Regeling vervallen per 15-04-2020

Algemene Subsidieverordening gemeente Baarn 2015

Geldend van 01-05-2015 t/m 14-04-2020

Intitulé

Algemene Subsidieverordening gemeente Baarn 2015

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1

Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

College: college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Baarn;

Raad: gemeenteraad van de gemeente Baarn;

Rechtspersoon: een rechtspersoon naar burgerlijk recht met volledige rechtsbevoegdheid, die zich volgens statuten de behartiging van door het College erkende belangen van ideële en/of materiële aard ten doel stelt en geen winst beoogt op de gesubsidieerde activiteit(en).

Incidentele subsidie: subsidie voor incidentele projecten of activiteiten waarvoor het college voor een vooraf bepaalde tijd, voor maximaal drie jaar, subsidie wil verstrekken;

Waarderingssubsidie: een jaarlijkse subsidie om het verenigingsleven in de gemeente Baarn te stimuleren en te behouden;

Budgetsubsidie: een structurele subsidie die per boekjaar wordt verleend op basis van vooraf met de rechtspersoon afgesproken activiteiten, waarvan de beoogde resultaten aantoonbaar worden gemaakt in kwantitatieve en/of kwalitatieve zin, bestede tijd en/of ingezette middelen;

Subsidieplafond: een bedrag zoals bedoeld in artikel 4:22 Awb, te weten een bedrag dat gedurende een begrotingsjaar ten hoogste beschikbaar wordt gesteld voor vormen van subsidie die op basis van deze verordening en de geldende nadere regels wordt verstrekt.

Egalisatiereserve: een algemene reserve bedoeld om een negatief saldo tussen werkelijke kosten en vastgestelde subsidie op te vangen. Een positief saldo wordt aan de egalisatiereserve toegevoegd.

Bestemmingsreserve: reserve ter dekking van een vooraf vastgestelde bestemming, passend binnen de doelstelling van de instelling.

Artikel 1.2

Reikwijdte algemene subsidieverordening 2015

  • 1.

    Subsidies kunnen verstrekt worden voor de volgende beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, Awb (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is):

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur, recreatie, toerisme en sport;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid en milieu

    • j.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

  • 3.

    Voor subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 1.3

Bevoegdheid College

  • 1.

    Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met in achtneming van opgenomen financiële middelen in de gemeentebegroting of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, - onder de voorwaarde dat voldoende financiële middelen in de begroting ter beschikking worden gesteld.

  • 2.

    Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening of –vaststelling te verbinden.

Artikel 1.4

Rechtspersoonlijkheid subsidieontvanger

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan rechtspersonen.

Artikel 1.5

Indexering subsidies

Subsidies kunnen jaarlijks geïndexeerd worden met het indexcijfer dat door de raad wordt vastgesteld bij de perspectiefnota.

Artikel 1.6

Bevoorschotting subsidies

  • 1.

    Subsidies worden betaalbaar gesteld in het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 2.

    Waarderingssubsidies worden in één termijn betaalbaar gesteld.

  • 3.

    Budgetsubsidies tot € 100.000 worden in vier termijnen betaalbaar gesteld.

  • 4.

    Budgetsubsidies hoger dan € 100.000 worden in zes termijnen betaalbaar gesteld.

  • 5.

    Incidentele subsidies worden in één termijn betaalbaar gesteld na verlening danwel vaststelling van de subsidie.

Artikel 1.7

Vermogensvorming en vergoeding

  • 1.

    In de gevallen genoemd in artikel 4:41 lid 2 van de Awb is de instelling het college een vergoeding verschuldigd.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

  • 3.

    Indien het onroerende zaken betreft, geschiedt de waardebepaling door een onafhankelijke deskundige, aan te wijzen door het college.

  • 4.

    Het college kan de vergoeding besteden aan een in overleg met de instelling gekozen bestemming.

Artikel 1.8

Egalisatiereserve

  • 1.

    De instelling kan een egalisatiereserve vormen.

  • 2.

    Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat de instelling verplicht is een egalisatiereserve te vormen.

  • 3.

    De egalisatiereserve bedraagt maximaal 20% van de laatst verleende subsidie.

