Regeling vervallen per 01-01-2019

BELEIDSREGELS PARKEERVERGUNNINGEN 2015

Geldend van 10-03-2015 t/m 31-07-2016

Intitulé

BELEIDSREGELS PARKEERVERGUNNINGEN 2015

HET COLLEGE VAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS,

Gelet op:

  • -

    artikelen 3 en 4 van de parkeerverordening 1992;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    de Kadernota Parkeerbeleid, rv 166 d.d. 17 december 2009.

Besluit:

  • I.

    De Beleidsregels parkeervergunningen 2012, van 16 oktober 2012, kenmerk DSB/2012.602, RIS 252783 in te trekken per 10 maart 2015.

  • II.

    Vast te stellen de Beleidsregels parkeervergunningen 2015, kenmerk DSB/2015.98 zoals beschreven in de bijlage behorende bij dit besluit.

  • III.

    Dat besluitpunt II in werking treedt per 10 maart 2015.

  • IV.

    Dat dit besluit wordt gepubliceerd in het gemeenteblad van week 11 van 2015 en met ingang van 12 maart 2015, inclusief toelichting en bijlagen, terug te vinden zal zijn op de site www.denhaag.nl/bestuurlijkestukken, onder risnummer 281269.

Den Haag, 10 maart 2015

Het college van burgemeester en wethouders,

de secretaris, de burgemeester,

mw. A.W.H. Bertram J.J. van Aartsen

Toelichting

De beleidsregels parkeervergunningen behoeven aanpassing, naast inhoudelijke wijzigingen zijn er ook een aantal technische wijzigingen noodzakelijk. Zo dient de verwijzing naar de GBA te worden aangepast naar de BRP gelet op Wet basisregistratie personen. Tevens wordt de voorwaarden voor de mantelzorgparkeervergunning versoepeld zodat deze vergunning aan meer dan één persoon per huishouden kan worden toegekend.

Naast de technische wijzigingen worden de beleidsregels inhoudelijk op één punt gewijzigd.

Parkeren voor marktkooplieden

Allereerst wordt er een bedrijfsparkeervergunning gecreëerd waar marktkooplieden voor in aanmerking komen. De huidige, gratis papieren parkeerkaart is fraudegevoelig. Deze kaart dient met een parkeerticket ter waarde van € 2,20 geactiveerd te worden. Het is dus aantrekkelijk om zo’n kaart door te geven. De kaart is ooit als tijdelijke maatregel bedacht voor marktkooplieden die niet dagelijks op de Haagse Markt staan. Het tijdelijke karakter heeft echter 15 jaar geduurd.

Het voorstel Parkeren voor marktkooplieden betreft de bedrijfsparkeervergunning die onderdeel is van het reguliere vergunningstelsel van parkeren. De voorwaarde is dat de marktkoopman staat ingeschreven in het Marktregister van de Gemeente Den Haag (dit zijn zowel vaste standplaatshouders, dagplaatshouders, als standwerkers). Met de bedrijfsparkeervergunning kan tijdens marktdagen in een aantal nader te bepalen straten nabij de drie markten -waar het een betaald parkeren gebied is- in Den Haag geparkeerd worden. Dus als een marktkoopman de ene dag op de Haagse Markt staat en een andere dag op de markt in Scheveningen, dan kan deze marktkoopman met één en dezelfde parkeervergunning parkeren.

Voor wat de situatie bij de Haagse Markt betreft, is het uitgangspunt dat alleen nog personenauto’s in de woonstraten worden geparkeerd. Het voorstel luidt dat vrachtwagens, grote bestelwagens en aanhangwagens op het parkeerterrein aan de Groenteweg geparkeerd dienen te worden. Via de parkeervergunning voor marktkooplieden kan dit gestimuleerd worden, aangezien het terrein ook aangewezen wordt als betaald parkeergebied. Met dit nieuwe parkeerbeleid komt een einde aan zowel de huidige fraudegevoelige papieren parkeerkaarten, als aan de geschreven ontheffingen voor de vrachtwagens op het parkeerterrein aan de Groenteweg. De marktkooplieden hoeven straks niet meer elke marktdag een parkeerkaartje van € 2,20 uit de automaat te kopen. Marktkooplieden betalen met debedrijfsparkeervergunning omgerekend ongeveer €6,60 per week (€341,52 / 52 weken) om bij de markt te kunnen parkeren, ongeacht hoeveel dagen zij per week gebruik maken van de parkeervergunning.

