Regeling vervallen per 01-07-2021

RECLAMEVERORDENING

Geldend van 27-06-2016 t/m 30-06-2021

Intitulé

RECLAMEVERORDENING

De raad van de gemeente Alkmaar;

gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders, bijlage nr. 2016-569;

gelet op het advies van de algemene raadscommissie;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende Reclameverordening.

RECLAMEVERORDENING

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen alsmede in de op basis van deze verordening vastgestelde uitvoeringsregelingen en beleidsregels, wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

bevoegd gezag: het college van burgemeester en wethouders;

bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

reclame: elke vorm van openbare aanprijzing om de afzet van goederen, diensten, activiteiten en/of doelstellingen te bevorderen, overgebracht door middel van een aanduiding, opschrift, aankondiging, mededeling, uitbeelding, afbeelding, projectie, al dan niet in combinatie met een bouwkundig object, voor zover deze vanuit de openbare ruimte in, op, aan of rondom enig onroerend goed zichtbaar is;

vergunning: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 1:2 Reikwijdte

Deze verordening geldt niet in geval een vergunning op grond van artikel 2.1, eerste lid en onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.

Hoofdstuk 2 Beleidsregels

Artikel 2:1 Beleidsregels

  • 1. De gemeenteraad stelt beleidsregels vast waarin in ieder geval de criteria zijn opgenomen die het bevoegd gezag toepast bij haar beoordeling:

    • a.

      of het uiterlijk en de plaatsing van de reclame, waarop de aanvraag om vergunning betrekking heeft, in strijd zijn met redelijke eisen van welstand;

    • b.

      of het uiterlijk van een reclame, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand.

  • 2. De criteria, bedoeld in het eerste lid, zijn zoveel mogelijk toegesneden op de onderscheidene gebieden en categorieën reclames. De criteria kunnen verschillen naar gelang de situering van een reclame.

Hoofdstuk 3 Vergunning

Artikel 3:1 Algemene verbodsbepaling

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag reclame, als bedoeld in artikel 1:1, te maken of te voeren.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde geldt niet ten aanzien van:

    • a.

      reclame verder dan 0,20 m¹ achter de glazen puien, deuren en ramen van een bouwwerk;

    • b.

      naamborden en opschriften, die betrekking hebben op de dienst, het beroep of bedrijf, uitgeoefend in of op het onroerend goed, dan wel op de bestemming daartoe, mits zij niet groter zijn dan 0,30 m² en geen grotere afmeting hebben dan 0,60 m¹.

    • c.

      aankondigingen ter voldoening aan een wettelijke verplichting, mits de in het wettelijk voorschrift genoemde minimummaten niet worden overschreden. Zijn hiervoor geen maten vastgesteld, dan geldt als maximum een oppervlakte van 0,30 m² en een afmeting van 0,60 m¹.

    • d.

      reclame in rechtmatig gerealiseerde A0-vitrinekasten aan bioscopen, theaters en andere sociaal-culturele instellingen voor de daarin te vertonen voorstellingen;

    • e.

      reclame op zuilen, borden en nissen, die daarvoor van gemeentewege zijn aangewezen;

    • f.

      uitstallingen als bedoeld in de Algemene Plaatselijke Verordening.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde geldt eveneens niet ten aanzien van maximaal één reclame die:

    • a.

      voor zolang zij feitelijk betekenis heeft en

    • b.

      betrekking heeft op niet-verlichte opschriften en aankondigingen waarbij een onroerend goed geheel of gedeeltelijk ter verkoop, verhuur of verpachting wordt aangeboden en

    • c.

      mits zij wordt aangebracht plat op, aan of tegen de gevel van of in het onroerend goed dat te koop of te huur wordt aangeboden, dan wel waarop of waarin de verkoping zal plaatsvinden en

    • d.

      mits zij niet groter is dan 0,65 m² en niet breder is dan 1 m¹.

Artikel 3:2 Indieningsvereisten

Bij de aanvraag om vergunning verstrekt de aanvrager gegevens over:

  • a.

    het aantal en de afmetingen van de reclame;

  • b.

    de hoogte van de reclame, gemeten vanaf maaiveld tot de onderkant;

  • c.

    de te gebruiken materialen, kleuren en verlichting;

  • d.

    de tekst van de reclame;

  • e.

    een geveltekening (1:100);

  • f.

    foto’s of fotomontages in kleur van de bestaande en nieuwe situatie.

