Voorschriften grafbedekking op begraafplaats Voorst en begraafplaats Windesheim

Geldend van 11-11-2004 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-11-2004

Intitulé

Voorschriften grafbedekking op begraafplaats Voorst en begraafplaats Windesheim

VOORSCHRIFTEN GRAFBEDEKKING OP BEGRAAFPLAATS VOORST EN BEGRAAFPLAATS WINDESHEIM

HOOFDSTUK I INLEIDENDE BEPALINGEN

Artikel 1

  • a. Grafbedekking in de vorm van vaste beplanting wordt van gemeentewege aangebracht en onderhouden.

  • b. Te allen tijde wordt bij de beplanting van het graf aansluiting gezocht bij het ecologisch beplantingsbeleid van de betreffende begraafplaats, de spontane vegetatie en het landschap.

  • c. De rechthebbende kan in overleg met de beheerder een aandeel leveren in de beplanting.

  • d. Bij een graf met een staand gedenkteken wordt het graf tot 50 cm voor het gedenkteken beplant. Het resterende gedeelte van het graf wordt met gras bedekt.

Artikel 2

  • a. Voor het plaatsen van bloemen op een graf worden op centrale plaatsen steekvazen beschikbaar gesteld.

  • b. Het is toegestaan losse bloemen op een graf te leggen.

Artikel 3

  • a. Naast beplanting is alleen een gedenkteken als grafbedekking toegestaan.

  • b. Het plaatsen van een gedenkteken is niet verplicht.

  • c. Losse voorwerpen op het graf of het gedenkteken zijn niet toegestaan

HOOFDSTUK II BEPALINGEN VOOR HET HEBBEN VAN EEN GEDENKTEKEN

Artikel 4

De vergunning voor het plaatsen of vervangen van een gedenkteken, sluitplaat of sierurn moet schriftelijk bij het college van burgemeester en wethouders worden aangevraagd.

Deze aanvraag bevat minimaal de volgende gegevens:

  • -

    naam van der begraafplaats en het graf- of nisnummer;

  • -

    naam en adres van degene die als rechthebbende op het betreffende graf of nis in de begraafplaatsadministratie staat ingeschreven of indien het een algemeen graf betreft, naam en adres van de belanghebbende;

  • -

    dagtekening;

  • -

    handtekening van de rechthebbende of indien het een algemeen graf betreft, de handtekening van de belanghebbende;

  • -

    naam en adres van degene die het gedenkteken, de sluitplaat of sierurn ontwerpt, vervaardigt en plaatst.

Artikel 5

Bij het aanvraagformulier moet een tekening in tweevoud worden overgelegd. Deze tekening op A4-formaat bevat minimaal de volgende gegevens:

  • -

    de juiste lengte-, breedte-, hoogte- en diktematen van het gedenkteken, sluitplaat of sierurn;

  • -

    een vooraanzicht van het gedenkteken;

  • -

    een verticale en horizontale doorsnede van het gedenkteken, sluitplaat of sierurn indien deze uit meer dan één deel bestaat;

  • -

    de plaats waar het grafnummer op het gedenkteken wordt aangebracht;

  • -

    de afmetingen van de fundering;

  • -

    hetsoort fundering;

  • -

    indien in het gedenkteken een dook wordt gebruikt, de plaats van de dook;

  • -

    de schaal waarop de tekening is gemaakt, deze moet minimaal schaal 1:10 zijn;

  • -

    de naam van het gebruikte materiaal, waarbij het overleggen van een monster kan worden geëist;

  • -

    de toegepaste bewerkingen van het gedenkteken, sluitplaat of sierurn rondom;

  • -

    de volledige tekst van het opschrift of de inscriptie, inclusief de te gebruiken symbolen;

  • -

    de vermelding van de kleur van het opschrift, de inscriptie en de symbolen;

  • -

    de wijze van aanbrengen van het opschrift of de inscriptie en de symbolen;

  • -

    de toegepaste bewerkingen van het gedenkteken, sluitplaat of sierurn.

Artikel 6

De uitbreiding van een opschrift of inscriptie van een bestaand gedenkteken, bestaande sluitplaat of sierurn moet bij het college van burgemeester en wethouders worden gemeld.

