Regeling vervallen per 21-12-2013

Gemeenschappelijke regeling regio Zuid-Holland Zuid

Geldend van 23-07-2009 t/m 20-12-2013

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid

OVERWEGINGEN EN BESLUIT

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld,

Nieuw-Lekkerland, Oud-Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Zederik en Zwijndrecht;

overwegende:

dat gelet op de ontwikkelingen op andere bestuurlijke niveaus er aanleiding is om met gebruikmaking van de huidige wetgeving samen te werken op tal van beleidsterreinen op het grondgebied van de Regio Zuid-Holland Zuid;

dat zij hebben ingestemd om te streven naar een efficiënt en democratisch regionaal bestuur voor Zuid-Holland Zuid, waarbij sprake is van verlengd lokaal bestuur, gebaseerd op de bestaande Wet gemeenschappelijke regelingen;

dat de doelstelling mede is om de lokale betrokkenheid en inbreng te vergroten;

dat zij dit sinds 1993 in een gemeenschappelijke regeling hebben geregeld;

dat als gevolg van nieuwe wetgeving en door besluiten van het algemeen bestuur, de raden en de colleges van de deelnemende gemeenten de vigerende regeling moet worden aangepast;

dat het grondgebied van hun gemeenten samenvalt met het gebied van de Politieregio Zuid-Holland-Zuid, zoals bedoeld in de Politiewet 1993;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

b e s l u i t e n :

de hierna volgende gemeenschappelijke regeling aan te gaan,

genaamd:

Gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid.

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1

  • 1. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de regeling: deze gemeenschappelijke regeling;

    • b.

      de Regio: het rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 2 van de regeling;

    • c.

      een deelnemende gemeente: een aan de regeling deelnemende gemeente;

    • d.

      de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;

    • e.

      het gebied: het grondgebied van de deelnemende gemeenten;

    • f.

      subregio: een cluster van gemeenten binnen het onder e. bedoelde gebied, waarbinnen initiatieven worden ontwikkeld ter behartiging van een lokaal gemeenschappelijke belang; de subregio’s zijn:

      • §

        de Alblasserwaard en Vijfheerenlanden, bestaande uit de gemeenten: Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom, Hardinxveld-Giessendam, Leerdam, Liesveld, Nieuw-Lekkerland en Zederik;

      • §

        de Drechtsteden, bestaande uit de gemeenten: Alblasserdam, Dordrecht, Hendrik-Ido-Ambacht, Papendrecht, Sliedrecht en Zwijndrecht;

      • §

        de Hoeksche Waard, bestaande uit de gemeenten: Binnenmaas, Cromstrijen, Korendijk, Oud-Beijerland en Strijen.

    • g.

      Gemeentewet: de wet van 14 februari 1992, houdende nieuwe bepalingen met betrekking tot gemeenten (Stb. 1992, 96), zoals deze luidde voor het inwerkingtreden van de Wet dualisering gemeentebestuur (Stb. 2002, 111), met dien verstande dat in artikel 45, vierde lid, van de regeling wordt verwezen naar de Gemeentewet zoals deze luidt na de inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur.

  • 2. Waar in de regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester, onderscheidenlijk de regio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

HOOFDSTUK 2 HET OPENBAAR LICHAAM

Artikel 2

  • 1. Er is een openbaar lichaam genaamd: Regio Zuid-Holland Zuid.

  • 2. Het openbaar lichaam is rechtspersoon als bedoeld in artikel 8, lid 1 van de wet en is gevestigd in Dordrecht.

Artikel 3

Het gebied waarvoor deze regeling geldt omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

HOOFDSTUK 3 TE BEHARTIGEN BELANGEN

Artikel 4

  • 1. De Regio heeft ten doel vanuit de gedachte van verlengd lokaal bestuur en binnen de kaders als genoemd in deze regeling een bijdrage te leveren aan het behartigen van gemeenschappelijke belangen van de deelnemers teneinde een evenwichtige ontwikkeling van het gebied als geheel te bevorderen, mede in verhouding tot zijn omgeving zowel in provinciaal, nationaal als Europees verband.

  • 2. Ter verwezenlijking van het bepaalde in het vorige lid heeft de Regio tot taak het in algemene zin behartigen van de belangen op het terrein van:

    -  verkeer en vervoer;

    -  milieu;

    -  afvalverwerking;

    -  centrale post ambulancevervoer; 

    -  volksgezondheid;                                 

    -  geneeskundige hulpverlening;

    -  volkshuisvesting;

    -  ruimtelijke ordening;

    -  economie en arbeidsmarkt;

    -  landbouw, natuur en landschap;

    -  recreatie en toerisme;

    -  onderwijs;

    -  sociale zaken;

    -  welzijn en cultuur.

HOOFDSTUK 4 TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

AFDELING 1 OVERLEGTAKEN

Artikel 5

Voor alle van de in artikel 4 genoemde belangen en taken is de Regio bevoegd tot:

  • a.

    het fungeren als platform voor overleg;

  • b.

    het organiseren van overleg en informatiebijeenkomsten en het uitbrengen van advies;

  • c.

    het coördineren van regionale en - waar dat wenselijk wordt geacht- van subregionale activiteiten van de deelnemende gemeenten;

  • d.

    het adviseren over de hoofdlijnen van de gewenste bestuurlijke ontwikkelingen voor het gebied;

  • e.

    het reageren op en adviseren over rijks- en provinciale nota’s en plannen die voor de (sub)regio(‘s) van belang is (zijn);

  • f.

    het vertegenwoordigen van de (sub)regio(‘s) - waar dat wenselijk wordt geacht door de betrokken gemeenten - in overlegsituaties;

  • g.

    het adviseren van gemeenten met betrekking tot nieuwe ontwikkelingen c.q. wetgeving;

  • h.

    het verzorgen van een aanspreekpunt voor het maatschappelijk middenveld en bedrijfsleven.

AFDELING 2 SPECIFIEKE TAKEN

Artikel 6

Ter verwezenlijking van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 voert de Regio op de navolgende terreinen de volgende specifieke taken en bevoegdheden uit:

I. Regionale Ambulance Voorziening:

  • 1.

    De bevoegdheid tot het instellen en instandhouden van een Regionale Ambulance Voorziening en het verrichten van taken voortvloeiend uit de Wet ambulancevervoer.

  • 2.

    De Regionale Ambulancevoorziening is:

    • a.

      integraal verantwoordelijk voor het leveren van verantwoorde ambulancezorg; zowel in de dagelijkse, routinematige situatie als bij rampen en zware ongevallen;

    • b.

      als orgaan van gezondheidszorg in de zin van de Wet tarieven gezondheidszorg verantwoordelijk voor het kwaliteitsbeleid, de bedrijfsvoering van ambulancezorg en fungeert als budgethouder;

    • c.

      enige vergunninghouder in de Regio in de zin van de Wet ambulancevervoer;

    • d.

      afstemmingsverband tussen de ambulancedienst en Centrale Post Ambulancevervoer (CPA).

  • 3.

