Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Zwolle

Geldend van 05-03-2016 t/m heden

Intitulé

Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Zwolle

  • Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Zwolle 2016

    • Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

      Artikel 1 Begripsbepaling

      In deze verordening wordt verstaan onder:

      • a.

        het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zwolle;

      • b.

        schoolbestuur: bevoegd gezag van een volgens de Wet op het primair onderwijs , de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs bekostigde in de gemeente gelegen openbare of bijzondere school, of, voor zover in deze verordening is bepaald, van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente;

      • c.

        school: school voor basisonderwijs, school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of school voor voortgezet onderwijs;

      • -

        school voor basisonderwijs: een basisschool of een speciale school voor basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs;

      • -

        school voor (voortgezet) speciaal onderwijs: een school voor speciaal onderwijs of een school voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra , een instelling voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 8 van de Wet op de expertisecentra en een school voor voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de expertisecentra ;

      • -

        school voor voortgezet onderwijs: school of scholengemeenschap voor voorbereidend wetenschappelijk onderwijs, voor hoger en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs, voor voorbereidend beroepsonderwijs en voor praktijkonderwijs als bedoeld in artikel 1, 2 en 5WVO;

      • d.

        nevenvestiging: deel van een school dat door de minister ingevolge artikel 85 van de Wet op het primair onderwijs , artikel 76a of artikel 76b van de Wet op de expertisecentra , artikel X van de wet van 31 mei 1995 (Stb. 319) of artikel 75 van de Wet op het voortgezet onderwijs voor bekostiging in aanmerking is gebracht;

      • e.

        voorziening: een voorziening zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening;

      • f.

        aanvullende voorziening: een door het college vastgestelde nieuwe voorziening waarmee de verordening tijdelijk wordt aangevuld;

      • g.

        indieningsdatum: uiterste moment zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een aanvraag voor een voorziening voor het eerste daaropvolgende tijdvak moet zijn ingediend;

      • h.

        toekenningscriteria: de omstandigheden zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor een voorziening of een aanvullende voorziening;

      • i.

        tijdvak: periode zoals opgenomen in de bijlage Voorzieningen van deze verordening, waarvoor een voorziening wordt toegekend;

      • j.

        subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet , dat beschikbaar is voor een voorziening, of een aanvullende voorziening;

      • k.

        feitelijke beschikbaarstelling: de beschikking van het college waarbij een voorziening of aanvullende voorziening in natura beschikbaar wordt gesteld;

      • l.

        subsidievaststelling: een beschikking zoals bedoeld in artikel 4:42 van de wet ;

      • m.

        wet: de Algemene wet bestuursrecht ;

      • n.

        subsidieverlening: de beschikking van het college waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag voor een voorziening of een aanvullende voorziening.

      • Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

      • 1.

        Het college kan voor een voorziening een subsidieplafond vaststellen en neemt daarbij de gemeentebegroting in acht. Hierbij bepaalt het college hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

      • 2.

        Het college maakt het subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag, uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum, aan de schoolbesturen bekend.

      • Artikel 3 Aanvullende voorziening

      • 1.

        Het college kan bepalen dat de verordening tijdelijk wordt aangevuld met een voorziening.

      • 2.

        Het college stelt de toekenningscriteria vast waaronder aanspraak bestaat op de aanvullende voorziening.

      Artikel 4 Jaarlijks overzicht

      Jaarlijks zendt het college aan de schoolbesturen een overzicht van de op basis van deze verordening toegekende voorzieningen.

    • Hoofdstuk 2 Procedures

    Paragraaf 2.1 Aanvraag voorzieningen; weigeringsgronden

    Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

    Een wijziging van de verordening die leidt tot het toevoegen, wijzigen of intrekken van een voorziening, wordt uiterlijk zes weken voor de indieningsdatum bekendgemaakt door het college.

    • Artikel 6 Indiening aanvraag

    • 1.

      . Het schoolbestuur dat een voorziening voor het eerste daaropvolgend tijdvak wenst, dient voor de indieningsdatum een aanvraag in bij het college. De indieningsdatum is niet van toepassing indien voor de voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet is voorgeschreven. Indien de aanvraag niet voor de indieningsdatum is ingediend, kan het college besluiten om de aanvraag niet te behandelen.

    • 2.

      De aanvraag vermeldt:

      • a.

        naam en adres van het schoolbestuur;

      • b.

        de dagtekening;

      • c.

        de gewenste voorziening;

      • d.

        de naam van de school en de onderwijssoort indien de voorziening is bestemd voor een school;

      • e.

        een motivering dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria

    • 3.

      Bij het ontbreken van een of meer gegevens deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen twee weken na de datum van verzending van de mededeling de gegevens schriftelijk aan te vullen.

    Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen deze termijn verstrekt, beslist het college de aanvraag niet te behandelende

    • Artikel 7 Beslissingstermijn

    • 1.

      Het college besluit gelijktijdig met de vaststelling van het programma zoals bedoeld in artikel 11 lid 2 van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Zwolle 2016 op een aanvraag.

    • 2.

      Het college stelt binnen twee weken na de datum van de beschikking op de aanvraag het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

    Artikel 8 Weigeringsgronden

    Het college weigert de voorziening in ieder geval indien:

    • a.

      de gewenste voorziening geen voorziening is in de zin van deze verordening;

    • b.

      niet is voldaan aan één van de toekenningscriteria;

    • c.

      door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

    Paragraaf 2.2 Aanvraag aanvullende voorzieningen; weigeringsgronden

    • Artikel 9 Indiening aanvraag

    • 1.

      Het schoolbestuur dat een aanvullende voorziening wenst, dient een aanvraag in bij het college.

    • 2.

      Op de aanvraag is artikel 6, tweede en derde lid, van toepassing.

    Artikel 10 Beslissingstermijn

    Het college besluit binnen zes weken na ontvangst van de aanvraag of binnen zes weken na de verstrekking van de aanvullende gegevens. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

    Artikel 11 Weigeringsgronden

    Het college weigert de aanvullende voorziening in ieder geval indien:

    • a.

      de gevraagde voorziening geen aanvullende voorziening zoals bedoeld in artikel 3 is;

    • b.

      niet is voldaan aan een van de toekenningscriteria.

    Paragraaf 2.3 Toekenning; subsidieverlening; intrekking of wijziging; verbod vervreemding

    • Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning;

    • 1.

      De beschikking van het college tot toekenning van een voorziening of een aanvullende voorziening kan inhouden:

      • a.

        feitelijke beschikbaarstelling van de voorziening; of

      • b.

        een subsidieverlening.

    • 2.

      De beschikking bevat:

      • a.

        het tijdvak en het doel waarvoor de voorziening is toegekend;

      • b.

        de wijze waarop het schoolbestuur de voorziening dient uit te voeren.