Bijlage horende bij Collegebesluit RIS 281269  

Beleidsregels parkeervergunningen 2015

1 Bewonersvergunningen (artikel 3 lid 2 onder a en artikel 4 van de Parkeerverordening 1992)  

1.1. De aanvrager wordt geacht te wonen op het adres waar hij volgens de gemeentelijke basisregistratie personen (BRP) is ingeschreven.  

1.2. Van onderdeel 1.1 kan voor een tijdelijke situatie, zoals verhuizing, maximaal zes maanden worden afgeweken indien de aanvrager verklaart dat inschrijving in de BRP binnen afzienbare tijd plaats zal vinden en indien de aanvrager door middel van een huur- en/of koopovereenkomst en/of een aanslag afvalstoffenheffing kan aantonen dat hij op het betreffende adres woonachtig is.  

1.3 Van onderdeel 1.1 kan worden afgeweken indien de aanvrager door middel van huur en/of koopovereenkomsten en/of een aanslag afvalstoffenheffing kan aantonen dat hij op het betreffende adres een tweede woning in gebruik heeft. Naast bovenvermelde stukken kunnen andere bewijsstukken worden verlangd. Dit onderdeel is alleen van toepassing op de aanvrager waarvan de eerste woning buiten het Stadsgewest Haaglanden gelegen is.  

1.4 Een aanvraag voor een bewonersvergunning wordt afgewezen voorzover de aanvrager beschikt of kan beschikken over één of meerdere parkeerplaatsen op eigen terrein, zoals bedoeld in onderdeel 10.  

1.5 Een aanvraag voor een bewonersvergunning door een bewoner van één adres waarbij reeds een bewonersparkeervergunning dan wel bewonersvergunning gehandicapten is toegekend, wordt aangemerkt als een aanvraag voor een tweede of volgende bewonersvergunning.  

1.5.1. Indien er sprake is van gelijktijdige aanvraag van meerdere bewonersvergunningen ten aanzien van één adres is/zijn de aanvrager(s) verplicht aan te geven welke aanvraag/aanvragen als een aanvraag voor een tweede of volgende bewonersvergunning moet worden aangemerkt.  

1.5.2. Als één adres wordt aangemerkt een perceel waar één aanslag afvalstoffenheffing is of zal worden opgelegd. Van onderdeel 1.5 kan worden afgeweken indien de aanvrager door middel van een aanslag afvalstoffenheffing kan aantonen dat hij een zelfstandig huishouden op dat adres voert.  1.5.3 

1.5.3. Van onderdeel 1.5. kan tevens worden afgeweken bij een aanvraag voor een bewoners-vergunning, indien de aanvrager woont in een zorginstelling welke is toegelaten op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi).

1.6 Teneinde iemand gedurende een langere aaneengesloten periode te bezoeken, kan een extra bewonersvergunning worden verleend aan de bewoner ten behoeve van het parkeren van het voertuig van degene die hem of haar bezoekt. Aan de vergunningverlening zijn de volgende voorwaarden verbonden:

- de aanvraag dient betrekking te hebben op het ontvangen van bezoek gedurende een langere aaneengesloten periode, langer dan één week, en mag niet voor commerciële doeleinden ingediend worden;

- de vergunning wordt maximaal vijf keer per kalenderjaar verleend;

- de totale periode waarvoor de vergunning(en) kan worden verstrekt mag de duur van drie maanden per kalenderjaar niet overschrijden;

- de vergunning wordt op naam gesteld van de bewoner en op het kenteken van het voertuig van de bezoeker;

- de bezoeker is niet woonachtig in het Stadsgewest Haaglanden;

- het voertuig waarvoor de vergunning wordt aangevraagd, mag in een periode van een jaar voor de aanvraag niet op naam hebben gestaan van de aanvrager/bewoner.

1.7 De bewonersvergunning is geldig in het gebied, zoals is vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders, waarin de aanvrager woont.

1.8. De houder van een bewonersvergunning kan maximaal vier keer per jaar een kentekenwijziging doorgeven. Indien het een wijziging betreft ten behoeve van een voertuig dat niet op naam staat van de vergunninghouder bedraagt de maximumduur van de wijziging telkens vier weken. Een kentekenwijziging dient door de vergunninghouder te worden opgegeven.  