    De Regionale ambulancevoorziening maakt een regionaal ambulanceplan in samenspraak met de in de Regio werkzame zorgverzekeraars en de Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en Rampen (GHOR). Het regionaal ambulanceplan moet naast de wijze waarop de reguliere zorg wordt georganiseerd, ook ingaan op de taken en de organisatie van de RAV bij rampen en zware ongevallen.

  • 4.

    Het regionaal ambulanceplan volgt dezelfde verjaarcyclus als het regionaal beheersplan rampenbestrijding. De GHOR-paragraaf in het regionaal ambulanceplan is inhoudelijk afgestemd met het regionaal beheersplan rampenbestrijding, dat door Gedeputeerde Staten wordt getoetst.

II. Volksgezondheid:

  • 1.

    De bevoegdheid tot het verzorgen van de openbare gezondheidszorg in het kader van de Wet publieke gezondheid en in het verlengde daarvan andere taken.

  • 2.

    Het verzorgen van de jeugdgezondheidszorg, gezondheidsvoorlichting, epidemiologie, bevolkingsonderzoeken en algemene gezondheidszorg, waaronder infectieziektebestrijding, tuberculosebestrijding, vaccinatieprogramma’s en sanitaire controle.

  • 3.

    Het operationeel verzorgen van medische aangelegenheden in het kader van de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen.

III. Volkshuisvesting:

De bevoegdheid tot het uitvoeren op (sub)regionaal niveau van het Besluit woninggebonden subsidies 1995.

IV. Onderwijs:

  • 1.

    Het als bevoegd gezag uitvoeren van:

  • a.

    de Leerplichtwet;

  • b.

    de Wet Regionale Meld- en Coördinatiefunctie.

  • 2.

    De gemeenten Graafstroom en Liesveld wordt ingevolge artikel 11 van de wet vrijstelling verleend van deelname aan de in het eerste lid, onder a, genoemde taken. De vrijstelling geldt voor onbepaalde tijd.

V. Jeugd Preventie Team:

  • 1.

    Het algemeen bestuur is belast de uitoefening van gemeenschappelijke taken – met inbegrip van het financieel beheer en coördinatie - met betrekking tot de instandhouding van het Jeugd Preventie Team in de samenwerking van de deelnemende gemeenten, de Provincie Zuid-Holland, Bureau Jeugdzorg en de Regiopolitie Zuid-Holland Zuid.

  • 2.

    Het algemeen bestuur stelt hiertoe een Bestuurscommissie JPT in, benoemt haar leden en stelt een verordening omtrent de werkwijze van de commissie vast.

  • 3.

    De Bestuurscommissie JPT is een commissie als bedoeld in artikel 25 van de wet en artikel 39 van de regeling.

VI. Economie en arbeidsmarkt:

Het voeren van het secretariaat van het Regionaal Economisch Overleg.

VII. Regionale programmaraad:

  • 1.

    Het algemeen bestuur is belast met de instelling van een regionale programmaraad voor omroepnetwerken en de benoeming van zijn leden overeenkomstig het bepaalde in artikel 6.17 van de Mediawet 2008.

  • 2.

    De regionale programmaraad is een commissie als bedoeld in artikel 25 van de wet en artikel 39 van de regeling.

  • 3.

    De gemeenten Alblasserdam, Hendrik-Ido-Ambacht, Giessenlanden en Gorinchem wordt ingevolge artikel 11 van de wet vrijstelling verleend van deelname aan de in het eerste lid genoemde taak. De vrijstelling geldt voor bepaalde tijd, zolang het omroepnetwerk van deze gemeenten niet is gekoppeld aan dat van de overige deelnemende gemeenten.

VIII. Milieu:

1. a. De gemeentelijke taken en bevoegdheden op grond van:

    • §

      de Wet milieubeheer, de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten, zoals onder andere het Inrichtingen en Vergunningenbesluit Milieubeheer, de op grond van artikel 8.40 en 8.44 Wet milieubeheer geldende algemene maatregelen van bestuur en de toepasselijke ministeriële regelingen. Echter met uitzondering van de titels 10.4 en 10.5 en artikel 10.63 eerste lid Wet milieubeheer;

    • §

      de Wet geluidhinder en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten en de toepasselijke ministeriële regelingen;

    • §

      de Wet bodembescherming en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten;

    • §

      de Wet milieugevaarlijke stoffen en de daarbij behorende uitvoeringsbesluiten en de toepasselijke ministeriële regelingen;

  • b.

    de gemeentelijke milieutaken op grond van andere wet- en regelgeving dan genoemd onder a, voor zover een of meer gemeenten besluiten tot overdracht van deze taken en bevoegdheden aan de Regio, en nadat dit besluit is bekendgemaakt in de zin van de Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    de Algemene wet bestuursrecht en andere relevante regelgeving betreffende de procedures in samenhang met de taken genoemd onder a en b;

  • d.

    hoofdstuk 18 van de Wet milieubeheer betreffende het uitvoeren van controles, het rapporteren erover en de overige handhavingstaken, waaronder die op grond van de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht met betrekking tot de onder a en b genoemde wet- en regelgeving en de Wet Economische Delicten en het coördineren van (opsporings)overlegverbanden met alle handhavingspartners;

  • e.

    hoofdstuk 6 en 7 van de Algemene wet bestuursrecht en hoofdstuk 20 van de Wet milieubeheer aangaande het adviseren, ondersteunen en vertegenwoordigen van de deelnemende gemeenten in bezwaar- en beroepsprocedures in samenhang met de onder a tot en met d genoemde taken en bevoegdheden.

  • f.

    het afhandelen van verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur;

met dien verstande dat de uitoefening van taken van het onder a. tot en met f. genoemde zich uitstrekt tot het nemen van besluiten en de uitvoering daarvan door de Regio, voor zover ten aanzien van het nemen van besluiten mandaat is verleend. De voorbereiding tot het nemen van besluiten geschiedt door de Regio.

  • 2.

    Het instellen, beheren en in stand houden van een regionale milieudienst en de volgende daarmee samenhangende taken en bevoegdheden:

  • a.

    het aanwijzen van toezichthouders in de zin van artikel 18.4 Wet milieubeheer;

  • b.

    het ontwikkelen en handhaven van een gemeenschappelijke milieubeleid en het vaststellen van een regionaal milieubeleidsplan en het uitbrengen van adviezen aangaande of gerelateerd aan milieuzaken onder andere op onder lid 1 a en b genoemde terreinen, waarbij rekening gehouden wordt met gemeentelijke milieubeleidsplannen;

  • c.

    het verzamelen, be- en verwerken van milieurelevante gegevens ter uitvoering van de taken en bevoegdheden van de milieudienst, onder andere het bijhouden van een bedrijfsregistratiesysteem en het voeren van een Centraal Archief, als bedoeld in de Archiefwet;

  • d.

    het (laten) verrichten van metingen geluidhinder, lucht en bodemverontreinigingen, dan wel overige relevante metingen van het milieu, het (doen) uitvoeren, monitoren en beoordelen van bodemonderzoeken en het adviseren over geluid, bodem en lucht aan deelnemende gemeenten of derden;

  • e.

    het adviseren en bijstaan van de gemeenten op het terrein van het milieu, ook in samenhang met andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening en het geven van milieuvoorlichting;

  • f.

    het gevraagd of ongevraagd voorzien van commentaar van nota’s, notities, plannen, (ontwerp)regelgeving, (ontwerp)vergunningen etc., die door derden worden uitgebracht en een relatie hebben met het beleid op milieugebied en het werkveld van de Regio;

  • g.

    het voeren van overleg met bestuursorganen van het rijk, de provincie, met gemeenten in de Regio Zuid-Holland Zuid en daarbuiten, waterschappen, zuiveringschappen, belangenorganisaties en overigen binnen het werkterrein van de Regio;

  • h.

    het jaarlijks opstellen van een jaarverslag van het voorliggende jaar en een jaarprogramma met de werkzaamheden voor het komende jaar.

