Regeling vervallen per 27-11-2017

Gemeenschappelijke regeling Cocensus

Geldend van 01-01-2012 t/m 26-11-2017

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Cocensus

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Hillegom, Beverwijk, Oostzaan en Wormerland, ieder voor zoveel zijn bevoegdheden betreft;

overwegende:

dat het gewenst is hun samenwerking bij het beheer en de uitvoering van vastgoedinformatie, heffing en invordering van gemeentelijke belastingen en rechten en de uitvoering van de Wet waardering onroerende zaken, voort te zetten op basis van een gemeenschappelijke regeling;

dat de colleges van burgemeester en wethouders van hun gemeenteraden daartoe de vereiste toestemmingen hebben verkregen;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen;

besluiten:

de volgende gemeenschappelijke regeling te treffen:

HOOFDSTUK I Begripsbepalingen

Artikel 1Definities

In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr);

  • b.

    regeling: Gemeenschappelijke regeling Cocensus;

  • c.

    dagelijks bestuur: dagelijks bestuur van Cocensus;

  • d.

    algemeen bestuur: algemeen bestuur van Cocensus;

  • e.

    deelnemers: de aan de regeling deelnemende gemeenten Haarlem, Haarlemmermeer, Hillegom, Beverwijk, Oostzaan en Wormerland;

  • f.

    vertegenwoordigende organen van de deelnemers: de colleges van de gemeenten;

  • g.

    inspecteur: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub a, van de Gemeentewet;

  • h.

    ontvanger: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub b, van de Gemeentewet;

  • i.

    ambtenaar van Cocensus: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus, als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub c, van de Gemeentewet;

  • j.

    belastingdeurwaarder: de door het dagelijks bestuur aangewezen ambtenaar van Cocensus als bedoeld in artikel 232, vierde lid, sub d, van de Gemeentewet.

HOOFDSTUK II Het openbaar lichaam

Artikel 2Het openbaar lichaam Cocensus

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam genaamd “gemeenschappelijke regeling Cocensus”, hierna te noemen “Cocensus”.

  • 2. Cocensus is gevestigd te Hoofddorp, gemeente Haarlemmermeer.

  • 3. Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemers.

HOOFDSTUK III Belangen en bevoegdheden

Artikel 3Te behartigen belangen

  • 1. De regeling wordt getroffen in het belang van een zo doelmatig mogelijke beheer en uitvoering van werkzaamheden met betrekking tot:

    • a.

      De heffing en invordering van de onroerende-zaakbelastingen, rioolrecht/rioolheffing en afvalstoffenheffing;

    • b.

      de heffing en invordering van de belastingen en rechten als aangegeven in de aan deze regeling gehechte bijlage;

    • c.

      de kwijtschelding van gemeentelijke belastingen en rechten voor zover dit betrekking heeft op de daarvoor in aanmerking komende belastingen en rechten zoals deze zijn opgenomen in de onderdelen a en b van dit artikel;

    • d.

      de Wet waardering onroerende zaken, waaronder tevens wordt begrepen de administratie van vastgoedgegevens en het verstrekken van vastgoedgegevens aan de deelnemers en derden.

  • 2. Cocensus kan de deelnemers adviseren omtrent de voorbereiding en opstelling van belastingbeleid en belastingverordeningen.

  • 3. De werkzaamheden worden nader geduid in mantel- en dienstverleningsovereenkomsten.

Artikel 4Bevoegdheden

  • 1. Ter behartiging van de in artikel 3 genoemde belangen dragen de deelnemers aan Cocensus de bevoegdheden over, welke benodigd zijn voor de uitvoering van de werkzaamheden met betrekking tot:

    • a.

      de heffing en invordering van gemeentelijke belastingen en rechten, en

    • b.

      de Wet waardering onroerende zaken.

  • 2. Aan Cocensus worden geen verordenende bevoegdheden toegekend.

