. de bescherming van de groenvoorzieningen, zodat er geen inrit wordt toegestaan als het ten koste gaat van openbaar groen.

3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daar geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of het Provinciaal wegenreglement Provincie.

Afdeling 6 Veiligheid op de weg

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid

(gereserveerd)

Artikel 2:14 Winkelwagentjes

(gereserveerd)

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of daaraan op andere wijze hinder of gevaar oplevert.

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.

Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.

(gereserveerd)

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

(gereserveerd)

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp

(gereserveerd)

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen

(gereserveerd)

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk, vanwege en overeenkomstig de aanwijzingen van het college, voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het openbaar verkeer, nutsvoorzieningen of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.

2. Het college maakt tevoren aan de rechthebbende als bedoeld in het eerste lid zijn besluit bekend over te gaan tot het doen aanbrengen of wijzigen van een voorwerp, bord of voorziening als bedoeld in het eerste lid.

3. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht van toepassing is.

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

(gereserveerd)

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

(gereserveerd)

Afdeling 7 Evenementen

Artikel 2:24 Begripsbepaling

1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

a. bioscoopvoorstellingen;

b. markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

c. kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen ;

d. het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

e. betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

f. activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

2. Onder evenement wordt mede verstaan:

a. een herdenkingsplechtigheid;

b. een braderie;

c. een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

d. een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

e. een straatfeest of buurtbarbecue.

Artikel 2:25 Evenement

1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

2. Naast de weigeringgronden genoemd in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd, indien:

a. onevenredig veel beslag wordt gelegd op de hulpdiensten of de gemeentelijke diensten;

b.de aard van het evenement zich niet verdraagt met het karakter of de bestemming van de gevraagde locatie.

3. Geen vergunning is vereist voor een eendaags evenement indien:

a. het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 100 personen;

b. het evenement tussen 8.00 en 23.00 uur plaats vindt en op zondag tussen 13.00 en 20.00 uur;

c. geen muziek ten gehore wordt gebracht voor 08.00 uur of na 23.00 uur en op zondag tussen 13.00 en 22.00 uur;

d. het evenement geen belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

e. slechts kleine objecten worden geplaatst met een oppervlakte van minder dan 10 m² per object;

f. er een aanwijsbare organisator is;

g. de organisator binnen tien werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de burgemeester met een door de burgemeester vastgesteld meldingsformulier.

h. indien binnen vijf werkdagen na ontvangst van het meldingsformulier door de burgemeester geen tegenbericht is verzonden kan het in dit lid genoemde evenement zoals gemeld plaatsvinden.

4. De burgemeester kan binnen vijf dagen na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het derde lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

5. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994 .

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven

Artikel 2:27 Begripsbepaling

1. Onder horecabedrijf worden in deze afdeling verstaan: een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis, clubhuis of daaraan verwante inrichting waar tegen vergoeding logies wordt verstrekt, dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden bereid of verstrekt.

2. Onder horecabedrijf als bedoeld in het eerste lid wordt mede verstaan een bij deze inrichting behorend terras en de andere aanhorigheden.

3. Onder paracommercieel horecabedrijf wordt in deze afdeling verstaan: een horecabedrijf als bedoeld in artikel 4 van de Drank- en horecawet.

4. Een terras in de zin van deze afdeling is een buiten de besloten ruimte van de inrichting liggend deel van het horecabedrijf waar sta- en zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

5. Onder houder wordt in deze afdeling verstaan: degene die een horecabedrijf exploiteert op grond van het bepaalde in artikel 2:28

6. Deze afdeling verstaat niet onder bezoekers:

a. De gezinsleden van de houder, alsmede zijn elders wonende bloed- en aanverwanten, in de rechte lijn onbeperkt, in de zijlijn tot en met de derde graad;

b. De personen die voorkomen in het register als bedoeld in artikelen 438 van het Wetboek van Strafrecht, alsmede personen bedoeld in artikel 438, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht;

c. De personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 2:28 Exploitatievergunning

1. Het is verboden een horecabedrijf te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

2. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor een hotel, pension, restaurant, ijssalon, tearoom verbonden aan een bakkerij en een paracommercieel horecabedrijf.

3. De burgemeester weigert de vergunning als bedoeld in het eerste lid indien de vestiging of de exploitatie van het horecabedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

4. De burgemeester kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid geheel of gedeeltelijk weigeren, indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van dit bedrijf en/of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de aanwezigheid van het horecabedrijf.

5. Bij de toepassing van de in het vorige lid genoemde weigeringsgrond houdt de burgemeester rekening met het karakter van de straat en de wijk, waarin het bedrijf is gelegen, de aard van het bedrijf en de spanning, waaraan het woonmilieu ter plaatse reeds blootstaat of bloot zal komen te staan door de exploitatie van het horecabedrijf.

6. De exploitatie van een horecabedrijf moet zodanig geschieden dat daardoor de woon- en leefsituatie in de omgeving van de horeca-inrichting of de openbare weg niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed.

Artikel 2:29 Terras

1. Het is paracommerciële horecabedrijven toegestaan zonder vergunning een terras in te richten.

2.Commerciële horecabedrijven zonder exploitatievergunning mogen zonder vergunning een terras inrichten, indien zich dit op eigen terrein bevindt. Voor een terras op de openbare weg is een vergunning nodig als bedoeld in artikel 2:10A.

3. Voor commerciële horecabedrijven die wel over een exploitatievergunning dienen te beschikken, worden voorschriften ten aanzien van een terras opgenomen in die exploitatievergunning. In afwijking van het bepaalde in artikel 2:10 beslist de burgemeester in dat geval. De weigeringsgronden als bedoeld in artikel 2:10, vijfde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

4. Een terras mag geopend zijn van maandag tot en met zaterdag van 09.00 tot 23.30 uur en op zondag van 12.00 tot 22.30 uur. De burgemeester kan hiervan in geval van bijzondere omstandigheden afwijken.

5. Het bepaalde in het derde lid geldt niet, voor zover de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement van toepassing is.

Artikel 2:30 Sluitingstijden

1. De burgemeester is bevoegd in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid voor een horecabedrijf een sluitingstijdstip vast te stellen.

2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 2:31 Sluitingstijden; tijdelijke sluiting

1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid, of in geval van bijzondere omstandigheden, te zijner beoordeling, voor een of meer horecabedrijven tijdelijk sluitingsuren vaststellen of tijdelijk algehele sluiting van een of meer horecabedrijven bevelen.

2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 13b van de Opiumwet van toepassing is.

Artikel 2:32 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf

Het is bezoekers van een horecabedrijf verboden gedurende de tijd dat deze inrichting krachtens artikel 2:30 of ingevolge een op grond van artikel 2:31 genomen besluit gesloten dient te zijn, zich daarin of aldaar te bevinden.

Artikel 2:33 Ordeverstoring

Het is verboden in een horecabedrijf de orde te verstoren.

