Beleid uitwegen gemeente Zeist

Geldend van 07-11-2012 t/m heden

Intitulé

Beleid uitwegen gemeente Zeist

Beleid uitwegen gemeente Zeist

30 oktober 2012

UITWEGEN

In dit document is het beleid ten aanzien van het maken of veranderen van een uitweg weergegeven. Dit document is bedoeld voor de vergunningverleners en handhavers van de gemeente Zeist. Dit document is tevens voorzien van een bijlage, waarin bepaalde artikelen (indien noodzakelijk) nader worden toegelicht.

Dit document is vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders op 30 oktober 2012.

Artikel 1 Beleidsregels betreffende artikel 2:12, lid 3 Algemene Plaatselijke Verordening (APV)

In de APV Zeist 2011 wordt in artikel 2:12 bepaald dat het verboden is om zonder vergunning een uitweg naar de openbare weg te maken dan wel deze te veranderen. Vervolgens worden in het derde lid een vijftal weigeringsgronden genoemd. Een uitwegvergunning kan worden geweigerd in het belang van:

  • a.

    de bruikbaarheid van de weg;

  • b.

    een veilig en doelmatig gebruik van de weg;

  • c.

    de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

  • d.

    de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

  • e.

    het parkeren

Artikel 2 Begripsomschrijving

Uitweg: een weg die een perceel met de openbare weg verbindt.

Artikel 3 Beslistermijn

Het bevoegd bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een uitwegvergunning binnen acht weken na de dag van ontvangst van de aanvraag. De beslissing kan voor ten hoogste zes weken verdaagd worden. Bij de toetsing of een uitweg of verandering wel of niet wordt toegestaan wordt uitgegaan van de in dit document vastgestelde regels.

Artikel 4 Beleidsregels weigeringsgronden

Aangezien de weigeringsgronden in artikel 2:12 lid 3 zeer algemeen geformuleerd zijn, wordt in onderstaande beleidsregels uitgelegd op welke wijze deze weigeringsgronden worden toegepast. Deze uitleg is een vastlegging van de wijze waarop in de afgelopen jaren in de praktijk uitleg is gegeven aan deze weigeringsgronden bij de beoordeling van vergunningsaanvragen. Hierbij is tevens rekening gehouden met het beleid bij andere gemeenten in Nederland.

  • 1.

    bruikbaarheid van de weg

    Vergunningverlening dient de bruikbaarheid van de weg (artikel 2:12, lid 3, sub a) niet aan te tasten. Dit betekent dat:

    • a.

      Een uitweg van maximaal 3 meter breed is toegestaan.

    • b.

      Bij een dubbele uitweg ten behoeve van twee woningen naast elkaar is de maximale breedte 5 meter is. Het samenvoegen van twee naast elkaar gelegen maar aparte uitwegen tot één uitweg is alleen mogelijk als de totale breedte maximaal 5 meter is of wordt.

    • c.

      Bij woningen één uitweg per woning is toegestaan.

    • d.

      Het terrein waartoe de uitweg aangevraagd wordt, dient minimaal 6 meter diep te zijn (dus de ruimte vóór een eventueel aanwezige garage, carport of ander bouwwerk).

    • e.

      Als in het traject van de uitweg een bushokje, elektriciteitskast of andere voorziening staat, het niet mogelijk is daar een uitweg te realiseren.

    • f.

      De uitweg niet mogelijk is wanneer dit betekent dat een voor de openbare verlichting aanwezige lantaarnpaal verplaatst moet worden, die wegens de verlichtingseisen niet verplaatst kan worden.

  • 2.

    veilig en doelmatig gebruik van de weg

    Een uitweg mag er niet toe leiden dat de verkeersveiligheid of de verkeersdoorstroming negatief beïnvloed wordt. Dit gebeurt wanneer:

    • a.

      de uitweg direct op een doorgaande weg met een snelheidsregime van 50 of 80 km/h komt te liggen.

    • b.

      de uitweg na een stopstreep voor een verkeerslicht komt te liggen.

    • c.

      de uitweg ter hoogte van opstelstroken van verkeerslichten komt te liggen.

    • d.

      de uitweg binnen een straal van 5 meter van een kruising of splitsing van wegen komt te liggen.