3. a. Ter uitvoering van de taken onder lid 1 stelt het dagelijks bestuur een uniforme mandaatregeling vast en zendt die ter ondertekening aan het college van burgemeester en wethouders van de deelnemers.

  • b.

    Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden onder lid 1 en 2 die niet vallen onder het in sub a van dit lid genoemde mandaatbesluit stelt het dagelijks bestuur een uitvoeringsregeling vast, waarin de werkwijze, afspraken en de relatie met de deelnemers geregeld en vastgelegd worden.

  • c.

    In aanvulling op de mandaatregeling en de uitvoeringsregeling dienen alle procedures en werkafspraken op het gebied van toezicht, vergunningverlening, bodem en geluid omschreven te zijn in een daarvoor in het leven geroepen instructieboek.

IX. Subregionale taken:

  • 1.

    De Regio is, ter behartiging van een gemeenschappelijk belang binnen een subregio, bevoegd tot de uitoefening van taken voor gemeenten, dan wel voor het Rijk of de provincie, indien en voor zover deze gemeenten daartoe bij éénsluidend besluit hebben besloten, dan wel het Rijk of de provincie daartoe hebben besloten, en het algemeen bestuur hiermee bij gewoon meerderheidsbesluit heeft ingestemd.

  • 2.

    Met betrekking tot de in het eerste lid genoemde taken behoren aan de Regio alle aan gemeentebesturen toekomende bevoegdheden, voor zover niet bij of krachtens de wet of deze regeling uitgezonderd, alsmede bevoegdheden van Rijk of Provincie, voor zover die aan de Regio uitdrukkelijk zijn overgedragen.

  • 3.

    Een besluit als bedoeld in het eerste lid omschrijft welke taak wordt overgedragen en regelt de kostenverdeling en andere voorwaarden waaronder de taakaanvaarding plaatsvindt.

  • 4.

    Het algemeen bestuur delegeert de uitoefening van alle ingevolge dit artikel aanvaarde taken en bevoegdheden aan de daartoe in artikel 40 van deze regeling bedoelde commissie.

Artikel 7

  • 1. De in artikel 5 en 6 genoemde taken en bevoegdheden worden nader omschreven en uitgewerkt in een jaarlijks op te stellen meerjarig beleidsplan.

  • 2. Elk jaar wordt door het algemeen bestuur tezamen met de begroting een meerjarig beleidsplan vastgesteld. Het plan omvat een gedetailleerd overzicht van de in het op de vaststelling volgende jaar te ondernemen activiteiten en een meer globale aanduiding van de daarop volgende drie jaren te ondernemen activiteiten, alsmede een overzicht van de financiële gevolgen van deze activiteiten zoals die in de begroting zullen worden opgenomen.

AFDELING 3 DIENSTVERLENING

Artikel 8

  • 1. De Regio is bevoegd tot het verrichten van diensten voor een of meer deelnemende gemeenten en andere publiekrechtelijke organisaties, indien deze daarom verzoeken en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.

  • 2. De Regio is bevoegd tot het verrichten van diensten ten behoeve van instellingen en organen waarin het namens de deelnemende gemeenten zitting heeft, indien de desbetreffende instelling of het orgaan hierom verzoekt en het algemeen bestuur dat verzoek inwilligt.

  • 3. Een besluit tot dienstverlening vermeldt de wijze van kostenverrekening en de overige voorwaarden, waaronder tot de gevraagde dienstverlening wordt overgegaan.

AFDELING 4 HET AANGAAN VAN REGELINGEN MET DERDEN

Artikel 9

De Regio heeft ter verwezenlijking van de taken die zijn opgenomen in deze regeling, de bevoegdheid om een gemeenschappelijke regeling aan te gaan als bedoeld in hoofdstuk IX van de wet, of toe te treden tot een gemeenschappelijke regeling als bedoeld in hoofdstuk VIII van de wet.

HOOFDSTUK 5 BESTUURSORGANEN

Artikel 10

Het bestuur van de Regio bestaat uit:

  • a.

    het algemeen bestuur;

  • b.

    het dagelijks bestuur;

  • c.

    de voorzitter.

AFDELING 1 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 11 De samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit leden die door de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten uit hun midden worden aangewezen.

  • 2. Het algemeen bestuur bestaat uit evenveel leden als het aantal gemeenten dat aan de regeling deelneemt. Iedere gemeente wordt door één lid vertegenwoordigd. Ieder lid heeft een plaatsvervanger.

  • 3. Naast het bepaalde in de vorige leden maakt de voorzitter, als bedoeld in artikel 28 van de regeling, deel uit van het algemeen bestuur.

Artikel 12

  • 1. De colleges van de deelnemende gemeenten beslissen zo spoedig mogelijk na de eerste vergadering van elke nieuwe zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt.

  • 3. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 4. Wanneer een college in gebreke blijft overeenkomstig het eerste lid van dit artikel leden voor het algemeen bestuur aan te wijzen, blijven de door haar aangewezen leden hun lidmaatschap vervullen totdat dat college nieuwe leden heeft aangewezen, met inachtneming van het gestelde in artikel 13, vierde lid.

  • 5. Indien tussentijds een plaats van een lid van het algemeen bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het college dat het aangaat, in haar eerstvolgende vergadering - of indien dit niet mogelijk is ten spoedigste daarna - een nieuw lid aan.

  • 6. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar aangesteld door of vanwege het openbaar lichaam of daaraan ondergeschikt.

Artikel 13

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur kan te allen tijde ontslag nemen.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur dat ontslag heeft genomen behoudt het lidmaatschap totdat en opvolger is aangewezen en deze de benoeming heeft aanvaard.

  • 3. Van elke aanwijzing en ontslag van een lid van het algemeen bestuur geven burgemeester en wethouders van de gemeente die het aangaat, binnen acht dagen kennis aan de voorzitter van het de Regio.

  • 4. Degene die ophoudt burgemeester of wethouder te zijn van de gemeente waarvan het college hem als lid van het algemeen bestuur heeft aangewezen, houdt daarmede tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn.

Artikel 14 De werkwijze

Artikel 14 De werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2. Het algemeen bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer één vijfde deel van de leden van het algemeen bestuur dit onder opgave van redenen schriftelijk verzoekt.

  • 3. Het algemeen bestuur vergadert in het openbaar. Er kan met gesloten deuren worden vergaderd wanneer dit door één vijfde gedeelte der aanwezige leden wordt verlangd of de voorzitter het nodig acht.