Artikel 2:34 Het college als bevoegd orgaan

(gereserveerd)

Afdeling 8A Bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet

Artikel 2:34a Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder:

- alcoholhoudende drank,

- horecabedrijf,

- horecalocaliteit,

- inrichting,

- paracommerciële rechtspersoon,

- sterke drank,

- slijtersbedrijf en

- zwak-alcoholhoudende drank,

dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.

Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen

1. Een paracommercieel rechtspersoon kan alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken bij een activiteit die wordt uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon en binnen de volgende tijden: 

a. maandag tot en met donderdag vanaf 12.00 uur tot 24.00 uur;

b. vrijdag vanaf 12.00 uur tot 01:00 uur;

c. zaterdag en zondag vanaf 12.00 uur tot 01:00 uur.

Het bestuursreglement voor verenigingen blijft overigens wel een verplichting bij de aanvraag van een drank en horeca vergunning en is hier tevens aan gekoppeld. In het reglement dient in elk geval te worden vastgelegd welke normen het bestuur stelt aan de voorlichtingsinstructie die de barvrijwilligers krijgen en hoe wordt toegezien op naleving van het reglement, tevens dienen verenigingen binnen de in dit artikel gestelde kaders zelf beperktere open- en sluitingstijden aan te geven. Deze open- en sluitingstijden zijn dan geldend en handhaafbaar.

2. Een paracommercieel rechtspersoon kan alcoholhoudende drank verstrekken tijdens per jaar ten hoogste 5 bijeenkomsten die niet worden uitgeoefend in verband met de statutaire doelen van de rechtspersoon. Dit kunnen uitsluitend bijeenkomsten zijn die:

a. van persoonlijke aard zijn;

b. gericht zijn op personen die niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

3. Een paracommercieel rechtspersoon doet uiterlijk 14 dagen voor een bijeenkomst als bedoeld in het tweede lid, onder b, hiervan melding aan de burgemeester.

Artikel 2:34c Beperkingen voor horecabedrijven

1. Het is verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet, sterke drank te verstrekken in inrichtingen van de volgende aard:

a. een horecalokaliteit van een paracommerciële rechtspersoon;

b. een snackbar.

2. De burgemeester kan in het belang van de handhaving van de openbare orde, de veiligheid, de zedelijkheid of de volksgezondheid aan een vergunning als bedoeld in artikel 3 van de Drank en Horecawet voorschriften verbinden en de vergunning beperken tot het verstrekken van zwak-alcoholhoudende drank.

Artikel 2:34d - Verbod happy hours horecabedrijven en prijsacties detailhandel en slijtersbedrijven

1. Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken te verstrekken voor gebruik ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van 24 uur of korter lager is dan 60% van de prijs die in de desbetreffende horecalokaliteit of op het desbetreffende terras gewoonlijk wordt gevraagd.

2. Ter bescherming van de volksgezondheid en in het belang van de openbare orde is het verboden bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken aan te bieden voor gebruik elders dan ter plaatse tegen een prijs die voor een periode van één week of korter lager is dan 60% van de prijs die in het betreffende verkooppunt gewoonlijk wordt gevraagd.

Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden

Afdeling 11 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

4. De burgemeester is bevoegd van de in het eerste en tweede lid bedoelde verboden ontheffing te verlenen.

Artikel 2:42 Plakken en kladden

1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

a. een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

b. met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor bet aanbrengen van handelsreclame.

6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.

1. Het is verboden op een openbare plaats of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap

2. Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

1. Her is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

2. Het verbod is niet van toepassing indien de genoemde gereedschappen, voorwerpen of middelen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor de in het eerste lid bedoelde handelingen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

Het is aan degene die daartoe niet bevoegd is verboden zonder ontheffing van het college zich te bevinden in of op bij de gemeente in onderhoud zijnde parken, wandelplaatsen, plantsoenen, groenstroken of grasperken, buiten de daarin gelegen wegen of paden.

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

(gereserveerd)

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden zich op een openbare plaats op te houden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling, af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

1. Het is verboden op ren openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

2. Het bepaalde in liet eerste lid geldt niet voor:

a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet ;

b. de plaats niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet .

Artikel 2:48A Openlijk drugsgebruik

(ingetrokken)

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen

1. Het is verboden:

a. zich zonder redelijk doel in een portiek of poort op te houden;

b. zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw te zitten of te liggen.

2. Het is aan anderen dan bewoners of gebruikers van flatgebouwen, appartementsgebouwen en soortgelijke meergezinshuizen en van gebouwen die voor publiek toegankelijk zijn, verboden zich zonder redelijk doel te bevinden in een voor gemeenschappelijk gebruik bestemde ruimte van zo'n gebouw.

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 2:50A Gebiedsontzegging

1. De burgemeester kan degene die, hetzij alleen, hetzij in groepsverband, de openbare orde ernstig verstoort door het plegen van strafbare feiten, of anderszins personen lastig valt of schade toebrengt uit het oogpunt van openbare orde het bevel geven zich te verwijderen en zich verwijderd te houden van of uit een door de burgemeester bij bevel plaats of gebied gedurende de tijd bij het bevel genoemd.

2. Het is verboden zich in het gebied te bevinden in strijd met een krachtens het eerste lid gegeven bevel.

3. Het in het eerste lid bedoelde bevel geldt niet voor zover de persoon tot wie het bevel is gericht:

a. in het gebied blijkens opgave in het persoonsregister van de gemeente woonachtig is of

b. aannemelijk maakt dat hij op de plaats in het gebied werkzaam is, of

c. anderszins aannemelijk maakt dat hij een zwaarwegend belang heeft zich in dat gebied op te houden.

4. De burgemeester bepaalt de plaats of het gebied waarvoor een gebiedsontzegging bij bevel opgelegd kan worden.

Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

(gereserveerd)

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Het is verboden gedurende de markt of een evenement zich met een fiets of bromfiets te bevinden op het terrein waar deze markt of dit evenement gehouden wordt.

Artikel 2:53 Bespieden van personen

(gereserveerd)

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur

(gereserveerd)

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren

(gereserveerd)

Artikel 2:56 Alarminstallaties

(gereserveerd)

Artikel 2:57 Loslopende honden

1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

a. binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zonder dat die hond aangelijnd is;

b. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college

aangewezen plaats;

2. Het verbod genoemd in het eerste lid onder a geldt niet op door het college aangewezen plaatsen.

3. De verboden genoemd in het eerste lid gelden niet voor zover de eigenaar of houder van een hond zich vanwege zijn handicap laat begeleiden door een geleidehond of hulphond die aantoonbaar als zodanig gekwalificeerd is of als een eigenaar of houder van een hond deze aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of hulphond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

1. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.

2. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

3. De in het eerste lid gestelde verplichting geldt niet voor degene die zich vanwege zijn handicap laat begeleiden door een geleidehond of hulphond die aantoonbaar als zodanig gekwalificeerd is, of degene die aantoonbaar gekwalificeerd is voor het opleiden van de hond tot geleidehond of hulphond.

