Regeling vervallen per 27-11-2017

Gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland

Geldend van 01-01-2006 t/m 26-11-2017

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland

De raden, de colleges van burgemeester & wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Beemster, Edam-Volendam, Landsmeer, Purmerend, Waterland, Wormerland en Zeevang;

gelezen het voorstel van de Waterlandraad d.d. 4 april 2005 tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland

besluiten:

de "gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland", gepubliceerd in de Nederlandse Staatscourant van 15 september 1971 en sedertdien gewijzigd, te wijzigen in dier voege dat de regeling komt te luiden als volgt.

HOOFDSTUK I. BEGRIPSBEPALINGEN.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling : deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      het samenwerkings-

      orgaan : het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • c.

      een deelnemende

      gemeente : een aan deze regeling deelnemende

      gemeente;

    • d.

      Gedeputeerde Staten : Gedeputeerde Staten der provincie

      Noord-Holland.

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders, burgemeester onderscheidenlijk het samenwerkingsorgaan, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK II. HET RECHTSPERSOONLIJKHEID BEZITTEND LICHAAM

Artikel 2. Het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd: “Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland”. Het lichaam is gevestigd te Purmerend.

  • 2. Het rechtsgebied van het samenwerkingsorgaan omvat hetgrondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3. Organen

Het bestuur van het samenwerkingsorgaan bestaat uit:

a.het algemeen bestuur;

b het dagelijks bestuur;

c.de voorzitter.

HOOFDSTUK III. DOEL EN TAAK VAN HET SAMENWERKINGSORGAAN

Artikel 4. Doel en taak van het samenwerkingsorgaan

  • 1. Het samenwerkingsorgaan heeft ten doel een harmonische ontwikkeling van de daaraan deelnemende gemeenten te bevorderen als bijdrage aan het welzijn van de Waterlandse bevolking.

  • 2. Het samenwerkingsorgaan behartigt de belangen en oefent de daarbij behorende taken en bevoegdheden uit op het gebied van:

    • a.

      vervallen.

    • b.

      vervallen.

    • c.

      de bevordering van de muzikale en andere werkvormen in het kader van de kunstzinnige vorming.

    • d.

      vervallen.

    • e.

      de zorg en het beheer van de archieven, welke ingevolge de Archiefwet naar bewaarplaatsen zijn of dienen te worden overgebracht.

    • f.

      vervallen.

    • g.

      vervallen.

    • h.

      vervallen.

    • i.

      een evenwichtige ontwikkeling van de openluchtrecreatie en de instandhouding van het landschap, als omschreven in de gemeenschappelijke regeling Recreatieschap Waterland.

    • j.

      de subsidiëring van de Stichting Schooladvies- en begeleidingsdienst Waterland.

    • k.

      vervallen.

    • l.

      het budgetbeheer ten behoeve van de volkshuisvesting als bedoeld in het Besluit woninggebonden subsidies 1993.

    • m.

      de in de Wet Educatie en Beroepsonderwijs voorgeschreven planning van educatieve activiteiten met betrekking tot de basiseducatie en het voortgezet algemeen volwassenonderwijs en het toekennen van de hiervoor beschikbare subsidies door middel van het sluiten van overeenkomsten met de daarvoor in aanmerking komende educatieve instelling(en).

  • 3. ter uitwerking van elk van de in het vorige lid bedoelde belangen wordt een regeling vastgesteld waarin onder meer de deelnemende gemeenten, de kostenverdeling en eventuele nadere taken en bevoegdheden worden vermeld.

  • 4. zonder overdracht van bevoegdheden draagt het zorg voor:

    • a.

      vervallen

    • b.

      vervallen

    • c.

      vervallen

    • d.

      vervallen

    • e.

      advisering en coördinatie op het gebied van de aan de Waterlandse gemeente opgedragen taken in het kader van de Afvalstoffenwet, zoals omschreven in de door de gemeentebesturen vastgestelde verklaringen.

    • f.

      het reageren op rijks- en provinciale nota’s en plannen die voor de Waterlandse gemeenten van belang zijn.

    • g.

      het vertegenwoordigen van de Waterlandse gemeenten in overlegstucturen, overeenkomstig de met de gemeentebesturen gemaakte afspraken.

    • h.

      de advisering van de Waterlandse gemeenten op het gebied van de aan hen opgedragen milieutaken als genoemd in de door de gemeentebesturen vastgestelde “regeling milieusamenwerking Waterland”.

  • 5. Ook overigens zal het samenwerkingsorgaan zorgdragen voor overleg en coördinatie over aangelegenheden betreffende de huishouding van de Waterlandse gemeenten, die niet op het niveau van het samenwerkingsgebied agglomeratie Amsterdam behoeven te worden behartigd en zonder dat er sprake is van taakoverdracht.

  • 6. Wanneer wetten, algemene maatregelen van bestuur, provinciale verordeningen of provinciale besluiten het vorderen of mogelijk maken, verleent het samenwerkingsorgaan met instemming van de gemeenten medewerking aan de uitvoering daarvan.