HOOFDSTUK IV Bestuursorganen

Artikel 5Bestuursorganen

Het bestuur van Cocensus bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

HOOFDSTUK V Het algemeen bestuur

Artikel 6Samenstelling

  • 1. Aan het hoofd van Cocensus staat het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur bestaat uit tien leden.

  • 2. Elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Haarlem en Haarlemmermeer wijst uit zijn midden twee leden aan, ieder met een meervoudig stemrecht van twee, die hem in het algemeen bestuur vertegenwoordigen, alsmede voor elk lid een plaatsvervangend lid, dat het lid bij verhindering vervangt.

  • 3. Elk van de colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Hillegom en Beverwijk wijst uit zijn midden twee leden aan, ieder met een enkelvoudig stemrecht, die hem in het algemeen bestuur vertegenwoordigen, alsmede voor elk lid een plaatsvervangend lid, dat het lid bij verhindering vervangt.

  • 4. Elk van de colleges van Oostzaan en Wormerland wijst uit hun midden één lid aan, ieder met een enkelvoudig stemrecht, die hem in het algemeen bestuur vertegenwoordigen, alsmede voor elk lid een plaatsvervangend lid, dat het lid bij verhindering vervangt.

  • 5. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra men ophoudt burgemeester of wethouder van desbetreffende deelnemende gemeente te zijn.

  • 6. Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het college van burgemeester en wethouders van de deelnemer die het aangaat, in zijn eerstvolgende vergadering, of zo dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.

  • 7. Hij die ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 8. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt zijn ontslag mede aan de deelnemer die het aangaat. De betreffende deelnemer doet mededeling van het ontslag aan het algemeen bestuur. Het lid houdt zitting in het algemeen bestuur totdat in de opvolging is voorzien.

Artikel 7 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks ten minste tweemaal en voorts zo vaak als de voorzitter of dagelijks bestuur dat nodig oordeelt of ten minste één vijfde van het aantal deelnemers daarom schriftelijk en met opgaaf van redenen verzoekt.

  • 2. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

  • 3. De deuren worden gesloten wanneer tenminste één vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

  • 4. Het algemeen bestuur besluit vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

  • 5. Het algemeen bestuur besluit met meerderheid van stemmen.

  • 6. Bij het staken van de stemmen beslist de voorzitter.

  • 7. Voor het inhoudelijk wijzigen van de doelstelling van de regeling ingevolge artikel 3 en/of de uitgangspunten voor de kostentoerekening ingevolge artikel 18, tweede lid, juncto artikel 20, is geen meerderheid van stemmen, maar unanimiteit vereist.

  • 8. Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van de bepalingen van deze regeling een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt ter kennis gebracht van de deelnemers.

  • 9. De vergadering van het algemeen bestuur wordt niet geopend voordat meer dan de helft van het aantal leden van het algemeen bestuur aanwezig is.

  • 10. Indien ingevolge het negende lid de vergadering niet kan worden geopend, belegt de voorzitter, onder verwijzing naar dit artikel, opnieuw een vergadering tegen een tijdstip dat ten minste vierentwintig uur na het bezorgen van de oproeping is gelegen.

  • 11. Op de vergadering, bedoeld in het tiende lid, is het negende lid niet van toepassing. Het algemeen bestuur kan echter over andere aangelegenheden dan die waarvoor de ingevolge het negende lid niet geopende vergadering was belegd alleen beraadslagen of besluiten, indien meer dan de helft van de bestuursleden aanwezig is.

Artikel 8Bevoegdheden

Voor zover de bevoegdheden niet bij deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn toegekend, behoren tot de bevoegdheden van het algemeen bestuur, onverminderd het bepaalde in artikel 33, eerste lid, van de Wet, onder meer:

  • a.

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • b.

    het vaststellen van de rekening;

  • c.

    het vaststellen van de organisatiestructuur;

  • d.

    het aangaan van geldleningen en van rekening-courant overeenkomsten;

  • e.

    het uitlenen van gelden;

  • f.

    het vaststellen van de bijdragen van de deelnemers in Cocensus als bedoeld in artikel 18a en de wijze van betaling daarvan.