    • e.

      de uitweg op een locatie gerealiseerd wordt waar de aanliggende rijbaan van de weg dermate smal is dat de uitweg wegens te beperkte manoeuvreerruimte met een personenauto niet direct kan worden opgereden;

    • f.

      de uitweg op een zodanige locatie gerealiseerd wordt dat de bestuurder van een voertuig op enig punt van de uitweg niet of nauwelijks zicht heeft of kan hebben op de weg, het trottoir of op fiets-en/of voetpaden;

    • g.

      de uitweg op een locatie gerealiseerd wordt, waar deze uitkomt op het verlengde van een fiets-en/of voetgangerspad-of oversteek en dat pad of die oversteek moet worden bereden om de openbare ruimte te bereiken;

  • 3.

    bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving

    Voor het bepalen of een in-/uitrit zodanige gevolgen op het uiterlijk aanzien van de omgeving heeft dat de in-/uitritvergunning wordt geweigerd (artikel 2:12 lid 3 sub c), gelden onderstaande richtlijnen.

    a.Bij rijtjeswoningen is het parkeren van auto's in de voortuin niet toegestaan. Bij hoekwoningen kan alleen een uitweg gemaakt worden om een auto naast of achter de woning te stallen, indien de uitweg verder aan alle voorwaarden voldoet.

  • 4.

    bescherming van groen-/ speelvoorzieningen in de gemeente

    De kwaliteit van de woon-/werkomgeving wordt in belangrijke mate bepaald door de aanwezigheid van groenvoorzieningen. De ligging van groenvoorzieningen kan conflicteren met de wens een uitweg te realiseren. Onderstaande richtlijnen worden gehanteerd om te bepalen of de groenvoorzieningen geschaad worden door de aangevraagde uitweg.

    • a.

      De uitweg mag niet ten kosten gaan van bomen met een bijzondere status.

    • b.

      De uitweg mag in principe niet ten kosten gaan bomen zonder een bijzondere status.

    • c.

      De uitweg moet minimaal 3 meter vanaf een boom aangelegd worden.

  • 5.

    het parkeren

    De uitweg mag in beginsel niet ten koste gaan van parkeerplaatsen, omdat het daadwerkelijk gebruik van de bijbehorende parkeerplaats op eigen terrein juridisch niet kan worden afgedwongen. Hierbij geldt:

    • a.

      Als de aanleg van een uitweg er toe leidt dat het totaal aantal openbare parkeervlakken verminderd wordt, dan moeten die 1 op 1 gecompenseerd worden.

    • b.

      Indien een uitwegvergunning wordt aangevraagd in een straat waar de bezettingsgraad op enig dagdeel hoger is dan 90%, dan wordt geen uitwegvergunning verleend.

Artikel 5 Beleidskaders ten aanzien van de uitvoering

Uitvoering aanleg door gemeente op gemeentegrond en kosten

Bij de uitvoering van de aanleg van de uitrit of de wijziging hiervan zal de aanvrager de rechten van derden moeten respecteren. Hieronder vallen ook de rechten van de gemeente als eigenaar van de weg.

Als de uitweg gaat over grond waarvan de gemeente eigenaar is, dan gelden de volgende regels:

  • 1.

    Uitvoering

    Het is particulieren verboden aanlegwerkzaamheden op openbaar terrein van de gemeente zelf uit te (laten) voeren. De aanleg van het gedeelte van de uitweg op openbaar gebied wordt in opdracht van de gemeente verricht. De gemeente bepaalt uit welk materiaal de uitweg wordt gemaakt. Vanuit het oogpunt van kwaliteit en duurzaamheid zal zij hierbij zoveel mogelijk aansluiten bij de omgeving. De gemeente kan wel een uitzondering maken. Hier kunnen uitwegen dan door de aanvrager zelf uitgevoerd worden op eigen kosten. Dit wordt per aanvraag beoordeeld. Uitgangspunt hierbij is dat de rechten van andere verkeerdeelnemers gewaarborgd blijven. De aanvrager zal in dat geval wel altijd moeten toestaan dat de gemeente en opdrachtnemers van de gemeente toegang hebben tot leidingen en kabels die in de grond onder de uitweg liggen.

  • 2.