Deze melding omvat minimaal de volgende gegevens:

  • -

    de tekst van de uitbreiding van het opschrift of de inscriptie;

  • -

    naam van de begraafplaats en het graf- of nisnummer;

  • -

    naam en adres van degene die als rechthebbende op het betreffende graf of nis in de begraafplaatsadministratie staat ingeschreven;

  • -

    dagtekening;

  • -

    handtekening rechthebbende of indien het een algemeen graf betreft, de handtekening van de belanghebbende;

  • -

    naam en adres van degene die het opschrift of de inscriptie vervaardigt.

Artikel 7

  • a. Tenminste 24 uur voor het plaatsen of herplaatsen van het gedenkteken, de sluitplaat of sierurn neemt de leverancier contact op met de beheerder. Bij het (her)plaatsen moeten de aanwijzingen van de beheerder worden opgevolgd.

  • b. Binnen één jaar na de datum van verlening van de vergunning dient het gedenkteken te zijn geplaatst.

HOOFDSTUK III BEPALINGEN VOOR GEDENKTEKENS

Artikel 8

  • a. In de linkerzijkant van het gedenkteken moet op 50 cm hoogte, gerekend vanaf het maaiveld, het grafnummer worden ingebeiteld, tenzij anders wordt overeengekomen.

  • b. Het plaatsen van een firmanaam of enige andere reclame op het gedenkteken, de sierurn of sluitplaat is verboden. Het signeren van een als kunstwerk aan te merken gedenkteken of sierurn geschiedt aan de achterzijde.

  • c. Alleen met toestemming van het personeel mogen werkzaamheden aan het gedenkteken worden verricht, behoudens het ter plaatse van de begraafplaats schoonmaken van het gedenkteken, de sierurn of sluitplaat met behulp van water en een borstel.

Artikel 9

  • a. Het gedenkteken moet een gewapende voorgestorte betonfundering of keepstuk met voldoende draagvermogen hebben.

  • b. Het gedenkteken is bij voorkeur uit één stuk vervaardigd en bestaat in andere gevallen uit meerdere delen die middels een deugdelijke constructie aan elkaar zijn verbonden.

  • c. Indien het gedenkteken een voetstuk of sokkel bevat, is het plaatsen van één of meerdere doken verplicht.

  • d. Voor een gedenkteken, sierurn of sluitplaat mogen alleen duurzame materialen die een levensduur genieten van minimaal 15 jaar, worden gebruikt.

  • e. Het opschrift of de inscriptie of de symbolen op het gedenkteken mogen niet aanstootgevend zijn.

  • f. Bij het vervangen van het gedenkteken is het herstellen in de oude situatie toegestaan. Deze bepaling geldt niet bij heruitgifte van het betreffende graf of de betreffende nis.

  • g. Het gedenkteken moet op de het verst van het pad van de rij verwijderde zijde van het graf worden geplaatst, in de rooilijn met de andere staande gedenktekens in de rij. Deze bepaling geldt niet voor het plaatsen van een gedenkteken op een urnengraf.

Artikel 10

  • a. Binnen de grenzen van de maatvoering, het materiaalgebruik en de bewerking van het gedenkteken is er vrijheid tot modelleren van het gedenkteken.

  • b. Er is een keuze mogelijk tussen een staand of liggend gedenkteken. Een combinatie van een staand gedenkteken en een liggend gedenkteken of dekplaat is toegestaan. Tevens is een combinatie van een staand gedenkteken met banden toegestaan.

  • c. Op één graf mogen maximaal twee liggende gedenktekens worden geplaatst.

  • d. Onbewerkte gedenktekens zijn toegestaan, mits aan de gestelde afmetingen wordt voldaan.

  • e. Het geheel polijsten van het gedenkteken is toegestaan.

  • f. Het is niet toegestaan een omheining rond het graf te plaatsen.

Artikel 11 Algemene graven

  • a. Op een algemeen graf mogen maximaal drie liggende gedenktekens worden geplaatst.

  • b. Voor elk gedenkteken geldt de volgende maatvoering: lengte 55 cm x breedte 65 cm x dikte 10 cm.

Artikel 12 Open urnennis

  • a. Het gebruik van een sierurn bij een open nis is verplicht.