Artikel 9Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt de deelnemer die hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van het bestuur van die deelnemer worden gevraagd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen te allen tijde ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen en/of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd indien dit in strijd zal zijn met de belangen, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur.

  • 4. Een lid van het algemeen bestuur dat niet langer het vertrouwen geniet van het college van burgemeester en wethouders dat hem heeft aangewezen, kan door dat college worden ontslagen. In dat geval draagt dat college er zorg voor dat zo spoedig mogelijk een nieuw lid wordt aangewezen.

  • 5. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 6. Het bepaalde in de voorgaande leden is op plaatsvervangende leden van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK VI Het dagelijks bestuur

Artikel 10Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter;

    • b.

      vijf leden, door het algemeen bestuur uit de in artikel 6 bedoelde leden aan te wijzen.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur treden als lid af op de dag waarop de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur afloopt.

  • 3. Degene die tussentijds ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 4. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

Artikel 11Werkwijze

Het dagelijks bestuur vergadert zo vaak als de voorzitter of een lid van het dagelijks bestuur daarom verzoekt.

Artikel 12Bevoegdheden

  • 1. Tot de bevoegdheden van het dagelijks bestuur behoort, onverminderd het bepaalde in artikel 33, eerste lid, van de Wet, onder meer het voorbereiden van besluiten van het algemeen bestuur, alsmede het uitoefenen van het dagelijks bestuur van Cocensus, voor zover niet bij of krachtens wettelijke bepaling de voorzitter hiermede is belast.

  • 2. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd tot:

    • a.

      het nemen van conservatoire maatregelen;

    • b.

      het voeren van rechtsgedingen en het instellen van beroep;

    • c.

      uitoefening van de bevoegdheden en verplichtingen die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de Minister van Financiën, het bestuur van ’s Rijksbelastingdienst en de directeur, respectievelijk het college van burgemeester en wethouders of het dagelijks bestuur van de deelnemers;

    • d.

      het vaststellen van instructies en uitvoeringsregels voor de inspecteur, de ontvanger, de ambtenaar van Cocensus en de belastingdeurwaarder voor de uitoefening van hun bevoegdheden;

    • e.

      het stellen van nadere regels met betrekking tot de heffing en invordering van belastingen en rechten;

    • f.

      het geheel of gedeeltelijk oninbaar verklaren van de belasting en rechten;

    • g.

      het besluiten tot het aanbesteden van leveringen en diensten;

    • h.

      het besluiten tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van Cocensus;

    • i.

      het doen van aangifte van strafbare feiten, waarvan het kennis heeft genomen.

Artikel 13Informatie- en verantwoordingsplicht

  • 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dit algemeen bestuur gevraagde inlichtingen.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of één der leden gevoerde bestuur.

  • 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur houdt bepalingen in omtrent de wijze waarop de leden van het dagelijks bestuur de hier bedoelde inlichtingen verstrekken en verantwoording afleggen.

  • 4. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan als deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

  • 5. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks ter vaststelling een verslag aan over de werkzaamheden van Cocensus over het afgelopen jaar.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt het verslag na vaststelling door het algemeen bestuur toe aan de colleges van de deelnemers en aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland.

HOOFDSTUK VII De voorzitter

Artikel 14Algemene bepalingen

  • 1. Het algemeen bestuur wijst één van de in artikel 6 genoemde leden als voorzitter aan.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst één van de in artikel 10, eerste lid, sub b, genoemde leden als plaatsvervangend voorzitter aan, die de voorzitter bij diens afwezigheid vervangt.

  • 3. De voorzitter vervult geen andere functies waarvan de uitoefening ongewenst is met het oog op de goede vervulling van zijn ambt of op handhaving van zijn onpartijdigheid en onafhankelijkheid, of van het vertrouwen daarin.