    • 3.

      De beschikking tot subsidieverlening bevat voorts:

      • a.

        het bedrag van de subsidie;

      • b.

        het bedrag van het voorschot;

      • c.

        voorzover van belang de wijze waarop rekening en verantwoording door het schoolbestuur wordt afgelegd aan het college.

      • d.

        de bepaling dat de wet van toepassing is en voorzover van belang welke afzonderlijke bepalingen of afwijkingen hierop van kracht zijn.

    • Artikel 13 Aanvraag subsidievaststelling

    • 1.

      Na een beschikking tot subsidieverlening dient het schoolbestuur uiterlijk vier maanden na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Het college stelt de subsidie ambtshalve vast indien de aanvraag achterwege blijft.

    • 2.

      Bij de aanvraag toont het schoolbestuur aan dat de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen zijn nagekomen.

    • 3.

      Indien het schoolbestuur niet of niet voldoende aantoont dat de verplichtingen zijn nagekomen, deelt het college dit schriftelijk mee aan het schoolbestuur. Hierbij geven zij aan op welke onderdelen het schoolbestuur aanvullende informatie moet verschaffen. Daarbij krijgt het schoolbestuur de gelegenheid om binnen vier weken na ontvangst van de mededeling de gevraagde informatie schriftelijk te verschaffen. Indien het schoolbestuur de gevraagde informatie niet binnen deze termijn verstrekt, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

    • Artikel 14 Subsidievaststelling

    • 1.

      Het college beslist binnen zes maanden na de indiening van de aanvraag als bedoeld in artikel 13 of binnen vijf maanden na de verstrekking van de aanvullende informatie. Binnen twee weken na de datum van de beschikking stelt het college het schoolbestuur hiervan schriftelijk in kennis.

    • 2.

      Het college betaalt het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats.

    Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking; terugvordering

    Ten aanzien van het beleid tot intrekking, wijziging, stopzetting of verlaging van de afgegeven subsidiebeschikking dan wel terugvordering van gegeven subsidie is titel 4:2 van de wet van toepassing.

    Artikel 16 Verbod tot vervreemding

    Vervreemding door het schoolbestuur van op basis van deze verordening toegekende voorzieningen, is niet toegestaan zonder toestemming van het college tenzij sprake is van een overdracht van voorzieningen aan een ander schoolbestuur als gevolg van samenvoeging van het betreffende schoolbestuur met een ander schoolbestuur.

    Artikel 17 Informatieverstrekking

    Het schoolbestuur verstrekt op verzoek van het college nadere gegevens die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van het bepaalde in deze verordening.

    Artikel 18 Beslissing van het college in gevallen waarin de verordening niet voorziet

    In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

    • Artikel 19 Citeertitel; inwerkingtreding

    • 1.

      De verordening kan worden aangehaald als: Verordening materiële financiële gelijkstelling onderwijs gemeente Zwolle.

    • 2.

      De verordening treedt in werking met ingang van 5 maart 2016.

  • Bijlage ‘Voorzieningen lokaal bewegingsonderwijs’

    I Criteria schoolbestuur dat in aanmerking komt voor een voorziening.

    Het bevoegd gezag van een school of nevenvestiging voor:

    • a.

      basisonderwijs of speciaal basisonderwijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op het primair onderwijs, en

    • b.

      speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs als bedoeld in de Wet op de expertisecentra,

    dat juridisch eigenaar is van een school voor basisonderwijs, school voor speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs die zich bevindt op het grondgebied van de gemeente en juridisch eigenaar is van het lokaal bewegingsonderwijs dat zich bevindt op het grondgebied van de gemeente.

    II Aanduiding van de voorziening

    Onderscheid wordt gemaakt in de voorziening:

    • a.

      aanpassing, bestaande uit:

    • 1.

      het maken van voldoende wasgelegenheid waar deze bij het lokaal bewegingsonderwijs ontbreekt en dit belemmerend werkt op het effectief gebruik, dan wel de mogelijkheden tot medegebruik, van het lokaal bewegingsonderwijs;

    • 2.

      wijzigingen bij ingebruikneming van een gebouw als het gebouw anders niet geschikt is voor het primair onderwijs en speciaal of voortgezet speciaal onderwijs, omdat het lokaal bewegingsonderwijs niet voorzien is van minstens twee kleedruimten met een was- of douchegelegenheid;

    • 3.

      voorzieningen voor eisen voortkomend uit wet- en regelgeving;

    • b.

      onderhoud, bestaande uit:

      • 1.

        vervangen dakbedekking, hemelwaterafvoer, dakrand, daklichten;

      • 2.

        vervangen buitenberging of dak buitenberging;

      • 3.

        vervangen rijwielstalling of rijwielstaanders;

      • 4.

        vervangen brandtrap;

      • 5.

        vervangen erfscheiding;

      • 6.

        vervangen of herstellen riolering of bestrating schoolplein;

      • 7.

        vervangen binnenkozijnen en -deuren, inclusief hang- en sluitwerk;

      • 8.

        vervangen buitenkozijnen en -deuren, inclusief hang- en sluitwerk;

      • 9.

        vervangen radiatoren, convectoren of leidingen voor centrale verwarming;

      • 10.

        vervangen dakpannen, inclusief houtwerk, dakrand en goten;

      • 11.

        vervangen boeiboorden.

      • 12.

        vervangen buitenzonweringen

      • 13.

        uitvoeren van renovatievoorzieningen m.b.t

      • a.

        funderingen

      • b.

        buitenwanden en openingen

      • c.

        dak- en draagconstructies

      • d.

        elektrische installaties en leidingen

    • III Criteria voor het toekennen van een voorziening

    • 1.

      De noodzaak van de voorziening:

      • a.

        maken van voldoende wasgelegenheid is aanwezig als bij het lokaal bewegingsonderwijs geen twee wasgelegenheden zijn;

      • b.

        maken van voldoende kleedgelegenheid is aanwezig als blijkt dat er geen twee kleedruimten zijn;

      • c.

        ingebruikneming blijkt uit het feit dat het desbetreffende gebouw niet voldoet aan de inrichtingseisen voor lokalen bewegingsonderwijs voor het basisonderwijs, speciaal basisonderwijs, speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs en het geschikt maken van het gebouw met redelijke kosten, zulks ter beoordeling van het college, te verwezenlijken is;

      • d.

        eisen voortkomend uit wet- en regelgeving blijkt als wordt vastgesteld dat het gebouw niet voldoet aan de geldende wet- en regelgeving, terwijl onontkoombaar is dat dit verschil op korte termijn moet worden opgeheven;

      • e.

        onderhoud blijkt uit het feit dat het gevraagde gebouwelement of een gedeelte daarvan:

        • 1.

          ten minste in een matige conditie verkeert volgens de bouwkundige opname op grond van NEN 2767, en

        • 2.

          regulier onderhoud door het bevoegd gezag niet langer volstaat.