Artikel 3:3 Procedure

  • 1. Alvorens het bevoegd gezag op een aanvraag om vergunning beslist, wordt een ambtelijk welstandsadvies uitgebracht, tenzij bij voorbaat vaststaat dat de vergunning reeds op andere grond moet worden geweigerd.

  • 2. Een aanvraag om vergunning wordt getoetst aan de criteria als bedoeld in artikel 2:1.

  • 3. In bijzondere gevallen kan het bevoegd gezag gemotiveerd afwijken van de criteria als bedoeld in artikel 2:1.

Artikel 3:4 Weigeringsgronden

De vergunning wordt geweigerd, indien:

  • a.

    de reclame de verkeersveiligheid in gevaar brengt dan wel (licht)hinder, gevaar of overlast veroorzaakt;

  • b.

    de reclame bestaat uit bewegende delen of bewegende beelden;

  • c.

    de reclame bestaat uit of is voorzien van veranderlijk of bewegend licht of lichtkrant(en);

  • d.

    de reclame, hetzij op zichzelf, hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

  • e.

    de reclame geen betrekking heeft op een ter plaatse gevestigde zaak, inrichting of bedrijf, of op een ter plaatse uitgeoefend beroep, tenzij daarover anders is bepaald.

Artikel 3:5 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

  • 2. Diegene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften na te komen.

  • 3. De vergunning kan voor een bepaalde tijd worden verleend.

  • 4. De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 5. De vergunning vervalt van rechtswege indien de dienst, het bedrijf of beroep waarvoor de vergunning is verstrekt niet meer in de zaak, inrichting of bedrijf, of ter plaatse wordt uitgeoefend. Indien de vergunning van rechtswege is vervallen dan moet de reclame geheel worden verwijderd.

Artikel 3:6 Intrekken vergunning

  • 1. De vergunning kan worden ingetrokken of gewijzigd, indien:

    • a.

      de zaak waarop of waaraan de reclame is geplaatst en waarvoor vergunning is verleend een verandering ondergaat en door het handhaven van de opschriften, aankondigingen, verwijzingen, afbeeldingen, objecten en dergelijke de omgeving naar het oordeel van het bevoegd gezag wordt ontsierd en hieraan door het stellen van voorschriften niet kan worden tegemoet gekomen;

    • b.

      van de vergunning gedurende 26 weken na bekendmaking geen gebruik is gemaakt;

    • c.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming, waarvan de vergunning is vereist;

    • d.

      de vergunninghouder of diens rechtverkrijgende dit verzoekt.

  • 2. De vergunning kan ook worden ingetrokken, indien:

    • a.

      de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

    • b.

      niet overeenkomstig de vergunning is of wordt gehandeld;

    • c.

      de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nageleefd;

    • d.

      de voor de houder van de vergunning als zodanig geldende algemene regels niet zijn of worden nageleefd.

Artikel 3:7 Gebiedsaanwijzing

Het bevoegd gezag kan een of meer gebieden aanwijzen waarin het vereiste van de vergunningplicht niet van toepassing is, mits wordt voldaan aan de criteria als bedoeld in artikel 2:1.

Artikel 3:8

Het bevoegd gezag kan:

  • a.

    uitsluitend indien de aanvrager daarom verzoekt en het onroerend goed langer dan zes maanden ter verkoop, verhuur of verpachting wordt aangeboden, onder het stellen van voorwaarden afwijken van de in artikel 3:1, derde lid en onder c en d genoemde voorwaarden en afmetingen.

  • b.

    voor zover het een sociaal-culturele instelling betreft, onder het stellen van voorwaarden afwijken van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3:4, onder b en c.

Artikel 3:9 Hardheidsclausule

Het bevoegd gezag kunnen de artikelen 3:1 en 3:4 buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing van deze verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Hoofdstuk 4 Bestuursrechtelijke handhaving

Artikel 4:1 Aanwijzing toezichthoudende ambtenaren

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de op grond van artikel 5.10, derde lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht door het bevoegd gezag aangewezen ambtenaren.

Artikel 4:2 Toezicht in aangewezen gebieden

Toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening in de door het bevoegd gezag aangewezen gebieden vindt in beginsel jaarlijks plaats.