  • 4.

    De hoogte van de egalisatiereserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de jaarrekening van de instelling.

Artikel 1.9

Bestemmingsreserve

  • 1.

    Een instelling behoeft toestemming van het college voor:

    • a.

      de vorming van een bestemmingsreserve;

    • b.

      de wijziging van de bestemming van een bestemmingsreserve.

  • 2.

    De hoogte van de bestemmingsreserve aan het einde van het subsidiejaar wordt vermeld in de jaarrekening van de instelling.

Hoofdstuk 2 Subsidieplafond en Begrotingsvoorbehoud

Artikel 2.1

Subsidieplafond

  • 1.

    Het college kan jaarlijks 13 weken vóór de uiterste aanvraagtermijn van subsidies besluiten tot het instellen van subsidieplafond(s). In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie;

  • 2.

    Het college kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd;

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3.

    Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging;

Artikel 2.2

Begrotingsvoorbehoud

  • 1.

    Een subsidie ten laste van de gemeentebegroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende financiële middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

  • 2.

    De voorwaarde wordt opgenomen in de beschikking tot subsidieverlening of -vaststelling.

Hoofdstuk 3 Aanvraag van de subsidie

Artikel 3.1

Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een incidentele subsidie wordt gedaan minimaal 13 weken voorafgaand aan het project waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2.

    Een aanvraag voor een budgetsubsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 3.

    Een aanvraag voor een waarderingssubsidie wordt gedaan uiterlijk 1 juni in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

  • 4.

    Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld.

Artikel 3.2

Aan te leveren documenten bij aanvraag subsidie

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt digitaal ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    Bij de aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      de doelstellingen en resultaten die worden nagestreefd;

    • b.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en hoe de activiteiten aan de doelstellingen bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen voor dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

    • d.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3.

    Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, bewijs van inschrijving bij de Kamer van Koophandel, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan het aanvraagformulier.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk zijn.

Artikel 3.3

Kostprijsberekening

  • 1.

    Indien bij de bepaling van subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, moeten deze tarieven door de subsidieaanvrager berekend zijn met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven standaardberekeningswijze.

  • 2.

    Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van door het college bepaalde definities.

Artikel 3.4

Beslistermijn

  • 1.

    Op aanvraag van een incidentele subsidie wordt binnen 8 weken ná aanvraagdatum een besluit genomen.

  • 2.

    Op aanvraag van een waarderingssubsidie of budgetsubsidie wordt binnen 13 weken ná aanvraagdatum een besluit genomen.

  • 3.

    Indien de aanvraag tot subsidieverlening niet vóór het in art 3.1, leden 2 en 3 genoemd tijdstip is ontvangen, wordt éénmaal een rappel verstuurd.

  • 4.

    Na het verlopen van het éénmalig rappel wordt geacht geen aanvraag te zijn ingediend en kan geen subsidie worden verleend.

Hoofdstuk 4 Weigeringsgronden van de subsidie

Artikel 4.1

Algemene weigeringsgrond

Naast het bepaalde in art 4:25 Awb leden 2 en 3 en art 4:35 Awb kan het college een aanvraag voor subsidie weigeren indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

  • 1.

    De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet zijn gericht op de belangen van de burgers van Baarn of niet aanwijsbaar passen binnen het geformuleerde beleid van de gemeente Baarn;

  • 2.

    Het met de subsidie beoogde doel in voldoende mate op andere wijze dan wel door een vergelijkbare activiteit wordt nagestreefd en kan worden bereikt;

  • 3.

    De activiteiten naar het oordeel van het college niet of onvoldoende bijdragen aan de realisering van het met de subsidie beoogde doel;

  • 4.

    De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd al uitgevoerd worden door andere organisaties;

  • 5.

    Het naar het oordeel van het college wenselijk is dat de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd bij een andere organisatie worden ondergebracht;

  • 6.

    De activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd of de doelstellingen in welk kader deze worden ondernomen in strijd zijn met de wet, het algemeen belang, de volksgezondheid, de veiligheid, of de openbare orde;

  • 7.

    De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld;

  • 8.