4. De strafbaarheid wegens overtreding van de in het eerste lid gestelde verplichting wordt opgeheven, indien de eigenaar of houder van de hond de uitwerpselen met een doeltreffende hulpmiddel onmiddellijk verwijdert en in de daarvoor bestemde afvalbakken stopt of mee naar huis neemt.

5. De eigenaar of houder van de hond is verplicht, indien hij zich op een openbare plaats bevindt, een doeltreffend hulpmiddel bij zich te hebben dat geschikt is voor opruimen van de uitwerpselen van de hond.

6. De eigenaar of houder van de hond die zich met die hond op een openbare plaats bevindt, is verplicht dit doeltreffende hulpmiddel op eerste vordering van een toezichthoudend ambtenaar te laten zien.

7. Het is verboden uitwerpselen al dan niet rechtstreeks te verwijderen via het riool.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

a. anders dan kort aangelijnd nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijngebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt;

b. anders dan kort aangelijnd en voorzien van een muilkorf nadat het college aan de eigenaar of de houder heeft bekendgemaakt dat het die hond gevaarlijk of hinderlijk acht en een aanlijn en muilkorfgebod in verband met het gedrag van die hond noodzakelijk vindt.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 2:57, eerste lid onder c, geldt voor het bepaalde in het eerste lid bovendien dat de hond voorzien moet zijn van een optisch leesbaar, niet- verwijderbaar

identificatiekenmerk in het oor of de buikwand.

3. In het eerste lid wordt verstaan onder kort aanlijnen: aanlijnen van een hond met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, die niet langer is dan 1,50 meter.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren

1. Het is ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden op door het college aangewezen plaatsen buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer daarbij aangeduide dieren:

a. aanwezig te hebben, of

b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of

c. aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

2. Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven.

3. Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Artikel 2:61 Wilde dieren

(gereserveerd)

Artikel 2:62 Loslopend vee

(gereserveerd)

Artikel 2:63 Duiven

(gereserveerd)

Artikel 2:64 Bijen

(gereserveerd)

Artikel 2:65 Bedelarij

Het is verboden op of aan de weg of in een voor het publiek toegankelijk gebouw te bedelen om geld of andere zaken.

Afdeling 12 Bepalingen ter bestrijding van heling van goederen

Artikel 2:66 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: de handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht .

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en een door of namens de burgemeester gewaarmerkt register en daarin vermeldt hij onverwijld:

a. het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

b. de datum van verkoop of overdracht van het goed;

c. een omschrijving van het goed, daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

d. de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed;

e. de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

2. De burgemeester is bevoegd vrijstelling te verlenen van deze verplichtingen.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

a. de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

1° dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

2° van een verandering van de onder a, sub l°, bedoelde adressen;

3° als hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

4° dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

d. een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen

(gereserveerd)

Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven

1. Het is de houder van een horecabedrijf verboden toe te laten dat een handelaar of een voor hem handelend persoon in die inrichting enig voorwerp verwerft, verkoopt of op enige andere wijze overdraagt.

2. In dit artikel wordt verstaan onder:

a. horecabedrijf: het bedrijf als bedoeld in artikel 2:27

b. houder: de houder als bedoeld in artikel 2:27

Afdeling 13 Vuurwerk

Artikel 2:71 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder consumentenvuurwerk: Consumentenvuurwerk waarop het Besluit van 22 januari 2002, houdende nieuwe regels met betrekking tot consumenten- en professioneel vuurwerk

(Vuurwerkbesluit ) van toepassing is.

Artikel 2:72 Ter beschikking stellen van consumentenvuurwerk tijdens de verkoopdagen

Het is verboden in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf consumentenvuurwerk ter beschikking te stellen dan wel voor het ter beschikking stellen aanwezig te houden, zonder een vergunning van het college van de gemeente waar het bedrijf is of zal worden gevestigd.

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling

1. Het is verboden consumentenvuurwerk te bezigen op een door het college in het belang van de voorkoming van gevaar, schade of overlast aangewezen plaats.

2. Het is verboden consumentenvuurwerk op een openbare plaats te bezigen als dat gevaar, schade of overlast kan veroorzaken.

3. De in het eerste en tweede lid gestelde verboden gelden niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1, van het Wetboek van Strafrecht .

Afdeling 14 Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet , of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Afdeling 15 Bestuurlijke ophouding, veiligheidsrisicogebieden en cameratoezicht op openbare plaatsen

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 154a van de Gemeentewet besluiten tot het tijdelijk doen ophouden van door hem aangewezen groepen van personen op een door hem aangewezen plaats indien deze personen het bepaalde in de Algemene plaatselijke verordening groepsgewijs niet naleven.

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

(gereserveerd)

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.

Afdeling 1 Begripsbepalingen

Artikel 3:1 Begripsbepalingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a. prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

b. prostituee: degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

c. seksinrichting: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

d. escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend;

e. sekswinkel: de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin hoofdzakelijk goederen van erotisch pornografische aard aan particulieren plegen te worden verkocht of verhuurd;

f. exploitant: de natuurlijke persoon of personen of rechtspersoon of rechtspersonen die een seksinrichting of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

g. beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent in een seksinrichting of escortbedrijf;

h. bezoeker: degene die aanwezig is in een seksinrichting, met uitzondering van:

1. de exploitant;

2. de beheerder;

3. de prostituee;

4. het personeel dat in de seksinrichting werkzaam is;

5. toezichthouders die zijn aangewezen op grond van artikel 6.2;

6. andere personen wier aanwezigheid in de seksinrichting wegens dringende redenen noodzakelijk is.

Artikel 3:2 Bevoegd bestuursorgaan

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder bevoegd bestuursorgaan: het college of, voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Artikel 3:3 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3:13 genoemde belangen, kan het college over de uitoefening van de bevoegdheden in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Afdeling 2 Seksinrichtingen, straatprostitutie, sekswinkels en dergelijke

Artikel 3:4 Seksinrichting

1. Het is verboden een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan.

2. In de aanvraag om vergunning en in de vergunning wordt in ieder geval vermeld:

a. de persoonsgegevens van de exploitant;

b. de persoonsgegevens van de beheerder;

c. het aantal werkzame prostituees;

d. de aard van de seksinrichting of het escortbedrijf;

e. de plaatselijke kadastrale ligging van de seksinrichting door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;

f. de plattegrond van de seksinrichting door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;

g. bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; en

h. bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor de seksinrichting.

Artikel 3:5 Gedragseisen exploitant en beheerder

1. De exploitant en de beheerder:

a. staan niet onder curatele en zijn niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

b. zijn niet in enig opzicht van slecht levensgedrag; en

c. hebben de leeftijd van éénentwintig jaar bereikt.