Hoofdstuk 5 Slotbepalingen

Artikel 5:1 Intrekking

De Reclameverordening, zoals vastgesteld op 13 december 2012, wordt ingetrokken.

Artikel 5:2 Overgangsbepalingen

  • 1. Een vergunning als bedoeld in de Reclameverordening die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening van kracht en onherroepelijk is, wordt gelijk gesteld met een vergunning als bedoeld in deze verordening.

  • 2. Het recht zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3:1, eerste lid, van deze verordening blijft van toepassing op:

    • a.

      de voorbereiding en vaststelling van de beschikking op een aanvraag om vergunning als bedoeld in het eerste lid of een aanvraag om een beschikking tot wijziging of intrekking daarvan, indien voor dat tijdstip een aanvraag is ingediend,

    • b.

      een vergunning als bedoeld in het eerste lid of een beschikking tot wijziging of intrekking daarvan, die nog niet onherroepelijk is.

  • 3. In gevallen als bedoeld in het tweede lid wordt:

    • a.

      een vergunning gelijkgesteld met een vergunning als bedoeld in deze verordening;

    • b.

      een beschikking tot wijziging van een vergunning gelijkgesteld met een beschikking tot wijziging van een vergunning als bedoeld in deze verordening,

    op het tijdstip waarop de beschikking onherroepelijk is geworden.

  • 4. Indien voor het tijdstip waarop de verordening in werking treedt een beschikking tot toepassing van bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom of tot gehele of gedeeltelijk intrekking van een vergunning is gegeven, blijft het onmiddellijk voor dat tijdstip geldende recht van toepassing tot het tijdstip waarop de beschikking onherroepelijk wordt.

  • 5. Een beschikking als bedoeld in het vierde lid wordt, nadat deze onherroepelijk is geworden, gelijkgesteld met een beschikking krachtens deze verordening.

Artikel 5:3 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt op de derde dag na de dag van bekendmaking in werking.

Artikel 5:4 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Reclameverordening.

Ondertekening

Alkmaar, 02-06-2016
De raad voornoemd,
P.M. Bruinooge, voorzitter,
drs. A.P.A. Koolen, griffier,

TOELICHTING RECLAMEVERORDENING

1. Inleiding

De huidige Reclameverordening moet worden geharmoniseerd.

Op 12 juli 2012 heeft de raad de «Kadernota reclame» vastgesteld en daarmee de keuze gemaakt voor beleidsvariant 1A. Dit betekent kort gezegd: deregulering en lastenverlichting, bedrijven- en kantoorterreinen gevelreclame vergunningvrij en de overige delen waaronder woonwijken niet. Vanwege het vervallen van de vergunningplicht wordt het toezicht op de naleving van deze verordening door middel van een periodieke jaarlijkse schouw uitgevoerd. In deze verordening is beleidsvariant 1A uitgewerkt.

Uit de ervaring die de afgelopen twee jaar met het toepassen van de reclameverordening en de bijbehorende welstandscriteria voor bedrijventerrein Boekelermeer is opgedaan blijkt dat er vanuit de bedrijven positief op de vergunningsvrije reclame wordt gereageerd en is het verzoek om dit ook in andere gebieden mogelijk te maken. Hiervoor dient de kadernota gewijzigd te worden.

De verordening is het product van een gemoderniseerde en hedendaagse visie op reclame en regelgeving. Vermindering van regeldruk en lastenverlichting voor burgers en bedrijfsleven staan naast verhoging van de kwaliteit en efficiency van de uitvoering van de regelgeving hoog op de Alkmaarse politieke agenda. Deregulering en lastenverlichting horen bij een daadkrachtige, slagvaardige lokale overheid. De reclameverordening alsmede het reclamebeleid zijn vernieuwd om de regels eenvoudiger en eenduidiger te maken alsmede om toe te spitsen op de specifieke kenmerken van een gebied. Hierdoor ontstaat meer maatwerk. De reclameverordening betekent door de vereenvoudiging van de regelgeving een administratieve lastenverlichting: in de door het college aangewezen gebieden mag gevelreclame, mits wordt voldaan aan het helder en duidelijk geformuleerde reclamebeleid, vergunningvrij worden aangebracht, hetgeen tijd en geld scheelt. Bij deregulering is het voorts noodzakelijk dat heldere regels worden gesteld die handhaafbaar zijn. Ook hierin is voorzien. In het navolgende volgt een toelichting op de Reclameverordening.