1.9. Van onderdeel 1.8 kan door het college van burgemeester en wethouders worden afgeweken indien de vergunninghouder door middel van een lease- en/of werkgeversverklaring kan aantonen dat hij vanwege zijn werkzaamheden gebruik moet maken van verschillende voertuigen.   

2. Bewonersvergunning gehandicapten (artikel 3 lid 2, onder l en artikel 4 van de Parkeerverordening 1992)

2.1.  De aanvrager wordt geacht te wonen op het adres waar hij volgens de gemeentelijke BRP) is ingeschreven.  

2.2. Van onderdeel 2.1 kan voor een tijdelijke situatie, zoals verhuizing, maximaal zes maanden worden afgeweken indien de aanvrager verklaart dat inschrijving in de BRP binnen afzienbare tijd plaats zal vinden en indien de aanvrager door middel van een huur- en/of koopovereenkomst en/of een aanslag afvalstoffenheffing kan aantonen dat hij op het betreffende adres woonachtig is.  

2.3.De aanvrager dient in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs en geldige Europese gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders. Voor beoordeling van de aanvraag kunnen bewijsstukken worden verlangd, zoals het toekenningsbesluit waaruit blijkt dat een geldige gehandicaptenparkeerkaart is verstrekt.  

2.4 De bewonersvergunning gehandicapten wordt op naam en kenteken van het voertuig verstrekt. Dit betreft een kenteken van een voertuig waar aanvrager zelf eigenaar dan wel houder conform artikel 11.1 is.

 

2.4.1 Het kenteken van de individuele gehandicaptenparkeerplaats dient, indien men in het bezit is van een bewonersvergunning gehandicapten, hiermee te corresponderen

2.5 Een aanvraag voor een bewonersvergunning gehandicapten door een bewoner van één adres waarbij reeds een bewonersparkeervergunning dan wel bewonersvergunning gehandicapten is toegekend, wordt aangemerkt als een aanvraag voor een tweede of volgende bewonersparkeervergunning.

2.5.1 Indien er sprake is van gelijktijdige aanvraag van meerdere bewonersvergunningen ten aanzien van één adres is/zijn de aanvrager(s) verplicht aan te geven welke aanvraag/aanvragen als een aanvraag voor een tweede of volgende bewonersvergunning moet worden aangemerkt.  

2.5.2 Als één adres wordt aangemerkt een perceel waar één aanslag afvalstoffenheffing is of zal worden opgelegd. Van onderdeel 2.5 kan worden afgeweken indien de aanvrager door middel van een aanslag afvalstoffenheffing kan aantonen dat hij een zelfstandig huishouden op dat adres voert.  

2.5.3 Van onderdeel 2.5. kan tevens worden afgeweken bij een aanvraag voor een bewoners- vergunning gehandicapten, indien de aanvrager woont in een zorginstelling welke is toegelaten op grond van de Wet Toelating Zorginstellingen (WTZi).

2.6 De houder van een bewonersvergunning gehandicapten kan maximaal vier keer per jaar een kentekenwijziging doorgeven. Indien het een wijziging betreft ten behoeve van een voertuig dat niet op naam staat van de vergunninghouder bedraagt de maximumduur van de wijziging telkens vier weken. Een kentekenwijziging dient door de vergunninghouder te worden opgegeven.

3.  VVE-vergunningen (artikel 3 lid 2, onder k en artikel 4 van de parkeerverordening 1992).  

3.1. De VVE-vergunning is van toepassing wanneer aan de volgende criteria wordt voldaan:

- De VVE van het appartementencomplex beschikt over parkeerplaatsen op eigen terrein waar alle leden van de VVE gebruik van mogen maken;

- Het aantal eigenaren dan wel houders van een voertuig van wie het woonadres binnen de VVE valt overstijgt het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein.  

3.2. De VVE kan een VVE-vergunning aanvragen, wijzigen en opzeggen voor de bewoners binnen de VVE. De aanvraag, de wijziging of de opzegging dient te zijn ondertekend door de daartoe bevoegde personen. Hetgeen moet blijken uit de bij de aanvraag, de wijziging of de opzegging te overleggen statuten van de VVE.  

3.3. Indien een VVE-vergunning wordt verstrekt, ontvangen de bewoners binnen de VVE die eigenaar dan wel houder van een voertuig zijn, een aan de VVE-vergunning gekoppelde digitale pas. Per woonadres binnen de VVE wordt alleen voor het eerste voertuig een digitale pas verstrekt.  