HOOFDSTUK IV. ALGEMEEN BESTUUR.

Paragraaf 1: De samenstelling van het algemeen bestuur.

Artikel 5. De samenstelling

Het algemeen bestuur bestaat uit een door elk van de raden van de deelnemende gemeenten uit het college van burgemeester en wethouders aangewezen lid, met dien verstande dat de raad van de gemeente Purmerend twee leden uit het college (waaronder de burgemeester) aanwijst.

Artikel 6. Vereisten lidmaatschap

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van het samenwerkingsorgaan of van een deelnemende gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt.

Artikel 7.

Vervallen

Artikel 8. De zittingsduur

  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling voor de eerste vergadering bijeen komt

  • 2. De raad van een deelnemende gemeente beslist in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van nieuwe leden van het algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3. Na de aanwijzing van de leden door de gemeenteraden komt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk in nieuwe samenstelling, doch uiterlijk binnen twee maanden, in eerste vergadering bijeen.

Artikel 9.

  • 1. Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur beschikbaar komt, wijst de gemeenteraad die het aangaat in zijn eerstvolgende vergadering of indien dit niet mogelijk is, ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan. Artikel 7 van de regeling vindt overeenkomstig toepassing.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders van de betreffende deelnemende gemeenten geeft van een benoeming binnen 8 dagen schriftelijk kennis aan het algemeen bestuur en aan de benoemde.

Artikel 10.

Hij die ter vervulling van een buiten de gewone tijd van aftreding opgevallen plaats tot lid van het algemeen bestuur is benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

Artikel 11.

Vervallen

Artikel 12.

Onverminderd het bepaalde in artikel 8 eindigt het lidmaatschap van het algemeen bestuur eveneens op het moment van de uittreding uit de gemeenschappelijke regeling van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.

Artikel 13.

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij deelt dit mede aan de voorzitter. Hij, die zijn ontslag heeft genomen, blijft zijn functie waarnemen, totdat zijn opvolger is benoemd en deze de benoeming heeft aanvaard.

  • 2. Hij of zij die ophoudt lid te zijn van het college van burgemeester en wethouders van een deelnemende gemeente, houdt tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur.

  • 3. De gemeenteraad kan een door hem aangewezen lid tussentijds ontslaan als dit het vertrouwen van de gemeenteraad niet meer bezit. Daarbij wordt gehandeld overeenkomstig artikel 87a van de gemeentewet.

Paragraaf 2: De werkwijze

Artikel 14. Vergaderingen

Op het houden en de orde van de vergaderingen van het algemeen bestuur is het gestelde in artikel 22 van de Wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

Artikel 15. Openbaarheid

M.b.t. het opleggen van geheimhouding is artikel 23 van de wet gemeenschappelijke regelingen van toepassing.

Artikel 16 Stemmingen

  • 1. 1.De leden van het algemeen bestuur hebben meervoudig stemrecht. Het gewicht van de stemmen per lid luidt aldus:

    Voor leden uit

    gemeenten tot 10.000 inwoners 3 stemmen.

    gemeenten van 10.000 tot 15.000 inwoners 4 stemmen.

    gemeenten van 15.000 tot 20.000 inwoners 5 stemmen

    gemeenten van 20.000 tot 40.000 inwoners 6 stemmen.

    gemeenten van 40.000 tot 60.000 inwoners 7 stemmen.

    gemeenten van 60.000 inwoners of meer 4 stemmen.

  • 2. Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de laatstelijk door de Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.

Artikel 17. Regelement van orde

Het algemeen bestuur bepaalt de wijze waarop openbare bekendmakingen als bedoeld in deze regeling plaatsvinden.

Paragraaf 3: Vergoedingen.

Artikel 18. Vergoedingen

De leden van het bestuur van het samenwerkingsorgaan kunnen een bij afzonderlijk besluit door het algemeen bestuur vast te stellen vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten ontvangen. Bij de vaststelling van deze vergoeding en tegemoetkoming wordt het gestelde in artikel 21 van de Wet gemeenschappelijke regelingen in acht genomen.

Paragraaf 4: Informatie en verantwoording (leden) algemeen bestuur.

Artikel 19. Informatie en verantwoording

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur geeft de gemeenteraad,die hem of haar als lid heeft aangewezen, schriftelijk de door een of meer leden van die raad verlangde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is aan de gemeenteraad, die hem of haar als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem of haar in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 3. Het afleggen van verantwoording gebeurt volgens door de betrokken gemeenteraad nader te stellen regels.

  • 4. Het algemeen bestuur geeft binnen drie maanden aan de raden van de deelnemende gemeenten de door een of meer leden van die raden schriftelijke gevraagde inlichtingen.

HOOFDSTUK V. HET DAGELIJKS BESTUUR

Paragraaf 1: De samenstelling.