  • 4. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd.

Artikel 15

  • 1. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. Door het algemeen bestuur zal met gesloten deuren worden vergaderd indien ten minste een vijfde gedeelte van de aanwezige leden of indien de voorzitter dat nodig acht.

  • 2. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan noch worden beraadslaagd noch een besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      de vaststelling en wijziging van de begroting;

    • b.

      de vaststelling van de rekening;

    • c.

      het invoeren, wijzigen of afschaffen van retributies of andere heffingen;

    • d.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • e.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van rechtspositieregelingen voor het personeel van het openbaar lichaam;

    • f.

      het toetreden tot, het uittreden uit of het wijzigen of opheffen van de regeling;

    • g.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het openbaar lichaam en andere openbare lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • h.

      het oprichten van of deelnemen in stichtingen, maatschappen, vennootschappen en coöperatieve en andere vereniging dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van deelneming daaraan.

  • 3. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur kan geen besluit worden genomen ter zake van:

    • a.

      het aangaan van geldleningen, het aangaan van rekening-courant overeenkomsten, het uitlenen van gelden en het waarborgen van geldelijke verplichtingen door anderen aan te gaan;

    • b.

      het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren van onroerend goed;

    • c.

      het doen van een uitgaaf voordat de begroting waarbij deze uitgaaf is geraamd, is goedgekeurd.

  • 4. De voorzitter draagt zorg voor een openbare kennisgeving van het tijdstip, plaats en agenda van de vergadering in een of meer dag- en nieuwsbladen die in de deelnemende gemeenten verspreid worden.

Artikel 16 Besluitvorming

  • 1. Elk lid van het algemeen bestuur heeft een gewogen stemrecht. De stemverhouding is gebaseerd op het aantal inwoners van de deelnemende gemeente gedeeld door 8.500, met dien verstande dat breuken naar boven worden afgerond.

  • 2. Bij de bepaling van het aantal inwoners, als bedoeld in het eerste lid, wordt uitgegaan van de cijfers zoals deze door het Centraal Bureau voor de Statistiek zijn vastgesteld per 1 januari van het jaar voorafgaande aan het jaar van aanvang van iedere zittingsperiode van de raden.

  • 3. De voorzitter onthoudt zich van stemmen.

  • 4. Besluiten worden genomen met meerderheid van stemmen, tenzij anders in deze regeling is bepaald. Als de stemmen staken wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

Artikel 17 Bevoegdheden

Alle bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.

Artikel 18 Informatie en verantwoordingsplicht

  • 1. Het algemeen bestuur verstrekt zo spoedig mogelijk aan de colleges van de deelnemende gemeenten schriftelijk alle inlichtingen die door een of meer leden van die worden gevraagd.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur verstrekt het college dat hem als lid heeft aangewezen schriftelijk dan wel op een andere door dat college te bepalen wijze, alle inlichtingen die door een of meer leden worden gevraagd.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

  • 4. Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door het betrokken college geregelde wijze.

Artikel 19 Vergoedingen

De leden van het algemeen bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding.

AFDELING 2 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 20 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en tenminste uit de leden die door het algemeen bestuur uit zijn midden worden aangewezen.

  • 2. De voorzitters van de in artikel 38 bedoelde bestuurscommissies maken deel uit van het dagelijks bestuur.

  • 3. De door het algemeen bestuur aan te wijzen leden, de voorzitter daarin begrepen, maken de meerderheid uit van de leden van het dagelijks bestuur.

Artikel 21 Leden benoemd door het algemeen bestuur

  • 1. De aanwijzing van de leden van het dagelijks bestuur, die geen voorzitter van een in artikel 38 bedoelde bestuurscommissie zijn, vindt plaats in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling.

  • 2. Met betrekking tot deze leden van het dagelijks bestuur zijn de artikelen 40 en 41 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. Deze leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag van de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling. Zij zijn terstond herkiesbaar.

  • 4. Degene die, met inachtneming van het derde lid, ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn.

  • 5. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vacant of beschikbaar komt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan wordt het aanwijzen van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uitgesteld totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur is bezet.

  • 6. Hij die als lid van het dagelijks bestuur ontslag neemt blijft zijn functie waarnemen, totdat de opvolger zijn functie heeft aanvaard.

  • 7. Een lid van het dagelijks bestuur kan, in geval van langdurige afwezigheid, worden vervangen door een ander lid van het dagelijks bestuur of door een door het algemeen bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid. Deze tijdelijke vervanging kan ook plaats hebben, indien een lid van het dagelijks bestuur het voorzitterschap waarneemt.

Artikel 22 Leden die voorzitter zijn van een bestuurscommissie

  • 1. De leden van de bestuurscommissie als bedoeld in artikel 38 wijzen in, dan wel zo spoedig mogelijk na, de eerste vergadering van hun commissie na aanvang van een nieuwe raadsperiode een voorzitter van hun commissie aan, die daarmee lid wordt van het dagelijks bestuur.

  • 2. Wanneer een lid van het dagelijks bestuur als bedoeld in dit artikel ophoudt voorzitter te zijn van zijn bestuurscommissie, houdt hij tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur als bedoeld in dit artikel kan slechts in geval van langdurige afwezigheid worden vervangen door een ander, door de betreffende bestuurscommissie uit haar midden aan te wijzen lid. Deze tijdelijke vervanging kan ook plaats hebben, indien een lid van het dagelijks bestuur het voorzitterschap waarneemt.

Artikel 23 De werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert minimaal zesmaal per jaar of zo dikwijls de voorzitter het nodig oordeelt of tenminste twee leden die dit de voorzitter schriftelijk en met redenen omkleed verzoeken. In het laatste geval wordt de vergadering binnen veertien dagen na een zodanig verzoek gehouden.

  • 2. In de eerste vergadering van elke zittingsperiode regelen de leden van het dagelijks bestuur onderling de werkzaamheden alsmede de onderlinge plaatsvervanging. De taakverdeling wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur en aan de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement wordt medegedeeld aan het algemeen bestuur.

Artikel 24 Besluitvorming

Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de vergadering een stem.

De artikelen 56, 58 en 59 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

Artikel 25 Bevoegdheden

  • 1. Het dagelijks bestuur oefent, voor zover het algemeen bestuur daartoe besluit en dan naar door dat bestuur te stellen regelen, de aan het algemeen bestuur wettelijk toegekende of krachtens de regeling hem toevallende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het vaststellen, wijzigen of intrekken van verordeningen;

    • d.

      het toetreden tot, uittreden uit of wijzigen van de gemeenschappelijke regeling overeenkomstig het gestelde in hoofdstuk 13 van de regeling;

    • e.

      het treffen, wijzigen, verlengen of opheffen van een gemeenschappelijke regeling tussen het lichaam en andere lichamen, alsmede het toetreden tot en het uittreden uit een dergelijke regeling;

    • f.

      het oprichten van of deelnemen in stichting, maatschappen, vennootschappen en coöperatieven en andere verenigingen dan wel het ontbinden daarvan of het beëindigen van de deelname daaraan;

    • g.

      het vaststellen van het algemeen beleid;

  • 2. Van besluiten van het algemeen bestuur als bedoeld in het eerste lid, doet het dagelijks bestuur binnen vijf werkdagen mededeling aan de aan de regeling deelnemende gemeenten.