    • 2.

      Bovenstaande voorzieningen komen voor bekostiging in aanmerking als op basis van een prognose, die voldoet aan de in bijlage II van Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Zwolle 2016 gestelde vereisten, het gebouw nog ten minste vier jaar voor het bewegingsonderwijs noodzakelijk is, tenzij er een andere, goedkopere, voorziening mogelijk is. Dit ter beoordeling van het college.

    IV Datum indienen aanvraag

    De aanvraag voor het bekostigen van de voorziening moet uiterlijk 1 april van het jaar voorafgaand aan het jaar van bekostiging bij het college worden ingediend. De aanvraag dient te worden gebaseerd op het geldende MeerjarenOnderhoudsPlan. Het college kan verzoeken om het overleggen van de volgende aanvullende gegevens:

    • a.

      een leerlingenprognose;

    • b.

      een rapportage waaruit de noodzaak blijkt van de voorzieningen;

    • c.

      een bouwkundige rapportage die voldoet aan NEN 2767 en aantoont dat het gevraagde onderhoud noodzakelijk is.

    V Tijdvak waarvoor voorziening wordt toegekend

    De voorziening wordt toegekend voor het jaar volgend op het jaar waarop de aanvraag is ingediend. Is het niet mogelijk om de voorziening in het toegekende jaar te realiseren dan moet het bevoegd gezag voor 1 september van het toegekende jaar van uitvoering bij het college een gemotiveerd verzoek indienen om uitstel van de uitvoering van de voorziening. Het college beslist voor 1 november daaropvolgend.

    • VI Wijze waarop de voorziening wordt toegekend

    • ·

      1. De voorziening wordt voorlopig toegekend op basis van het MeerjarenOnderhoudsPlan (MOP) dat wordt opgesteld door de gemeente in overleg met de bevoegde gezagen. Het MOP geeft inzicht in de noodzakelijke kosten voor onderhoud op korte en lange termijn met een looptijd van 10 jaar.

    • ·

      2. Het bevoegd gezag vraagt, nadat de voorziening voorlopig is toegekend, offertes op voor de feitelijke uitvoering van de voorziening. Bij het opvragen van de offertes is het bevoegd gezag gehouden aan de richtlijnen voor het opvragen van offertes zoals vastgelegd in het Inkoop- en aanbestedingsbeleid van de gemeente Zwolle. Het definitieve subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten die met de uitvoering van de voorziening gemoeid zijn.

    VII Subsidieplafond

    Voor deze voorziening wordt geen subsidieplafond gehanteerd.

Toelichting

Als gevolg van de wetswijziging die per 1 januari 2015 in werking is getreden (wijzigingen in de Wet op de Expertisecentra, Wet op het Primair Onderwijs en Wet Voortgezet Onderwijs) is vanaf deze datum onderhoud en aanpassen van de lokalen bewegingsonderwijs van de scholen voor basisonderwijs, speciale scholen voor basisonderwijs, scholen voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs geen voorziening huisvesting onderwijs meer.

Het onderhoud en aanpassen van lokalen bewegingsonderwijs wordt vanaf 1 januari 2015 gerekend tot de materiele instandhouding. Op grond van artikel 117 lid 3 WPO en artikel 115 lid 3 WEC zijn burgemeester en wethouders verplicht vast te stellen de hoogte van de bekostiging materiele instandhouding waarop een bevoegd gezag van een niet door de gemeente in stand gehouden school voor basisonderwijs, speciale school voor basisonderwijs, school voor speciaal onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs aanspraak maakt.

Dit betekent dat de vergoeding voor de vaste en variabele kosten, zoals die in de beleidsregel bekostiging lokalen bewegingsonderwijs is opgenomen, met ingang van 1 januari 2015 niet alleen met de prijsindex moet worden verhoogd, maar ook met een extra bedrag voor het onderhoud en aanpassen van die activiteiten die tot 1 januari 2015 een voorziening huisvesting onderwijs waren. Vastgesteld is dat door de grote verscheidenheid in bruto vloeroppervlakte van de lokalen bewegingsonderwijs het bedrag waarmee de vergoeding materiële instandhouding moet worden verhoogd moeilijk is vast te stellen.

Daarnaast zou de vergoeding dan worden gekoppeld aan het aantal klokuren gebruik in plaats van aan de brutovloeroppervlakte van het gebouw. Omdat onderhoud en aanpassen van de lokalen bewegingsonderwijs als voorziening huisvesting onderwijs tot 1 januari 2015 voor 100% werd bekostigd door de gemeente, is besloten niet het vergoedingsbedrag materiele instandhouding aan te passen, maar het bekostigen van het onderhoud en aanpassen van de activiteiten die voorheen een voorziening huisvesting onderwijs waren onder te brengen in een afzonderlijke verordening. Schoolbesturen die aanspraak willen maken op het bekostigen van onderhoud en aanpassen lokalen bewegingsonderwijs kunnen, om voor een vergoeding in aanmerking te komen, een aanvraag indienen. Deze vergoeding dient te worden beschouwd als een subsidie. Aangezien voor subsidiering een wettelijke grondslag is vereist, dient voor deze vorm van subsidiering een gemeentelijke verordening te worden opgesteld.. Hierbij is er voor gekozen om daarbij de VNG -modelverordening materiele en financiele gelijkststelling onderwijs als uitgangspunt te nemen.

Deze verordening vormt derhalve het kader voor het aanvragen van voorzieningen die niet (meer) onder de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs vallen, waarbij in de bijlage bij de verordening de specifieke voorzieningen worden genoemd waarvoor subsidie kan worden aangevraagd.

A. Algemene toelichting

1. De (model)verordening

1.1 Inleiding

Zoals gezegd hebben gemeenten de mogelijkheid om via een verordening gericht aanvullend (financieel) beleid te voeren voor zowel het openbaar als het bijzonder onderwijs binnen de gemeente. De essentie van de verordening is dat wordt aangegeven welke voorzieningen deel uitmaken van de verordening, hoe voorzieningen kunnen worden aangevraagd en in welke vorm en onder welke voorwaarden de voorzieningen ter beschikking kunnen worden gesteld. Met het oog op de financiële beheersbaarheid is het daarbij zaak om de voorzieningen zelf en de condities waaronder aanspraak wordt gemaakt op de voorziening, zo helder mogelijk te formuleren. Onder deze condities kan ook een budgettaire randvoorwaarde (werken met een subsidieplafond) vallen.

Bij de toepassing van de verordening mag geen onderscheid worden gemaakt tussen openbaar en bijzonder onderwijs en wordt voorzien in een behandeling van scholen naar dezelfde maatstaf. Dit laatste wil zeggen dat de gemeente scholen die in dezelfde omstandigheden verkeren ook gelijk zal moeten behandelen.