3.4. Voor woonadressen die in aanmerking komen voor verstrekken van een aan de VVE-vergunning gekoppelde digitale pas kan geen eerste bewonersvergunning worden aangevraagd.  

3.5. De VVE-vergunning is geldig in het gebied, zoals is vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders.

4. Bedrijfsvergunningen (artikel 3 lid 2 onder b en artikel 4 van de Parkeerverordening 1992):  

4.1. Onder beroep of bedrijf wordt in ieder geval verstaan naamloze vennootschap, besloten vennootschap, vennootschap onder firma, commanditaire vennootschap, maatschap, eenmanszaak, vrij beroep, overheidsinstelling, vereniging en stichting.  

4.2. Uit het uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel moet blijken dat het bedrijf is gevestigd in een gebied waar men middels een parkeervergunning kan parkeren op parkeerapparatuurplaatsen.  

4.3. Bij de zogenoemde vrije beroepen dient naast een huur- of koopcontract tevens een uittreksel uit het betreffende beroepenregister, of, een kopie van de belastingaangifte (rijksbelastingen), over het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de aanvraag voor een parkeervergunning betrekking heeft, overgelegd te worden waaruit blijkt dat betrokkene gevestigd is een gebied waar men middels een parkeervergunning kan parkeren op parkeerapparatuurplaatsen.  

4.4. Voor het begrip vestiging wordt voor marktvergunninghouders, in de zin van de Marktverordening Den Haag 2013, die geregistreerd staan in het Marktregister, zoals bedoeld in artikel 5 van de Marktverordening Den Haag 2013, aansluiting gezocht bij de plaats waar uitvoering wordt gegeven aan de verleende marktvergunning. De uitvoering dient plaats te vinden in de gebieden en op de tijdstippen waar men middels een parkeervergunning kan parkeren op parkeerapparatuurplaatsen.

4.5. Beroepen of bedrijven worden beschouwd als een beroep of een bedrijf, en derhalve als een aanvrager, wanneer zij op hetzelfde adres gevestigd zijn. Hiervan wordt alleen afgeweken indien kan worden aangetoond dat materieel sprake is van meerdere zelfstandige beroepen of bedrijven. Hiervan worden bewijsstukken verlangd. Onder meer worden daarbij de volgende criteria gehanteerd:

  • -

    staat de beroepsuitoefenaar of het bedrijf, met vermelding van het uitgeoefende beroep of bedrijf, zelfstandig ingeschreven op het adres in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, het Register voor Verenigingen of Stichtingen, of een beroepsvereniging;

  • -

    heeft de beroepsuitoefenaar of het bedrijf een zelfstandig huur- of koopcontract ter zake van het betreffende adres;

  • -

    hebben de beroepsuitoefenaren of bedrijven elk verschillende werknemers;

  • -

    hebben de beroepsuitoefenaren of bedrijven verschillende bestuurders of directeuren;

  • -

    hanteren de beroepsuitoefenaren of bedrijven elk een eigen doelstelling, naam, telefoonnummer en briefhoofd;

  • -

    worden de beroepen of bedrijven uitgeoefend in verschillende branches.

4.6. Het belang voor de beroeps- of bedrijfsuitoefening om in het vergunningengebied te parkeren kan worden aangetoond door opgave van het aantal formatieplaatsen (fte’s) dat ingezet wordt. Het aantal uren dat de parttimers werkzaam zijn, wordt herleid tot een aantal fte’s. Onder één fte wordt verstaan een fulltime werkzame persoon. Voor het bepalen van het aantal fte’s dat werkzaam is, wordt aangesloten bij hetgeen gebruikelijk is in de desbetreffende branche. Hiervan kunnen nadere bewijsstukken worden verlangd.  

4.7. Het aantal te verlenen bedrijfsvergunningen is gerelateerd aan de geldende parkeernormen zoals vastgelegd in de Kadernota Parkeerbeleid en het Verkeersplan, met dien verstande dat dit aantal wordt verminderd met het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein, tenzij deze vermindering reeds heeft plaatsgevonden op grond van onderdeel 7.6.  

4.8. Bij een parkeernorm van één vergunning per tien fte’s wordt het aantal als volgt bepaald:

- één vergunning bij één tot en met veertien fte’s;

- twee vergunningen bij vijftien tot en met vierentwintig fte’s;

- drie vergunningen bij vijfentwintig tot en met vierendertig fte’s;

- enzovoort.