Artikel 26 Informatie en verantwoordingsplicht

  • 1. Het dagelijks bestuur geeft aan de colleges van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die colleges worden gevraagd.

  • 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden zijn voor het in dat bestuur gevoerde beleid tezamen en ieder afzonderlijk verantwoording verschuldigd aan het algemeen bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit.

Artikel 27 Vergoedingen

De leden van het dagelijks bestuur ontvangen voor hun werkzaamheden geen vergoeding.

AFDELING 3 DE VOORZITTER

Artikel 28 Algemene bepalingen

De voorzitter van het bestuur is de burgemeester die ingevolge de Politiewet 1993 is benoemd als korpsbeheerder van Zuid-Holland-Zuid, tenzij het algemeen bestuur anders besluit.

Artikel 30 De taken en bevoegdheden

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. Door en uit het algemeen bestuur wordt een plaatsvervangend voorzitter aangewezen.

  • 3. Bij afwezigheid of ontstentenis van de voorzitter wordt deze vervangen door de plaatsvervangend voorzitter.

  • 4. De voorzitter vertegenwoordigt de Regio in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.

  • 5. Indien de gemeente, tot het bestuur waarvan hij behoort, partij is in een geding waarbij het openbaar lichaam betrokken is, oefent diens plaatsvervanger deze bevoegdheid uit.

HOOFDSTUK 6 COMMISSIES VAN ADVIES EN BIJSTAND

Artikel 33

  • 1. Het algemeen bestuur kan op voorstel van het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de voorzitter vaste commissies van advies instellen.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling.

  • 3. De leden van de commissie als bedoeld in het eerste lid genieten, indien het algemeen bestuur zulks bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur te bepalen tegemoetkoming in de kosten. Het besluit hiertoe wordt aan gedeputeerde staten gezonden.

Artikel 34 Portefeuillehoudersoverleg Middelen

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voor zaken van financiële aard, alsmede voor het bewaken van de eenheid van beleid en de naleving van kaders en richtlijnen binnen de regio op het gebied van beheer en de bedrijfsvoering een portefeuillehoudersoverleg in.

  • 2. Elk college van de deelnemende gemeenten benoemt voor dit portefeuillehoudersoverleg één lid en plaatsvervangend lid uit zijn midden.

  • 3. Voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg is het dagelijks bestuurslid, niet zijnde de voorzitter van een bestuurscommissie als bedoeld in artikel 38, dat het werkterrein van het portefeuillehoudersoverleg in dat bestuur behartigt.

  • 4. Het portefeuillehoudersoverleg bespreekt de ontwikkelingen op zijn terrein en kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het dagelijks bestuur of aan het algemeen bestuur.

Artikel 35 Raadsledenplatform

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een adviescommissie genaamd raadsledenplatform in bestaande uit door de raden van de deelnemende gemeenten uit hun midden aangewezen raadsleden.

  • 2. Elke raad wijst uit zijn midden één lid en een plaatsvervangend lid aan.

  • 3. Op de taken en de werkwijze van het raadsledenplatform zijn de artikelen 12, 13, 14 en 16 van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

    • a.

      waar sprake is van “het college”, gelezen wordt “de raad”, en waar sprake is van “algemeen bestuur”, gelezen wordt “het raadsledenplatform”;

    • b.

      in artikel 13, vierde lid wordt gelezen: “Degene die ophoudt raadslid te zijn”;

    • c.

      in artikel 15, tweede lid, wordt gelezen: “…een besluit wordt genomen tot advisering over…”

    • d.

      de voorzitter, als bedoeld in artikel 28 is belast met de leiding van de vergaderingen van het raadsledenplatform.

  • 4. Het raadsledenplatform is een gespreksplatform voor strategische ontwikkelingen in de regio en kan gevraagd en ongevraagd advies uitbrengen aan het dagelijks bestuur en/of aan het algemeen bestuur en de bestuurscommissies. Het brengt in ieder geval advies uit over voorstellen tot vaststelling van de begroting en rekening, de vaststelling van verordeningen en beleidsplannen.

  • 5. De leden van het raadsledenplatform worden geacht in hun eigen gemeenteraad zoveel mogelijk verslag te doen van hetgeen in de vergaderingen van het raadsledenplatform is besproken.

  • 6. De leden van het raadsledenplatform genieten, indien het algemeen bestuur zulks bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur te bepalen tegemoetkoming in de kosten. Het besluit hiertoe wordt aan gedeputeerde staten gezonden

Artikel 36 Commissie van advies gemeentesecretarissen

  • 1. Er is een commissie van advies gemeentesecretarissen.

  • 2. Op voordracht van de kring van gemeentesecretarissen van de deelnemende gemeenten wordt door het dagelijks bestuur een coördinerend gemeentesecretaris benoemd.

  • 3. De coördinerend gemeentesecretaris is voorzitter van de commissie.

  • 4. De commissie geeft gevraagd en ongevraagd advies aan de regiosecretaris en aan het Regionaal directeuren overleg.

  • 5. De commissie stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden vast.

Artikel 37

Andere commissies van advies aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter worden door het algemeen bestuur, onderscheidenlijk het dagelijks bestuur of de voorzitter ingesteld.

HOOFDSTUK 7 BESTUURSCOMMISSIES

Artikel 38 Functionele bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bestuurscommissies in die fungeren als bestuurlijk opdrachtgever voor de door de organisatie-onderdelen van de Regio uit te voeren begrotingsprogramma’s.

  • 2. De bestuurscommissies zijn belast met de uitoefening van de door het dagelijks bestuur aan de bestuurscommissies overgedragen bevoegdheden om een organisatie-onderdeel dat een begrotingsprogramma uitvoert te beheren en aan te sturen.

  • 3. De bestuurscommissies hebben de taak om zorg te dragen voor een doelmatig en doeltreffend beheer ten behoeve van de van de uitoefening van de door het dagelijks bestuur aan de bestuurscommissies overgedragen bevoegdheden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt nadere regels omtrent de samenstelling en werkwijze van de in dit artikel bedoelde bestuurscommissies. Het kan daarbij regelen dat naast de in het vijfde lid genoemde leden ook anderen deel uitmaken van de bestuurscommissie.

  • 5. Het college van elk van de deelnemende gemeenten wijst voor elk van de in dit artikel bedoelde bestuurscommissies uit zijn midden één lid en één plaatsvervangend lid aan, die in het college de portefeuille met het betreffende begrotingsprogramma behartigt.

  • 6. De voorzitter van de bestuurscommissie maakt deel uit van het dagelijks bestuur van de Regio.

Artikel 39 Overige bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan ook andere commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen als bedoeld in artikel 25 van de wet.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een besluit tot instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid aan de raden der deelnemende gemeenten.

  • 4. De leden van een commissie als bedoeld in het eerste lid genieten, indien het algemeen bestuur zulks bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten. Het besluit hiertoe wordt aan gedeputeerde staten gezonden.