2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, zijn de exploitant en de beheerder niet:

a. met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

b. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

c. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van 453 euro of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

3. bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

a. de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a, 252, 300 tot en met 303, 416, 417, 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

b. de artikelen 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jº, artikel 8 of jº artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

c. de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

d. de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

e. de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

4. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

a. een vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan 340 euro bedraagt;

b. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

5. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

a. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

b. bij de intrekking van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van de intrekking va n deze vergunning.

6. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een seksinrichting of escortbedrijf die voor ten minste één maand door het bevoegde bestuursorgaan is gesloten, of waarvan de vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem ter zake geen verwijt treft.

Artikel 3:6 Sluitingstijden

1. Het bevoegd gezag kan, in het belang van de openbare orde, veiligheid, zedelijkheid of gezondheid sluitingstijden voor een seksinrichting vaststellen.

2. Het bevoegd orgaan kan door middel van een voorschrift als bedoeld in artikel 1:4 voor een afzonderlijke seksinrichting andere sluitingstijden vaststellen.

3. Het is bezoekers van een seksinrichting verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die seksinrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:7, eerste lid, gesloten dient te zijn.

4. Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften van toepassing zijn.

Artikel 3:7 Tijdelijke afwijking sluitingsuur; (tijdelijke) sluiting

1. Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen of in geval van strijdigheid met de bepalingen in dit hoofdstuk kan het bevoegd bestuursorgaan:

2. tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:6, eerste of tweede lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

3. van een afzonderlijke seksinrichting al dan niet tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3:8 Aanwezigheid van en toezicht door exploitant en beheerder

1. Het is verboden een seksinrichting voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in de seksinrichting aanwezig is.

2. De exploitant en de beheerder zien er voortdurend op toe dat in de seksinrichting:

a. geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet en in de Wet wapens en munitie; en

b. geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 3:9 Straatprostitutie

1. Het is verboden op of aan de weg door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken:

a. op of aan andere dan door het college aangewezen wegen of gebieden;

b. gedurende andere dan door het college vastgestelde tijden.

2. Met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, kan door politieambtenaren het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

3. Met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen kan door politieambtenaren aan personen die zich bevinden op de wegen en tijden bedoeld in het tweede lid, het bevel worden gegeven zich onmiddellijk in een bepaalde richting te verwijderen.

4. De burgemeester kan met het oog op de in artikel 3:13, tweede lid, genoemde belangen personen aan wie ten minste eenmaal een bevel is gegeven als bedoeld in het derde lid bij besluit verbieden zich gedurende bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de wegen en op de tijden als bedoeld in het eerste lid.

5. de burgemeester beperkt het in het vierde lid genoemde verbod indien dat in verband met de persoonlijke omstandigheden van betrokkene noodzakelijk is.

6. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester opgelegd verbod als bedoeld in het vierde lid.

Artikel 3:10 Sekswinkels

1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin een sekswinkel te exploiteren.

2. Het college kan van het in het eerste lid bepaalde ontheffing verlenen.

Artikel 3:11 Tentoonstellen, aanbieden en aanbrengen van erotisch-pornografische goederen, afbeeldingen en dergelijke

1. Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden daarin of daarop goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen van erotisch-pornografische aard openlijk ten toon te stellen, aan te bieden of aan te brengen:

a. indien het bevoegd bestuursorgaan aan de rechthebbende heeft bekendgemaakt dat de wijze van tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen daarvan, de openbare orde of de woon- en leefomgeving in gevaar brengt;

b. anders dan overeenkomstig de door het bevoegd bestuursorgaan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving gestelde regels.

2. Het in het eerste lid gestelde verbod is niet van toepassing op het tentoonstellen, aanbieden of aanbrengen van goederen, opschriften, aankondigingen, gedrukte of geschreven stukken dan wel afbeeldingen, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet.

Afdeling 3 Beslissingstermijn: weigeringsgronden

Artikel 3:12 Beslissingstermijn

1. Het bevoegd bestuursorgaan neemt het besluit op de aanvraag om vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

2. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

Artikel 3:13 Weigeringsgronden

1. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, wordt geweigerd indien:

a. de exploitant of de beheerder niet voldoet aan de in artikel 3:5 gestelde eisen;

b. de vestiging of de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf in strijd is met een geldend bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan of leefmilieuverordening;

c. er aanwijzingen zijn dat in de seksinrichting of het escortbedrijf personen werkzaam zijn of zullen zijn in strijd met artikel 250a van het Wetboek van Strafrecht of met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde.

2. De vergunning bedoeld in artikel 3:4, eerste lid, dan wel de aanwijzing of vaststelling bedoeld in artikel 3:9, eerste lid, kan worden geweigerd:

a. in het belang van de openbare orde;

b. in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

c. in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

d. in het belang van de veiligheid van personen of goederen;

e. in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;

f. in het belang van de gezondheid of zedelijkheid;

g. in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostituee.

Afdeling 4 Beëindiging exploitatie; wijziging beheer

Artikel 3:14 Beëindiging exploitatie

1. De vergunning vervalt zodra de ingevolge artikel 3:4 op de vergunning vermelde exploitant, de exploitatie van de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

Artikel 3:15 Wijziging beheer

1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:4, tweede lid, onder b, het beheer in de seksinrichting of het escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien het bevoegd bestuursorgaan op aanvraag van de exploitant heeft besloten de verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:13, eerste lid, aanhef en onder a van overeenkomstige toepassing.

3. In afwachting van het besluit bedoeld in het tweede lid, kan het beheer worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder zodra de exploitant een aanvraag als bedoeld in het tweede lid heeft ingediend, totdat over de aanvraag is besloten.

Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente

Afdeling 1 Geluidhinder en verlichting

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. Besluit: het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;

b. inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit ;

c. houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

d. collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

e. incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

f. geluidsgevoelige gebouwen: woningen en gebouwen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige gebouwen met uitzondering van gebouwen behorende bij de betreffende inrichting;

g. geluidsgevoelige terreinen: terreinen die op grond van artikel 1 van de Wet geluidhinder worden aangemerkt als geluidsgevoelige terreinen met uitzondering van terreinen behorende bij de betreffende inrichting;

h. onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer dagdelen.

4. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.

5. Het college kan wanneer een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.

6. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 80 dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.

8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid dient het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening- uiterlijk om 23:00 uur te worden beëindigd.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel4:5 van deze verordening niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste tweeweken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 12 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 4.113, eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving. Dit formulier is te downloaden via www.woerden.nl .

4. De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer liet formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

5. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

6. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting bedraagt niet meer dan 80 dB(A), gemeten op de gevel van geluidgevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.

7. De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10 dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwen gelaten.

8. Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek – hoger dan de geluidsnorm als bedoeld in de artikelen2.17 , 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening - uiterlijk om 23:00 uur beëindigd.