Artikel 20. De samenstelling

  • 1. Het Algemeen Bestuur bepaalt de omvang van het dagelijks bestuur in dier voege, dat ingeval hierover geen unanimiteit bestaat, het dagelijks bestuur acht leden omvat.

  • 2. Het dagelijks bestuur bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter van het samenwerkingsorgaan;

    • b.

      de overige leden van het algemeen bestuur dan wel de door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen leden.

  • 3. De voorzitter van het samenwerkingsorgaan is voorzitter van het dagelijks bestuur.

Artikel 21. Benoeming nieuwe leden

  • 1.

    Het algemeen bestuur beslist in de eerste vergadering van elke zittingsperiode over de verkiezing van de leden van het dagelijks bestuur, als bedoeld in artikel 20, lid 2 onder b.

  • 2.

    De leden van het dagelijks bestuur, als bedoeld in artikel 20, lid 2 onder b, treden als lid van dat bestuur af op de dag waarop de zittingsperiode van de leden van het algemeen bestuur afloopt.

  • 3.

    Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur beschikbaar komt, welke door een lid als bedoeld in artikel 20, lid 2 onder b, werd ingenomen kiest het algemeen bestuur een nieuw lid.

  • 4.

    Hij, die als lid van het dagelijks bestuur aangewezen ingevolge artikel 20, lid 2 onder b, tussentijds ontslag neemt, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger zijn functie heeft aanvaard.

  • 5.

    Verlies van en schorsing van het lidmaatschap van het algemeen bestuur brengt verlies van, onderscheidenlijk schorsing in het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mede.

Artikel 22. Tijdelijke vervanging

  • Indien afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur,aangewezen ingevolge artikel 20, lid 2 onder b, van langdurige aard wordt verwacht, dan wel de voorzitter gedurende een naar verwachting langdurige termijn wordt waargenomen, kan het algemeen bestuur in de tijdelijke vervanging van dat lid c.q. van hem die de voorzitter waarneemt, voorzien.

Paragraaf 2: De werkwijze.

Artikel 23. Vergaderingen

  • 1. 1.Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of tenminste twee leden dit nodig oordelen.

  • 2.

    • a.

      Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering één stem.

    • b.

      Artikel 52, eerste lid en artikel 98 van de gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing

  • 3. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen.

Paragraaf 3: De rechtspositie van de leden van het dagelijks bestuur

Artikel 24. Rechtspositie

Ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur is het gestelde in artikel 18 van de regeling van toepassing.

Paragraaf 4: De bevoegdheden van het dagelijks bestuur.

Artikel 25. Bevoegdheden

Het dagelijks bestuur oefent alle bestuurlijke bevoegdheden uit m.u.v. die bevoegdheden die wettelijk zijn voorbehouden aan het algemeen bestuur. Tot die uitzonderingen behoren in ieder geval

  • -

    het vaststellen en wijzigen van de begroting;

  • -

    het vaststellen van de jaarrekening.

Artikel 26. Medewerking aan wetten enz.

  • 1. Wanneer wetten, algemene maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen het vorderen, verleent het bestuur van het samenwerkingsorgaan de medewerking tot uitvoering daarvan.

  • 2. De medewerking wordt verleend door het dagelijks bestuur, tenzij deze uitdrukkelijk van het algemeen bestuur of de voorzitter wordt gevorderd.

  • 3. De medewerking bestaande uit het maken van verordeningen, wordt evenwel verleend door het algemeen bestuur, tenzij de wet deze uitdrukkelijk van het dagelijks bestuur of van de voorzitter vordert.

Artikel 27. Verantwoordingsplicht

  • 1. Ingeval het aantal leden van het dagelijks bestuur kleiner is dan het aantal leden van het algemeen bestuur, verstrekt het dagelijks bestuur en elk van zijn leden het algemeen bestuur de door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. Ingeval het aantal leden van het dagelijks bestuur kleiner is dan het aantal leden van het algemeen bestuur, legt het dagelijks bestuur en elk van zijn leden op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of door hem of haar gevoerde bestuur.

  • 3. Ingeval het aantal leden van het dagelijks bestuur kleiner is dan het aantal leden van het algemeen bestuur, kan het algemeen bestuur een dagelijks bestuurslid ontslaan als deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

Artikel 28. Verslag

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt het algemeen bestuur jaarlijks een verslag over de werkzaamheden van het samenwerkingsorgaan over het afgelopen jaar ter vaststelling aan.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen veertien dagen na de vaststelling toe aan de raden der deelnemende gemeenten en aan Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK VI. DE VOORZITTER.

Artikel 29. Benoeming, ontslag, vervanging

  • 1. De voorzitter van het samenwerkingsorgaan wordt door het algemeen bestuur benoemd uit de leden afkomstig uit het college van burgemeester en wethouders van Purmerend. De waarnemend voorzitter is het lid afkomstig uit het college van burgemeester en wethouders van Edam-Volendam.