    De aanvrager ook zonder subsidieverstrekking door de gemeente Baarn over voldoende financiële middelen beschikt om de kosten van de activiteiten te dekken, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden;

  • 9.

    De aanvrager met de activiteiten winst beoogt te maken;

  • 10.

    De aanvrager gelieerd is aan een commerciële instelling die dezelfde of een vergelijkbare activiteit verzorgt;

  • 11.

    Naar het oordeel van het college geen behoefte is aan de te subsidiëren activiteit.

Artikel 4.2

Weigering op grond van de Wet Bibob

Het college kan de aangevraagde subsidie weigeren of de verleende subsidie intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Hoofdstuk 5 Verlening van de subsidie

Artikel 5.1

Verstrekking waarderingssubsidies

De verstrekking van waarderingssubsidies wordt direct, zonder verlening vooraf, vastgesteld tenzij in de subsidieregeling anders wordt bepaald.

Artikel 5.2

Verstrekking budgetsubsidies

  • 1.

    De verstrekking van budgetsubsidies wordt verleend voor het tijdvak waarvoor subsidie is aangevraagd.

  • 2.

    Naast het bepaalde in de artikelen 4:30, 4:31 en 4:32 Awb vermeld de beschikking tot subsidieverlening ook het kasritme waarin de subsidie betaalbaar wordt gesteld.

  • 3.

    Indien vaste activa, verkregen met (gedeeltelijke) budgetsubsidie wordt vervreemd, wordt naar rato van de boekwaarde een vergoeding gegeven aan de gemeente.

Artikel 5.3

Verstrekking incidentele subsidies

  • 1.

    Incidentele subsidies die lager zijn dan € 5.000 worden direct, zonder verlening vooraf, vastgesteld.

  • 2.

    Incidentele subsidies worden verleend voor de activiteiten en het tijdvak waarvoor subsidie is aangevraagd.

  • 3.

    Indien vaste activa, verkregen met (gedeeltelijke) incidentele subsidie wordt vervreemd, wordt naar rato van de boekwaarde een vergoeding gegeven aan de gemeente.

Hoofdstuk 6 Verplichting van de subsidieontvanger

Artikel 6.1

Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

De beschikking tot subsidieverlening kan bepalen welke verplichtingen ex art 4:37 en 4:38 Awb aan de subsidieontvanger worden opgelegd.

Artikel 6.2

Tussentijdse rapportage door de subsidieontvanger

Bij subsidies, hoger dan € 50.000, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. Een dergelijke tussentijdse verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar gevraagd.

Artikel 6.3

Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet direct melding aan het college, zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 6.4

Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 2.

    De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Indien de subsidieontvanger ook buiten de gemeentegrens van Baarn activiteiten verricht en de subsidie meer dan € 10.000,- per jaar bedraagt, is deze verplicht om dit zowel cijfermatig als ook in woord d.m.v. een toelichting aantoonbaar te maken in de jaarrekening waar het ontvangen geld binnen Baarn aan besteed is, of anderzijds op welke manier het geld ten gunste van Baarn is besteed.

Hoofdstuk 7 Vaststelling van de subsidie en verantwoording

Artikel 7.1

Aanvraag tot vaststelling van de subsidie

  • 1.

    De aanvraag voor de subsidievaststelling wordt digitaal ingediend bij het college met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling van waarderings- en budgetsubsidies wordt digitaal ingediend vóór 1 mei van het jaar volgend op het jaar waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling van incidentele subsidies wordt digitaal ingediend uiterlijk 6 weken nadat de activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt afgerond zijn.

  • 4.

    Het college kan voor het indienen van een aanvraag andere termijnen stellen voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7.2

Aan te leveren documenten bij aanvraag subsidievaststelling

  • 1.

    De aanvraag tot subsidievaststelling gaat vergezeld van:

    • a.

      Inhoudelijk verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend zijn uitgevoerd conform de verleningsbeschikking of, indien gesloten, de uitvoeringsovereenkomst;

    • b.

      Een overzicht van baten en lasten met toelichting daarop;

    • c.

      Een balans met toelichting daarop;

    • d.