Artikel 15Bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is, onverminderd het bepaalde in artikel 33, eerste lid, van de Wet onder meer belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. Hij tekent de stukken die van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur uitgaan, tenzij hij aan de directeur het tekenen van bepaalde stukken heeft opgedragen.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt Cocensus in en buiten rechte. Indien het college waarvan de voorzitter deel uitmaakt, partij is in een geding waarbij Cocensus is betrokken, oefent de plaatsvervangend voorzitter met betrekking tot dat geding deze bevoegdheid uit. Indien ook de deelnemer van welks bestuur de plaatsvervangend voorzitter deel uitmaakt bij dat geding betrokken is, wordt een ander lid van het bestuur gemandateerd om Cocensus met betrekking tot dat geding te vertegenwoordigen.

HOOFDSTUK VIII Ambtelijk apparaat

Artikel 16Ambtelijk apparaat

  • 1. Cocensus heeft een ambtelijk apparaat, met aan het hoofd een directeur.

  • 2. Het dagelijks bestuur maakt voor de benoeming van de directeur een voordracht op.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de directeur.

  • 4. Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van de directeur.

  • 5. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de directeur.

  • 6. De directeur staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter bij de uitoefening van hun taak terzijde. Hij is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig en heeft daarin een adviserende stem.

  • 7. De directeur vervult tevens de functie van secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur.

  • 8. Met inachtneming van artikel 15, tweede lid, worden alle stukken, die van het algemeen of het dagelijks bestuur uitgaan door de directeur mede ondertekend.

  • 9. De overige ambtenaren, alsmede het personeel werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden in dienst genomen, geschorst of ontslagen door het dagelijks bestuur. Het dagelijks bestuur is bevoegd deze bevoegdheden aan de directeur te mandateren.

  • 10. Het dagelijks bestuur wijst één of meer ambtenaren van Cocensus aan als inspecteur, ontvanger, ambtenaar van Cocensus en belastingdeurwaarder.

Artikel 16aInspecteur

  • 1. De inspecteur oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de inspecteur, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing van de deelnemers.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de inspecteur de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht en houdt hij rekening met de uitvoeringsregels die het dagelijks bestuur heeft geformuleerd ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 16bOntvanger

  • 1. De ontvanger oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de ontvanger, respectievelijk de ambtenaar belast met de invordering van de deelnemers.

  • 2. De ontvanger beslist niet tot het leggen van beslag en tot het voeren van een executieprocedure in eerste aanleg, in hoger beroep en in cassatie dan nadat hij het dagelijks bestuur van zijn voornemen op de hoogte heeft gesteld.

  • 3. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de ontvanger de door de raad van de desbetreffende deelnemer vastgestelde kwijtscheldingsregels en de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de uitvoeringsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

  • 4. De ontvanger is bevoegd het dagelijks bestuur gemotiveerd te verzoeken tot het nemen van een besluit als bedoeld in artikel 12, tweede lid, sub f, van de regeling.

Artikel 16cAmbtenaar van Cocensus

  • 1. De ambtenaar van Cocensus oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet, de Wet milieubeheer en de Wet waardering onroerende zaken zijn toegekend aan de ambtenaren van de Rijksbelastingdienst, respectievelijk de ambtenaar belast met de heffing of invordering van de deelnemers als bedoeld in artikel 231, tweede lid, sub d, van de Gemeentewet.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de ambtenaar van Cocensus de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de uitvoeringsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

Artikel 16dBelastingdeurwaarder

  • 1. De belastingdeurwaarder oefent de bevoegdheden en verplichtingen uit die bij of krachtens de Algemene wet inzake rijksbelastingen, de Invorderingswet 1990, de Kostenwet invordering rijksbelastingen, de Gemeentewet en de Wet milieubeheer zijn toegekend aan de belastingdeurwaarder.

  • 2. Bij de uitoefening van de bevoegdheden als bedoeld in het eerste lid neemt de belastingdeurwaarder de nadere regels van het dagelijks bestuur in acht, alsmede houdt hij rekening met de uitvoeringsregels van het dagelijks bestuur ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheid.