  • b. In een open nis is maximaal één sierurn toegestaan. Aan deze sierurn worden geen eisen gesteld ten aanzien van het type en vorm.

  • c. In of bij de urnennis mogen behoudens (kunst)bloemen geen losse voorwerpen worden geplaatst.

  • d. De sierurn moet deugdelijk in de nis worden bevestigd.

  • e. Op de sierurn mag een plaatje met opschrift of inscriptie worden aangebracht.

Artikel 13 Dichte urnennis

  • a. Een dichte urnennis moet worden afgedekt met een plaat die de hele nis afsluit.

  • b. De sluitplaat mag geheel zijn gepolijst.

  • c. De sluitplaat mag worden voorzien van een tekst of symbolen bestaande uit opliggende of ingegraveerde letters.

Artikel 14 Urnengraven

  • a. Op een urnengraf mag één liggend of staand gedenkteken worden geplaatst.

  • b. Hiervoor geldt de volgende maatvoering. De hoogte wordt gerekend vanaf het maaiveld.

    • -

      Liggend gedenkteken: lengte maximaal 55 cm x breedte maximaal 65 cm x 10-15 cm dik. De minimale lengte is 25 cm en de minimale breedte 10 cm.

    • -

      Staand gedenkteken: hoogte maximaal 90 cm en minimaal 25 cm x breedte maximaal 25 cm x 25 cm dik.

  • c. Voor een onbewerkt gedenkteken geldt de maatvoering als genoemd onder b.

Artikel 15 Eigen graven

Voor een gedenkteken op een eigen graf, niet zijnde een urnengraf, geldt de volgende maatvoering. De hoogte wordt gerekend vanaf het maaiveld.

  • a.

    Staand gedenkteken: hoogte maximaal 90 cm x breedte maximaal 90 cm en minimaal 65 cm x 10-15 cm dik.

  • b.

    Liggend gedenkteken: lengte maximaal 55 cm x breedte maximaal 65 cm x 10-15 cm dik

  • c.

    Dekplaat: lengte maximaal 190 cm en minimaal 100 cm x breedte 90 cm x dikte maximaal 10 cm.

  • d.

    Omranding: elke band maximaal 10 cm breed x maximaal 10 cm dik waarbij de strekkende lengte maximaal 190 cm en minimaal 55 cm x strekkende breedte maximaal 90 cm mag zijn.

  • e.

    Voor een gedenkteken op een dubbel graf geldt dezelfde maatvoering als bedoeld in de voorgaande leden waarbij de breedte van het gedenkteken tweemaal de breedte als bedoeld in de voorgaande leden mag zijn.

HOOFDSTUK IV SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 16

Gedenktekens die reeds bestonden ten tijde van de inwerkingtreding van deze voorschriften, dan wel gedenktekens waarvoor ten tijde van de inwerkingtreding reeds een vergunning was verleend, en die afwijken van het in deze voorschriften bepaalde, mogen geplaatst blijven, respectievelijk geplaatst worden, maar hieraan kunnen geen rechten worden ontleend voor nog aan te vragen vergunningen tot het plaatsen van een gedenkteken.

Artikel 17

Conform het gestelde in artikel 27 van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen kan een gedenkteken direct door de beheerder worden verwijderd.

Artikel 18

Voor het plaatse van een gedenkteken dat niet voldoet aan de gestelde afmetingen en/of materiaalgebruik en dat als kunstwerk moet worden aangemerkt, kunnen burgemeester en wethouders ontheffing verlenen op basis van artikel 27, lid 8 van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen, na advies van een in te stellen werkgroep.

Artikel 19

  • 1. Deze voorschriften treden in werking op 1 november 2004.

  • 2. Deze voorschriften kunnen worden aangehaald onder de titel ‘Voorschriften grafbedekking op de begraafplaats Voorst en de begraafplaats Windesheim’.

TOELICHTING BEHORENDE BIJ DE VOORSCHRIFTEN GRAFBEDEKKING OP DE BEGRAAFPOLAATS VOORST EN DE BEGRAAFPLAATS WINDESHEIM

Inleiding

Op basis van artikel 27, lid 1 van de vigerende ‘Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen’ is voor het hebben van een gedenkteken op een graf vergunning nodig van burgemeester en wethouders. Aan het college van burgemeester en wethouders wordt in artikel 27, lid 7, de bevoegdheid gegeven nadere voorschriften vast te stellen omtrent de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen en de wijze van aanbrengen van een gedenkteken en voor de grafbeplanting.