1.2 De structuur

Qua structuur en vormgeving van deze Verordening is aangesloten bij de opzet van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Zwolle 2016, in die zin dat de Verordening financiële gelijkstelling is opgebouwd uit een `romptekst' en een bijlage `voorzieningen'. Voor deze verordening is, mede gezien het gegeven dat de voorzieningen per gemeente zullen verschillen (zowel qua inhoud, aantal, als toekenningscriteria), het hanteren van een bijlage een bij uitstek geschikt middel om met deze diversiteit op lokaal niveau om te gaan.

In de romp van de verordening zijn opgenomen: de competentieverdeling tussen de gemeenteraad en het college van burgemeester en wethouders; de aanvraagprocedure, de procedures rond beoordeling van en besluitvorming over de aanvragen, de uitvoering van toegekende voorzieningen en de verantwoording daarover.

In de Bijlage `voorzieningen' worden in concreto de voorzieningen aangegeven en uitgewerkt die de schoolbesturen kunnen aanvragen, in casu de voorziening onderhoud en aanpassingen lokalen bewegingsonderwijs..

Voor de volledigheid: de romp en de bijlagen vormen juridisch één geheel. Een wijziging van een voorziening in de bijlage is dus aan te merken als een besluit tot wijziging van de verordening.

1.3 Positie van nevenvestigingen

Een gemeente kan (onderdelen) van het aanvullend beleid via de verordening ook van toepassing verklaren op de in de gemeente gesitueerde nevenvestigingen met een hoofdvestiging in een andere gemeente (artikel 140 zesde lid WPO, 134, zesde lid WEC en 96g, zesde lid WVO). In het omgekeerde geval moet een gemeente die een bepaalde voorziening ter beschikking stelt aan een aantal scholen en een van die scholen is een hoofdvestiging met een nevenvestiging in een andere gemeente, de voorziening ook ter beschikking stellen voor deze nevenvestiging (uiteraard alleen voor zover de nevenvestiging voldoet aan de criteria om in aanmerking te komen voor de desbetreffende voorziening).

In het genoemde stramien van de bijlage `voorzieningen' (onderdeel 1W) wordt expliciet gevraagd of de gemeente voor een bepaalde voorziening gebruik wenst te maken van deze `kan-bepaling'. Nevenvestigingen van een in de gemeente gelegen hoofdvestiging vallen onder de reikwijdte van de verordening van de gemeente van hoofdvestiging. Dit geldt ook wanneer de nevenvestiging niet op het grondgebied is gesitueerd van de gemeente van de hoofdvestiging.

Een voorbeeld

Een gemeente stelt in het kader van de inbraakpreventie aan scholen met een hoog inbraakpercentage een alarminstallatie ter beschikking. De gemeente kan besluiten om deze voorziening ook open te stellen voor een nevenvestiging binnen de gemeente die een hoofdvestiging heeft die buiten de gemeente is gelegen. De gemeente

Afstemming tussen gemeenten

Het kan voorkomen dat een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging in een andere gemeente ligt, dezelfde voorziening kan aanvragen bij twee gemeenten. Een `dubbele' toekenning is dan te veel van het goede. De gemeente van hoofdvestiging en de gemeente van nevenvestiging doen er verstandig aan hun verordening onderling af te stemmen op dergelijke situaties. De voor de hand liggende oplossing is dan dat de gemeente van nevenvestiging ten aanzien van deze nevenvestiging geen gebruik maakt van de hiervoor genoemde `kan-bepaling'.

2. Samenhang met Algemene wet bestuursrecht

2.1 Begrip subsidiering

Bij de opzet van de modelverordening is aangesloten op de bepalingen uit Titel 4.2 Subsidies. De verordening plaatst de gemeente immers in een subsidiërende rol ten opzichte van onderwijsinstellingen. In de verordening is bewust gekozen voor de termen `subsidie en subsidiering' en niet voor bekostiging. Hiermee wordt tot uitdrukking gebracht dat het bij de verordening gaat om aanvullend gemeentelijk beleid (discretionaire bevoegdheid). De lokale overheid is niet verantwoordelijk voor de bekostiging van het onderwijs. Deze verantwoordelijkheid ligt bij het Rijk.

2.2 Toepassing subsidietitel Awb

Uit oogpunt van harmonisatie en inzichtelijkheid heeft het voorkeur de Awb regelgeving over subsidies ook toe te passen op het gemeentelijk handelen in het kader van de verordening materiële financiële gelijkstelling. Daarbij speelt dat de subsidietitel uit de Awb ten opzichte van de verordening als hogere regelgeving geldt. De gemeente is in het algemeen niet bevoegd te handelen in strijd met hogere regelgeving. Het wettelijk kader in de onderwijswetgeving biedt ook geen basis voor afwijking van het Awb-kader. Dit, gevoegd bij de bepaling in de Awb dat de subsidietitel van overeenkomstige toepassing is op de bekostiging van het onderwijs (artikel 4:21, vierde lid), leidt tot de conclusie dat de subsidietitel Awb een verplichtend karakter heeft voor de gemeentelijke subsidiering op grond van de verordening materiële financiële gelijkstelling.

3. Rechtsbescherming en overleg met het lokale scholenveld

Ten aanzien van de lokale regelgeving en uitvoering van de financiële gelijkstelling is geen verplicht op overeenstemming gericht overleg voorgeschreven tussen gemeente en schoolbesturen. Dit laat onverlet dat het nadrukkelijk aanbeveling verdient om over de eventuele vaststelling van de verordening en over voorstellen met betrekking tot het op basis van de verordening openstellen of wijzigingen van voorzieningen, overleg te voeren met alle betrokken schoolbesturen. Dergelijke onderwerpen zouden kunnen worden ingebracht in het gestructureerde overleg over het lokaal onderwijsbeleid. De inbreng van het scholenveld kan vervolgens worden meegewogen bij de uiteindelijke afweging door de raad.

Het overleg met het scholenveld over een eventuele verordening met de daarbij behorende voorzieningen is ook van belang in verband met de mogelijkheid voor schoolbesturen om tegen de verordening als zodanig beroep in te stellen bij de rechtbank. Bij een eventuele toetsing zal de rechter ook betrekken of de verordening op zorgvuldige wijze tot stand is gekomen. Hiertoe behoort ook de wijze waarop direct belanghebbenden (de schoolbesturen) bij de totstandkoming zijn betrokken.

B. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepaling

b. schoolbestuur

De begripsbepaling van het schoolbestuur omvat twee delen:

  • 1.

    schoolbestuur van een in de gemeente gelegen school (openbaar en bijzonder); Het begrip schoolbestuur omvat zowel het schoolbestuur van het openbaar als bijzonder onderwijs dat een in de gemeente gelegen school in stand houdt. Het schoolbestuur van de openbare school (al of niet door de gemeente in stand gehouden) dient dus ook op basis van de verordening aanvragen in te dienen.

  • 2.

    schoolbestuur van een nevenvestiging waarvan de hoofdvestiging; is gelegen in een andere gemeente; De wet stelt dat nevenvestigingen voor de toepassing van de verordening vallen onder de verordening van de gemeente van hoofdvestiging (zie bijvoorbeeld artikel 140, zesde lid van de WPO). Dit betekent dat het schoolbestuur van een nevenvestiging die zich bevindt in de gemeente X, maar waarvan de hoofdvestiging is gelegen in de gemeente Y, in beginsel altijd voorzieningen kan aanvragen voor de nevenvestiging op basis van de verordening van de gemeente Y.

De gemeenteraad kan besluiten dat in de gemeente gelegen nevenvestigingen van scholen waarvan de hoofdvestiging is gelegen in een andere gemeente, in aanmerking komen voor één of meer voorzieningen die via de verordening worden opengesteld. Dit betekent dat het schoolbestuur van de nevenvestiging ook in gemeente X voor één of meerdere voorzieningen een aanvraag op basis van de verordening van de gemeente X kan indienen. De raad kan per voorziening bepalen of de voorziening openstaat voor nevenvestigingen van een hoofdvestiging die zich bevindt in een andere gemeente. De raad heeft de mogelijkheid om dit in de bijlage per voorziening aan te geven.

e. voorziening

De voorzieningen die op grond van deze verordening kunnen worden aangevraagd, zijn opgenomen in de bijlage bij deze verordening. In de bijlage wordt een bepaald stramien gehanteerd aan de hand waarvan het begrip voorziening kan worden ingevuld. Het stramien kan worden gezien als een `checklist' voor het formuleren van voorzieningen en bestaat uit:

  • ·

    I aanduiding van de voorziening;

  • ·

    II indieningsdatum;

  • ·

    III tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend;

  • ·

    IV toekenningscriteria;

  • ·

    V wijze van toekenning;

  • ·

    VI subsidieplafond.

Uit de beschrijving van een voorziening in de bijlage kan een schoolbestuur dus opmaken of het in beginsel in aanmerking komt voor een bepaalde voorziening en zo ja, op welke wijze de bekostiging vervolgens plaatsvindt.

De verordening is zo geredigeerd dat het college (behoudens de weigeringsgronden in de verordening zelf) op basis van de omschrijving van de voorziening bepaalt of een schoolbestuur al of niet in aanmerking komt voor een voorziening. De omschrijving van de omstandigheid kan dus ook elementen bevatten als levensvatbaarheid van de school; een bepaling dat een nevenvestiging van een in een andere gemeente gelegen school in aanmerking kan komen voor de voorziening of dat de voorziening alleen openstaat voor hoofdgebouwen, of juist alleen voor dislocaties etc.

f. aanvullende voorziening

De wet biedt de mogelijkheid dat de raad besluit dat het college de verordening tijdelijk kan aanvullen met nieuwe voorzieningen (zie b.v. artikel 140, vierde lid van de WPO). In deze verordening wordt het college deze mogelijkheid geboden.

g. indieningsdatum

De indieningsdatum die voor een voorziening geldt, is opgenomen bij de omschrijving van de voorziening in de bijlage. De indieningsdatum is afhankelijk van het tijdvak waarvoor de voorziening wordt toegekend.

h. toekenningscriteria

In de bijlage bij deze verordening worden als onderdeel van een voorziening de omstandigheden geformuleerd op basis waarvan bevoegde gezagsorganen in aanmerking kunnen komen voor toekenning van een voorziening. De omstandigheid waarin de school moet verkeren, is beschreven aan de hand van toekenningscriteria. Indien een schoolbestuur niet verkeert in de benoemde omstandigheid oftewel niet voldoet aan de toekenningscriteria voor een specifieke voorziening, komt het schoolbestuur niet in aanmerking voor de aangevraagde voorziening.

i. tijdvak

Het tijdvak is de periode waarvoor de voorziening wordt toegekend. In deze verordening en bijbehorende bijlage is het kalenderjaar als tijdvak gekozen. Beoogd is om daarmee aan te sluiten bij de systematiek van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs 2016, die ook uitgaat van de verstrekking van voorzieningen over een heel kalenderjaar.

j. subsidieplafond

Een toekenning van een voorziening in de vorm van financiële middelen, is een subsidie. Op grond van de Algemene wet bestuursrecht bestaat de mogelijkheid om voor subsidies een subsidieplafond in te stellen. Dit instrument wordt in de verordening opgenomen om de beheersbaarheid van de uitgaven te bevorderen.

k. feitelijke beschikbaarstelling

Een voorziening kan in beginsel op twee wijzen ter beschikking worden gesteld. Ten eerste kan de voorziening in natura ter beschikking worden gesteld. In de verordening wordt in dit verband de term `feitelijke beschikbaarstelling' gehanteerd. Ten tweede kan de voorziening in de vorm van financiële middelen ter beschikking worden gesteld. Het gaat dan om een subsidieverlening.

l. subsidievaststelling

Bij het beschikbaar stellen van financiële middelen gaat het altijd om een subsidie waarop, hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Met de subsidievaststelling ontstaat een definitieve aanspraak op de subsidie. De subsidie kan direct na een aanvraag van een schoolbestuur worden vastgesteld.

Artikel 2 Subsidieplafond en verdelingsregels

Eerste lid

Met het oog op de beheersbaarheid van de uitgaven kan het college bepalen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor bepaalde voorzieningen. Het college dient expliciet in de bijlage op te nemen of per voorziening een subsidieplafond wordt gehanteerd en wat de hoogte van het plafond is.

Het subsidieplafond per voorziening dient ertoe om te voorkomen dat bij veel aanvragen voor een bepaalde voorziening, de beschikbare begroting voor de voorziening in zijn totaliteit wordt overschreden. Door toepassing van een subsidieplafond kan het college er ook expliciet voor kiezen om een ter beschikking te stellen bedrag lager te stellen dan feitelijk noodzakelijk is voor het realiseren van een voorziening. De bekostiging van de voorziening kan dan worden opgevat als een tegemoetkoming in de kosten of een stimuleringsmaatregel.

Indien het college bepaalt dat voor een voorziening een subsidieplafond geldt, dienen ook verdelingsregels te worden opgesteld.