De grondslag voor deze verordening is terug te vinden in artikel 149 van de Gemeentewet in samenhang gelezen met artikel 2.2 van de Wabo. De vergunning die op grond van de verordening wordt verleend is de zogenoemde omgevingsvergunning. De Wabo gaat uit van één bevoegd gezag, in dit geval het college van burgemeester en wethouders, dat de omgevingsvergunning verleend. Het bevoegd gezag dat de omgevingsvergunning verleend, is tevens belast met de bestuursrechtelijke handhaving daarvan.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1:1

Om veelvuldige herhaling van enkele omvangrijke omschrijvingen in de verordening te vermijden is in de begripsomschrijvingen een verkorte aanduiding opgenomen. Voor zover het betreft de begrippen «bevoegd gezag» en «vergunning» is aansluiting gezocht bij de Wabo. Voor zover het betreft het begrip «bouwwerk» is aansluiting gezocht bij de Bouwverordening. Het begrip «reclame» is in de Wabo niet gedefinieerd. Reclame komt voor in allerlei vormen en er komen nog regelmatig nieuwe bij. Het uitgebreid ogende begrip «reclame» tracht aldus alle vormen waarin reclame voor komt te omvatten. Uit de beschrijving van het begrip «reclame» volgt dat reclame in het binnengebied van overdekte winkelcentra, zoals bijvoorbeeld winkelcentrum Noorder Arcade, niet onder de verordening valt.

Artikel 1:2

In dit artikel is bepaald dat reclame, waarbij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verplicht, is uitgesloten van de vergunningplicht als bedoeld in deze verordening. Het doel en daarmee het effect van reclame is het genereren van naamsbekendheid van een ter plaatse gevestigde zaak, inrichting of bedrijf of een op een ter plaatse uitgeoefend beroep; niets meer en niets minder. Dit effect heeft dus een vergunning als bedoeld in deze verordening tot gevolg, tenzij het gaat om een reclame waarvoor vergunning voor de activiteit bouwen nodig is.

Wanneer sprake is van een aanvraag om omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en waarbij reclame onderdeel van het bouwplan uitmaakt, wordt de reclame betrokken bij de beoordeling als bedoeld in artikel 2.10 van de Wabo die is voorgeschreven in de procedure voor de activiteit bouwen (ruimtelijk, welstandelijk en bouwtechnisch).

Artikel 2:1

Eerste lid

Wil het bevoegd gezag reclame aan redelijke eisen van welstand kunnen toetsen, dan is de gemeenteraad verplicht om beleidsregels vast te stellen. Deze regels, met de daarin opgenomen criteria, zijn bindend voor het uitbrengen van het ambtelijk welstandsadvies en voor het bevoegd gezag bij de uitvoering van het welstandstoezicht. Voor de inhoud van de beleidsregels en de criteria die voor de verschillende gebieden gelden wordt verwezen naar het Reclamebeleid.

Het Reclamebeleid gaat onderdeel uitmaken van de Welstandsnota en vervangt daarmee hetgeen thans nog in de Welstandsnota is bepaald met betrekking tot reclame.

Tweede lid

Het maken van onderscheid tussen diverse gebieden in Alkmaar is van groot belang: zo zijn de winkelgebieden die buiten het beschermd stadsgezicht zijn gelegen voor wat betreft karakteristiek dusdanig verschillend dat dit ook vertaald dient te worden naar reclamecriteria die specifiek voor die gebieden zouden moeten gelden. Dit geldt eveneens voor gebieden zoals «Overstad» en een bedrijventerrein zoals «de Boekelermeer». De criteria voor reclame worden ingedeeld naar gebieden en categorieën en in afzonderlijke hoofdstukken vastgesteld.

Artikel 3:1

Eerste lid

In dit lid is het beginsel neergelegd dat zonder vergunning van het bevoegd gezag geen reclame mag worden gemaakt of gevoerd. Handelen in afwijking van de vergunning is in dit artikel niet expliciet verboden. Het verbod zonder vergunning reclame te maken of te voeren, omvat het handelen in afwijking van de vergunning. Voor zover het immers gaat om activiteiten die zonder vergunning niet mogen worden verricht, is ieder handelen waarvoor de vergunning niet de vereiste toestemming inhoudt, handelen zonder vergunning.