  • 2. De benoeming geschiedt in de eerste vergadering van de zittingsperiode voor de duur van die zittingsperiode; de aftredende voorzitter is terstond herbenoembaar. Hij blijft zijn functie waarnemen totdat de nieuwe voorzitter is benoemd.

  • 3. Indien tussentijds de functie van voorzitter beschikbaar komt, benoemt het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuwe voorzitter. De tussentijds benoemde voorzitter treedt af op het tijdstip, waarop degene, in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 4. In het geval de voorzitter tussentijds ontslag neemt, blijft hij zijn functie waarnemen totdat zijn opvolger is benoemd.

  • 5. Het algemeen bestuur beslist omtrent schorsing en ontslag van de voorzitter, waarbij de procedure als bedoeld in artikel 87a van de gemeentewet in acht wordt genomen.

  • 6. Indien hij of zij tussentijds ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt hij of zij tevens op voorzitter te zijn, onverminderd het bepaalde in lid 4.

Artikel 30.

Vervallen

Artikel 31. Taak

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Hij tekent de stukken, die van van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan. Artikel 75, tweede lid, van de gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De voorzitter vertegenwoordigt het samenwerkingsorgaan in en buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.

  • 3. Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende gemeente die partij is in een geding of bij een buitengerechtelijke rechtshandeling, waarbij het samenwerkingsorgaan is betrokken, oefent een de waarnemend voorzitter die bevoegdheid uit.

Artikel 32. Verantwoordingsplicht

  • 1. De voorzitter geeft aan het algemeen bestuur de door een of meer leden daarvan gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 2. De voorzitter legt op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door hem/haar gevoerde beleid.

  • 3. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslaan, indien hij of zij het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

Artikel 33. Rechtspositie

Ten aanzien van de vergoeding van zijn werkzaamheden en het toekennen van een tegemoetkoming in de kosten vindt t.a.v. de voorzitter het gestelde in artikel 18 van deze regeling toepassing.

HOOFDSTUK VII. PORTEFEUILLEHOUDERSOVERLEGGEN.

Artikel 34.

Vervallen

Artikel 35. Portefeuillehoudersoverleg

  • a. Voor elk daartoe door het dagelijks bestuur aangewezen beleidsterrein bestaat een portefeuillehoudersoverleg.

  • b. De leden van het portefeuillehoudersoverleg worden aangewezen door het college van burgemeester en wethouders van elk der deelnemende gemeenten.

  • c. Voorzitter van een portefeuillehoudersoverleg is het lid van het dagelijks bestuur dat het werkterrein van het portefeuillehoudersoverleg in dat bestuur in het bijzonder behartigt.

  • d. Een portefeuillehoudersoverleg bespreekt de ontwikkelingen op zijn werkterrein en brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit aan het dagelijks bestuur.

  • e. Het dagelijks bestuur kan de werkwijze en orde van vergaderingen van het portefeuillehoudersoverleg nader regelen.

HOOFDSTUK VIII. HET AMBTELIJK APPARAAT.

Artikel 36. Secretaris

  • 1. Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de secretaris.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt bij verhindering of ontstentenis van de secretaris zijn vervanging.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt voor de secretaris een instructie vast.

Artikel 37. Taak

  • 1. De secretaris staat het algemeen bestuur het dagelijks bestuur en de voorzitter bij alles wat de hun opgedragen taak aangaat, terzijde.

  • 2. Alle stukken, die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan, worden door hem mede-ondertekend.

Artikel 38. Vereisten

Op de secretaris zijn de artikelen 103 en 104 van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 39. Overige ambtenaren

  • 1. De formatie van het ambtelijk apparaat wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van de secretaris en overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125 en 134 van de Ambtenarenwet de rechtspositie van de overige ambtenaren van het samenwerkingsorgaan, alsmede het personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht.

HOOFDSTUK IX. DE PLANNEN.

Artikel 40. Vaststelling door algemeen bestuur

  • 1. Ten aanzien van de in artikel 4, lid 5 bedoelde aangelegenheden kan het algemeen bestuur een beleidsplan vaststelen, dat de hoofdlijnen van de wenselijke ontwikkeling aangeeft.

  • 2. Het algemeen bestuur kan bepalen, dat voor de in artikel 4, lid 5 bedoelde aangelegenheden deelplannen worden vastgesteld.

Artikel 41. Overleg

Bij het opstellen van het ontwerp van een plan, pleegt het dagelijks bestuur overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en met andere daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een bijlage bij dit ontwerp verantwoording.

Artikel 42. Toezending aan de raden

  • 1. Het algemeen bestuur stelt het ontwerp van een plan voorlopig vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een plan na de voorlopige vaststelling door het algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van het algemeen bestuur brengen.

Artikel 43. Besluitvorming mededeling

  • 1. Binnen drie maanden na het verstrijken van de in het vorige artikel vermelde termijn, beslist het algemeen bestuur omtrent de vaststelling van het plan.

  • 2. Indien tegen het ontwerp van een plan bezwaren zijn ingediend of het algemeen bestuur bij de vaststelling van het plan afwijkt van het ontwerp, wordt het besluit tot vaststelling met redenen omkleed.