Tweede lid

Schoolbesturen dienen tijdig op de hoogte te zijn onder welke voorwaarden voorzieningen kunnen worden aangevraagd. Met deze bepaling zijn schoolbesturen zes weken voor de indieningsdatum op de hoogte welke subsidieplafonds en verdelingsregels worden gehanteerd. Deze bepaling volgt ook uit de Algemene wet bestuursrecht waarin wordt bepaald dat het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

Artikel 3 Aanvullende voorzieningen

Eerste lid

In dit artikel wordt invulling gegeven aan de mogelijkheid die de wet biedt aan het college om deze verordening tijdelijk aan te vullen met een of meerdere voorzieningen (art. 140, vierde lid WPO of art. 134, vierde lid WEC en art. 96g, vierde lid WVO of art. 96h, vierde lid WVO).

De wet zelf bepaalt vervolgens dat de gemeenteraad binnen 12 weken na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, beslist over de bekrachtiging ervan. Indien de gemeenteraad niet binnen 12 weken beslist, wordt de aanvulling gelijkgesteld met een aanvulling die is bekrachtigd. Op het moment dat bekrachtiging door de raad heeft plaatsgevonden of de termijn van 12 weken is verstreken, wordt de aanvullende voorziening opgenomen in de bijlage bij de verordening.

Naast vorenstaande procedure bepaalt de wet dat de aanvulling binnen een week na het besluit van het college om de verordening tijdelijk aan te vullen, aan de bevoegde gezagsorganen van de niet door de gemeente in stand gehouden scholen moet worden gezonden.

Een aanvulling zoals bedoeld in artikel 3 is doorgaans bedoeld om in geval van calamiteiten snel een voorziening open te kunnen stellen. Vanwege de spoedeisendheid is er ten aanzien van deze voorziening geen indieningstermijn opgenomen. Nadat de gemeenteraad de voorziening heeft bekrachtigd of nadat de termijn van 12 weken is verstreken en de voorziening van rechtswege is bekrachtigd, kan de voorziening alleen nog worden aangevraagd via de reguliere aanvraagprocedure ex artikel 6. Immers, de aanvullende voorziening is na bekrachtiging door de raad (of nadat de termijn van 12 weken is verstreken) een reguliere voorziening geworden.

Het college kan, vanwege een spoedeisend belang, ook op verzoek van één of meer van de bevoegde gezagsorganen besluiten om de verordening aan te vullen met een voorziening. Een verplichting is dit echter niet. Het gaat om aanvullend gemeentelijk beleid. Een schoolbestuur kan dus niet afdwingen dat het college de verordening tijdelijk aanvult met een voorziening.

Tweede lid

Het tweede lid stelt dat het college dient aan te geven onder welke omstandigheden schoolbesturen in aanmerking kunnen komen voor de voorziening. Het ligt voor de hand dat hierbij het stramien van de bijlage wordt gevolgd. Op deze wijze kan, indien de raad de voorziening bekrachtigt, op relatief eenvoudige wijze de voorziening worden ingepast in de verordening.

Artikel 4 Jaarlijks overzicht

De wet stelt dat het college verplicht is om jaarlijks een overzicht bekend te maken van de op grond van de verordening toegekende voorzieningen. Dit moet gebeuren in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. In de verordening is ervoor gekozen om de bevoegde gezagsorganen die vallen onder de reikwijdte van deze verordening, rechtstreeks te informeren over de op grond van de verordening toegekende voorzieningen. Hiermee wordt een praktische invulling gegeven aan de mogelijkheid om via ‘een andere geschikte wijze' het overzicht te publiceren.

In de praktijk kan dit erop neer komen dat in het kader van het reguliere overleg tussen de gemeente en de schoolbesturen een dergelijk overzicht wordt toegezonden.

Het college dient een overzicht te geven van voorzieningen die zijn toegekend. Dit overzicht bevat de ‘reguliere' voorzieningen die zijn toegekend eventuele aanvullende voorzieningen waarover in het afgelopen jaar is beslist.

Artikel 5 Toevoegen, wijzigen en intrekken

Op het moment dat de raad voor de eerste keer de verordening vaststelt, worden tegelijkertijd in de bijlage bij de verordening een of meerdere voorzieningen opgenomen. De raad kan ten allen tijde de verordening wijzigen. Om richting schoolbesturen tijdig duidelijk te maken welke voorzieningen onder welke condities kunnen worden aangevraagd, is bepaald dat zes weken voor de indieningsdatum wijzigingen van de verordening (die leiden tot een wijziging met betrekking tot de voorzieningen) moeten worden bekendgemaakt.

Deze bepaling impliceert ook dat op het moment dat de raad aanvullende voorzieningen bekrachtigt en opneemt in de bijlage (en daarmee een wijziging van de verordening doorvoert), dit binnen zes weken voor de indieningsdatum moet worden bekendgemaakt. Indien een voorziening wordt toegevoegd, gewijzigd of ingetrokken, wordt feitelijk daarmee de bijlage bij de verordening aangepast waar de voorziening wordt genoemd. Aangezien de bijlage en de verordening zelf juridisch bezien een geheel vormen, dient een wijziging van de bijlage altijd opgevat te worden als een wijziging van de verordening.

Op basis van artikel 139 van de Gemeentewet dienen verordeningen bekend te worden gemaakt voordat deze rechtskracht verkrijgen. Dit artikel specificeert deze algemene bepaling in die zin dat de bekendmaking is gekoppeld aan de indieningsdatum. Hiermee wordt bereikt dat voorafgaand aan de aanvraagprocedure voor schoolbesturen duidelijk is welke voorzieningen onder welke voorwaarden kunnen worden aangevraagd. Indien voor een voorziening is bepaald dat een indieningsdatum niet noodzakelijk is en de raad wijzigt deze voorziening (of voegt een dergelijke voorziening toe), moet deze op basis van artikel 139 van de Gemeentewet bekend worden gemaakt voordat de wijzigingen rechtskracht verkrijgen.

Het intrekken van een voorziening verdient extra aandacht. Het intrekken van een voorziening moet ‘tijdig' worden bekendgemaakt. Afhankelijk van bijvoorbeeld de duur van de subsidie, de bedragen en de consequenties voor schoolbesturen dient een redelijke termijn te worden gehanteerd. Als variant zou het zelfs wenselijk kunnen zijn om een afbouwregeling te treffen, in die zin dat in de loop van een aantal jaren steeds minder subsidie ter beschikking wordt gesteld.

Artikel 6 Indiening aanvraag

Eerste lid

Een schoolbestuur dat een voorziening wenst, kan deze voorziening aanvragen bij het college. Dit moet geschieden voor de indieningsdatum zoals die is geformuleerd in de bijlage bij de gewenste voorziening. Voorzieningen worden in deze verordening per kalenderjaar toegekend. Gekozen is voor een indieningsdatum van 1 april. Deze datum is gelijk aan de indieningsdatum voor aanvragen op grond van de verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Zwolle 2016. Desgewenst kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat bevoegde gezagsorganen die een aanvraag wensen in te dienen, gebruik moeten maken van een standaardformulier. Een dergelijk standaardformulier zou opgebouwd kunnen worden aan de hand van de gegevens die het schoolbestuur moet overleggen bij de aanvraag.