Tweede lid

In dit lid zijn zestal uitzondering genoemd waarin de vergunningplicht niet van toepassing is. Daar waar nodig is een onderdeel van een toelichting voorzien. Indien de reclame voldoet aan de uitzonderingen, dan kan de reclame vergunningvrij worden aangebracht.

Onderdeel a

Reclame direct achter de glazen puien, deuren en ramen van een bouwwerk bepaalt mede het straatbeeld en het uiterlijk in relatie tot de omgeving. Wanneer reclame zich verder weg achter de pui bevindt wordt deze invloed minder. Daarom mag reclame verder dan 0,20 m¹ achter de glazen puien, deuren en ramen van een bouwwerk zonder vergunning worden aangebracht. De bedoeling van dit lid is om reclame geplakt achter de glazen puien, deuren en ramen tegen te gaan. Dit geldt ook voor inpandig gerealiseerde verlichte reclame die eigenlijk aan de buitengevel moet worden aangebracht.

Onderdeel d

In dit onderdeel is uitdrukkelijk bepaald dat uitsluitend reclame in A0-vitrinekasten aan bioscopen, theaters en andere sociaal-culturele instellingen voor de daarin te vertonen voorstellingen vergunningvrij kunnen worden aangebracht. De A0-vitrinekast is in beginsel een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen nodig is.

Derde lid

Uit dit lid volgt dat reclame onder bepaalde voorwaarden enkel en alleen, vergunningvrij mag worden gemaakt of gevoerd «voor zolang zij feitelijke betekenis heeft». Uit de aard van dergelijke reclame vloeit voort dat het in dit geval gaat om tijdelijke reclame, bijvoorbeeld de zogenoemde makelaarsborden.

Artikel 3:2

Artikel 3:2 bevat de indieningsvereisten met betrekking tot de aanvraag om een vergunning. De indieningsvereisten zien op het geheel van gegevens en bescheiden die een aanvrager bij de aanvraag om een vergunning moet verstrekken in verband met de beslissing op de aanvraag door het bevoegd gezag. De aanvrager is er in beginsel zelf voor verantwoordelijk dat de juiste gegevens en bescheiden worden aangeleverd en dat dit in een zodanige vorm gebeurt dat een goede en efficiënte behandeling van de aanvraag mogelijk is. De uiterste consequentie van deze verantwoordelijkheid is dat een gebrekkige aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Voor wat betreft de onderdelen a tot en met d is aansluiting gezocht bij artikel 7.6 van de Ministeriële regeling omgevingsrecht (Mor). Op grond van het bepaalde in artikel 4:2, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht zijn nog twee aanvullende indieningsvereisten, de onderdelen e en f, voorgeschreven.

Artikel 3:3

Eerste lid en tweede lid

Vanuit doelmatigheidsoverwegingen wordt, in plaats van een advies van de welstandscommissie, een ambtelijk welstandsadvies uitgebracht. Geen advies wordt uitgebracht indien op voorhand vaststaat dat de vergunning reeds op andere grond moet worden geweigerd.

Het spreekt voor zich dat de aanvraag om vergunning wordt getoetst aan de criteria als bedoeld in artikel 2:1.

Derde lid

In het geval toepassing van de criteria voor de aanvrager gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de criteria te dienen doelen is in het derde lid bepaald dat het bevoegd gezag in bijzondere gevallen gemotiveerd van de criteria als bedoeld in artikel 2:1 kan afwijken.

Artikel 3:4

In artikel 3:4 zijn de weigeringsgronden voor een vergunning gegeven. Het betreft een limitatieve opsomming. De weigeringsgronden hebben bovendien een imperatief karakter. Dit betekent dat de vergunning moet worden geweigerd indien de reclame waarop de aanvraag betrekking heeft, in strijd is met één of meer in de weigeringsgronden neergelegde voorschriften. Andersom betekent het dat, wanneer de reclame in overeenstemming is met die voorschriften, de vergunning moet worden verleend. Andere gronden dan genoemd in artikel 3:4 mogen niet tot weigering van de vergunning leiden. De weigeringsgronden geven de te beschermen belangen van de verordening weer. Daar waar nodig zijn de weigeringsgronden van een toelichting voorzien.