Uitzondering betreft het belanghebbendengebied Binnenstad Bedrijven waarvoor maximaal vier vergunningen kunnen worden verleend.  

Bij een parkeernorm van een vergunning per vijf fte’s wordt het aantal als volgt bepaald:

- één vergunning bij één tot en met vijf fte’s;

- twee vergunningen bij zes tot en met tien fte’s;

- drie vergunningen bij elf tot en met vijftien fte’s;

- enzovoort.

Uitzondering betreft het belanghebbendengebied Frederikstraat e.o. waarvoor maximaal een vergunning kan worden verleend.  

Bij een parkeernorm van één vergunning per twee fte’s wordt het aantal als volgt bepaald:

- één vergunning bij één en twee fte’s;

- twee vergunningen bij drie en vier fte’s;

- drie vergunningen bij vijf en zes fte’s;

- enzovoort.  

4.9. In afwijking van onderdeel 4.7 kunnen bij besluit van het college burgemeester en wethouders voor aan te wijzen gebieden in belanghebbendengebieden afwijkende normen worden vastgesteld.  

4.10 In afwijking van onderdeel 4.7 kan een bedrijfsvergunning worden verleend aan een eigenaar of houder van een voertuig bestemd voor autodate. De bedrijfsvergunning wordt verstrekt voor het gebied waar de autodateparkeerplaats ligt.   

4.11 In afwijking van onderdeel 4.7 kunnen aan hotels of pensions gevestigd in het stadsdeel Scheveningen extra bedrijfsvergunningen worden verleend, tenzij ingevolge onderdeel 7.1 juncto 7.4 reeds hotelvergunningen Scheveningen-Bad zijn verleend:

- één extra bedrijfsvergunning bij een tot en met tien gastenbedden;

- twee extra bedrijfsvergunningen bij elf tot en met twintig gastenbedden;

- drie extra bedrijfsvergunningen bij eenentwintig gastenbedden of meer.  

4.12 In afwijking van onderdeel 4.7 kunnen aan garagebedrijven en aanverwante bedrijven extra bedrijfsvergunningen worden verstrekt met dien verstande dat het aantal extra bedrijfsvergunningen niet wordt verminderd met het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein:

- één extra bedrijfsvergunning bij 40 m2 bruto-vloeroppervlak of minder;

- twee extra bedrijfsvergunningen bij 41 m2 tot en met 120 m2 bruto-vloeroppervlak;

- drie extra bedrijfsvergunningen bij 121 m2 bruto-vloeroppervlak of meer.

De aanvrager dient door middel van een uittreksel uit de in het kader van de wet WOZ gevoerde administratie, een bouwtekening of een taxatieverslag van een onafhankelijke derde, het aantal vierkante meters bruto-vloeroppervlak aan te tonen.  

4.13 In afwijking van onderdeel 4.7 kunnen aan autoverhuurbedrijven extra bedrijfsvergunningen worden verleend met dien verstande dat het aantal extra bedrijfsvergunningen niet wordt verminderd met het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein:

- één extra bedrijfsvergunning bij 20 voertuigen of minder voor verhuur;

- twee extra bedrijfsvergunningen bij 21 tot en met 40 voertuigen voor verhuur;

- drie extra bedrijfsvergunningen bij 41 tot en met 60 voertuigen voor verhuur;

- enzovoort.  

4.14 Voor de aanvraag voor een extra bedrijfsvergunning zoals gesteld in onderdeel 4.11 en 4.12 kan een bedrijf nietzowel een garagebedrijf als een autoverhuurbedrijf zijn. Bij de aanvraag voor een extra bedrijfsvergunning dient het bedrijf aan te geven wat de hoofdactiviteit is.  

4.15 Aan de marktvergunninghouder, in de zin van de Marktverordening Den Haag 2013, die op basis van de fte norm niet voldoet aan de voorwaarden voor een tweede bedrijfsparkeervergunning zal desondanks een bedrijfsparkeervergunning worden verstrekt in het kader van een overgangsperiode. Deze overgangsperiode loopt af op 1 maart 2018. Na afloop van deze periode zullen de vergunningen verleend op basis van deze overgangsperiode, van rechtswege vervallen.  

4.16 De bedrijfsvergunning is geldig in het gebied, zoals is vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders, waarin de beroepsuitoefenaar, de marktvergunninghouder in de zin van de Marktverordening Den Haag 2013 of het bedrijf gevestigd is.