HOOFDSTUK IX Begroting, rekening, bevoorschotting en kostentoerekening

Artikel 17Administratie en controle

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

  • 2. Het algemeen bestuur neemt daarbij de geldende wet- en regelgeving in acht, in het bijzonder op de terreinen rechtmatigheid, verantwoording en controle, zoals vastgelegd in de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording.

Artikel 18Begroting

  • 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting van Cocensus vast uiterlijk 1 juli voorafgaande aan het jaar waarvoor deze geldt.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt, als onderdeel van de begroting, jaarlijks de uitgangspunten voor de toerekening van de kosten aan de producten vast.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden toe aan de raden van de deelnemers.

  • 4. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de deelnemers voor een ieder ter inzage gelegd en, tegen betaling van de kosten, algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190, tweede en derde lid, van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De raden van de deelnemers kunnen omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 6. Nadat deze is vastgesteld, zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake bij Gedeputeerde Staten hun zienswijze naar voren kunnen brengen.

  • 7. Het bepaalde in het tweede, vierde en vijfde lid, alsmede het bepaalde in artikel 192 van de Gemeentewet is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.

  • 8. In afwijking van het bepaalde in het zes lid, worden wijzigingen op de begroting tot 5% van de jaarlijkse totale exploitatiekosten niet voorgelegd aan de deelnemers; het bepaalde in artikel 192, eerste lid, van de Gemeentewet blijft op dergelijke wijzigingen van toepassing.

Artikel 18aBijdragen van gemeenten

  • 1. Op basis van de bij de begroting vastgestelde uitgangspunten wordt in de begroting de voor een deelnemer verschuldigde bijdrage bepaald.

  • 2. De deelnemende gemeente betaalt bij wijze van voorschot per kwartaal telkens 1/4 deel overeenkomstig het op grond van het eerste lid bepaalde bedrag.

  • 3. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat het samenwerkingsverband te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

Artikel 19Rekening

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen jaar, het jaarverslag en de accountantsverklaring jaarlijks vóór 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de besturen van de gemeenten, dit met in acht neming van de geldende wet- en regelgeving zoals vastgelegd in de Gemeentewet en het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 2. De colleges van de gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending bij het algemeen bestuur hun zienswijze over de rekening naar voren brengen.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de rekening vast vóór 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Zij wordt vóór 15 juli, met alle bijbehorende stukken en het jaarverslag aan Gedeputeerde Staten aangeboden.

Artikel 20Kostentoerekening

  • 1. In de rekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het betreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 18a, eerste lid, bepaalde en de werkelijk verschuldigde bijdrage, vindt plaats terstond na de kennisgeving aan de deelnemende gemeente van de vaststelling van de rekening.

HOOFDSTUK XI Duur, wijziging, toetreding, uittreding en opheffing

Artikel 21Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 22Wijziging

  • 1. Voor wijziging van de regeling is de instemming van tweederde van de deelnemers vereist.

  • 2. Zowel het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur als elk der deelnemers is bevoegd tot het doen van voorstellen tot wijziging van de regeling.

Artikel 23Toetreding

  • 1. Voor toetreding tot de regeling is de unanieme instemming van de deelnemers vereist.

  • 2. Het algemeen bestuur kan aan de toetreding voorwaarden verbinden.

Artikel 24Uittreding

  • 1. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. Gedurende drie jaren na de datum van toetreding tot de regeling is uittreding niet mogelijk.

  • 2. Het voornemen tot uittreding wordt bij aangetekende kennisgeving aan de voorzitter van het bestuur medegedeeld.

  • 3. Na ontvangst van de in het tweede lid vermelde kennisgeving wordt een in overleg met de uittredende deelnemer aan te wijzen onafhankelijke registeraccountant opdracht verleend een liquidatieplan op te stellen als ware tot opheffing van de regeling besloten. Het liquidatieplan wordt vastgesteld door het bestuur en de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen zijn bindend. Bij het vaststellen van het liquidatieplan wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met hetgeen is bepaald in artikel 20.