Onderdeel a

Bij het aanlichten van reclame dan wel de verlichting daarvan dient de lichtuittreding, de hoeveelheid lux, niet hinderlijk te zijn voor de bewoners of gebruikers van het betreffende pand of de belendende panden. De lichtuittreding, gemeten aan de gevel(s) van de tegenover dan wel terzijde van de reclame aanwezige (boven)woningen of (bedrijfs)panden, mag niet meer bedragen dan 2,5 lux. Bedraagt de lichtuittreding meer dan 2,5 lux dan is er sprake van lichthinder en moet de vergunning worden geweigerd.

Onderdeel b

Onder «bewegende delen» wordt verstaan reclame die in woord of beeld voortdurend verandert. Als dergelijke reclame wordt aangevraagd moet dit worden geweigerd. Onder «bewegende delen» wordt niet verstaan het periodiek verwisselen van reclame in bijvoorbeeld abri’s.

Roterende reclame is wel toegestaan. Dit is reclame die is gevat in een frame en die periodiek wordt afgewisseld door een andere vaste reclame binnen datzelfde frame. Meestal laten de systemen twee of drie reclames binnen hetzelfde frame toe. Daaronder valt ook de wisselende reclame gevat in een frame, waarbij via een op- en afrolsysteem de op zich vaste reclame periodiek verandert. Binnen dit systeem zijn meer dan drie uitingen mogelijk.

Onderdeel c

Toepassing van veranderlijk of bewegend licht of lichtkranten is niet toegestaan vanwege de overheersende en felle uitstraling die een storend effect kan hebben op de architectuur van het pand of die hinder kan veroorzaken voor de omgeving.

Onderdeel d

Reclame dient in verhouding te staan tot de grootte en de architectuur van het pand. Het totaal aan reclame dient in balans te zijn en moet passen in het straat- en stadsbeeld. Hierbij wordt, met inachtneming van de criteria als bedoeld in artikel 2:1, gekeken naar plaatsing, afmetingen, vormgeving, kleurstelling, wijze van plaatsing, materiaalgebruik en detaillering. Daarnaast moet reclame binnen de contouren van het hoofdvolume worden gerealiseerd.

Onderdeel e

Uitdrukkelijk is bepaald dat de reclame alleen betrekking mag hebben op een ter plaatse gevestigde zaak, inrichting of bedrijf, of op een ter plaatse uitgeoefend beroep. Is dit niet het geval dan moet de aanvraag om reclame worden geweigerd. Verwijzingen naar een elders gelegen zaak, inrichting of bedrijf, of op een ter plaatse uitgeoefend beroep is niet toegestaan, met uitzondering van, onder meer, reclames aan lantaarnpalen of lichtmasten al dan niet op de doorgaande in- en uitvalswegen en zogenoemde mupi’s (mobilier urbain à publicité illuminé; straatmeubilair in de vorm van een verlichte reclamezuil), voor zover in de welstandscriteria voor reclame aangewezen door het bevoegd gezag.

Artikel 3:5

Eerste en tweede lid

In het eerste lid is geregeld dat het bevoegd gezag aan een vergunning voorwaarden kunnen verbinden. Tevens geeft dit lid aan welk soort voorwaarden dit kunnen zijn, namelijk die «die strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist». Om de handhaafbaarheid te vergroten is in het tweede lid bepaald dat de vergunninghouder verplicht is om de aan de vergunning verbonden voorschriften na te komen.

Derde lid

In dit lid is bepaald dat een vergunning voor een bepaalde tijd kan worden verleend. In de vergunning moet de termijn zijn aangegeven. Na het verstrijken van de termijn dient de reclame te worden verwijderd door de vergunninghouder dan wel door de opvolgend eigenaar van het bouwwerk waaraan, -op of -in de reclame is geplaatst.

Vierde lid

In dit lid is bepaald dat de vergunning niet overdraagbaar is. Daarmee is de vergunning gekoppeld aan de periode dat reclame wordt gemaakt of gevoerd voor een ter plaatse gevestigde zaak, inrichting of bedrijf, of voor een ter plaatse uitgeoefend beroep.