    Kosten

    De aanlegkosten, inclusief het aanbrengen en verwijderen van bestrating en bomen, van de wijziging van de openbare ruimte als gevolg van de aanleg van de uitweg worden bij de aanvrager in rekening gebracht. Hieronder worden ook de kosten begrepen van het aanleggen van nieuwe parkeerplaatsen en het eventueel verplaatsen / verwijderen van straatmeubilair.

  • 3.

    Leges

    De Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO) is van toepassing op een omgevingsvergunning voor het realiseren van een uitweg. Op basis van de gemeentelijke legesverordening zijn hier leges voor verschuldigd.

Artikel 6 Overige bepalingen

  • 1.

    Algemeen uitgangspunt Het aanleggen van een uitweg mag niet leiden tot schade aan eigendommen van derden zoals de gemeente, de provincie, buren etc. Indien er tijdens de aanleg van een uitweg wel schade ontstaat aan eigendommen van derden dan is de aanvrager/gebruiker hiervoor aansprakelijk.

  • 2.

    Rechten van derden

  • De beleidsregel gaat in op de eigendomsrechten van de gemeente. De uitvoering zal door of namens de gemeente op kosten van de aanvrager plaatsvinden indien de uitweg zich op (openbaar) gemeentegrond bevindt. Ook zal de aanvrager rekening moeten houden met rechten van derden als buren, provincie en waterschappen als de uitweg zich op gronden van deze eigenaren bevindt.

  • 3.

    Hardheidsclausule/afwijking gestelde in deze notitie

    • a.

      Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen afwijken van het gestelde in deze beleidsregels in geval toepassing hiervan leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

    • b.

      In bepaalde gebieden kunnen bij percelen die enkel toegang hebben tot de openbare weg door het aanleggen van een uitweg uitzonderingen worden gemaakt met betrekking tot de bescherming van de groenvoorziening en verkeerveiligheid. Eventuele afwijkingen moeten wel gemotiveerd worden.

  • 4.

    Beslissing burgemeester en wethouders in gevallen waar deze notitie niet in voorziet In gevallen, de uitvoering van deze notitie betreffende, waarin deze regeling niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

  • 5.

    Handhaving

  • Handhaving vindt plaats door de door het college van burgemeester en wethouders aangewezen personen.

Meer informatie

Mocht u nog vragen hebben, dan kunt u contact opnemen met de afdeling Beheer Openbare Ruimte of de afdeling Vergunningen, telefoon 14 030. U kunt ook altijd langskomen bij de publieksbalie.

Bijlage

  • 1.

    de bruikbaarheid van de weg; d. Deze minimale diepte voorziet in de benodigde opstelruimte op eigen terrein, zodat een inrijdende auto (gemiddeld 5 meter lang) niet deels een stoep blokkeert.

  • 2.

    een veilig en doelmatig gebruik van de weg:

    • a.

      Het snelheidsverschil tussen verkeer dat de uitweg verlaat of wil bereiken en het doorgaande verkeer is dan te groot. Dit is bijvoorbeeld ook de reden dat haaksparkeerplaatsen langs dit soort wegen ook ongewenst zijn.

    • b.

      Het gaat hier om de weg tussen opstelstreep en kruising. Het verkeer vanuit de uitweg kan dan namelijk ongeregeld een geregelde kruising op rijden, dit is verkeersonveilig.

    • c.

      Op de opstelstroken is frequente wachtrijvorming voor de verkeerslichten zeer waarschijnlijk. Die kan een uitweg blokkeren, waardoor een auto staat te wachten totdat de wachtrij is opgelost. Achter de auto kan dan een file ontstaan die weer terugslaat op de kruising, dat is ongewenst.

    • d.

      Dit zorgt voor onveilige situatie, omdat er verkeer vanuit veel verschillende richtingen kan komen. Deze afstand wordt ook bij parkeren gehanteerd.

    • e.

      Hierdoor wordt voorkomen dat aan de overzijde van een uitweg bijvoorbeeld een parkeerverbod moet worden ingesteld (die weer ten kosten van het aantal parkeerplaatsen gaat).

    • f.

      Het zicht mag niet te veel geblokkeerd worden. Dit is verkeersonveilig.

    • g.

      Het gaat hier om uitwegen ter hoogte van oversteekvoorzieningen. Een auto moet hier dan de uitweg indraaien, dit is iets dat een voetganger of fietser niet verwacht. Bovendien kan een wegrijdende auto dan de oversteek belemmeren, dit is ongewenst.