  • 3. Het plan wordt terstond na de vaststelling door het algemeen bestuur medegedeeld aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan Gedeputeerde Staten.

HOOFDSTUK X. AANBEVELINGEN.

Artikel 44. Aanbevelingen door het algemeen bestuur

Het algemeen bestuur kan met betrekking tot de in artikel 4, lid 5 bedoelde aangelegenheden aanbevelingen doen aan de besturen van de deelnemende gemeenten.

Artikel 45. Overleg

Bij het opstellen van het ontwerp van een aanbeveling pleegt het dagelijks bestuur overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente of gemeenten en met andere daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een bijlage bij het ontwerp verantwoording.

Artikel 46. Mededeling aan de raad en Gedeputeerde Staten

Een aanbeveling wordt terstond na de vaststelling door het algemeen bestuur medegedeeld aan de raad van een betrokken gemeente en aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 47. Standpunt raad

Binnen drie maanden nadat het algemeen bestuur tot het doen van een aanbeveling heeft besloten, bepaalt de raad van een betrokken gemeente bij gemotiveerd besluit, zijn standpunt omtrent de aanbeveling. Van dit besluit wordt terstond mededeling gedaan aan het algemeen bestuur.

Artikel 48. Standpunt algemeen bestuur

Indien een aanbeveling niet of onvoldoende in acht wordt genomen, beraadt het algemeen bestuur zich over de gevolgen daarvan.

HOOFDSTUK XI. UITOEFENING VAN GEMEENTELIJKE TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 49.

  • 1. De raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van een deelnemende gemeente, die van mening zijn, dat de uitoefening van een bepaalde hun toekomende bevoegdheden c.q. de uitoefening van bepaalde taken aan het samenwerkingsorgaan kunnen worden toevertrouwd, wenden zich met een voorstel tot het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan.

  • 2. Het dagelijks bestuur pleegt overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten en met andere daarvoor in aanmerking komende besturen, instellingen, diensten en personen.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt vervolgens het algemen bestuur in de gelegenheid advies uit te brengen over een ontwerp overdrachtsregeling.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt dit advies, vergezeld van de in het vorige lid bedoelde overdrachtsregeling, aan de betrokken bestuursorganen van de deelnemende gemeenten, met het verzoek binnen drie maanden tot overdracht van de in het eerste lid bedoelde uitvoering van taken c.q. uitoefening van bevoegdheden ook voor hun gemeente te besluiten. Het advies, alsmede de overdrachtsregeling wordt tevens op het bureau van het samenwerkingsorgaan en ten gemeentehuize van de gemeenten ter inzage gelegd. Deze terinzagelegging wordt door de voorzitter openbaar bekend gemaakt. Deze bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid voor een ieder tot het indienen van bezwaren.

  • 5. Na afloop van de in het vorige lid bedoelde termijn beslist. Het algemeen bestuur omtrent aanvaarding van de door de gemeenten, die daartoe hebben besloten, overgedragen taken en bevoegdheden.

  • 6. Een besluit tot aanvaarding van gemeentelijke taken en bevoegdheden behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 7. Het dagelijks bestuur van het samenwerkingsorgaan doet van de beslissing van Gedeputeerde Staten mededeling aan de bestuursorganen van de betrokken gemeenten.

  • 8. Een door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit tot aanvaarding van taken en bevoegdheden wordt door het dagelijks bestuur bekend gemaakt door terinzagelegging van het desbetreffende besluit op het bureau van het samenwerkingsorgaan en ten gemeentehuize van de betrokken gemeenten.

  • 9. De voorzitter maakt de nederlegging tevoren bekend in een of meer dag- en nieuwsbladen, die in het gebied van het samenwerkingsorgaan verspreid worden.

  • 10. Het algemeen bestuur kan ook zelf een voorstel als bedoeld in het eerste lid doen. Het derde tot en met het negende lid blijven in dat geval van overeenkomstige toepassing.

  • 11. Over de uitoefening van bevoegdheden c.q. de uitvoering van taken als bedoeld in het eerste lid, pleegt het betrokken bestuursorgaan van het samenwerkingsorgaan overleg met de bestuursorganen van de betrokken gemeenten

  • 12. Het algemeen bestuur geeft, zo daartoe in geval van overgang van bevoegdheden c.q. taken als bedoeld in dit artikel aanleiding bestaat, in afwijking van het bepaalde in artikel 60 tweede lid, regelen omtrent het ter beschikking stellen van de financiële middelen, benodigd voor de uitoefening van de bevoegdheid c.q. uitvoering van de taak. Deze regelen behoeven de goedkering van Gedeputeerde Staten.

  • 13. In een overdrachtsregeling, als bedoeld in dit artikel, kan worden bepaald dat een lid van het algemeen bestuur niet deelneemt aan de stemming over aangelegenheden, voortvloeiende uit een ingevolge dit artikel aan het algemeen bestuur toekomende taak c.q. bevoegdheid, indien hij ingezetene is van een gemeente, waarvoor de overdrachtsregeling niet geldt.