Vijfde lid

Zoals reeds eerder aangegeven is het doel en daarmee het effect van reclame het genereren van naamsbekendheid van een ter plaatse gevestigde zaak, inrichting of bedrijf, of een op een ter plaatse uitgeoefend beroep. Als het bedrijf of beroep niet meer in de zaak, inrichting of bedrijf, of ter plaatse wordt uitgeoefend bestaat er geen aanleiding om de reclame aanwezig te laten zijn. Daarom is bepaald dat de vergunning van rechtswege vervalt. Omdat in dit lid uitdrukkelijk is bepaald dat de vergunning van rechtswege vervalt indien het bedrijf of beroep niet meer in de zaak, inrichting of bedrijf, of ter plaatse wordt uitgeoefend, is in de tweede volzin uitdrukkelijk bepaald de reclame dient te worden verwijderd door de vergunninghouder dan wel door de opvolgend eigenaar van het bouwwerk waaraan, -op of -in de reclame is geplaatst.

Artikel 3:6

In dit artikel is een onderscheid gemaakt tussen reguliere gronden voor intrekking (bijvoorbeeld op verzoek van de aanvrager) en intrekking als sanctie. Het eerste lid regelt de reguliere intrekking en geeft vijf intrekkingsgronden. Voor zover de intrekking is bedoeld als sanctie op het niet-naleven van het gestelde bij of krachtens deze verordening, zijn die bepalingen in het tweede lid opgenomen.

Eerste lid

De onderdelen spreken voor zich en behoeven reeds daarom geen toelichting.

Tweede lid, onderdeel a

Dit onderdeel betreft een meer algemene grond voor intrekking als sanctie, namelijk als de vergunning is verleend ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave.

Tweede lid, onderdelen b, c en d

Voor de handhaving van deze verordening is het vooral van belang dat de vergunning kan worden ingetrokken als in strijd daarmee wordt gehandeld, als de vergunningvoorschriften niet worden nageleefd en als voor de vergunninghouder als zodanig geldende algemene regels niet worden nageleefd. Dit brengt bijvoorbeeld met zich mee dat een vergunning voor het maken of voeren van reclame niet alleen kan worden ingetrokken wanneer dit in strijd met de vergunningvoorschriften gebeurd, maar ook als in strijd met de Bouwverordening of het Bouwbesluit wordt gehandeld.

Artikel 3:7

In het kader van deregulering en het beperken van administratieve lasten voor burgers en ondernemers is ervoor gekozen om het college gebieden te laten aanwijzen waarin zonder vergunning gevelreclame kan worden gemaakt of gevoerd. Daarbij geldt wel dat de gevelreclame moet voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Welke redelijke eisen van welstand gelden zijn terug te vinden in de criteria die gelden in het desbetreffende gebied.

Artikel 3:8

Onderdeel a

Met toepassing van dit onderdeel wordt het mogelijk om langdurig leegstaande objecten op een andere manier aan te prijzen dan de gebruikelijke makelaarsborden aan de gevel. Het initiatief hiervoor ligt uitdrukkelijk bij de aanvrager. Door het stellen van voorwaarden ontstaat er grip op een eventuele wildgroei aan schreeuwerige borden en andere uitingen.

Onderdeel b

Met toepassing van dit onderdeel kunnen sociaal-culturele instellingen inspringen op mogelijke toekomstige reclametechnieken, waaronder LED-schermen en dergelijke. Deze reclame-uitingen mogen uitsluitend dienen ter ondersteuning van de sociaal-culturele achtergrond. Voor wat betreft het toepassen van nieuwe technieken buiten de sociaal-culturele instellingen is er de mogelijkheid om voorwaarden te stellen om zo grip te houden op mogelijke excessen.

Artikel 3:9

Het is denkbaar dat in uitzonderlijke situaties de toepassing van deze verordening leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. In dergelijke gevallen kan het bevoegd gezag op grond van dit artikel afwijken van de artikel 3:1 en 3:4 van deze verordening.

Artikel 4:1

Het bestuursorgaan dat bevoegd is de omgevingsvergunning te verlenen is tevens belast met de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van de omgevingsvergunning. In dit artikel is dan ook bepaald dat de bestuursrechtelijke handhaving van hetgeen is bepaald bij of krachtens deze verordening geschiedt door de personen die op grond van artikel 5.10, derde lid, van de Wabo zijn aangewezen (de inspecteurs bouw- en woningtoezicht). De inspecteurs bouw- en woningtoezicht zijn toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Awb en beschikken over de toezichtsbevoegdheden uit titel 5.2 van de Awb.