  • 4. Nadat het liquidatieplan is vastgesteld is de uittredende deelnemer gehouden om binnen zes maanden de daarin voor de uittredende deelnemer omschreven financiële verplichtingen aan Cocensus te voldoen.

  • 5. De kosten van het opstellen van het liquidatieplan komen voor rekening van de deelnemer, die het voornemen heeft om uit te treden.

Artikel 25Opheffing

  • 1. Instemming van ten minste tweederde van het aantal deelnemers is vereist voor opheffing van de regeling.

  • 2. Bij opheffing van de regeling wordt een plan opgesteld als bedoeld in artikel 24, derde lid, van deze regeling. Het bepaalde in het derde, vierde en vijfde lid van artikel 24 is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Opheffing is niet mogelijk gedurende de eerste drie jaren na de datum van inwerkingtreding van de regeling.

Artikel 26Geschillen

Van een geschil als bedoeld in artikel 28, eerste lid, van de Wet is sprake als ten minste één der deelnemers zodanige mening is toegedaan.

Artikel 27 Inzending regeling

Het gemeentebestuur van Haarlemmermeer draagt zorg voor de toezending van deze regeling aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland en aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland.

Artikel 28Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de regeling is opgenomen in het register bedoeld in artikel 27, tweede lid, van de Wet.

  • 2. Deze regeling dient ter vervanging van de gemeenschappelijke regeling Cocensus 2010 van 18 december 2009.

  • 3. Na de inwerkingtreding van deze regeling berusten de op grond van de voorgaande gemeenschappelijke regeling genomen besluiten op deze regeling.

  • 4. Deze regeling kan worden aangehaald als: gemeenschappelijke regeling Cocensus 2012.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem
op 23 december 2011,
De secretaris, De voorzitter,
namens deze, de wethouder
S.M.M Borgers P.J. Heiliegers
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer op 23 december 2011,
De secretaris, De voorzitter,
namens deze, de wethouder
mr. A.L. van Kempen, wnd J.J. Nobel
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hillegom op 23 december 2011,
De secretaris, De voorzitter,
namens deze, de wethouder
ing. G.P. van Lierop A.Th. van Rijnberk
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beverwijk op 23 december 2011,
De secretaris, De voorzitter,
namens deze, de wethouder
mr. A.L. Schölvinck J.W.J. Dorenbos
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oostzaan op 23 december 2011,
De secretaris, De voorzitter,
namens deze, de wethouder
R.Schaatsbergen A. Buskens
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wormerland op 23 december 2011,
De secretaris, De voorzitter,
namens deze, de wethouder
M.van den Hende R.P. Hendriks

Bijlage als bedoeld in artikel 3, eerste lid, sub b, van de regeling

Naast de in artikel 3, eerste lid, sub a, van de regeling overgedragen heffingen, dragen de deelnemende gemeenten over de belastingen en rechten als aangegeven in het onderstaande schema:

Toelichting:

C = overgedragen aan Cocensus

G = deze heffing wordt door de deelnemende gemeente bij deze gemeenschappelijke regeling niet overgedragen Cocensus. Desondanks is het mogelijk dat de uitvoeringsorganisatie van Cocensus door de gemeente hiermee wordt belast. Dit geschiedt dan doordat het college van de betreffende gemeente in overleg met Cocensus, een bij Cocensus werkzame persoon kan aanwijzen als onbezoldigd ambtenaar van die gemeente. Het college van die gemeente draagt er vervolgens zorg voor dat die onbezoldigde ambtenaar voor de betreffende heffing wordt aangewezen als ambtenaar met de bevoegdheden als bedoeld in artikel 231, tweede lid, van de Gemeentewet.

--- = Deze heffing wordt thans niet gehanteerd in de betreffende gemeente. Bij eventuele invoering van die heffing dient de gemeente een keuze te maken of zij de die heffing zelf wil uitvoeren, overdraagt aan Cocensus, of gebruik maakt van aanstelling van een onbezoldigde gemeenteambtenaar, overeenkomstig hetgeen hierboven beschreven is.