De huidige voorschriften voor de begraafplaats Windesheim dateren van 26 april 2000. Voor de begraafplaats Voorst gelden de voorschriften zoals voor de begraafplaats Kranenburg. Omdat de begraafcultuur betreffende gedenktekens op de begraafplaats Voorst meer aansluit bij de begraafplaats Windesheim is ervoor gekozen voor deze begraafplaatsen aparte voorschriften op te stellen.

Omdat de voorschriften op enkele punten afwijken van de voorschriften van 26 april 2000, volgt een artikelsgewijze toelichting.

Artikel 1

De ervaring heeft geleerd dat een nabestaande nogal eens wenzen heeft ten aanzien van de beplanting op het graf maar hiervoor de specifieke kennis en ervaring mist. Daarnaast vertoont het zelf onderhouden van de beplanting op het graf de tendens om te verlopen. Hierdoor is een zekere eenheid in het beheer niet mogelijk. Daarom wordt de aanleg en het onderhoud van de beplanting op kosten van de rechthebbende door de gemeente uitgevoerd.

Indien op het graf geen liggend gedenkteken, dekplaat of omranding ligt, wordt tot 50 cm voor het gedenkteken het graf aangeplant met beplanting. Het resterende gedeelte van het graf wordt met gras bedekt.

Artikel 2

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 3

Het plaatsen van een gedenkteken is niet verplicht. Het graf wordt gelijk een graf waar wel een staand gedenkteken staat, tot 50 cm beplant en het resterende deel wordt met gras bedekt.

In de voorschriften is, evenals in de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen, geregeld dat losse voorwerpen op het graf of het gedenkteken niet zijn toegestaan. Daarbij kan gedacht worden aan een gedenkteken met daarbij bijvoorbeeld grind, kiezelsteentjes of marmerslag maar ook andere losse voorwerpen. Losse stenen op het graf vormen een belemmering in het onderhoud en andere losse voorwerpen zijn diefstalgevoelig.

Artikel 4 t/m 7

Voor het plaatsen of vervangen van een gedenkteken is een vergunning van burgemeester en wethouders noodzakelijk. Deze vergunning moet door de rechthebbende of, indien het een gedenkteken voor een algemeen graf betreft, door de belanghebbende worden aangevraagd.

Bij de aanvraag moet een tekening van het gedenkteken met de gevraagde gegevens worden ingediend. Aan de hand hiervan kan de aanvraag aan de voorschriften worden getoetst.

Ook een uitbreiding van het opschrift of de inscriptie moet worden aangevraagd. Hiervoor wordt een zogenaamde meldplicht gehanteerd. Deze aanvragen kunnen eenvoudig worden afgedaan. Er

Artikel 8

Door het aanbrengen van het grafnummer op gelijke hoogte in de linkerzijkant van het gedenkteken, wordt de vindbaarheid van het graf vergemakkelijkt.

Werkzaamheden aan het gedenkteken mogen niet op de begraafplaats worden uitgevoerd. Het gedenkteken zal daartoe van de begraafplaats moeten worden verwijderd. Het schoonmaken van het gedenkteken op de begraafplaats met behulp van water en een borstel is wel toegestaan. Andere (chemische) schoonmaakmiddelen zijn niet toegestaan omdat op de begraafplaats een ecologisch beplantingsbeleid wordt gevoerd.

Artikel 9

Om schade aan het gedenkteken of vervolgschade te beperken, moet het gedenkteken een deugdelijke constructie en fundering hebben. Afhankelijk van het soort gedenkteken kan dit een voorgestorte betonfundering of keepstuk zijn.

Indien het gedenkteken uit meerdere delen bestaat, moeten deze onderdelen deugdelijk aan elkaar verbonden zijn. Indien het gedenkteken een voetstuk of sokkel heeft, vormt een dook (of meerdere doken) deze verbinding.

Het opschrift, de inscriptie en de te gebruiken symbolen op een gedenkteken zijn in principe vrij. Echter, het mag niet aanstootgevend zijn. Maatschappelijk gezien zijn er opschriften en symbolen die kwetsend en aanstootgevend zijn. Deze zullen dan ook geweigerd worden.