      Voor subsidies tussen € 50.000 en € 250.000 een samenstellingsverklaring van een accountant;

    • e.

      Voor subsidie hoger dan € 250.000 een goedkeurende accountantsverklaring.

  • 2.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd. Dit wordt in de beschikking tot subsidieverlening bepaald.

Artikel 7.3

Beslistermijn

  • 1.

    Het college stelt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling. En noemt daarbij een termijn waarbinnen de beschikking alsnog wordt gegeven.

  • 3.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in art 7.1 leden 1 en 2 genoemd tijdstippen is ontvangen, gaat het college zes weken na een éénmalige rappel over tot ambtshalve vaststelling.

  • 4.

    Het éénmalig rappel wordt daags ná verlopen van het in art 7.1 eerste lid genoemd tijdstip verzonden.

Hoofdstuk 8 Overige bepalingen

Artikel 8.1

Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1.1, 1.2, 1.3 en 3.4 voor zover toepassing van de artikelen voor de subsidie-aanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken artikelen te dienen doelen Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 8.2

Intrekking ASV 2011

De Algemene subsidieverordening Baarn 2011 wordt ingetrokken.

Artikel 8.3

Overgangsbepalingen

Aanvragen voor subsidie die zijn ingediend vóór inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening 2015 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Baarn 2011.

Artikel 8.4

Inwerkingtreding ASV 2015

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

Artikel 8.5

Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene subsidieverordening Baarn 2015.

Toelichting op de

Algemene subsidieverordening

Gemeente Baarn 2015

De gemeente Baarn verleent jaarlijks voor enkele miljoenen euro’s aan subsidies. Op een aantal beleidsterreinen is subsidiëring een belangrijk of zelfs essentieel beleidsinstrument. Om de subsidiering de wettelijke basis te geven is naast titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht ook een gemeentelijke wettelijke grondslag vereist. De algemene subsidieverordening voorziet hierin. De verordening geeft bepalingen die voorschrijven hoe de subsidieprocedure op hoofdlijnen moet verlopen. Ook enige beleidsuitgangspunten zijn in de verordening opgenomen.

Een verordening is een algemeen verbindend voorschrift, een wet in feite, waarin vermeld wordt wie, wat, hoe en wanneer moet doen. De verordening geeft niet aan wat de beleidsuitgangspunten zijn om wel of geen subsidie te verlenen; dat wordt geregeld in de afzonderlijke subsidieregelingen.

De verordening kent vaak juridisch jargon of bepalingen die nadere toelichting behoeven. Daarin voorziet deze toelichting. Gebruik is gemaakt van de Memorie van Toelichting op de subsidietitel van de Algemene wet bestuursrecht. Niet elk artikel is toegelicht. Daar waar de tekst voor zichzelf sprak is afgezien van een nadere toelichting.

Artikel 1.1

Begripsomschrijving

Dit artikel definieert belangrijke in de verordening gehanteerde begrippen. Zo worden onder meer de soorten subsidie en financiële reserves benoemd die de gemeenten Baarn wil onderscheiden.

Incidentele subsidies kunnen verstrekt worden voor éénmalige gebeurtenissen zoals een festival of een oprichting van een rechtspersoon. Voor dat laatste is het wel een voorwaarde dat de rechtspersoon activiteiten gaat ontplooien voor de inwoners van Baarn die passen in het gemeentelijke beleid. Een incidentele subsidie wordt verstrekt voor maximaal drie jaar. Deze termijn is gebaseerd op de definitie van “incidenteel” in de wetgeving voor gemeentelijke financiële begroting en verantwoording (BBV) en de toepassing door de provinciale financieel toezichthouder op lokale overheden.

Zie ook artikel 5.3 van deze verordening

Waarderingssubsidies zijn de subsidies die worden verstrekt aan het verenigingsleven in Baarn.

De budgetsubsidies zijn de subsidies die verstrekt worden aan instellingen die afhankelijk zijn van de subsidie. Deze subsidies worden per boekjaar verstrekt en vastgesteld.

