Regeling vervallen per 07-11-2018

Distelverordening Zeeland 2010

Geldend van 14-07-2010 t/m 06-11-2018

Intitulé

Distelverordening Zeeland 2010

De staten der provincie Zeeland,

  • -

    gelezen het voorstel van gedeputeerde staten van 11 mei 2010, nr. 10018219;

  • -

    gezien het advies van de Provinciale Commissie Groene Ruimte van 14 april 2010;

  • -

    gezien het advies van de Commissie Ruimte, Ecologie en Water van 4 juni 2010,

  • -

    gelet op artikelen 145 en 150 Provinciewet;

besluiten vast te stellen de Distelverordening Zeeland 2010.

Artikelen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    eigenaar of ander zakelijke gerechtigde mede degene, die de eigenaar of ander zakelijke gerechtigde bij het beheer vertegenwoordigt.

  • b.

    landbouwgrond: grond als agrarisch bestemd in het vigerende bestemmingsplan, waarop daadwerkelijk enige vorm van landbouw wordt uitgeoefend.

Artikel 2

De gebruiker, eigenaar of ander zakelijke gerechtigde van gronden is verplicht op eigen gronden, voor zover het betreft landbouwgronden en een strook van 30 m daaraan grenzend, te voorkomen dat de distelsoorten Cirsium arvense (akkerdistel) en Sonchus arvensis (akkermelkdistel) tot bloei komen.

Artikel 3

Indien burgemeester en wethouders van de gemeente, waar de gronden zijn gelegen, constateren, dat de bij artikel 2 opgelegde verplichting niet of niet behoorlijk wordt nagekomen, kunnen zij gebruik maken van de hun in artikel 125 Gemeentewet gegeven bevoegdheid.

Artikel 4

Een gedraging in strijd met artikel 2 van deze verordening is een strafbaar feit en wordt bestraft met hechtenis van ten hoogste één maand of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 5

  • 1.

    Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de door burgemeester en wethouders van de gemeente waar de gronden zijn gelegen aan te wijzen ambtenaren.

  • 2.

    Onverminderd de bevoegdheid van de bij artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering aangewezen personen zijn met de opsporing van overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de daartoe door burgemeester en wethouders aan te wijzen ambtenaren.

Artikel 6

Deze verordening wordt aangehaald als "Distelverordening Zeeland 2010".

Artikel 7

Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Toelichting

Met de onderhavige vaststelling van de Distelverordening Zeeland 2010 wordt de voorgaande Distelverordening Zeeland 1993 (Provinciaal Blad 1993, nr. 33) op een aantal punten aangepast. De wijzigingen zijn van technisch juridische aard.

De directeur LNO bestaat niet meer. In plaats daarvan zou verwezen kunnen worden naar de directeur van de regionale directie Zuid van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Advisering door deze directeur lijkt niet langer noodzakelijk. Bovendien was de advisering in de oude verordening facultatief, zodat deze advisering thans kan vervallen.

Verder is artikel 152 Gemeentewet omgenummerd tot artikel 125 Gemeentewet. Dit artikel is de wettelijke basis voor het college van B&W om bestuursdwang toe te passen. Op grond van de Awb kan in aanvulling daarop ook een dwangsom worden opgelegd.

Onderstaand zal artikelsgewijs een toelichting worden gegeven op de inhoud van de verordening.

Artikel 1

In onderdeel a van de definities wordt ook degene die de eigenaar of ander zakelijke gerechtigde bij het beheer vertegenwoordigt onder eigenaar of ander zakelijke gerechtigde geschaard. Dit kunnen particulieren zijn, maar ook privaat- of publiekrechtelijke rechtspersonen.

Onderdeel b geeft een definitie voor landbouwgrond. Het gaat hier om grond met een agrarische bestemming als bedoeld in het vigerende bestemmingsplan. Het betreft alle vormen van land- en tuinbouw inclusief boomgaarden. Braakliggende gronden vallen derhalve niet onder de werking van de verordening tenzij ze grenzen aan landbouwgronden.