Artikel 4:2

In dit artikel is, vanuit doelmatigheidsoverwegingen, bepaald dat vanwege het vervallen van de vergunningplicht in de door het bevoegd gezag aangewezen gebieden toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde middels een in beginsel jaarlijkse schouw zal worden uitgevoerd. Als uit de jaarlijkse schouw blijkt dat er niet wordt voldaan aan de welstandscriteria dan wel dat er ontoelaatbare reclame is aangebracht leidt dit onherroepelijk tot het opstarten van een handhavingstraject.

Artikel 5:1

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft reeds daarom geen toelichting.

Artikel 5:2

In artikel 5:2 is het overgangsrecht opgenomen. Het overgangsrecht beoogt een goede overgang te regelen van het bestaande regime naar de Reclameverordening. Voor het bestaande regime wordt verwezen naar het recht zoals dat gold «onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding». Deze formulering is gebruikelijk in overgangsregelgeving. Hiermee wordt beoogd aan te geven dat het gaat om het recht zoals dat gold direct voorafgaand aan het moment waarop de nieuwe regeling (de Reclameverordening) in werking treedt. De formulering «op het moment van inwerkingtreding» kan niet worden gebruikt aangezien dat moment samenvalt met het tijdstip waarop het nieuwe recht (de Reclameverordening) reeds geldt.

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat vergunningen op grond van de Reclameverordening die onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3:1, eerste lid, van de Reclameverordening van kracht waren, van rechtswege worden aangemerkt als vergunningen bedoeld in de Reclameverordening.

De in het eerste lid opgenomen gelijkstellingsbepaling geldt overigens slechts in de gevallen dat de betrokken vergunning onherroepelijk is. Zolang een vergunning niet onherroepelijk is, zal het oude recht van toepassing blijven. Hierin voorziet het tweede lid, onder b.

Het oude recht zal eveneens van toepassing blijven op de voorbereiding en vaststelling van de beschikking op een aanvraag om een vergunning of een wijziging of intrekking van een vergunning, indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van artikel 3:1, eerste lid, van deze verordening de betrokken aanvraag is ingediend.

De lopende rechtsbeschermingsprocedures worden als gevolg hiervan afgehandeld overeenkomstig het oude recht. De ratio daarvan is rechtszekerheid te bieden voor de diverse betrokkenen (aanvrager, het bevoegd gezag en derdebelanghebbenden). Dat het oude recht van toepassing blijft op de vaststelling van een besluit, impliceert dat ook de rechtsgevolgen die het oude recht aan het besluit verbindt, gelden. Dit geldt tot het moment waarop de betrokken beschikking onherroepelijk is geworden.

Bijvoorbeeld terzake van de behandeling van een bezwaar- of beroepschrift of een verzoek om voorlopige voorziening met betrekking tot een zodanige beschikking. Hetzelfde geldt voor een eventueel daaropvolgende behandeling in beroep of hoger beroep.

Zodra de betrokken beschikking onherroepelijk is geworden, wordt die beschikking gelijkgesteld met een beschikking met betrekking tot een vergunning als bedoeld in de verordening. Hierin voorziet het derde lid.

Het vierde lid bepaalt dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de verordening nog niet onherroepelijke handhavingsbesluiten worden afgehandeld overeenkomstig het recht zoals dat gold onmiddellijk voor dat tijdstip. Dat geldt in beginsel voor alle lopende handhavingsprocedures. Het van toepassing zijn van het oude recht duurt tot het moment dat de beslissing onherroepelijk is geworden. De Reclameverordening is dus van toepassing wanneer het besluit tot handhaving – de definitieve aanschrijving – voor de inwerkingtreding van deze verordening is genomen. Dit volgt uit het vierde lid. In geval een vooraanschrijving voor de inwerkingtreding van deze verordening is verzonden en de definitieve aanschrijving – het daadwerkelijke besluit tot handhaving – pas na de inwerkingtreding wordt verzonden, is de grondslag voor die definitieve aanschrijving terug te vinden in deze verordening.

In het vijfde lid is bepaald dat de in het vierde lid bedoelde handhavingsbesluiten, nadat deze onherroepelijk zijn geworden, worden gelijkgesteld met handhavingsbesluiten op grond van deze verordening.

Artikel 5:3

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft reeds daarom geen toelichting.

Artikel 5:4

Dit artikel spreekt voor zich en behoeft reeds daarom geen toelichting.