  • 14. Bij wijziging van een overgedragen taken/bevoegdheid vindt artikel 72 toepassing.

Artikel 50.

  • 1. Indien de bestuursorganen van een deelnemende gemeente van mening zijn, dat een overdracht als bedoeld in artikel 49 voor hun gemeente ongedaan moet worden gemaakt, wenden zij zich met een gemotiveerd verzoek tot het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur beslist omtrent dit verzoek. Deze beslissing wordt met redenen omkleed ter kennis gebracht van de betrokken gemeente.

  • 3. Bij inwilliging van het verzoek, regelt het algemeen bestuur, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, de gevolgen van het in het vorige lid bedoelde besluit, de financiële daaronder begrepen.

HOOFDSTUK XII. VERORDENINGEN

Artikel 51. Vaststelling door Algemeen bestuur

In het belang van de uitvoering van de in artikel 4, lid 2 genoemde taakstelling kan het algemeen bestuur verordeningen vaststellen.

Artikel 52. Toezending ontwerp aan gemeenten en terinzagelegging

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een verordening, na voorlopige vaststelling door het algemeen bestuur, aan de raden van de deelnemende gemeenten, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter kennis van het algemeen bestuur brengen.

  • 2. Het voorlopig vastgestelde ontwerp wordt tevens op het bureau van het samenwerkingsorgaan en ten gemeentehuize van de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd.

  • 3. De voorzitter maakt de terinzagelegging openbaar bekend. Deze bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van bezwaren.

Artikel 53. Vaststelling

Binnen zes maanden na de toezending van het ontwerp aan de raden van de deelnemende gemeenten beslist het algemeen bestuur omtrent de vaststelling van de verordening. Het algemen bestuur kan de beslissing voor ten hoogste drie maanden verdagen.

Artikel 54. Toezending vastgestelde verordening

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt de verordening na de vaststelling toe aan de raden der deelnemende gemeenten en aan de verder bij wettelijk voorschrift daartoe aangewezen besturen en functionarissen.

    Bekendmaking

  • 2. De voorzitter maakt de nederlegging onverwijld openbaar bekend.

    Wijziging van de verordening

  • 3. Hetgeen is bepaald over de vaststelling van een verordening is van overeenkomstige toepassing op een herziening van die verordening.

  • 4. Met betrekking tot een door het algemeen bestuur vastgestelde verordening, zijn de desbetreffende bepalingen van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 55. verhouding tot gemeentelijke verordeningen

In een verordening, als bedoeld in dit hoofdstuk, dient steeds te worden aangegeven in hoeverre de raden der deelnemende gemeenten bevoegd blijven verordeningen vast te stellen ten aanzien van het onderwerp, waarin de eerstgenoemde verordening voorziet.

HOOFDSTUK XIII. OVERIGE BEVOEGDHEDEN.

Artikel 56. Aangaan van gemeenschappelijke regelingen

Het samenwerkingsorgaan is bevoegd gemeenschappelijke regelingen te treffen, ter behartiging van de in artikel 4, genoemde belangen, rekening houdend met de artikelen 93 en 96 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Alvorens een gemeenschappelijke regeling wordt getroffen terzake van een niet aan het samenwerkingsorgaan toekomende taak c.q. bevoegdheid, vindt artikel 49 van toepassing.

HOOFDSTUK XIV. MEDEDELINGSPLICHT VAN DE BESTUREN DER DEELNEMENDE GEMEENTEN.

Artikel 57. Mededeling van plannen en maatregelen

  • 1. De raden, colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de deelnemende gemeenten doen het dagelijks bestuur mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van het samenwerkingsorgaan van belang zijn.

  • 2. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen over bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de taakvervulling van het samenwerkingsorgaan van belang zijn het gevoelen vragen van het betrokken bestuursorgaan van het samenwerkingsorgaan.

  • 3. De bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan kunnen hun zienswijze omtrent maatregelen en plannen als bedoeld in het eerste lid, ook ongevraagd aan het betrokken gemeentebestuur kenbaar maken.

  • 4. De in het eerste lid genoemde bestuursorganen zijn verplicht te voldoen aan een verzoek van bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen die voor het samenwerkingsorgaan van belang zijn.

HOOFDSTUK XV. FINANCIELE BEPALINGEN.

Pararaaf 1: De administratie.

Artikel 58. Vaststellingen regels inzake administratie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten regelen vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het geldelijk beheer van het samenwerkingsorgaan.

  • 2. Ten aanzien van de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding zijn de artikelen 265 bis tot en met 265 sexies van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Paragraaf 2: De begroting.

Artikel 59. ontwerpbegroting

Het algemeen bestuur stelt jaarlijks vóór 1 juli de begroting vast voor het eerstvolgende begrotingsjaar. Alvorens hiertoe over te gaan wordt de procedure als omschreven in artikel 35 van de Wet gemeenschappelijke regelingen in acht genomen.