Artikel 40 Subregionale commissies

  • 1. Het algemeen bestuur kan in het bijzonder commissies instellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen als bedoeld in artikel 25 van de wet ter uitvoering van het bepaalde in artikel 6, onder IX, van deze regeling.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de bevoegdheden, werkwijze en samenstelling.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een besluit tot instelling van een commissie als bedoeld in het eerste lid aan de raden der deelnemende gemeenten.

  • 4. De leden van een commissie als bedoeld in het eerste lid genieten, indien het algemeen bestuur zulks bepaalt, een op jaarbasis door het algemeen bestuur te bepalen vergoeding voor hun werkzaamheden en een tegemoetkoming in de kosten. Het besluit hiertoe wordt aan gedeputeerde staten gezonden.

HOOFDSTUK 8 PERSONEEL EN ORGANISATIE

AFDELING 1 DE REGIOSECRETARIS

Artikel 41

  • 1. De regiosecretaris staat het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur, de voorzitter en de in artikel 34, 35 en 36 bedoelde adviescommissies bij de uitoefening van hun taak terzijde.

  • 2. De regiosecretaris bewaakt de eenduidigheid in het functioneren van de regio als geheel en borgt de verbinding met de deelnemende gemeenten.

  • 3. De regiosecretaris wordt bijgestaan door de concerncontroller en de regiostaf, die de eenheid van beleid en de naleving van kaders en richtlijnen binnen de regio bewaakt, alsmede het besluitvormingsproces binnen de regio coördineert.

  • 4. De regiosecretaris is voorzitter van het Regionaal directeuren overleg.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt voor de regiosecretaris een instructie vast.

Artikel 42

  • 1. Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de regiosecretaris. De benoeming geschiedt uit een door het dagelijks bestuur op te maken aanbeveling.

  • 2. Het dagelijks bestuur regelt de vervanging van de regiosecretaris bij zijn afwezigheid.

  • 3. De regiosecretaris woont de vergaderingen bij van het algemeen bestuur en dagelijks bestuur. In de vergaderingen van het dagelijks bestuur heeft hij een adviserende stem.

  • 4. Alle stukken uitgaande van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur worden door de regiosecretaris mede ondertekend.

  • 5. Titel II, Hoofdstuk VII van de Gemeentewet is op de regiosecretaris van overeenkomstige toepassing, voor zover de voorgaande bepalingen niet reeds voorzien in het in dat hoofdstuk geregelde.

AFDELING 2 RECHTSPOSITIE PERSONEEL

Artikel 43

  • 1. Het dagelijks bestuur is, binnen het raam van de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders, belast met het aanstellen van personeel als ambtenaar, het tewerkstellen op arbeidsovereenkomst naar burgerlijke recht en met het schorsen en ontslaan van het personeel van het openbaar lichaam.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan de in het eerste lid bedoelde bevoegdheden opdragen aan de directeuren van de organisatie-onderdelen of aan de regiosecretaris.

  • 3. De rechtspositie en bezoldiging van de ambtenaren en van het personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, wordt bepaald door de regels welke zijn of zullen worden vastgesteld voor het personeel in dienst van de gemeente Dordrecht, tenzij overeenkomstig het bepaalde in de Ambtenarenwet 1929 het algemeen bestuur op enig moment zelf voorziet in de rechtspositie en bezoldiging.

AFDELING 3 ORGANISATIE

Artikel 44

  • 1. Het algemeen bestuur wijst de organisatorische eenheden van de Regio aan.

  • 2. Het dagelijks bestuur benoemt de directeuren van de organisatie-onderdelen van de regio, op voordracht van de regiosecretaris, gehoord het advies van de betreffende bestuurscommissie als bedoeld in artikel 38.

  • 3. Het dagelijks bestuur stelt de taken en werkwijze van het Regionaal directeurenoverleg vast.

HOOFDSTUK 9 ALGEMENE FINANCIËLE BEPALINGEN

AFDELING 1 FINANCIËLE ADMINISTRATIE

Artikel 45

  • 1. Het algemeen bestuur stelt bij verordening de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede de regels voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vast.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt bij verordening regels vast voor de controle op het financiële beheer en op de inrichting van de financiële organisatie.

  • 3. Het dagelijks bestuur verricht periodiek onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het door hem gevoerde bestuur. Het algemeen bestuur stelt bij verordening nadere regels over dit onderzoek.

  • 4. De artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

AFDELING 2 DE BEGROTING

Artikel 46

  • 1. Het algemeen bestuur stelt uiterlijk 1 juli de begroting voor het volgend jaar en een meerjarenbegroting van de Regio vast.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerp begroting, tezamen met het advies dat ter zake door het raadsledenplatform werd uitgebracht, uiterlijk vóór 1 mei toe aan de raden van de deelnemende gemeenten, voordat zij aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

    • a.

      De gemeentebesturen leggen de ontwerp-begroting veertien dagen ter inzage en stellen haar tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar.

    • b.

      Van de ter inzage legging en verkrijgbaarstelling geschiedt van gemeentewege openbare kennisgeving.

    • c.

      Behandeling in de gemeenteraad kan niet eerder plaatsvinden dan twee weken na de openbare kennisgeving.

  • 3. Indien de raden van de deelnemende gemeenten omtrent de ontwerp-begroting aan het dagelijks bestuur tijdig hun gevoelen hebben doen blijken, voegt dit bestuur de ontvangen commentaren waarin dit gevoelen is vervat bij de ontwerp-begroting.

  • 4. Na vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan de raden van de deelnemende gemeenten, die ter zake gedeputeerde staten van hun gevoelen kunnen doen blijken.

  • 5. Het dagelijks bestuur zendt de begroting terstond na vaststelling aan gedeputeerde staten.

Artikel 47

  • 1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is aan de Regio. Bij de vaststelling neemt het algemeen bestuur de door de gemeenteraden goedgekeurde financiële kaders in acht, zoals bedoeld in artikel 48. Zolang deze kaders niet zijn vastgesteld geldt het tot dan toe vigerende financiële beleid.

  • 2. De kosten die de Regio aan gemeenten toerekent bestaan uit algemene kosten en overige kosten.

  • 3. De algemene kosten worden toegerekend aan alle deelnemende gemeenten op basis van het aantal inwoners. Voor het vaststellen van het aantal inwoners worden de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 juli van het voorvorig begrotingsjaar.

  • 4. De overige kosten worden toegerekend aan de gemeenten die deelnemen aan de taken, waarop die kosten betrekking hebben.

  • 5. De algemene en overige kosten die voortvloeien uit de instelling en werkzaamheden van een commissie, als bedoeld in de artikelen 6, onder IX, worden volgens aanbeveling van die commissie verdeeld over de daarin betrokken gemeenten.

  • 6. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli telkens de helft van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

  • 7. De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en aflossing van de geldleningen aan te gaan door de Regiovoor de uitvoering van zijn taak, in de verhouding tot het inwoneraantal op 1 januari van het dienstjaar waarin de geldlening wordt aangegaan.

Artikel 48

  • 1. Zo spoedig mogelijk in het eerste jaar van de zittingsperiode stelt het algemeen bestuur financiële kaders vast voor de hoogte van de inwonerbijdrage en de uitgaven van de Regio.

