Beleid bijzondere begraafplaatsen op eigen grond

Geldend van 22-11-2012 t/m 31-12-2023

Intitulé

Beleid bijzondere begraafplaatsen op eigen grond

Beleid bijzondere begraafplaatsen op eigen grond

Aanleiding

Recent heeft de gemeente Zwolle een aanvraag ontvangen tot het aanleggen van een begraafplaats voor enkele personen op eigen grond. De gemeente Zwolle heeft nog geen beleid op dit gebied. Door beleid vast te stellen waarin een toetsingskader is opgenomen, kunnen eventuele verzoeken of aanvragen van particulieren om een bijzondere begraafplaats op eigen grond voor enkele personen te realiseren, worden beoordeeld. Bovendien wordt precedentwerking hiermee voorkomen.

Toetsingskader

Het toetsingskader wordt gevormd door de Wet op de lijkbezorging (Wlb) , Besluit op de lijkbezorging, inspectierichtlijn Wlb en de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Deze wettelijke voorschriften hebben voornamelijk betrekking op de technische aspecten voor het aanleggen van een bijzondere begraafplaats. Voor de afweging van het algemeen belang en het belang van de aanvrager, worden gemeentelijk randvoorwaarden opgesteld.

Wet ruimtelijke ordening (Wro)

Op grond van artikel 40 Wlb wijst de gemeenteraad grond aan als begraafplaats. Tussen de eigenaar van de grond en de gemeenteraad moet overeenstemming bestaan over de plaats. De aanleg van een bijzondere begraafplaats voor enkele graven op eigen grond moet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan of daarmee in overeenstemming (kunnen) worden gebracht. Dit is mogelijk als de ruimtelijke relevantie van de te realiseren graven nihil is. Per aanvraag of verzoek moet dit worden beoordeeld. Het wijzigen van het bestemmingsplan mag volgens de jurisprudentie ook op een later tijdstip bij een reguliere herziening van het bestemmingsplan. Voorwaarde is dan wel dat het dan één of enkele graven betreft. Onder enkele graven moet maximaal zeven worden verstaan.

Gemeentelijke randvoorwaarden

1.De aanvrager moet eigenaar van de grond zijn en de grond moet vrij zijn van alle rechten

Dit is nodig zodat een ononderbroken gebruik van de grond mogelijk is zonder dat een andere partij aanspraak kan maken op de grond.

2.De aanvrager heeft een aantoonbare binding met de grond en een toekomstige binding.

De aanvrager zal moeten aantonen op welke wijze hij binding heeft met de grond. Toekomstige binding is van belang voor de grafrust. Binnen 10 jaar na de begrafenis mag een graf niet worden geruimd. Voor deze wettelijke grafrusttermijn is van belang dat de aanvrager of zijn nabestaanden binding in de toekomst heeft met de aan te wijzen grond.

Daarom moet ingeschat worden in hoeverre de grond in bezit van de aanvrager of zijn nabestaanden blijft om op deze manier de grafrust van 10 jaar te waarborgen.

Bij de toewijzing van een verzoek of aanvraag moet daarom worden aangegeven dat bij een eventuele verkoop van de grond binnen 10 jaar na de begrafenis de bijzondere begraafplaats wordt opgeheven en een herbegrafenis noodzakelijk is.

Voor het opgraven is verlof van de burgemeester nodig die hieraan voorschriften kan verbinden.

3.Minimale grootte perceel 5.000 m2

Het perceel waarop het eigen graf is gesitueerd moet groot genoeg zijn om de andere functies van het perceel en omliggende percelen niet in gevaar te brengen. Aan de grootte van het perceel wordt daarom een minimale oppervlakte worden gesteld van 5.000m2.

4.Bijzondere begraafplaats voor maximaal vijf graven.

De ruimtelijke relevantie van een beperkt aantal graven is kleiner en maakt het mogelijk het bestemmingsplan op een later tijdstip te herzien.

Wettelijke randvoorwaarden

1.Visuele afscherming en afstand

Vanaf een openbare weg of openbaar toegankelijk perceel mogen omwonenden geen hinder ondervinden van een graf op eigen grond.

De minimale afstand tot openbare weg, erfgrens met derden, woning, gebouw met woonbestemming of een als woonruimte in gebruik zijnde gebouw moet minimaal 30 meter bedragen.

Ook moet de begraafplaats visueel afgeschermd zijn, eventueel met behulp van een natuurlijke fysieke afscheiding.

2.Geen geluidhinder

Geluidhinder vanuit de omgeving mag de rust op de begraafplaats niet verstoren.

3.Technische eisen:

  • ·

    Er mogen geen ondergrondse leidingen en kabels binnen een straal van 20 meter van de graven liggen. Leidingen en kabels kunnen mogelijk in verband met de grafrust niet hersteld of vervangen worden.

  • ·

    Bodemgesteldheid moet geschikt zijn of geschikt worden gemaakt voor het gebruik als begraafplaats (bij voorkeur zand- of zwavelgrond). Het bodemmateriaal mag het proces van lijkvertering niet in ongunstige zin beïnvloeden. Bij het begraven in een grafkelder is de bodemgesteldheid niet van belang.

  • ·

    Grondwaterpeil voldoet aan de voorgeschreven eis. De graven moeten zich ten minste dertig centimeter boven het niveau van de gemiddeld hoogste grondwaterstand bevingen. Dit is niet van toepassing indien in een grafkelder wordt begraven.

  • ·

    Geohydrologische scheiding is gewaarborgd. Ter voorkoming van eventuele verontreiniging van het oppervlaktewater of het grondwater moet drainage of een sloot rondom de begraafplaats worden aangelegd.

  • ·

    Begraafplaats mag niet in een grondwaterbeschermingsgebied liggen.

Delegatie bevoegdheid

De bevoegdheid tot het aanwijzen van grond voor maximaal vijf graven als particuliere begraafplaats als bedoeld in artikel 40, lid 1 Wet op de lijkbezorging wordt gedelegeerd aan het college. De bevoegdheid tot het wijzigen van het bestemmingsplan of het achteraf in overeenstemming brengen van de gewijzigde bestemming, blijft bij de gemeenteraad liggen.