Artikel 2

Artikel 2 bevat de algehele gebodsbepaling om te voorkomen dat de distelsoorten Cirsium arvense (akkerdistel) en Sonchus arvensis (akkermelkdistel) die groeien op landbouwgronden en een strook van 30 meter daaraan grenzend tot bloei komen. Deze verplichting bestaat voor alle genoemde categorieën: gebruikers, eigenaren, of andere zakelijk gerechtigden, dan wel diegene die de laatste twee categorieën bij het beheer vertegenwoordigt. De gekozen formulering is er namelijk op gericht de bestrijdingsplicht zo breed mogelijk neer te leggen. In geval van overtreding ligt het voor de hand om op basis van de omstandigheden van het geval diegene aan te schrijven die de strijdigheid kan opheffen. Dat daarbij de primaire gebruiker van een perceel (erfpachter-gebruiker) de eerst aangewezen persoon is, lijkt logisch. Er zijn situaties denkbaar waarin het nodig en effectief kan zijn meer partijen aan te schrijven. Uiteindelijk kan altijd op de eigenaar worden teruggevallen. Steeds zullen de specifieke omstandigheden dit bepalen, waarbij ook het specifieke handhavingsbeleid van het bevoegd gezag nog van invloed kan zijn. De huidige formulering zorgt voor deze benodigde flexibiliteit.

De term "eigen grond" duidt erop dat de bestrijdingsplicht alleen geldt voor gronden die de gebruiker of zakelijk gerechtigde zelf in gebruik heeft, of waarvan men zelf eigenaar is. De bestrijdingsplicht geldt daarmee voor landbouwgronden die men zelf in gebruik heeft of waarvan men zelf eigenaar is, respectievelijk voor een strook grond van 30 meter die grenst aan landbouwgronden, voor zover men deze strook zelf in gebruik heeft dan wel hier eigenaar van is.

Artikel 3

Om te kunnen zorgen dat handhaving van de gebodsbepalingen effectief kan (blijven) plaatsvinden, is ervoor gekozen om burgemeester en wethouders als toezichthoudend orgaan aan te wijzen. Zij zijn daarmee het orgaan dat verantwoordelijk is voor handhaving van de verordening.

Artikel 125 Gemeentewet regelt de bevoegdheid tot het toepassen van bestuursdwang, waarna de Algemene wet bestuursrecht (Awb) regelt hoe dit moet worden toegepast. De Awb bepaalt vervolgens ook dat het bestuursorgaan bevoegd tot toepassing bestuursdwang eveneens bevoegd is tot het opleggen van een last onder dwangsom (5:32 Awb). Door in de verordening artikel 125 Gemeentewet te noemen, wordt de basis gelegd voor zowel de toepassing van bestuursdwang, als het opleggen van een dwangsom.

Voor de betreffende termijnen is de Awb kaderstellend. Aan de hand van de omstandigheden van het geval en de betrokken belangen, zal steeds bepaald moeten worden hoe snel actie is vereist, in overeenstemming met het handhavingsbeleid van het bevoegd gezag en binnen het kader van de Awb.

Artikel 4

Dit artikel maakt strafrechtelijke handhaving mogelijk

Artikel 5

Voor het toezicht op de naleving van de regeling worden toezichthouders aangewezen. Buitengewone opsporingsambtenaren worden niet aangewezen maar ontlenen hun opsporingsbevoegdheid aan hun aanwijzing als toezichthouder en daarnaast aan hun beëdiging. De opsporingsbevoegdheid beperkt zich tot die zaken waarvoor zij toezichthouder zijn.

Ondertekening

Aldus is vastgesteld in de vergadering van Provinciale Staten van 18 juni 2010.
Gegeven te Middelburg, 2010
Provinciale Staten van Zeeland voornoemd,
drs. K.M.H. PEIJS, voorzitter,
mr. P.R.A. KATSBURG, griffier.
Uitgegeven, 13 juli 2010
De provinciesecretaris,
mr. drs. L.J.M. VERDULT