Tweede lid

Uitgangpunt voor de aanvraag is het MeerjarenOnderhoudsPlan (MOP) dat wordt opgesteld door de gemeente in overleg met de bevoegde gezagen. Het MOP geeft inzicht in de noodzakelijke kosten voor onderhoud op korte en lange termijn met een looptijd van 10 jaar. Zo nodig kan het college het bevoegd gezag verzoeken om een aantal aanvullende gegevens bij de aanvraag te overleggen. Uit de omschrijving van de voorziening in de bijlage kan worden opgemaakt welke toekenningscriteria gelden en daarmee welke gegevens noodzakelijk zijn om te beoordelen of een schoolbestuur in de omstandigheid verkeert dat het aanspraak kan maken op een voorziening.

Indien de voorziening wordt gevraagd voor de school als zodanig, wordt gevraagd naar de naam van de school en de schoolsoort. Indien de voorziening ter beschikking wordt gesteld aan het schoolbestuur als zodanig is dit niet noodzakelijk. Als bijvoorbeeld de gemeente schoolbesturen aanvullend wenst te faciliteren voor het voorbereiden en voeren van het overleg in het kader van het lokaal onderwijsbeleid, kan volstaan worden met het vermelden van de naam en het adres van het schoolbestuur, de dagtekening, de voorziening die wordt gevraagd en een gemotiveerde onderbouwing dat wordt voldaan aan de toekenningscriteria bij de gevraagde voorziening.

Derde lid

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft voor dat het bestuursorgaan, voordat kan worden overgegaan om de aanvraag buiten behandeling te laten, het schoolbestuur de mogelijkheid moet bieden om de aanvraag binnen een redelijke termijn te completeren. In dit lid is een termijn van twee weken opgenomen. Indien het schoolbestuur geen gebruik maakt van deze termijn, of nog onvoldoende informatie geeft, voorziet de verordening er in dat het college de desbetreffende aanvraag buiten behandeling kan laten.

De Algemene wet bestuursrecht bepaalt bovendien dat een besluit van het college om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager moet worden bekend gemaakt. De bekendmaking vindt plaats binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken (vgl. art. 4:5, lid 4 Awb).

Artikel 7 Beslissingstermijn

Eerste lid

Er is voor gekozen om de besluitvorming omtrent de aanvragen gelijk te laten lopen met het tijdpad van besluitvorming inzake aanvragen om voorzieningen huisvesting onderwijs. Daarbij is met name gekeken naar artikel 11 lid 2 van de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs Zwolle 2016. Dat artikel voorziet er in dat uiterlijk op 31 december van een kalenderjaar het programma en overzicht zoals bedoeld in voornoemde verordening door het college wordt vastgesteld. Het college heeft derhalve ruim voldoende tijd om op de aanvragen te beslissen. Doorgaans wordt het programma en overzicht in de loop van november vastgesteld.

Artikel 8 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen die het college in ieder geval in acht neemt bij het afgeven van een beschikking op een aanvraag om in aanmerking te komen voor een voorziening.

In weigeringsgrond genoemd in onderdeel a (`de gewenste voorziening is geen voorziening in de zin van deze verordening') komt tot uitdrukking dat de voorzieningen die in de verordening zijn opgenomen uitdrukkelijk limitatief zijn.

Daarnaast dienen aanvragen te worden getoetst aan de toekenningscriteria zoals deze per voorziening zijn vastgesteld. De bijlage bij de verordening bevat de voorzieningen en een omschrijving van de omstandigheid waaronder een schoolbestuur in aanmerking komt voor de voorziening. Indien een aanvraag van een schoolbestuur tot toekenning van een voorziening niet voldoet aan één of meerdere van de toekenningscriteria, dient de gewenste voorziening te worden geweigerd.

In onderdeel c is de mogelijkheid opgenomen om een voorziening te weigeren als de subsidie die is gemoeid met het ter beschikking stellen van de voorziening, is uitgeput.

Artikel 9 Indiening aanvraag

Eerste lid

Dit lid voorziet in de mogelijkheid dat een schoolbestuur een aanvullende voorziening kan aanvragen. Vanwege het spoedeisende karakter van deze voorzieningen is niet gekozen voor een bepaalde indieningstermijn. Op het moment dat een aanvullende voorziening is bekrachtigd door de gemeenteraad (of indien de gemeenteraad niet binnen 12 weken beslist), is de aanvullende voorziening een reguliere voorziening in de zin van de verordening en kan deze voorziening alleen nog maar op basis van artikel 6 worden aangevraagd.

Tweede lid

Zie toelichting artikel 6, tweede en derde lid.

Artikel 10 Beslistermijn

Dit artikel volgt grotendeels het stramien van de besluitvormingsprocedure ten aanzien van de reguliere voorzieningen (artikel 7). Wel zijn de termijnen ingekort omdat het in het algemeen zal gaan om spoedeisende voorzieningen in geval van calamiteiten.

Bepaald is dat het college binnen zes weken beschikt op een aanvraag dan wel binnen zes weken nadat aanvullende gegevens zijn verstrekt door het schoolbestuur. Binnen twee weken na de datum van de beschikking dient het schoolbestuur schriftelijk op de hoogte te worden gebracht van de beschikking van burgemeester en wethouders.

Artikel 11 Weigeringsgronden

In dit artikel zijn de weigeringsgronden opgenomen die het college in ieder geval in acht neemt bij het afgeven van een beschikking op een aanvraag om in aanmerking te komen voor een aanvullende voorziening.

Artikel 12 Inhoud beschikking tot toekenning; betaling

Eerste lid

In beginsel kan op twee wijzen een voorziening ter beschikking worden gesteld: in `natura' of `financiële middelen' die het schoolbestuur vervolgens moet aanwenden voor de realisatie van de toegekende voorziening. Indien financiële middelen ter beschikking worden gesteld, gaat het altijd om een subsidie in de zin van de Awb.

Indien de gemeente de vaststelling van een subsidie voor een voorziening vooraf wil laten gaan door een beschikking tot subsidieverlening dan moet op grond van de Awb de figuur van subsidieverlening in de verordening worden verankerd. Het college maakt dan gebruik van de mogelijkheid om eerst een voorwaardelijke aanspraak op een subsidie open te stellen (de subsidieverlening) en pas later definitief de hoogte van de subsidie vast te stellen (de subsidievaststelling).

Tweede lid

De beschikking tot toekenning van een voorziening dient in ieder geval een aantal elementen te bevatten.