Artikel 10

Er bestaat binnen de maatvoering, het materiaalgebruik en de bewerking grote vrijheid tot modelleren van het gedenkteken. Qua materiaalgebruik is de enige restrictie dat het te gebruiken materiaal duurzaam is (artikel 9, lid d). Qua bewerking wordt alleen gesteld dat de constructie deugdelijk moet zijn. Het geheel polijsten van het gedenkteken is, in tegenstelling tot de begraafplaats Kranenburg, dan ook toegestaan.

Het gedenkteken mag zowel staand als liggend zijn, een combinatie van beide is ook toegestaan. Ook is het toegestaan een dekplaat of omranding te plaatsen. De omranding moet wel van duurzaam materiaal zijn en voldoen aan de gestelde afmetingen. Het is niet toegestaan een omranding van losse materialen zoals kiezelstenen, bossage of hekwerk te plaatsen. Dit belemmert het onderhoud van het graf. Binnen de omranding wordt het graf van gemeentewege aangeplant.

Artikel 11

In een algemeen graf kunnen maximaal drie overledenen worden begraven. Voor elke overledene is er de mogelijkheid tot het plaatsen van een gedenkteken. Dit gedenkteken moet daarom aan de voorgeschreven exacte afmeting voldoen.

Artikel 12 en 13

Door het ontbreken van een columbarium op zowel de begraafplaats Voorst als de begraafplaats Windesheim is hier geen mogelijk tot het bijzetten van een urn in een nis. Indien in de toekomst hiervoor wel mogelijkheden worden geschapen, zijn reeds voorschriften, conform de voorschriften voor de begraafplaats Kranenburg, opgenomen.

Artikel 14

Een urnengraf heeft een andere afmeting dan een graf waarin wordt begraven. Daarom gelden voor een gedenkteken op een urnengraf specifieke afmetingen.

Artikel 15

Voor de verschillende gedenktekens gelden specifieke maatvoeringen. Er is een duidelijk onderscheid tussen een liggend gedenkteken en een dekplaat. Een dekplaat heeft een standaard breedte en minimale lengte die groter zijn dan de breedte en lengte van een staand gedenkteken.

Artikel 16

De gedenktekens die geplaatst zijn, mogen geplaatst blijven en gedenktekens waarvoor reeds vergunning is verleend voor inwerkingtreding van deze voorschriften maar nog niet geplaatst zijn, mogen alsnog worden geplaatst. Ook al blijkt dat volgens deze voorschriften een dergelijk gedenkteken op het betreffende graf niet zou mogen worden geplaatst.

Artikel 17

In artikel 27 van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen wordt aangegeven dat ingeval van directe gevaarzetting, beschadiging of noodzakelijk voor het beheer van de begraafplaats, een gedenkteken van een graf mag worden verwijderd.

Artikel 18

Indien een gedenkteken niet voldoet aan de gestelde afmetingen en/of materiaalgebruik en dat als kunstwerk moet worden aangemerkt, brengt de in te stellen werkgroep Grafmonumenten een advies uit. Een gedenkteken kan als kunstwerk aangemerkt worden indien het gedenkteken, naast het niet voldoen aan de gestelde afmetingen en/of materiaalgebruik, uniek qua modellering is. Deze werkgroep toetst of het gedenkteken past binnen het karakter van de begraafplaats.

Indien het gedenkteken niet als kunstwerk kan worden aangemerkt, is geen advies van de werkgroep nodig bij een beroep op de ontheffingsregeling als bedoeld in artikel 27, lid 8 van de Verordening op de gemeentelijke begraafplaatsen.

Artikel 19

Deze voorschriften treden in werking op 1 november 2004. De ‘voorschriften grafbedekking en gedenktekens begraafplaats Windesheim’ van 26 april 2000 worden per deze datum ingetrokken. Voor de begraafplaats Voorst gelden per 1 november 2004 de ‘voorschriften grafbedekking en gedenktekens’ van 1993 en de bijstelling van deze voorschriften, vastgesteld 20 december 1994, niet meer omdat deze voorschriften per deze datum worden ingetrokken.