Artikel 60. Bijdragen van de gemeenten

  • 1. In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting betrekking heeft, verschuldigde bijdrage.

  • 2. De kosten van het samenwerkingsorgaan worden, rekening houdende met bijdragen van het rijk of anderen, alsmede met de regelen als bedoeld in artikel 49, twaalfde lid, als volgt over de deelnemende gemeenten verdeeld:

    • a.

      20 procent van de totale gemeentelijke bijdrage verdeeld in gelijke bijdragen over de deelnemende gemeenten.

    • b.

      Het resterende bedrag wordt over de deelnemende gemeenten verdeeld naar het inwonertal op 1 januari van het jaar voorafgaand aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is.

      Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde bevolkingscijfers.

      Voorschot

  • 3. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli telkens de helft van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

    Garanderen Geldleningen

  • 4. De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de geldleningen aan te gaan door het samenwerkingsorgaan voor de richtige uitvoering van zijn taak, in verhouding tot het inwonertal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan (uitgedrukt in een veelvoud van duizend naar boven afgerond). Zodanige geldleningen mogen de geldgevers geen rendement geven, dat hoger is dan het rendement van de geldleningen, welke tegelijkertijd worden aangeboden door de N.V. Bank van Nederlandsche Gemeenten.

Artikel 61. Toezending aan gemeenten

  • 1.

    Van de vaststelling van de begroting wordt terstond mededeling gedaan aan de besturen der deelnemende gemeenten, die ervoor zorgdragen dat het in deze begroting voor de gemeente als bijdrage in de kosten van het samenwerkingsorgaan geraamde bedrag, in de gemeentebegroting wordt opgenomen.

    Toezending aan Gedeputeerde staten

  • 2.

    Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen een maand na vaststelling aan Gedeputeerde Staten ter goedkeuring in. Van de beslissing van Gedeputeerde Staten doet het dagelijks bestuur mededeling aan de besturen der deelnemende gemeenten.

Artikel 62. Wijziging van de begroting

  • 1. Met betrekking tot wijziging van de begroting zijn de voorgaande artikelen, alsmede artikel 63 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van het bepaalde in artikel 59 voorzover het wijzigingen betreft van de begroting, die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Voor af- en overschijvingen op de posten van de begroting zijn de artikelen 59, 61, eerste en tweede lid, zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing voor zover hiervoor niet bij de begroting zelf of bij een afzonderlijk door Gedeputeerde Staten goedgekeurd besluit van het algemeen bestuur machtiging is verleend.

Artikel 63. Opvoering verplichte uitgaven

Wanneer aan het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 61, eerste lid, van deze regeling verzoekt het algemeen bestuur Gedeputeerde Staten over te gaan tot toepassing van artikel 240 a van de gemeentewet.

Paragraaf 3: De rekening

Artikel 64. Aanbieding rekening aan de raden

Van de inkomsten en uitgaven van het samenwerkingsorgaan over het afgelopen jaar wordt door het dagelijks bestuur verantwoording gedaan aan het algemeen bestuur onder overlegging van de door een ambtenaar, aangewezen bij de regelen als bedoeld in artikel 58, overeenkomstig deze regelen aangeboden rekening met de daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikel 265 bis van de gemeentewet aangewezen deskundige.

Artikel 65. Voorlopige vaststelling

  • 1. Het algemeen bestuur onderzoekt jaarlijks de rekening over het afgelopen jaar zonder uitstel en stelt haar voorlopig vast vóór 1 juli.

  • 2. De rekening wordt binnen een maand met alle bijbehorende stukken aan Gedeputeerde Staten ter vaststelling aangeboden. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De vaststelling strekt de ambtenaren, belast met het doen van ontvangsten en uitgaven, alsmede het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 66. Werkelijk verschuldigde bijdrage

  • 1. In de rekening wordt het door elk van de deelnemende gemeenten over het desbetreffende dienstjaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2. De kosten van het samenwerkingsorgaan worden, rekening houdende met bijdragen van het rijk of anderen, alsmede met de regelen als bedoeld in artikel 49, twaalfde lid, als volgt over de deelnemende gemeenten verdeeld:

    • a.

      20 procent van de totale gemeentelijk bijdragen verdeeld in gelijke bijdragen per deelnemende gemeenten.

    • b.

      Het resterende bedrag wordt over de deelnemende gemeenten verdeeld naar het inwonertal op 1 januari van het jaar waarop de kosten betrekking hebben. Artikel 60, tweede lid, laatste zin is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 60, tweede lid bepaalde en het werkelijk verschuldigde bedrag vindt plaats onmiddellijk na de kennisgeving aan de deelnemende gemeenten van de vaststelling van de rekening.

Artikel 67.

Het algemeen bestuur kan besluiten tot vorming van een fonds, strekkende tot het reserveren van andere dan gemeentelijke gelden. De met gelden in het fonds gekweekte rente wordt in dit fonds gestort. De begroting inzake de verrekening met de gemeenten dient in verband hiermede te worden aangepast.