Het subsidieplafond is het maximale bedrag in een boekjaar dat de gemeente ter beschikking wil stellen voor alle aangevraagde subsidies van één bepaald beleidsterrein, ingeval het aantal aanvragen en daarmee de omvang van een beroep op de subsidieregeling vooraf onbekend is, zoals bijvoorbeeld de monumentensubsidie (de zogenaamde openeinderegeling).

Zonder nadere voorziening kunnen subsidieaanvragen die aan de gestelde voorwaarden voldoen al gauw niet meer worden geweigerd, ook al zijn de beschikbare middelen uitgeput. Het instellen van een subsidieplafond voorkomt dat een "openeinderegeling" tot onaanvaardbare overschrijdingen van de gemeentebegroting leidt.

Beoogd is een facultatieve regeling, die een instrument - het subsidieplafond - biedt waarmee de uitgaven beheerst kunnen worden. Of voor een bepaalde subsidie een subsidieplafond moet (kunnen) worden vastgesteld, wordt door het college beslist.

Zie ook artikel 2.1 van deze verordening.

Egalisatiereserve is de reserve die de jaarlijkse schommelingen in het rekeningsaldo kan opvangen. Een positief saldo wordt toegevoegd, een nadelig saldo wordt onttrokken.

Bestemmingsreserve. Een rechtspersoon kan de behoefte hebben aan het vormen van een reserve voor een bepaald omschreven doel zoals bijvoorbeeld de toekomstige vervanging van een kunstgrasmat. Het college kan beslissen dat dit wordt toegestaan. De bestemming wordt vastgelegd. Indien de rechtspersoon de bestemming wil wijzigen dan zal dat in overleg met het college moeten.

Zie ook artikel 1.9 deze verordening.

Artikel 1.2

Reikwijdte algemene subsidieverordening 2015

Lid 1 regelt de reikwijdte van de verordening. De opsomming die gegeven is in dit lid zijn alle hoofdcategorieën waarover een gemeente moet verantwoorden naar het CBS toe. Deze hoofdcategorieën omvatten het totale gemeentelijke taakveld voor zowel medebewind (verplichte taken) als autonome (eigen beleidsvrijheid) taken.

De algemene subsidieverordening Baarn 2015 regelt op hoofdlijnen de drie rechtsmomenten in de procedure: de verlening, de vaststelling en de betaling. Daarnaast gelden enige beleidsuitgangspunten zoals het subsidieplafond, begrotingsvoorbehoud, uitvoeringsovereenkomst, vermogensvorming. Niet wordt geregeld of en onder welke voorwaarden een subsidie verstrekt kan worden. Dat moet worden geregeld in de afzonderlijke subsidieregelingen waarvoor het college de bevoegdheid heeft gekregen deze vast te stellen.

Artikel 1.4

Rechtspersoonlijkheid subsidieontvanger

De gemeente Baarn kiest ervoor om subsidie alleen te verstrekken aan rechtspersonen. Verstrekking aan natuurlijke personen geeft naar het oordeel van de gemeente een te groot risico van onrechtmatige of oneigenlijke besteding van gemeentelijke middelen.

Artikel 1.5

Indexering subsidies

Jaarlijks worden bij de voorbereiding van de gemeentelijke begroting (de zogenaamde Perspectiefnota) de uitgangspunten en grondslagen vastgesteld. Een van die punten is de indexering van de subsidies. Indien geïndexeerd wordt, zijn de CBS cijfers leidend.

Artikel 1.6

Bevoorschotting subsidies

De gemeente kent een aantal grote subsidies van meer dan € 250.000. Bij een betaling in een beperkt aantal termijnen zou de liquiditeitspositie van de gemeente op de betaalmomenten te zeer onder druk komen te staan. Daarom is gekozen voor een meer gespreide betaling.

De aard van de incidentele subsidies leidt ertoe dat de hoogte van de subsidie niet vooraf in te schatten is. De subsidie voor een éénmalig festival zal wellicht lager uitvallen dan voor een dorpsfeest. Er is een scheiding aangebracht op € 5.000. Subsidies hoger dan dit bedrag zullen vooraf verleend worden en ná de activiteiten op basis van een verantwoording vastgesteld worden. Om te voorkomen dat de subsidieontvanger een dergelijk hoog bedrag moet voorschieten, is bepaald dat bij de verlening vooraf tot uitbetaling wordt overgegaan. De afrekening komt bij de vaststelling van de subsidie.