  • 2. Het besluit, als bedoeld in het eerste lid, wordt voorzien van het advies van het raadsledenplatform ter goedkeuring toegezonden aan de raden.

  • 3. De financiële kaders zijn van kracht zodra daaraan goedkeuring is verleend door de meerderheid van de gemeenteraden en deze meerderheid tevens, met toepassing van de weging van de stemmen in artikel 16, een meerderheid vertegenwoordigt.

Artikel 49

  • 1. De bepalingen van artikel 46 en 47 betreffende de ontwerp-begroting zijn zoveel mogelijk mede van toepassing op wijzigingen van de begroting, met uitzondering van het bepaalde in het eerste, tweede, derde, vierde lid van artikel 46, voor zover het betreft wijzigingen van die begroting die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Voor af- en overschrijvingen op de posten der begroting zijn artikel 46 en 47 van overeenkomstige toepassing voor zover hiervoor niet bij de begroting zelf of bij een afzonderlijk door gedeputeerde staten goedgekeurd besluit van het algemeen bestuur machtiging is verleend.

Artikel 50

Wanneer het algemeen bestuur blijkt, dat de raad van een deelnemende gemeente weigert de in artikel 47, lid 1 bedoelde bijdrage in de gemeentebegroting op te nemen, doet het algemeen bestuur aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 juncto 195 van de Gemeentewet.

Artikel 51

De deelnemers dragen er zorg voor dat de regio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te kunnen voldoen.

AFDELING 3 DE REKENING

Artikel 51

  • 1. Van de inkomsten en uitgaven van de Regio wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden.

  • 2. Het dagelijks bestuur biedt deze rekening, met toevoeging van een verslag van een onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door de overeenkomstig artikelen 212 en 213 van de Gemeentewet aangewezen accountant(s), alsmede hetgeen het dagelijks bestuur voor zijn verantwoording dienstig acht, ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan.

  • 3. De rekening en de toelichting daarop, alsmede het advies dat ter zake door het raadsledenplatform werd uitgebracht, wordt gelijktijdig met de aanbieding aan het algemeen bestuur aan de raden van de deelnemende gemeenten gezonden.

  • 4. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast voor 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 5. De rekening wordt binnen twee weken na vaststelling met alle bijbehorende stukken aan gedeputeerde staten aangeboden. Van de vaststelling doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden der deelnemende gemeenten.

  • 6. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 52

  • 1. In de rekening wordt het door elk der deelnemende gemeente over het betreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.

  • 2. De kosten worden, rekening houdende met andere inkomsten, over de deelnemende gemeenten verdeeld naar rato van de verdeelmaatstaven die in de begroting van datzelfde jaar worden gehanteerd.

  • 3. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 47, lid 6, betaalde voorschot en het werkelijk verschuldigde bedrag vindt plaats onmiddellijk na de kennisgeving aan de gemeenten van de vaststelling van de rekening.

HOOFDSTUK 10 GESCHILLEN

Artikel 53

Ten aanzien van geschillen omtrent de toepassing van de regeling in de ruimste zin, geldt het gestelde in artikel 28 van de wet.

HOOFDSTUK 11 HET ARCHIEF

Artikel 54

  • 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de archiefbescheiden van de Regio en haar organen overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van de Archiefwet vast te stellen regeling, welke aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld.

  • 2. Gedeputeerde staten oefenen toezicht uit op de in het eerste lid aan het dagelijks bestuur opgedragen zorg voor de archiefbescheiden overeenkomstig artikel 33 van de Archiefwet 1995.

  • 3. De regiosecretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Dordrecht, doch kan deze taak aan een andere ambtenaar delegeren.

  • 4. De archivaris van de gemeente Dordrecht oefent toezicht uit op het in het derde lid genoemde beheer.

  • 5. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde organen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente Dordrecht.

  • 6. De in het vijfde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris van de gemeente Dordrecht.

HOOFDSTUK 12 klachten- en ombudsvoorziening

Artikel 55

  • 1. Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.

  • 2. Het openbaar lichaam sluit, teneinde te voldoen aan de bepalingen in hoofdstuk 9, titel 9.2 van de Algemene wet bestuursrecht, een overeenkomst met de Nationale ombudsman.

HOOFDSTUK 13 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 56 Toetreding

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt een verzoek tot toetreding van een andere gemeente tot deze regeling aan de colleges der deelnemende gemeenten.

  • 2. Toetreding tot de regeling door andere gemeenten kan plaatsvinden indien de colleges van tenminste twee derde van de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 3. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding en kan aan de toetreding bepaalde voorwaarden verbinden.

  • 4. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de in artikel 27 van de wet bedoelde opname in de registers heeft plaatsgevonden, tenzij het besluit een latere datum van ingang aangeeft.

  • 5. Terstond na de toetreding worden door het college van de toetredende gemeente de leden van het algemeen bestuur aangewezen.

Artikel 57 Uittreding

  • 1. Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending aan het algemeen bestuur van de daartoe strekkende besluiten van haar college.

  • 2. Het dagelijks bestuur zendt een besluit tot uittreding van een gemeente aan de colleges van de overige deelnemende gemeenten.

  • 3. Tenzij het algemeen bestuur een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede kalenderjaar volgende op dat waarin de goedkeuring van het besluit tot uittreding heeft plaatsgevonden en de uittreding is ingeschreven in het provinciale register, als bedoeld in artikel 27 van de wet.

  • 4. Het algemeen bestuur besluit over de voorwaarden waaronder de uittreding kan worden geëffectueerd en regelt de financiële en overige gevolgen van de uittreding.

Artikel 58 Wijziging

  • 1. Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de colleges van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. Voorstellen tot wijziging van de regeling worden om advies voorgelegd aan het raadsledenplatform.

  • 3. De regeling wordt gewijzigd zodra de colleges van tenminste drie vierde van het aantal deelnemende gemeenten tot deze wijziging hebben besloten.

  • 4. De toezending van de aldus gewijzigde regeling aan gedeputeerde staten geschiedt door de zorg van burgemeester en wethouders van Dordrecht.

Artikel 59 Opheffing

  • 1. De regeling kan worden opgeheven, wanneer de colleges van tenminste drie vierde van het aantal deelnemende gemeenten daartoe besluiten.

  • 2. Een besluit, als bedoeld in het eerste lid, kan niet eerder worden genomen dan nadat het algemeen bestuur daarover zijn mening heeft kenbaar gemaakt.

  • 3. De opheffing gaat niet eerder in dan nadat de besluiten zijn opgenomen in het provinciale register, als bedoeld in artikel 27 van de wet, tenzij een latere datum is bepaald.

  • 4. In geval van opheffing van de regeling regelt het algemeen bestuur de financiële gevolgen van de opheffing in een liquidatieplan. Hierbij kan van bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 5. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, de raden der colleges van de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld. en behoeft de goedkeuring van gedeputeerde staten.

  • 6. Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.

  • 7. De organen van de Regio blijven, zo nodig, na het tijdstip van de opheffing van de regeling in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

  • 8. Een besluit tot opheffing wordt toegezonden aan gedeputeerde staten.