5. Bezoekersvergunning (artikel 3 lid 2 onder c en artikel 4 van de Parkeerverordening 1992 en wijziging regeling urentegoed bezoekersvergunningen)  

5.1. De aanvrager wordt geacht te wonen op het adres waar hij volgens de BRP is ingeschreven.  

5.2. Van onderdeel 5.1 kan voor een tijdelijke situatie maximaal zes maanden worden afgeweken indien de aanvrager verklaart dat inschrijving in de BRP binnen afzienbare tijd plaats zal vinden en indien de aanvrager door middel van een huur- en/of koopovereenkomst en/of met een aanslag afvalstoffenheffing kan aantonen dat hij op het betreffende adres woonachtig is.  

5.3. Per huishouden wordt een bezoekersvergunning verstrekt. Op één adres wordt geacht één huishouden te zijn gevestigd. Indien de aanvrager stelt dat hij een zelfstandig huishouden voert, dient dit door hem te worden aangetoond. De aanvrager dient door middel van een aanslag afvalstoffenheffing aan te tonen dat hij een zelfstandig huishouden op dat adres voert.  

5.4. Van onderdeel 5.1 kan worden afgeweken indien de aanvrager door middel van huur- en/of koopovereenkomsten en/of een aanslag afvalstoffenheffing kan aantonen dat hij op het betreffende adres een tweede woning in gebruik heeft. Naast bovenvermelde stukken kunnen andere bewijsstukken worden verlangd. Dit onderdeel is alleen van toepassing op de aanvrager waarvan de eerste woning buiten het Stadsgewest Haaglanden gelegen is.  

5.5. De bezoekersvergunning is geldig in het gebied, zoals is vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders, waarin de aanvrager woont.  

5.6. Het urentegoed op de bezoekersvergunning is aan een maximum verbonden. Het urentegoed wordt bij besluit van het college van burgemeester en wethouders vastgesteld.  

5.7. Het urentegoed die niet gebruikt zijn vervallen aan het einde van het vergunningjaar.   

6. Mantelzorgvergunning (artikel 3 lid 2 onder j en artikel 4 van de Parkeerverordening 1992)  

6.1. Degene die wegens medische redenen mantelzorg nodig heeft, kan in aanmerking komen voor een mantelzorgvergunning. Aan de vergunningverlening zijn de volgende voorwaarden verbonden:

- de aanvrager dient volgens de BRP ingeschreven te staan op het adres waarvoor hij een vergunning aanvraagt;

- de mantelzorger(s) waarvoor de aanvrager een vergunning aanvraagt dient niet op hetzelfde adres als de aanvrager woonachtig te zijnde aanvrager dient een CIZ- verklaring (Centrum Indicatiestelling Zorg) of Wmo (Wet maatschappelijke ondersteuning) beschikking te overleggen;

- de vergunning is een tijdelijke vergunning en wordt voor een periode van één jaar verleend;

- aan de vergunning wordt een maximum aantal uren per vergunningsperiode gekoppeld.   

7. Hotelvergunning (artikel 3 lid 2 onder d en artikel 4 van de Parkeerverordening 1992)  

7.1. In beginsel kunnen slechts aan de eigenaar van een hotel of pension gevestigd in het stadsdeel Scheveningen hotelvergunningen worden verleend, in de andere stadsdelen worden wegens gebrek aan capaciteit in beginsel geen hotelvergunningen verleend.  

7.2. Uit het uittreksel van het Handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken voor Haaglanden moet blijken dat het hotel/pension is gevestigd in een gebied waar men middels een parkeervergunning kan parkeren op parkeerapparatuurplaatsen.  

7.3. Er zijn twee typen hotelvergunningen:

- hotelvergunning Scheveningen-Bad en

- hotelvergunning Scheveningen-Strandweg  

7.4. Per tien gastenbedden kan een hotelvergunning Scheveningen-Bad per dag worden verleend met een maximum van vijf per hotel; hotelvergunningen Scheveningen-Bad worden niet verleend indien ingevolge onderdeel 4.10 extra bedrijfsvergunningen zijn verleend.  

Het aantal vergunningen wordt als volgt bepaald:

- een hotelvergunning bij een tot en met tien gastenbedden;

- twee hotelvergunningen bij elf tot en met twintig gastenbedden;

- enzovoort, tot een maximum van vijf hotelvergunningen.  