Artikel 1.7

Vermogensvorming en vergoeding

Lid 1 van dit artikel verwijst naar artikel 4:41 lid 2 Awb.

Dit artikel bepaalt dat de subsidieontvanger in een aantal gevallen een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan indien de subsidie bij de ontvanger heeft geleid tot vermogensvorming.

Het komt voor dat een gesubsidieerde instelling met behulp van subsidiegelden bijvoorbeeld een pand of andere activa in eigendom verkrijgt. Wanneer dat activum enkele jaren later wordt vervreemd, kan dat leiden tot een vermogenstoename bij de instelling. In sommige gevallen is het dan redelijk dat dit vermogensvoordeel geheel of gedeeltelijk ten goede komt aan de subsidieverstrekker, die immers door het verlenen van de subsidie de instelling in staat heeft gesteld het pand te verkrijgen.

Het is echter niet redelijk - en ook niet doenlijk - om iedere toevallige vermogenstoename bij een subsidieontvanger "af te romen". Daarom is de vergoedingsplicht aan een aantal beperkingen gebonden.

De vergoedingsplicht kan slechts worden opgelegd in vijf gevallen, die in het tweede lid zijn opgesomd.

Het tweede lid, onderdeel a, ziet op de zojuist genoemde gevallen van vervreemding of bezwaring van voor de gesubsidieerde activiteit bestemde of gebruikte goederen. Onderdeel b ziet op het ontvangen van een schadevergoeding voor verlies of beschadiging van dergelijke goederen. Uiteraard kan dan alleen een vergoeding worden verlangd indien het ontvangen van de schadevergoeding ook inderdaad leidt tot vermogensvorming bij de ontvanger van de subsidie. Dit kan zich voordoen wanneer de bij wijze van schadevergoeding ontvangen gelden niet worden gebruikt voor vervanging van de verloren gegane of beschadigde goederen.

De onderdelen c en d betreffen een tweetal gevallen waarin de subsidieverhouding tot een einde komt en dus de financiële relaties tussen subsidieverlener en ontvanger moeten worden afgewikkeld. In het kader van die afwikkeling kan dan ook worden vastgesteld of, en zo ja, in hoeverre de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming en of daarvoor een vergoedingsplicht moet worden opgelegd. Een vergelijkbare situatie doet zich voor indien de rechtspersoon waar de subsidie aan was verleend, wordt ontbonden (onderdeel e).

De vergoedingsplicht ontstaat vanzelfsprekend slechts indien een causaal verband bestaat tussen de subsidieverlening en de vermogensvorming. Er moet een vermogenstoename hebben plaatsgevonden waarvan vaststaat dat deze niet zou hebben plaatsgevonden indien de subsidie niet zou zijn verleend.

De hoogte van de vergoeding zal, indien de subsidie op een wettelijk voorschrift berust, in de bijzondere subsidieregeling moeten worden geregeld. Zij zal uit de aard der zaak niet hoger kunnen zijn dan de vermogenstoename zelf. De Algemene wet bestuursrecht eist echter niet dat steeds een volledige vergoeding wordt verlangd. De raad dan wel het college kan ook volstaan met een gedeeltelijke vergoeding of zelfs geheel van het verlangen van een vergoeding afzien.

Artikel 1.8

Egalisatiereserve

Artikel 1.9

Bestemmingsreserves

Zie toelichting bij artikel 1.1

Artikel 2.1

Artikel 2.1

Subsidieplafond

Het subsidieplafond moet zijn vastgesteld door het college.

Artikel 4:25 lid 2 Awb geeft als weigeringsgrond de overschrijding op het subsidieplafond. Daar zit wel een beperking aan. Het bedrag dat voor de verstrekking van een bepaalde subsidie beschikbaar is, is beschikbaar voor een bepaald tijdvak. Wanneer het college niet tijdig op de aanvraag beslist, of het aanvankelijke besluit in bezwaar of beroep gecorrigeerd wordt, kan het voorkomen dat het definitieve besluit pas in een later tijdvak wordt genomen. Het derde lid stelt buiten twijfel dat de aanvrager dan niet de dupe kan worden van het feit dat de definitieve beslissing door toedoen van het bestuur verschoven is naar een later tijdvak, waarin wellicht minder geld beschikbaar is.