HOOFDSTUK XVI. GESCHILLEN.

Artikel 68. Bemiddeling door Gedeputeerde Staten

  • 1. Voordat over een geschil, als bedoeld in art. 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen en brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

HOOFDSTUK XVII. HET ARCHIEF.

Artikel 69. Het archief

Ten aanzien van de archiefbescheiden van het samenwerkingsorgaan zijn de voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer daarvan, alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals deze voor de gemeenten zijn of nader zullen worden vastgesteld, van overeenkomstige toepassing.

HOOFDSTUK XVIII. TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING.

Artikel 70. Toetreding

  • 1. Toetreding door een andere gemeente kan plaatsvinden op verzoek van het algemeen bestuur en op hun verzoek bij een besluit van de raad, het college van burgemeester en wethouders en de burgemeester van de desbetreffende gemeente, indien de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste tweederden van het aantal deelnemende gemeenten het verzoek inwilligen.

    Voorwaarde

  • 2. Aan de toetreding kunnen door het algemeen bestuur voorwaarden worden verbonden.

    Inwerkingtreding

  • 3. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgende op die van opname in de registers, als bedoeld in art. 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij het besluit een latere datum van ingang aangeeft.

  • 4. De raad van de toegetreden gemeente doet zo spoedig mogelijk de nodige benoemingen overeenkomstig artikel 5 e.v. van deze regeling. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden de benoemden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden van het algemeen bestuur aftreden.

Artikel 71. Uittreding

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending van een daartoe strekkend besluit van de bestuursorganen van die gemeente aan het algemeen bestuur.

  • 2. Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgende op dat waarin de goedkeuring van het besluit tot uittreding en opname in de registers als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaatsgevonden.

    Regeling van de gevolgen

  • 3. Het algemeen bestuur regelt, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, de gevolgen van de uittreding, de financiële gevolgen daaronder begrepen.

Artikel 72. Wijziging van de regeling

  • 1. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door algemeen bestuur, al dan niet op initiatief van de raad van een deelnemende gemeente.

    Totstandkoming van een wijziging

  • 2. Een wijziging is totstandgekomen zodra de raden, colleges een wijziging van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste tweederden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste tweederden van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot deze wijziging hebben besloten, met dien verstande dat niet één gemeente het bereiken van een meerderheid van tweederden van voornoemd aantal inwoners in de weg mag staan.

    Inwerkingtreding

  • 3. Zij treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die, waarin de wijziging na de vereiste goedkeuring is opgenomen in de registers als bedoeld in art. 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Bij de wijziging kan worden bepaald dat deze op een eerder of later tijdstip van kracht wordt.

Artikel 73. Opheffing

  • 1.a. Een regeling wordt opgeheven zodra de raden, colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van tenminste tweederden van het aantal deelnemende gemeenten, vertegenwoordigende tenminste tweederden van het aantal inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van het jaar, tot deze opheffing hebben besloten, met dien verstande dat niet één gemeente het bereiken van een meerderheid van tweederden van voornoemd aantal inwoners in de weg mag staan.

    • b.

      Een besluit als bedoeld onder a kan niet eerder worden genomen dan nadat het algemeen bestuur daarover zijn mening heeft kenbaar gemaakt.

  • 2. De opheffing gaat niet eerder in dan nadat de goedgekeurde besluiten zijn verwerkt in de registers, als bedoeld in art. 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, tenzij een latere datum is bepaald.

    Liquidatieplan

  • 3. Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 4. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de bestuursorganen van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld. Het plan behoeft de goedkeuring van Gedeputeerde Staten.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 6. Zonodig blijven de bestuursorganen van het samenwerkingsorgaan ook na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

HOOFDSTUK XIX. OVERGANGSBEPALINGEN.

Artikel 74.

De bij inwerkingtreding van de onderhavige wijziging van de regeling zitting hebbende bestuursleden van het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter, die voldoen aan de eisen van de gewijzigde regeling, worden geacht te zijn bestuursleden op basis van de gewijzigde regeling.

HOOFDSTUK XX. SLOTBEPALINGEN.

Artikel 75.

  • 1. Het algemeen bestuur draagt zorg voor de toezending van de wijziging als bedoeld in artikel 26 van de Wet gemeenschappelijke regelingen alsmede van de besluiten tot opheffing, toetreding en uittreding.

  • 2. De besturen van de deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de opname in de registers, als bedoeld in art. 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen zal plaatsvinden binnen 14 dagen na het bericht van goedkeuring van deze wijziging.

  • 3. De onderhavige wijziging treedt in werking op 1 januari 2006 nadat deze is ingeschreven in de registers, als bedoeld in artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 76.

  • 1. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. De regeling kan worden aangehaald onder de titel “gemeenschappelijke regeling Intergemeentelijk Samenwerkingsorgaan Waterland”.