7.5. Per drie gastenbedden kan een hotelvergunning Scheveningen-Strandweg per dag worden verleend.  

Het aantal vergunningen wordt als volgt bepaald:

- een hotelvergunning bij een tot en met drie gastenbedden;

- twee hotelvergunningen bij vier tot en met zes gastenbedden;

- enzovoort.  

7.6. Het aantal te verlenen hotelvergunningen Scheveningen-Bad wordt verminderd met het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein tenzij deze vermindering reeds heeft plaatsgevonden in het kader van de verlening van bedrijfsvergunningen.  

7.7. De hotelvergunning Scheveningen-Bad en de hotelvergunning Scheveningen-Strandweg zijn geldig in die straten, zoals is vastgesteld bij besluit van het college van burgemeester en wethouders.   

8 Functionele vergunning (artikel 3 lid 2 onder e en artikel 4 van de Parkeerverordening 1992)  

8.1. Aan een gemeentelijke dienst wordt geen functionele vergunning verstrekt, tenzij deze functionele vergunning voor de gemeentelijke dienst strikt noodzakelijk is voor de uitvoering van gemeentelijke werkzaamheden in de openbare ruimte die dagelijks en voltijds plaatsvinden. Hiertoe moeten bewijsstukken worden overgelegd.  

8.1.1. In het geval dat de functionele vergunning wordt aangevraagd door een gemeentelijke dienst, dient de aanvraag te zijn ondertekend door het (dienst)hoofd.  

8.1.2. De functionele vergunning voor een gemeentelijke dienst wordt alleen verstrekt indien het voertuig waarvoor de aanvraag wordt ingediend in eigendom is van een gemeentelijke dienst.  

8.1.3. In afwijking van onderdeel 8.1.2 kan een functionele vergunning worden verleend indien het voertuig waarvoor de aanvraag wordt ingediend wordt gehuurd of geleasd door een gemeentelijke dienst, met dien verstande dat het voertuig wordt gehuurd of geleasd van een professionele huur- of leasemaatschappij en dat hiervan een overeenkomst moet worden overgelegd.  

8.2. Onder internationale organisaties wordt verstaan een intergouvernementele organisatie die een Zetelovereenkomst met de Nederlandse Staat heeft gesloten;  

8.3. De functionele vergunning wordt op kenteken verstrekt.

  

9. Onderhoudsvergunning (artikel 3, lid 2 onder f en artikel 4 van de Parkeerverordening 1992)  

9.1. De werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid onder f van de Parkeerverordening 1992 moeten worden verricht in opdracht van een derde. Deze derde kan zijn een bedrijf dan wel een natuurlijk persoon. Indien er naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders aanleiding toe bestaat, kan gevraagd worden de opdracht van de derde aannemelijk te maken.  

9.2. Per voertuig dat gebezigd wordt bij het verrichten van werkzaamheden zoals bedoeld in artikel 9.1, kan een vergunning verstrekt worden. De aanvraag wordt op naam van degene gesteld die de werkzaamheden gaat uitvoeren.   

10 Parkeerplaats op eigen terrein

10.1. Onder een parkeerplaats op eigen terrein (POET) wordt verstaan:

a) een parkeerplaats op een terrein of in een garage(box), uitgegeven in erfpacht, verhuurd of in gebruik gegeven aan de aanvrager, dan wel in eigendom bij de aanvrager;

b) een parkeerplaats - huur of koop - op het terrein of in de garage van een complex waarvan in de bouwvergunning, de huur- of koopovereenkomst of de erfpachtvoorwaarden is vastgelegd dat deze bedoeld is als parkeergelegenheid voor het adres dan wel complex van de aanvrager.

10.2. Een parkeerplaats als bedoeld in onderdeel 10.1 lid 1 wordt als parkeerplaats op eigen terrein beschouwd indien deze voldoet aan de volgende voorwaarden:

a) toegankelijkheid: de parkeerplaats dient te kunnen worden bereikt via een doorgang of toegang die minimaal 2.30 meter breed is;

b) een parkeerplaats op een terrein dient ten minste 2.30 meter breed en 5.50 lang te zijn;

c) een parkeerplaats in een garage dient ten minste 2.65 meter breed en 5.50 meter lang te zijn;

d) een parkeerplaats in een mechanische garage (VAB-garage).

