Regeling vervallen per 21-02-2020

Gemeenschappelijke regling Veiligheidsregio Noord-en Oost Gelderland 2010

Geldend van 01-01-2011 t/m 20-02-2020

Intitulé

Gemeenschappelijke regling Veiligheidsregio Noord-en Oost Gelderland 2010

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2010

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Aalten, Apeldoorn, Berkelland, Bronckhorst. Brummen, Doetinchem, Elburg, Epe, Ermelo, Heerde, Harderwijk, Hattem, Lochem, Montferland, Nunspeet, Oldebroek, Oost Gelre, Oude IJsselstreek, Putten, Voorst, Winterswijk en Zutphen, ieder voor zoveel zijn bevoegdheden betreft

GELEZEN

het voorstel van het Algemeen Bestuur tot wijziging van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland;

de reacties van de raden op de kadernota regionalisering brandweer zoals toegezonden aan de raden bij brief d.d. 11 november 2009;

OVERWEGENDE

  • §

    dat op 1 oktober 2010 de Wet veiligheidsregio’s in werking treedt;

  • §

    dat gezien artikel 2 van de Wet veiligheidsregio’s het college van burgemeester en wethouders is belast met de brandweerzorg, de rampenbestrijding en de crisisbeheersing en de geneeskundige hulpverlening;

  • §

    dat de colleges van burgemeester en wethouders volgens artikel 9 van die wet een gemeenschappelijke regeling treffen, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de naam ‘veiligheidsregio’;

  • §

    dat in verband met bovenstaande op grond van artikel 37 van de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland een wijziging van deze gemeenschappelijke regeling noodzakelijk is;

  • §

    dat de uitgangspunten hiervoor zijn vastgelegd in de kadernota regionalisering brandweer;

  • §

    dat de colleges hebben besloten om de kwaliteit van de basisbrandweerzorg van onderop te versterken en daarvoor hun krachten te bundelen in brandweerclusters;

  • §

    dat daarmee de basisbrandweerzorg lokaal verankerd blijft, met ruimte voor differentiatie per cluster, gerelateerd aan het risicoprofiel;

  • §

    dat de gemeenteraden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters hebben ingestemd met deze wijziging;

  • §

    dat de gemeenteraden zoals vereist op grond van artikel 1, tweede en derde lid van de Wet gemeenschappelijke regelingen, de betreffende colleges toestemming hebben gegeven om de gemeenschappelijke regeling te wijzigen en aan te gaan;

GELET OP

de Wet veiligheidsregio’s, de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Politiewet 1993, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op de ondernemingsraden;

BESLUITEN:

Na het van kracht worden van de Wet veiligheidsregio’s de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland aan te gaan, waardoor deze als volgt komt te luiden:

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      de veiligheidsregio: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2;

    • b.

      basisbrandweerzorg: de taken genoemd in artikel 5 eerste lid onder e ten eerste en ten tweede;

    • c.

      cluster: de functionele eenheid van een aantal gemeenten belast met de uitvoering van nader te bepalen taken binnen de veiligheidsregio, waaronder in ieder geval de basisbrandweerzorg;

    • d.

      gemeente: een gemeente waarvan het college van burgemeester en wethouders deelneemt aan deze regeling;

    • e.

      wet: de op 1 januari 1985 in werking getreden Wet gemeenschappelijke regelingen, zoals deze sedertdien is gewijzigd;

    • f.

      geneeskundige hulpverlening: geneeskundige hulpverlening in het kader van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing door daartoe aangesteld personeel, als onderdeel van een gecoördineerde inzet van diensten en organisaties van verschillende disciplines, door tussenkomst van een meldkamer;

    • g.

      GHOR: een organisatie welke is belast met de coördinatie, aansturing en regie van de geneeskundige hulpverlening en met de advisering van andere overheden en organisaties op het gebied van de geneeskundige hulpverlening;

    • h.

      personeel: de bij het openbaar lichaam aangestelde ambtenaren en personen met wie een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht is gesloten, dan wel personen die op grond van enig ander verbindend voorschrift in dienst zijn van het openbaar lichaam;

    • i.

      bestuurscommissie brandweer: de bestuurscommissie als bedoeld in artikel 18;

    • j.