9. De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.

10. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten

(gereserveerd)

Artikel 4:5 Onversterkte muziek

1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek, zoals bedoeld in artikel 2.18, eerste lid onder f en vijfde lid van het Besluit binnen inrichtingen is de onder e. opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:

a. de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden indien de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;

b. de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de

grens van het terrein;

c. de waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft,

gelden in geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten;

d. bij het bepalen van de geluidsniveaus zoals vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.

e. Tabel e Zie bijlage   2. Voor de duur van 3 uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.

3. Indien versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het hele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is het Besluit van toepassing.

4. Het eerste lid geldt niet indien artikel 4:2 of artikel 4:3 van deze verordening van toepassing is.

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of het Besluit toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

3. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder , de Zondagswet , de Wet openbare manifestaties , het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

Afdeling 2 Bodem-, weg- en milieuverontreiniging

Artikel 4:7 Straatvegen

(gereserveerd)

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen

Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de gebouwen of voor anderen.

Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

Afdeling 4 Maatregelen tegen ontsiering en stankoverlast

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

1. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer , in de openlucht en buiten de weg gelegen in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:

a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;

b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;

c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel;

d. mestopslag, gierkelder of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.

2. Het is verboden op een door het college aangewezen plaats een bepaald voorwerp of bepaalde stof op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben.

3. Het college kan bij de aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid nadere regels stellen.

4. Het in dit artikel bepaalde geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet ruimtelijke ordening of de Provinciale Verordening.

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen

(gereserveerd)

Artikel 4:15 Vergunningsplicht handelsreclame

(Ingetrokken per 18 maart 2014)

Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame

(gereserveerd)

Afdeling 5 Kamperen buiten kampeerterreinen

Artikel 4:17 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: Een onderkomen of voertuig waarvoor geen bouwvergunning in de zin van artikel 40 van de Woningwet is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen

1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan is bestemd of mede bestemd.

2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het eerste lid.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8. kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:

a. de bescherming van natuur en landschap;

b. de bescherming van een stadsgezicht.

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen

1. Het verbod van artikel 4:18, eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

2. Het college kan daarbij nadert regels stellen in het belang van de gronden, genoemd in artikel 4:18, vierde lid.

Artikel 4:20 Verbod om weg te gebruiken als slaapplaats

1. Het is verboden om de weg als slaapplaats te gebruiken en verder op of aan de weg een woonwagen, kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, keetwagen, tent, aanhangwagen of auto als slaapplaats te gebruiken of daarin te overnachten dan wel gelegenheid daartoe te bieden.

2. Burgemeester en wethouders kunnen van het in het eerste lid genoemde verbod ontheffing verlenen en daaraan in het belang van de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid en gezondheid voorschriften verbinden, onder andere ter voorkoming en beperking van hinder en overlast, het ten aanzien van de woon- en werkomgeving, verontreiniging, voorkoming van besmettelijke ziekten en brandgevaar.

Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der Gemeente Woerden

Afdeling 1 Parkeerexcessen

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a. voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

b. parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens ( RVV 1990).

Artikel 5:1A Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen

1. Het is verboden om een voertuig dat wordt gebezigd voor het vervoer van meer dan 10 kilogram gevaarlijke stoffen als bedoeld in artikel 1, lid 2, sub b van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen te parkeren indien zich binnen straal van 250 meter gebouwen bevinden waarbinnen zich personen plegen te houden.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover de Wet vervoer gevaarlijke stoffen of het Vuurwerkbesluit van toepassing is.

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d.

1. Onder verhuren als bedoeld in dit artikel wordt mede verstaan:

a. het gebruiken van een voertuig voor het geven van lessen;

b. het gebruiken van een voertuig voor het vervoeren van personen tegen betaling.

2. Tot de voertuigen als bedoeld in dit artikel worden niet gerekend:

a. voertuigen waaraan herstel- of onderhoudswerkzaamheden worden verricht die in totaal niet meer dan een uur vergen, en dit gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt voor deze werkzaamheden;

b. voertuigen voor persoonlijk gebruik van de in het derde lid bedoelde persoon.

3.Het is degene die er zijn bedrijf, nevenbedrijf dan wel een gewoonte van maakt voertuigen te stallen,

te herstellen, te slopen, te verhuren of te verhandelen, verboden:

a. drie of meer voertuigen die hem toebehoren of zijn toevertrouwd, op een openbare plaats te parkeren;

b. een openbare plaats als werkplaats voor voertuigen te gebruiken.

4. Het college kan ontheffing van het verbod verlenen.

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

(gereserveerd)

Artikel 5:4 Defecte voertuigen

Het is verboden een voertuig waarmee als gevolg van andere dan eenvoudig te verhelpen gebreken niet kan of mag worden gereden, langer dan op drie achtereenvolgende dagen op een openbare plaats te parkeren.

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

1. Het is verboden een voertuig dat rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en tevens in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op een openbare plaats te parkeren.

2. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

1. Het is verboden een kampeerwagen, caravan, magazijnwagen, aanhangwagen, keetwagen of ander dergelijk voertuig dat voor de recreatie dan wel anderszins uitsluitend of mede voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebezigd langer dan op drie achtereenvolgende dagen op een openbare plaats te plaatsen of te hebben.

2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid, aanhef en onder a, gestelde verbod.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door het Provinciaal wegenreglement of de Provinciale landschapsverordening.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen

1. Het is verboden een voertuig dat is voorzien van een aanduiding van handelsreclame, op een openbare plaats te parkeren met het kennelijk doel om daarmee handelsreclame te maken.

2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van de lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van mee dan 2,4, meter op de weg te parkeren.

2. Het college kan van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing verlenen.

3. Het college wijst parkeerterreinen aan waar voertuigen, als bedoeld in het eerste lid kunnen parkeren.

4. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5:9 Parkeren van uitzichtbelemmerende voertuigen

(gereserveerd)

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen

(gereserveerd)

Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

1. Het is verboden met een voertuig te rijden door een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook, of het daarin te doen of te laten staan.

2. Dit verbod is niet van toepassing:

op de weg;

op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid; en

op voertuigen waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

1. Het is verboden een fiets, bromfiets of gehandicaptenvoertuig te parkeren als daardoor:

a. op een voetpad of trottoir de doorgang wordt gehinderd of belemmerd;

b. de veiligheid of de doorstroming van of het uitzicht voor het verkeer wordt gehinderd;

c. schade ontstaat of

d. voor een bewoner of gebruiker van het gebouw waartegen of waarvoor de fiets, bromfiets of het gehandicaptenvoertuig staat geparkeerd de doorgang of het uitzicht wordt belemmerd.

2. Het is verboden op door het college aangewezen op de weg gelegen plaatsen langer dan een door hen te bepalen periode gebruik te maken van voor het parkeren van fietsen of bromfietsen bestemde ruimten of plaatsen en fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde

plaatsen te laten staan.

3. Het is verboden fietsen of bromfietsen die rijtechnisch in onvoldoende staat van onderhoud en in een kennelijk verwaarloosde toestand verkeren op een openbare plaats te laten staan.