  • 3.

    de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    a.Het ongewenst is om bij rijtjeswoningen in de voortuin te parkeren, omdat het de ruimtelijke kwaliteit aantast. Bij de woningen aan het einde van een rijtje ('hoekwoningen') wil er soms nog wel eens ruimte naast de woning op het perceel zijn, waardoor het denkbaar is dat daar wel een parkeerplaats komt (met dus een uitweg).

  • 4.

    de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

    • a.

      Toetsingskader hierbij is het groenstructuurplan. Bomen met een bijzondere status zijn bomen die onderdeel uitmaken van groenstructuur. Het verwijderen van bomen kan leiden tot verstoring van de groenstructuur, dit kan ongewenst zijn.

    • b.

      Toetsingskader hierbij is het groenstructuurplan. Bomen zonder een bijzondere status zijn bomen die geen onderdeel uitmaken van groenstructuur. Het verwijderen van deze bomen is mogelijk, mits de boom in de directe nabijheid 1 op 1 kan worden vervangen (fysieke en financiële herplantplicht). Hierbij geldt wel dat de aanleg van een uitweg alleen wordt toegestaan als er geen andere locatie van de uitweg mogelijk is.

    • c.

      Het gaat hier om de afstand vanaf de buitenkant stam. Deze afstand tot de boom wordt gehanteerd om er voor te zorgen dat de zogenaamde bewortelbare zone groot genoeg blijft zodat de boom voldoende beluchting en bewatering krijgt via het onverharde oppervlak. Daarnaast wordt voorkomen dat de grond direct rondom de boom aangedrukt en te veel verdicht wordt. Er zijn wel oplossingen denkbaar die de negatieve consequenties compenseren van een uitweg die < 3,0 meter van een boom gerealiseerd wordt, die zijn echter wel kostbaar (zie artikel 5.2). De 3,0 meter blijft uitgangspunt.

  • 5.

    het parkeren

    • a.

      In veel delen van Zeist is een tekort aan parkeerplaatsen. Als de betreffende uitweg ten kosten gaat van een parkeerplaats, waardoor het aantal parkeerplaatsen verminderd wordt, dan moet binnen een straal van 100 meter de vervallen parkeerplaats gecompenseerd worden. Het komt echter ook voor dat een uitweg ten kosten gaat van een halve parkeerplaats. Een uitweg is immers 3,0 meter lang, een zogenaamde langsparkeerplaats 5,5 meter. Het is in dat geval zelfs gewenst om de resterende halve parkeerplaats fysiek op te heffen (bijvoorbeeld door het aanbrengen van een uitstulping van de stoep). Hiermee wordt dan voorkomen dat geparkeerde auto’s met de helft net voor de uitweg gaan staan en daarmee de uitweg blokkeren. Kosten voor het fysiek opheffen van de halve parkeerplaats zijn dan voor de aanvrager.

    • b.

      Een uitweg, die ten kosten gaat van een parkeerplaats, in een gebied met een bezettingsgraad op enig dagdeel hoger is dan 90% wordt altijd afgewezen. Tenzij de parkeerplaats binnen 100 meter gecompenseerd kan worden (zie onder a), maar dat is dergelijke gebieden vaak niet mogelijk.

In aanvulling op hetgeen hier boven gesteld. Het gebruik van parkeergelegenheid op eigen terrein (en daarmee de uitweg) kan niet afgedwongen worden en de kans bestaat dan ook dat bij een nieuwe uitweg die uitkomt op een parkeerplaats die moet worden opgeheven de beschikbare parkeergelegenheid (zowel publiek als particulier) per saldo daalt. Dit komt in de praktijk in een aantal straten in Zeist ook voor. In 2013 wordt naar verwachting de geactualiseerde parkeernota vastgesteld, waarin een beleidsmatige uitspraak zal worden gedaan of particuliere parkeerplaatsen onderdeel zijn van een totale parkeerbalans (dat gebeurt bij ruimtelijke plannen nu wel). Indien dit antwoord positief is, dan wordt ook de vraag beantwoord in hoeverre dit afgedwongen kan worden. De beleidsregel uit het uitwegbeleid omtrent het parkeren moet dan mogelijk aangepast worden.