10.3.  Als parkeerplaats op eigen terrein wordt niet beschouwd een parkeerplaats:

a) welke niet geschikt is voor LPG, indien de aanvrager eigenaar of houder is van een voertuig dat op LPG rijdt;

b) welke buiten toedoen van de aanvrager tijdelijk niet beschikbaar is voor het parkeren van het voertuig van de aanvrager.

10.4. Indien een aanvrager over een parkeerplaats op eigen terrein zoals bedoeld in onderdeel 10.1. beschikt welke hij (om welke reden dan ook) aan een derde ter beschikking heeft gesteld, wordt deze parkeerplaats voor de toepassing van deze beleidsregels voor de aanvrager als een parkeerplaats op eigen terrein beschouwd. Indien het besluit tot invoering van betaald parkeren in een bepaald gebied in werking is getreden, wordt een parkeerplaats die door een aanvrager aan een derde ter beschikking is gesteld voordat de inwerkingtreding heeft plaatsgevonden, gedurende een periode van 12 maanden na deze inwerkingtreding, niet als een parkeerplaats op eigen terrein beschouwd. De aanvrager dient in bovengenoemd geval door middel van een huur- of ingebruikgevingsovereenkomst aan te tonen dat hij niet over de parkeerplaats kan beschikken en dat hij de parkeerplaats aan een derde ter beschikking heeft gesteld.   

11.Houder van een voertuig (artikel 1 sub e van de Parkeerverordening 1992)

11.1  Voor het verlenen van een parkeervergunning wordt als houder van een voertuig beschouwd:

- degene die het voertuig in het kader van beroeps- dan wel bedrijfsuitoefening PERMANENT tot zijn beschikking heeft. Hiervan is een door de eigenaar/werkgever ondertekende verklaring vereist. De vergunning wordt gesteld op het kenteken van het betreffende voertuig;

- degene die het voertuig in het kader van beroeps- dan wel bedrijfsuitoefening INCIDENTEEL tot zijn beschikking heeft. Hiervan is een door de eigenaar/werkgever ondergetekende verklaring vereist. De vergunning wordt gesteld op het kenteken van het betreffende voertuig;

- degene die in het kader van beroeps- dan wel bedrijfsuitoefening wegens veiligheidsredenen wisselende voertuigen tot zijn beschikking heeft. De vergunning wordt gesteld op diverse kentekens. De burgemeester brengt in het kader van de aanvraag gemotiveerd advies uit aan het college van burgemeester en wethouders.

11.2 Degene die het voertuig op basis van een contractuele relatie deelt wordt tevens als houder van een voertuig aangemerkt. Hiervoor dient de aanvrager aan de volgende voorwaarden te voldoen:

- de aanvragers dienen allebei woonachtig te zijn in twee verschillende vergunninggebieden in de gemeente Den Haag of de aanvrager woont in een vergunninggebied in de gemeente Den Haag en de tweede gebruiker woont binnen het Stadsgewest Haaglanden;

- de aanvrager(s) dient of dienen een ondertekende verklaring van de Vereniging voor Gedeeld Autogebruik te overleggen, waar de onderlinge afspraken en/of schuldbekentenissen over het autogebruik uit moet blijken;

- de aanvrager(s) dient of dienen door middel van een verzekeringsbewijs aan te tonen dat de tweede gebruiker aangemerkt is als tweede bestuurder van het voertuig;

- onder deelauto wordt een auto verstaan die op basis van particulier initiatief gedeeld wordt en géén deel uitmaakt van een commerciële autodateorganiatie zoals Greenwheels, Autodate of Connectcar;

- de vergunning wordt gesteld op het kenteken van het betreffende voertuig.

12 Overige regels (artikel 3 lid 2 en artikel 4 van de Parkeerverordening 1992)

12.1De aanvrager is indien noodzakelijk voor beoordeling van de aanvraag verplicht bij de aanvraag of als gevolg van een (her)onderzoek een geldig legitimatiebewijs en/of een loonlijst van werknemers en/of een accountantsverklaring en/of een huurcontract te tonen.  

12.2 Met de eerste aanvraag wordt geacht ook voor de volgende vergunningperioden een vergunning te zijn aangevraagd, tenzij:

a) de aanvrager te kennen geeft niet langer prijs te stellen op de vergunning of;

b) indien zich een van de omstandigheden voordoet als bedoeld in artikel 6 van de Verordening.