Afdeling 2 Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

(gereserveerd)

Afdeling 3 Venten

Artikel 5:14 Begripsbepaling

1. In deze afdeling wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis;

2. Onder venten wordt niet verstaan:

a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet

b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of op snuffelmarkten als bedoeld in

artikel 5:22;

c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel 5:17.

Artikel 5:15 Ventverbod

1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid,de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

2. Het is verboden te venten in het centrum (gebied binnen de Singel) van de kern Woerden op de vrijdagavond tussen 18:00 uur en 21:00 uur (koopavond) en in het weekend;

3. Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet .

Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting

1. Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet .

2. Het is verboden gebruik te maken van de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid:

a. op door het college aangewezen openbare plaatsen, of

b. op door het college bepaalde dagen en uren.

3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid.

Afdeling 4 Standplaatsen

Artikel 5:17 Begripsbepaling

1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te knop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

2. Onder standplaats wordt niet verstaan:

a. een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet ;

b. een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan

3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

a. indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

b. indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende

Het is de rechthebbende op een perceel verboden toe te staan dat daarop zonder vergunning van het college standplaats wordt of is ingenomen.

Artikel 5:20 Afbakeningsbepalingen

1. Het verbod van artikel 5:18, eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer , de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of het Provinciaal wegenreglement.

2. De weigeringsgrond van artikel 5:18, derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.

Artikel 5:21 Aanhoudingsplicht

(gereserveerd)

Afdeling 5 Snuffelmarkten

Artikel 5:22 Begripsbepaling

1. In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

2. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

a. een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

b. een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:23 Organiseren van een snuffelmarkt

1. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een snuffelmarkt te organiseren.

2. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet .

3. De burgemeester weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan.

Afdeling 6 Openbaar water

Afdeling 7 Crossterreinen en gemotoriseerd en ruiterverkeer in natuurgebieden

Artikel 5:32 Crossterreinen

1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig als bedoel in artikel 1, onderdeel z, en een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onderdeel i van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainingsof

proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.

2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt dat onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

3. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer of het Besluit geluidproductie sportmotoren .

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z, Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990 , een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of

een paard.

2. Het verbod in het eerst lid geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

a. ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;

b. die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

c. die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

d. van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;

e. voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:

a. op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994 ;

b. binnen de bij of krachtens de Provinciale verordening 'Stiltegebieden' aangewezen stiltegebieden ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als 'toestel'.

4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

Afdeling 8 Verbod vuur te stoken

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

2. Het verbod geldt niet voor zover het betreft:

a. verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

b. sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

c. vuur voor koken, bakken en braden, voor zover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

5. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.

Afdeling 9 Verstrooiing van as

Artikel 5:35 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder incidentele asverstrooiing: het verstrooien van as als bedoeld in de Wet op de lijkbezorging op een door de overledene of nabestaande(n) gewenste plek buiten een permanent daartoe bestemd terrein.

Artikel 5:36 Verboden plaatsen

1. Incidentele asverstrooiing is verboden op:

a. verharde delen van de weg;

b. gemeentelijk begraafplaatsen en crematoriumterreinen;

2. Incidentele asverstrooiing, op een plaats anders dan eigen terrein, is verboden zonder schriftelijke toestemming van de eigenaar van dat terrein.

Artikel 5:37 Hinder of overlast

Incidentele asverstrooiing is verboden indien daardoor hinder of overlast wordt veroorzaakt voor derden.

Afdeling 10 Overige bepalingen

Artikel 5:38 Detectorverbod

1. Het is ter bescherming van archeologische vondsten verboden op door het college aangewezen terreinen een detector te gebruiken.

2. Het college kan een ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde verbod.

3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op degene aan wie ingevolge artikel 41 van de Monumentenwet 1988 een archeologisch onderzoek op de betreffende plek is toegestaan.

Hoofdstuk 6 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 6:1 Strafbepaling

Overtreding van de op grond van deze verordening strafbaar gestelde feiten en de krachtens deze verordening gegeven voorschriften en beperkingen worden gestraft met een hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de eerste of van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 6:2 Toezichthouders

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college of de burgemeester aangewezen personen.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van de personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

1. Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

2. De Algemene plaatselijke verordening Woerden 2007 wordt ingetrokken op de dag dat deze verordening in werking treedt.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

1. Vergunningen en ontheffingen - hoe ook genaamd – verleend krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven van kracht voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of in getrokken.

2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens verordeningen bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, blijven – indien en voor zover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en bepalingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening en voor zover niet ingetrokken - na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Woerden 2007, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening Woerden 2011 nog niet is beslist, wordt op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening Woerden 2007 beslist.

4. Op een aanhangig beroep of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor de inwerkingtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening is binnengekomen, wordt beslist met de toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening Woerden 2007.

5. De intrekking van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, heeft geen gevolgen voor de geldigheid van op basis van die verordening genomen nadere regels, beleidsregels en aanwijzingsbesluiten, indien en voor zover de rechtsgrond waarop de aanwijzingsbesluiten zijn gebaseerd ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: "Algemene plaatselijke verordening Woerden 2011" (APV Woerden 2011)

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 juni 2011, de griffier,                                                                de voorzitter, E.M. Geldorp                                                    mr. H.W. Schmidt

Bijlage Bijlagen

i45730.pdf [Klik hier om het document te downloaden]

i45731.pdf [Klik hier om het document te downloaden]

i45732.pdf [Klik hier om het document te downloaden]

Nota-toelichting

Toelichting APV   Algemene toelichting   De Algemene Plaatselijke Verordening Woerden 2011 is gebaseerd op de modelverordening van de VNG. De toelichting op die model-APV is daarom uitstekend te gebruiken als toelichting op deze APV. Alleen daar waar van de modelverordening is afgeweken, of waar behoefte is gebleken aan nadere toelichting, is er een toelichting gegeven op een artikel. De toelichting van de model-APV en de transponeringstabel is als pdf toegevoegd.   Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen   Artikel 1:2 Beslistermijn

Voor de horeca-exploitatievergunning is een termijn ingesteld van 12 weken. De langere doorlooptijd van deze vergunning heeft te maken met de hoeveelheid informatie die opgevraagd moet worden omtrent de exploitant en de horeca-inrichting.   In lid 4 is artikel 4:15 opgenomen. De gemeente Woerden kiest er voor om een vergunningsstelsel te behouden voor handelsreclame.

Dit is tevens opgenomen in de artikelen 1:3, 1:5 en 1:6.   Artikel 1:9

De positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen is op alle vergunningen binnen de APV van toepassing, met uitzondering van de vergunningen die worden genoemd in artikel 1:10.   Hoofdstuk 2 Openbare orde   Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Met het oog op de vereenvoudiging van de regelgeving is dit artikel vervallen.