Artikel 60

  • 1. Het gemeentebestuur van Dordrecht draagt zorg voor de toezending, als bedoeld in artikel 26 van de wet.

  • 2. De colleges van de deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de opname in het gemeentelijk register, als bedoeld in artikel 27 van de wet zal plaatsvinden binnen 14 dagen na het bericht van goedkeuring van deze regeling.

HOOFDSTUK 14 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 61

  • 1. Deze regeling wordt getroffen voor onbepaalde tijd.

  • 2. Waar krachtens bepalingen van deze regeling besluiten de goedkeuring behoeven van gedeputeerde staten is artikel 259 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De regeling treedt in werking op de dag na publicatie.

  • 4. De regeling kan worden aangehaald als “Gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid”.

  • 5. De Gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid vastgesteld 1 mei 2006, met inbegrip van de 6e wijziging, inwerking getreden 1 januari 2007, wordt ingetrokken.

  • 6. Op 31 december 2009 wordt ingetrokken de bij deze regeling behorende bijlage, genummerd: artikel 62 en 63.

    Aldus vastgesteld in de vergadering van het algemeen bestuur

    van de Regio Zuid-Holland Zuid van 24 juni 2009,

    de wnd. secretaris, de voorzitter,

    P.Kooij R.J.G. Bandell

Bijlage als bedoeld in artikel 61, zesde lid, van de gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Alblasserdam, Binnenmaas, Cromstrijen, Dordrecht, Giessenlanden, Gorinchem, Graafstroom,

Hardinxveld-Giessendam, Hendrik-Ido-Ambacht, Korendijk, Leerdam, Liesveld,

Nieuw-Lekkerland, Oud-Beijerland, Papendrecht, Sliedrecht, Strijen, Zederik en Zwijndrecht;

overwegende:

dat zij naast de Gemeenschappelijke regeling Regio Zuid-Holland Zuid, hierna te noemen: de Regio, per 1 januari 2010, of zoveel eerder als mogelijk is, zullen aangegaan de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid, hierna te noemen: “Veiligheidsregio”;

dat zij de begrotingsprogramma’s van de in deze bijlage opgenomen specifieke taken, die zij zullen opgedragen aan de Veiligheidsregio, om administratieve redenen tot en met 31 december 2009 wensen te handhaven in de begroting en de organisatie van de Regio;

dat zij ermee instemmen dat materiele besluiten van het bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Zuid-Holland-Zuid, voor zover in 2009 genomen ter uitvoering van de begrotingsprogramma’s: Multidisciplinaire veiligheid, Brandweer en Volksgezondheid voor zover het betreft de GHOR, binnen het kader van de begroting van de Regio Zuid-Holland Zuid, te zullen aanvaarden als ware het besluiten van de Bestuurscommissie Veiligheidsbestuur, respectievelijk het algemeen bestuur en dagelijks bestuur van de Regio Zuid-Holland Zuid, ieder voor zover het de eigen bevoegdheid betreft;

besluiten:

tot en met 31 december 2009 in de regeling op te nemen het volgende artikelen

Artikel62

In artikel 4, tweede lid, van de regeling de algemene belangen “Regionale brandweer” en

“Openbare orde en veiligheid” op te nemen.

Artikel63

In artikel 6 van de regeling de navolgende specifieke belangen op te nemen

X. Regionale Brandweer:

1.De regionale brandweer heeft de taken en bevoegdheden die in:

  • a.

    de Brandweerwet 1985;

  • b.

    de Wet rampen en zware ongevallen;

  • c.

    het Besluit risico's zware ongevallen;

aan het bestuur van de regionale brandweer worden toegekend.

  • 2.

    Ter uitvoering van deze wettelijke taken draagt de regionale brandweer verder zorg voor:

    • a.

      het monitoren van de uitvoering van gemeentelijke brandweerbeleidsplannen;

    • b.

      het instandhouden van een regeling waarin adviseurs gevaarlijke stoffen opereren ten behoeve van de operationele leiding bij de bestrijding van een brand, ramp of zwaar ongeval, waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn;

    • c.

      het coördineren van een regionaal rampenbestrijdingsteam;

    • d.

      het zorg dragen voor coördinatie van de periodieke doorlichting rampenbeheersing, die wordt uitgevoerd door het rijk;

    • e.

      het regelen van bijstand bij het beperken en bestrijden van brand en bij de hulpverlening bij ongevallen en rampen;

    • f.

      het zorgen voor onder meer financiële afspraken met betrekking tot bijstandsverlening;

    • g.

      het bevorderen en coördineren van afspraken met betrekking tot operationele leiding bij de bestrijding van brand, ongevallen en rampen;

    • h.

      het adviseren van gemeentebesturen op het gebied van pro-actie

    • i.

      het instellen, uitvoeren, evalueren en het doen van eventuele voorstellen tot aanpassing, van intergemeentelijke piketregelingen;

    • j.

      het organiseren van regionale brandweerwedstrijden.

  • 3.

    Het regionaal bestuur participeert geheel of gedeeltelijk in de exploitatie van een regionaal oefencentrum.

XI. Geneeskundige Hulp bij Ongevallen en Rampen (GHOR):

  • 1.

    De taken en bevoegdheden die ingevolge de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (GHOR) zijn opgedragen aan het GHOR-bestuur, alsmede:

  • a.

    het voorkomen en beperken van de geneeskundige risico's en van de geneeskundige gevolgen bij grootschalige ongevallen en rampen;

  • b.

    het bevorderen van de juiste geneeskundige hulpverlening door de geneeskundige hulpverleningsdiensten bij grootschalige ongevallen en rampen;

  • c.

    het bewaken en bevorderen van de kwaliteit van de grootschalige geneeskundige hulpverlening;

  • d.

    alle overige taken voortvloeiend en voor zover van toepassing uit de Wet rampen en zware ongevallen (WRZO) en de Wet publieke gezondheid (Wpg).

  • 3.

    Zorgniveau en bestuurlijke rapportage:

    • a.

      Het regionale GHOR bestuur stelt het niveau van de geneeskundige hulpverlening vast en regelt de inzet van het organisatorische samenwerkingsverband gericht op de geneeskundig hulpverlening;

    • b.

      Het regionale GHOR bestuur draagt zorg voor het actualiseren van het zorgniveau en de bestuurlijke rapportage.

  • 4.

    Regionaal Geneeskundig Functionaris:

    • a.

      Het algemeen bestuur benoemt de Regionaal Geneeskundig Functionaris.

    • b.

      Het dagelijks bestuur wijst een plaatsvervangend Regionaal Geneeskundig Functionaris aan.

    • c.

      De regionaal geneeskundig functionaris is belast met de operationele leiding over de geneeskundig hulpverlening bij opschaling;

    • d.

      De regionaal geneeskundig functionaris coördineert de voorbereiding en afstemming van de dagelijkse spoedeisende medische hulpverlening en de preventieve volksgezondheid op de grootschalige geneeskundige hulpverlening en stemt de maatregelen ter voorbereiding van de organisatie en inzet van de geneeskundige hulpverlening af op de maatregelen van de andere bij regionale rampenbestrijding betrokken diensten en disciplines.