      Gemeentewet: de Gemeentewet zoals die gold op 6 maart 2002;

    • k.

      de ambtelijke organisatie: de organisatie van het personeel dat een dienstverband heeft met de veiligheidsregio als bedoeld in artikel 2.

    • l.

      Directeur brandweer: de commandant van de regionale brandweer zoals bedoeld in artikel 25 lid 3 Wvr.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, treden in die artikelen in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester onderscheidenlijk de veiligheidsregio, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Openbaar Lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de wet, genaamd ‘Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland’, gevestigd en kantoorhoudende te Apeldoorn.

  • 2. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit de volgende organen: algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter.

Artikel 3 Clusters

De veiligheidsregio omvat de volgende zes clusters:

  • ·

    cluster Achterhoek Oost: de gemeenten Aalten, Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk;

  • ·

    cluster Achterhoek West: de gemeenten Bronckhorst, Doetinchem, Montferland en Oude IJsselstreek;

  • ·

    cluster EVA: de gemeenten Epe, Voorst en Apeldoorn;

  • ·

    cluster Veluwe Noord: de gemeenten Elburg, Hattem, Heerde en Oldebroek;

  • ·

    cluster Veluwe West: de gemeenten Ermelo, Harderwijk, Nunspeet en Putten;

  • ·

    cluster IJsselstreek: de gemeenten Brummen, Lochem en Zutphen.

Hoofdstuk II Belang, taken, bevoegdheden

Artikel 4 Belang

1.De veiligheidsregio behartigt de belangen van de gemeenten op het terrein van de brandweerzorg, rampenbestrijding, crisisbeheersing en geneeskundige hulpverlening met behoud van de lokale verankering, zoals neergelegd in de Wet veiligheidsregio’s.

Artikel 5 Taken

1.De veiligheidsregio heeft de volgende taken:

  • a.

    het inventariseren van risico’s van branden, rampen en crises;

  • b.

    het adviseren van het bevoegd gezag over risico’s van branden, rampen en crises in de bij of krachtens de Wet veiligheidsregio’s aangewezen gevallen, alsmede in de gevallen die in het beleidsplan zijn bepaald;

  • c.

    het adviseren van het college van burgemeester en wethouders over de taak, bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet veiligheidsregio’s;

  • d.

    het voorbereiden op de bestrijding van branden en het organiseren van de rampenbestrijding en de crisisbeheersing;

  • e.

    het instellen en in standhouden van een brandweer, die als taak heeft:

10 het voorkomen, beperken en bestrijden van brand;

20 het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan brand;

30 het waarschuwen van de bevolking;

40 het verkennen van gevaarlijke stoffen en het verrichten van ontsmetting;

50 het adviseren van andere overheden en organisaties op het gebied van brandpreventie, brandbestrijding en het voorkomen, beperken en bestrijden van ongevallen en gevaarlijke stoffen;

    • f.

      het instellen en in stand houden van een GHOR;

    • g.

      het voorzien in de meldkamerfunctie;

    • h.

      het aanschaffen en beheren van gemeenschappelijk materieel;

    • i.

      het inrichten en in standhouden van de informatievoorziening binnen de diensten van de veiligheidsregio en tussen deze diensten en de andere diensten en organisaties die betrokken zijn bij de onder d, e, f, en g genoemde taken.

    • j.

      de regeling van de operationele leiding bij de bestrijding van ongevallen en rampen en de voorbereiding daarop;

    • k.

      het hanteren van een kwaliteitszorgsysteem.

  • 2.

    Over het bepaalde in het eerste lid, onder d, voor zover het de samenwerking bij branden, rampen en crises als bedoeld in artikel 19 van de Wet veiligheidsregio’s betreft, wordt een convenant gesloten tussen het bestuur van de veiligheidsregio, het Regionaal College, bedoeld in artikel 22 van de Politiewet 1993, en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in zijn hoedanigheid van beheerder van het Korps landelijke politiediensten.

  • 3.