Artikel 2:10 Het plaatsen van voorwerpen op of aan de weg in strijd met de publieke functie ervan

In Woerden is er behoefte om dit te blijven regelen doormiddel van vergunningen. Dit om chaos op de weg te voorkomen en te voorkomen dat inwoners de regels zelf gaan interpreteren.   Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

Om het uiterlijk aanzien van de gemeente Woerden te beschermen regelt de gemeente Woerden dit doormiddel van een vergunningsstelsel.   Artikel 2:14 Winkelwagentjes

In Woerden zijn er geen problemen met winkelwagentjes. In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving is dit artikel vervallen.   Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Dit artikel blijft nodig i.v.m. het behouden van het vergunningsstelsel in 2:10.   Artikel 2:17 Kelderingangen e.d.

Artikel 427, onder 1 en 3 Wetboek van Strafrecht verplicht de eigenaar tot het treffen van de nodige voorzorgmaatregelen met betrekking tot kelderingangen en toegangen tot onderaardse ruimten ten behoeve van de veiligheid van voorbijgangers. De oude bepaling in de APV ging verder dan de bescherming die het Wetboek van Strafrecht biedt. In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken, waardoor aanvulling van hogere wetgeving overbodig is. Met het oog op de vereenvoudiging van de regelgeving is dit artikel vervallen.   Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen

Het artikel beoogde bosbranden te voorkomen en beschadiging van eigendommen tegen te gaan. Bij besluit zou dan gedurende een bepaalde periode een gebied moeten worden aangewezen waar roken niet was toegestaan. In de praktijk is dit echter nimmer voor gekomen. De oude bepaling in de APV ging verder dan de bescherming die het Wetboek van Strafrecht biedt. In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken, waardoor aanvulling van hogere wetgeving overbodig is. Met het oog op de vereenvoudiging van de regelgeving is dit artikel vervallen.   Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting

De gemeente Woerden kiest ervoor om rechthebbende als bedoeld in het eerste lid zijn besluit tevoren bekend te maken. Hierdoor is lid twee toegevoegd aan dit artikel.   Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Met het oog op de vereenvoudiging van de regelgeving is dit artikel vervallen.   Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Met het oog op de vereenvoudiging van de regelgeving is dit artikel vervallen.   Afdeling 8 Toezicht op horecabedrijven

Deze Afdeling blijft ongewijzigd. Het horecabeleid wordt in 2012 geëvalueerd.   Artikel 2:28 Exploitatievergunning

Vanuit het Regelsnoeiplan is voorgesteld om de gemeentelijke exploitatievergunning te schrappen voor alle horecabedrijven, behalve voor de commerciële bedrijven zoals een café, cafetaria, snackbar of discotheek. Een exploitatievergunning is bedoeld om de vestiging van horecabedrijven te beoordelen op gronden verband houdend met openbare orde en het woon- en leefklimaat. Daartoe biedt de Drank- en horecawet geen mogelijkheden, omdat aan de voorschriften uit deze wet primair sociaal hygiënische en sociaal economische motieven ten grondslag liggen. Daarnaast heeft de Drank- en horecawet alleen betrekking op bedrijven waarin alcohol wordt verstrekt. Deze lacune wordt opgevangen door de gemeentelijke exploitatievergunning.   Er zijn echter ook andere manieren om recht te doen aan de openbare orde en veiligheid, zonder een vergunningplicht daarvoor in het leven te roepen. Zo kent de APV algemene regels t.a.v. sluitingstijden, het verstoren van de openbare orde in voor publiek toegankelijke ruimten. Maar ook de bevoegdheid van de burgemeester om een horecabedrijf tijdelijk te sluiten in het belang van openbare orde, veiligheid of andere bijzondere omstandigheden is in een algemeen artikel in de APV geregeld. Om de bevoegdheden van de burgemeester te versterken wordt voorgesteld een nieuw artikel 2:50A APV in te voegen. Dit artikel geeft de burgemeester de bevoegdheid bij ernstige overlast een persoon of een bepaalde groep toegang te ontzeggen tot een bepaald gebied.

Er is een groep horecabedrijven die extra aandacht nodig heeft, omdat zij bijvoorbeeld groepen jongeren aantrekken, of als hangplek worden gebruikt, zoals een discotheek of snackbar. Voor deze groep heeft een exploitatievergunning toegevoegde waarde. Voor overige horecabedrijven zoals sportclubs, buurthuizen, hotels, restaurants of ijssalons is dat niet aan de orde. Daarom is de exploitatievergunning voor deze horecabedrijven afgeschaft.   Artikel 2:29 Terras

Vanuit het Regelsnoeiplan is ook geijverd om de regels ten aanzien van terrassen te vereenvoudigen.

De terrasvergunning voor paracommerciële horecabedrijven is afgeschaft: in de praktijk hebben deze bedrijven geen terras op de openbare weg. Commerciële bedrijven die geen exploitatievergunning meer nodig hebben, moeten voor het inrichten van een terras op de openbare weg een vergunning als bedoeld in artikel 2.1.5.1. aanvragen. Voor commerciële horecabedrijven die een exploitatievergunning nodig hebben geldt dat de vergunningsvoorwaarden voor een terras op gemeentegrond opgenomen worden in de exploitatievergunning. Dat laatste was onder de oude APV ook het geval.   Afdeling 9 Toezicht op inrichtingen tot het verschaffen van nachtverblijf

Deze paragraaf is vervallen. In de APV werd ten aanzien van inrichtingen voor nachtverblijf zoals een hotel of pensioen, gevraagd een nachtregister bij te houden. Het Wetboek van Strafrecht bevat een uitputtende regeling. Het enige wat in de APV extra werd geregeld was de meldingsplicht. In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken, waardoor aanvulling van hogere wetgeving overbodig is. Met het oog op de vereenvoudiging van de regelgeving is dit artikel vervallen.   Afdeling 10 Toezicht op speelgelegenheden

Deze paragraaf is vervallen. De APV kende regels voor speelgelegenheden. De Wet op de Kansspelen legt een uitputtende regeling neer ten aanzien van de kansspelen, zoals speelcasino’s en speelautomaten. De APV had alleen toegevoegde waarde voor behendigheidsspelen. In de praktijk werden echter geen vergunningen aangevraagd voor behendigheidsspelen. Om die reden is het artikel vervallen.   Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

Vanwege de grote persoonlijke gevolgen die aan het sluiten van een woning kunnen zijn verbonden, is in het vierde lid de mogelijkheid voor ontheffing van het verbod opgenomen.   Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d.

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Het is met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving vervallen.   Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d.

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Het is met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving vervallen.   Artikel 2:48A Openlijk drugsgebruik

Binnen de gemeente Woerden is er sprake van hinderlijk openlijk drugsgebruik. Om deze ontwikkeling tegen te gaan is dit artikel in de APV opgenomen.   Artikel 2:50A Gebiedsontzegging

Het kan voorkomen dat er in het kader van de bestrijding van verstoringen van de openbare orde en veiligheid behoefte bestaat aan bijzondere instrumenten. Een instrument ter voorkoming van verstoringen van de openbare orde die veroorzaakt wordt door veelplegers, verslaafden, alcoholverslaafden en andere (ernstige) overlast veroorzakers is de inzet van een gebiedsontzegging.