De beschikking bevat de periode waarvoor de voorziening is toegekend, een omschrijving van de wijze waarop het schoolbestuur uitvoering dient te geven aan de voorziening en een omschrijving van het doel waarvoor de voorziening ter beschikking is gesteld. De wijze van uitvoering kan meer of minder gedetailleerd zijn. De wijze van uitvoering is een verplichting waaraan het schoolbestuur moet voldoen. Indien het schoolbestuur niet aan deze verplichtingen voldoet, kan de voorziening geheel of gedeeltelijk worden teruggevorderd.

Derde lid

Hier is bepaald dat beschikkingen tot subsidievaststelling een aantal extra gegevens dienen te bevatten.

Ten eerste dient het bedrag van de subsidie te worden aangegeven. Deze bepaling volgt uit de Awb. De middelen die worden toegekend zijn doeluitkeringen. Het college mag dan ook verlangen dat het schoolbestuur aangeeft dat de toegekende middelen zijn besteed aan het doel waarvoor ze zijn bestemd. In de beschikking kan dan ook worden verwoord op welke wijze het schoolbestuur verantwoording dient af te leggen over de besteding van middelen.

Afhankelijk van de toegekende voorziening kan de rekening en verantwoording meer en minder zwaar worden opgezet. Daarnaast kan de beschikking aangeven dat de Awb van toepassing is en welke eventuele afwijkingen er van kracht zijn.

Aanvullende bepalingen in verband met subsidieverlening

Toelichting: Een beschikking tot subsidieverlening hoeft niet het subsidiebedrag te bevatten. Indien de beschikking niet het bedrag vermeldt, dient het maximaal toe te kennen bedrag te worden vermeld.

Het college kan na een beschikking tot subsidieverlening, voorschotten verlenen. Indien het college dit wenst, dient in de beschikking tot subsidieverlening te worden vermeld dat er sprake is van bevoorschotting en dient tevens de hoogte van het voorschot, dan wel de wijze waarop dit bedrag wordt bepaald, bekend gemaakt te worden. Het ligt voor de hand dat de termijnen van bevoorschotting aansluiten bij eventuele betalingsverplichtingen van het schoolbestuur.

Artikel 13 Aanvraag subsidievaststelling

Nadat een schoolbestuur een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen, kan de beschikking tot uitvoering worden gebracht. Met het aanvragen van de subsidievaststelling vraagt het schoolbestuur van de school om de aanspraak tot vergoeding om te zetten in een definitieve vaststelling van het bedrag. Op deze wijze wordt door het schoolbestuur van de school aangegeven dat voldaan is aan de verplichtingen zoals deze zijn geformuleerd door het college en wordt rekening en verantwoording afgelegd. Het college kan deze rekening en verantwoording toetsen alvorens over te gaan tot de definitieve subsidievaststelling.

Eerste en tweede lid

Het schoolbestuur dient uiterlijk vier maanden na afloop van het tijdvak waarvoor de voorziening is toegekend een aanvraag tot subsidievaststelling in te dienen. Dit lid is zo geredigeerd dat het schoolbestuur ook lopende het tijdvak, als de voorziening reeds is gerealiseerd, een aanvraag tot subsidievaststelling in kan dienen.

Het initiatief van de aanvraag ligt bij het schoolbestuur. Hoewel het gebruik van de term aanvraag doet vermoeden dat het gaat om een aanmerkelijke bestuurslast, komt de aanvraag feitelijk neer op het afleggen van verantwoording door het schoolbestuur aan het college. Het gaat nadrukkelijk niet om een aanvraag zoals bepaald in artikel 6, eerste lid.

Afhankelijk van de soort voorziening kan de verantwoording meer of minder zwaar warden aangekleed. De wijze van verantwoording volgt uit de beschikking van het college tot subsidieverlening.

Indien het schoolbestuur een dergelijke aanvraag niet, of niet op tijd indient, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen. Het college kan onder omstandigheden de subsidie (ambtshalve) vaststellen op nul euro. Bijvoorbeeld indien het schoolbestuur geen rekening en verantwoording aflegt en het de voorziening ook niet heeft gerealiseerd. De beschikking tot ambtshalve vaststelling van de subsidie vormt dan vervolgens de basis van waaruit een mogelijke terugvordering van betaalde voorschotten kan plaatsvinden.

Derde lid

Dit lid voorziet in een procedure als bij de aanvraag blijkt dat een of meer gegevens ontbreken (vgl. artikel 6, derde lid).

Indien het schoolbestuur de ontbrekende gegevens niet binnen de gestelde termijn verstrekt, wordt de subsidie wederom ambtshalve vastgesteld (vgl. het eerste lid).

Artikel 14 Subsidievaststelling

Eerste lid

In dit lid wordt de termijn aangegeven die burgemeester en wethouders in acht dienen te nemen bij het beschikken op de aanvraag tot subsidievaststelling.

Het schoolbestuur dient binnen twee weken na de datum van de beschikking schriftelijk hiervan in kennis te worden gesteld.

Tweede lid

Het tweede lid bevat de basis voor de uitbetaling van het subsidiebedrag waarbij een verrekening van het subsidiebedrag met een eventueel betaald voorschot mogelijk is.

Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald. Aangezien het handelt om een redelijk eenvoudige financiële transactie (immers, het proces van rekening en verantwoording is afgerond) kan een termijn van zes weken volstaan.

Artikel 15 Intrekken of wijzigen beschikking; terugvordering

In dit artikel wordt kortheidshalve verwezen naar de Awb: deze kent een uitgebreide subsidietitel. In het kader van deregulering is het wenselijk de Awb rechtstreeks toe te passen.

Artikel 16 Verbod tot vervreemding

Met dit artikel wordt voorkomen dat bepaalde aan een schoolbestuur toegekende voorzieningen worden vervreemd door het schoolbestuur zonder dat toestemming van het college is verkregen. Uitzondering wordt gemaakt voor een bestuursoverdracht. Bij een bestuursoverdracht vindt formeel ook een vervreemding van de voorzieningen plaats. Hiervoor is echter geen toestemming van het college noodzakelijk.

Artikel 17 Informatieverstrekking

In deze bepaling is voorzien in de mogelijkheid dat het college nog nadere gegevens aan het schoolbestuur kan vragen. Weliswaar voorziet de verordening in een procedure voor die situatie dat een aantal gegevens ontbreekt bij de aanvraag; er kan echter ook een situatie ontstaan waarin het college om een nadere toelichting vraagt van hetgeen bij de aanvraag aan gegevens is bijgevoegd. Ook is het mogelijk dat het college tijdens de uitvoering nadere gegevens wenselijk acht, bijvoorbeeld indien het college toepassing wil geven aan de mogelijkheid om de (toekenning van een) voorziening in te trekken of te wijzigen.