Artikel 2.2

Begrotingsvoorbehoud

In veel bestaande subsidieregelingen is getracht de vereisten van rechtszekerheid en begrotingsdiscipline met elkaar te verzoenen door het opnemen van zogenaamde "uitputtingsclausules". Daarin wordt bepaald dat een subsidie kan worden geweigerd of de aanvraag buiten behandeling kan worden gelaten indien de in de begroting voor de subsidie bestemde middelen zijn uitgeput. Tegen dergelijke clausules bestaat in veel gevallen juridisch geen bezwaar, terwijl zij als gezegd voor de beheersing van de overheidsuitgaven vaak noodzakelijk zijn.

Het begrotingsvoorbehoud biedt de mogelijkheid subsidie te verlenen, terwijl de begroting nog niet is vastgesteld. Opgemerkt zij dat artikel 2.2 er van uitgaat dat de voorwaarde in de subsidiebeschikking zelf wordt opgenomen; dit is een eis van rechtszekerheid.

De voorwaarde geeft het college een (voorwaardelijke) bevoegdheid om op een subsidieverlening terug te komen. Dat is een ingrijpende bevoegdheid. Zolang de voorwaarde bestaat, hangt een financieel zwaard van Damocles boven het hoofd van de subsidieontvanger. Het is daarom een eis van rechtszekerheid dat het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk duidelijk maakt of het op de voorwaarde een beroep zal doen. Daarom is in de Awb bepaald dat de voorwaarde vervalt indien daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep is gedaan. In dat geval geldt de oorspronkelijke subsidieverlening, maar dan zonder voorwaarde. Bij meerjarige subsidies kan het begrotingsvoorbehoud slechts worden ingeroepen met inachtneming van een redelijke termijn.

Artikel 3.4

Beslistermijn

Naast de bepaling van beslistermijnen regelt dit artikel ook de ontvankelijkheid van een aanvraag die te laat is ingediend. Een subsidieverlening zonder aanvraag vooraf is een omstandigheid die onrechtmatig is; zonder aanvraag is geen verlening mogelijk. Een aanvraag is daarom van wezenlijk belang voor verstrekking van subsidies. Het college wil éénmaal in herinnering brengen dat een aanvraag ingediend moet worden. Als dan nog geen aanvraag is ingediend, is de termijn (vanwege het proces van de gemeentelijke begrotingsopstelling en overwegingen van rechtmatigheid) verstreken en kan geen subsidie meer worden verleend. Immers, een subsidieverlening zonder aanvraag wordt aangemerkt als onrechtmatige besteding van gemeentelijke middelen.

Artikel 4.1

Algemene weigeringsgrond

Toelichting op artikel 4:25 leden 2 en 3 Awb. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2.1 Subsidieplafond

Toelichting op artikel 4:35 Awb

In welke gevallen een subsidie geweigerd kan worden, wordt in het algemeen bepaald door de concrete subsidieregeling. De weigeringsgronden hangen immers nauw samen met aard en doel van de betreffende subsidie. Aan een beperkt aantal weigeringsgronden bestaat echter bij vrijwel iedere subsidie behoefte. Uit oogpunt van harmonisatie van wetgeving is het gewenst deze gronden in de Algemene wet bestuursrecht neer te leggen. Artikel 4:35 voorziet daarin.

De in deze bepaling neergelegde weigeringsgronden zijn aanvullend: zij gelden naast de eventueel in de concrete subsidieregeling neergelegde weigeringsgronden. Dit is in de aanhef van zowel het eerste als het tweede lid tot uitdrukking gebracht door de woorden "in ieder geval".

De gronden die de Awb noemt zijn:

  • ·

    de verwachting dat de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

  • ·

    de aanvrager niet zal voldoen aan de verbonden verplichtingen;

  • ·

    de aanvrager niet op behoorlijke rekening en verantwoording aflegt over de te verrichten activiteiten;

  • ·

    de aanvrager onjuiste gegevens aanlevert;

  • ·

    de aanvrager failliet verklaard is of in surséance van betaling verkeerd.