Indien een gebiedsontzegging aan een persoon wordt opgelegd betekent het dat de burgemeester een besluit neemt inhoudende dat de persoon voor een bepaalde tijd de toegang tot een bepaald gebied wordt ontzegd. Indien de betrokkene, dan toch tijdens het van kracht zijnde verbod het gebied betreedt, begaat de persoon een misdrijf in de zin van artikel 184 Wetboek van Strafrecht. Indien een persoon een gebied wordt ontzegd in de zin van dit artikel impliceert het een inbreuk op de grondrechten van de betrokkenen. Om die reden mag een dergelijk besluit “niet zomaar” worden genomen.

Er moet worden voldaan aan de eis van proportionaliteit en subsidiariteit.

Daarnaast is een dergelijk besluit op grond van de Algemene wet bestuursrecht vatbaar voor bezwaar en beroep.

Verder is een dergelijk besluit gebonden aan tijdsgrenzen.

Omdat een gebiedsontzegging een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht, zijn de procedure eisen die voortkomen uit de Algemene wet bestuursrecht eveneens van toepassing. Van toepassing is bijvoorbeeld artikel 4: 8 Awb. Daaruit volgt dat de betrokkene, in de regel de mogelijkheid dient te krijgen om zijn zienswijze naar voren te brengen.

Verder mag een gebiedsontzegging niet gelden voor de plek waar betrokkene woont of werkt / beroep uitoefent.   Artikel 2:51 Neerzetten van fietsen e.d.

In het kader van het Regelsnoeiplan is dit artikel verdwenen. Artikel 5:12 regelt deze materie afdoende voor gebieden waar de gemeente overlast door fietsen wil beperken. Eigenaren van panden waar fietsen tegen hun wil tegenaan gezet worden, kunnen zelf de eigenaren van die fietsen aanspreken.   Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d.

Er is gekozen voor een algemeen verbod, omdat dit nooit wenselijk is.   Artikel 2:54 Bespieden van personen

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Het is met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving vervallen.   Artikel 2:62 Loslopend vee

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Het is met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving vervallen.   Artikel 2:63 Duiven

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Het is met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving vervallen.   Artikel 2:64 Bijen

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Het is met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving vervallen.   Artikel 2:70 Handel in horecabedrijven

Aangezien het horecabeleid pas in 2012 wordt geëvalueerd, is gekozen om dit artikel tot die tijd te behouden.   Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

Binnen de gemeente Woerden is er geen behoefte aan dit artikel. In de oude APV was dit artikel ook niet opgenomen.    

Hoofdstuk 3 Seksinrichtingen, sekswinkels, straatprostitutie e.d.   Dit hoofdstuk is onveranderd gebleven. In de loop van 2011 gaat de hogere regelgeving omtrent dit onderwerp veranderen. Wanneer deze verandering is doorgevoerd zal de gemeente Woerden haar beleid hierop aanpassen.   Artikel 3:4 Seksinrichting

Het is mogelijk een exploitatievergunning te verlenen voor een bepaalde duur, bijvoorbeeld 1 jaar, zodat periodiek het functioneren van een inrichting of het gemeentelijk beleid ter zake kan worden geëvalueerd.   Artikel 3:10 Sekswinkels

Er is gekozen om een verbodsbepaling op te nemen met een ontheffingsbevoegdheid voor het college.   Artikel 3:13 Weigeringsgronden

In artikel 3:5 wordt zo veel mogelijk dezelfde terminologie gehanteerd en worden nagenoeg dezelfde eisen gesteld als in artikel 5 van de Drank- en Horecawet en het daarop gebaseerde Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en Horecawet. Dit heeft als voordeel dat inhoudelijk min of meer dezelfde belangen wegen bij de antecedentenbeoordeling.   Hoofdstuk 4 Bescherming van het milieu en het natuurschoon en zorg voor het uiterlijk aanzien van de gemeente   Afdeling 3 Het bewaren van houtopstanden

Deze afdeling is vervallen omdat er een aparte Kapverordening is vastgesteld.   Artikel 4:7 Straatvegen

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Het is met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving vervallen.   Artikel 4:13 Opslag van voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz.

Geregeld in de afvalstoffenverordening.   Artikel 4:15 Vergunningsplicht handelsreclame

De gemeente Woerden behoudt de vergunningsplicht handelsreclame. In dit artikel is het Reclamebeleid verwerkt. In dat reclamebeleid wordt er vanuit gegaan dat voor een reclameobject hetzij een vergunning voor handelsreclame vereist is, hetzij een bouwvergunning. Dit wordt in het zesde lid, onder b, tot uitdrukking gebracht. Een gevolg van het reclamebeleid is eveneens dat de voorwaarden gekoppeld aan tijdelijke reclame zijn vervallen.   Hoofdstuk 5 Andere onderwerpen betreffende de huishouding der Gemeente Woerden   Artikel 5:1A Parkeren van voertuigen met gevaarlijke stoffen

Er is een lacune tussen de Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Vuurwerkbesluit. Als gevolg hiervan kan niet worden opgetreden tegen het opslaan van 20 kilogram netto massa van ontplofbare stof (dit komt overeen met tweehonderd kilogram consumentenvuurwerk) in voertuigen. Artikel 5:1A is opgenomen in de APV om dit gat te dichten.   Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen

In de praktijk is dit een slapend artikel gebleken. Het is met het oog op vereenvoudiging van de regelgeving vervallen.   Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

Er is gekozen om lid 1 uit de oude APV te behouden. Hierin is een duidelijke opsomming gegeven van voertuigen die op dit artikel betrekking hebben. Ook zijn o.a. de groenstroken toegevoegd aan dit artikel, zodat ook daar opgetreden kan worden.   Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen

De gemeente Woerden heeft gekozen om een algemeen verbod te hanteren. Het college heeft plaatsen aangewezen waar dergelijke grote voertuigen mogen parkeren.   Artikel 5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

Dit artikel is opgenomen in artikel 5:6.   Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets

De gemeente Woerden heeft ervoor gekozen om dit artikel te verruimen om zo de overlast van fietsen en bromfietsen, inclusief zwerffietsen en fietswrakken, aan te kunnen pakken.   Artikel 5:15 Ventverbod

In lid 2 acht de gemeente Woerden het wenselijk om aanvullende regels te stellen omtrent het verbod.   Afdeling 6 Openbaar water

Deze afdeling is geregeld in de vaarwaterverordening 2011.   Artikel 5:36 Verboden plaatsen

Dit artikel spreekt voor zich.   Artikel 5:38 Detectorverbod

Het is verboden op aangewezen terreinen met een detector te zoeken naar voorwerpen.