Artikel 6.1

Algemene verplichtingen van de subsidieontvanger

Dit artikel verwijst naar de artt 4:37 en 4:38 Awb. Hierin zijn verplichtingen opgenomen die door het college in de beschikking aan de subsidieontvanger kunnen worden opgelegd. Te denken valt aan de aard en omvang van de activiteiten, het voeren van een administratie, gegevensverstrekking voor de vaststelling van de subsidie, verzekeren van risico’s. Met het oog op een doelmatig en rechtmatig subsidiebeleid kan het opleggen van verplichtingen noodzakelijk zijn.

Artikel 6.4

Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In lid 2 wordt verwezen naar artikel 4:71 Awb. Deze bepaling somt een aantal rechtshandelingen op waarvan het verrichten van invloed kan zijn op de aanwending van subsidiegelden, op de hoogte van later ingediende subsidieaanvragen of op de kwaliteit en omvang van de activiteiten. Bij wettelijk voorschrift of bij de subsidieverlening kan worden bepaald dat de subsidieontvanger voor het verrichten van één of meer van deze rechtshandelingen toestemming behoeft van het college.

a het oprichten danwel deelnemen in een rechtspersoon;

b het wijzigen van de statuten;

c het in eigendom verwerven, het vervreemden of het bezwaren van registergoederen, indien zij mede zijn verworven door middel van de subsidiegelden, danwel de lasten daarvoor mede bekostigd worden uit subsidiegelden;

d het aangaan en beëindigen van overeenkomsten tot verkrijging, vervreemding of bezwaring van registergoederen of tot huur, verhuur of pacht daarvan, indien deze goederen geheel of gedeeltelijk zijn verworven door middel van de subsidie dan wel de uitgaven daarvoor mede zijn bekostigd uit de subsidie;

e het aangaan van kredietovereenkomsten en van overeenkomsten van geldlening;

f het aangaan van overeenkomsten waarbij de subsidie-ontvanger zich verbindt tot zekerheidsstelling met inbegrip van zekerheidsstelling voor schulden van derden of waarbij hij zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt of zich voor een derde sterk maakt;

g het vormen van fondsen en reserveringen

h het vaststellen of wijzigen van tarieven voor door de subsidie-ontvanger in de gewone uitoefening van zijn gesubsidieerde activiteiten te verrichten prestaties;

i het ontbinden van de rechtspersoon;

j het doen van aangifte tot zijn faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

Artikel 7.2

Aan te leveren documenten bij aanvraag subsidievaststelling

De gemeente Baarn wil sterker inspelen op de rechtmatige besteding van gemeentelijke middelen. Het instrument daarvoor is onder andere de accountantscontrole op jaarrekeningen van instellingen die middelen ontvangen van de gemeente. Daarbij moet de financiële last van de controle in verhouding staan tot de hoogte van het subsidiebedrag. Gekozen is voor de grens van € 250.000.

Artikel 8.1

Hardheidsclausule

De verordening is een regeling die de procedure wettelijk voorschrijft. Daar kan niet van worden afgeweken omdat daarmee de rechtmatigheid in het geding komt. Toch zou het kunnen voorkomen dat het college anders wil beslissen dan de verordening toelaat. Om deze ruimte te bieden kent de verordening de zogenaamde hardheidsclausule. Deze geeft het college de wettelijke ruimte om anders dan de verordening voorschrijft te beslissen. Het gaat erom dat toepassing van de artikelen voor de subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken artikelen te dienen doelen. In die gevallen kan het college afwijken.

Artikel 8.3

Overgangsbepalingen

De verordening krijgt werkingskracht nadat de vaststelling van de verordening door de gemeenteraad bekend gemaakt is. Maar dat is per definitie tijdens de lopende subsidieperiode van dat jaar. De lopende procedure zal worden bepaald door de ASV 2011. De nieuwe periode (aanvragen subsidie 2016) zullen worden bepaald door de nieuwe verordening.