    Over het bepaalde in het eerste lid, onder g, wordt een convenant gesloten tussen het bestuur van de veiligheidsregio, de Politieregio Noord- en Oost-Gelderland en de vergunninghouder van de Regionale Ambulance Voorziening.

Artikel 6 Bevoegdheden

  • 1. Het openbaar lichaam heeft alle bevoegdheden tot regeling, bestuur en beheer die nodig zijn voor de uitvoering van de aan het openbaar lichaam opgedragen taken.

  • 2. Alle bevoegdheden en taken in het kader van deze regeling, die niet aan een ander bestuursorgaan zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.

  • 3. De Veiligheidsregio is bevoegd tot het mede treffen van en tot het deelnemen aan:

    • a.

      een gemeenschappelijke regeling, als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen;

    • b.

      een voorziening tot samenwerking op grond van de Politiewet, indien en voor zover dit verplicht of noodzakelijk is voor bepaalde taken en bevoegdheden.

Artikel 7 Wijziging van belangen en taken

Overeenkomstig de procedure, neergelegd in artikel 44, kan de opsomming van de belangen als genoemd in artikel 4, dan wel de opsomming van de taken als genoemd in artikel 5, worden gewijzigd.

Hoofdstuk III Het algemeen bestuur

Artikel 8 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten.

  • 2. Zij kunnen zich, indien zij verhinderd zijn een vergadering bij te wonen, laten vervangen door degene die hen als burgemeester van hun gemeente vervangt.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert tenminste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, dan wel indien tenminste één vijfde deel van het aantal leden waaruit het algemeen bestuur bestaat dit schriftelijk, met opgave van redenen, verzoekt.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 12, tweede lid, van de Wet veiligheidsregio’s worden in ieder geval de directeur van de Brandweer en de directeur van de GHOR uitgenodigd bij de vergaderingen aanwezig te zijn. In de vergaderingen kunnen zij hun zienswijze geven ten aanzien van te behandelen onderwerpen.

Artikel 10 Besluitvorming

  • 1. Het algemeen bestuur besluit bij meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 2. Het aantal stemmen, dat elk lid van het algemeen bestuur kan uitbrengen, bedraagt één stem per 10.000 inwoners of gedeelte daarvan van de afvaardigende gemeente.

  • 3. Voor de toepassing van het vorige lid wordt het aantal inwoners van een gemeente vastgesteld op de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het betreffende jaar.

Artikel 11 Reglement van orde

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast.

  • 2. Het reglement van orde bevat bepalingen omtrent de toezending c.q. tervisielegging ten behoeve van de colleges en raden van de gemeenten van door de voorzitter aan het algemeen bestuur toegezonden stukken, alsmede omtrent het horen van de gemeenten ten aanzien van door het algemeen bestuur te nemen besluiten.

Artikel 12 Taken algemeen bestuur

Het algemeen bestuur stelt ten behoeve van de in artikel 5 genoemde taken in ieder geval eenmaal in de vier jaar de volgende plannen vast:

  • a.

    een beleidsplan, als bedoeld in artikel 14 van de Wet veiligheidsregio’s, dat mede is gebaseerd op een door het algemeen bestuur vastgesteld risicoprofiel;

  • b.

    een crisisplan, als bedoeld in artikel 16 van de Wet veiligheidsregio’s.

Hoofdstuk IV Het dagelijks bestuur

Artikel 13 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat met inbegrip van de voorzitter, uit zes leden.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden door het algemeen bestuur uit zijn midden benoemd met dien verstande dat:

    • a.

      in ieder geval die burgemeesters worden benoemd die tevens zitting hebben in het dagelijks bestuur van de Politieregio Noord- en Oost-Gelderland;

    • b.

      elk cluster met één burgemeester in het dagelijks bestuur is vertegenwoordigd.

Artikel 14 Werkwijze

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert tenminste tien keer per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt.

  • 2. In de vergadering van het dagelijks bestuur heeft elk lid één stem. Als de stemmen staken, beslist de stem van de voorzitter.

  • 3. De artikelen 22, 28, eerste tot en met derde lid, 30, 31, 56 en 59 van de Gemeentewet zijn ten aanzien van de vergaderingen van het dagelijks bestuur van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De leden van het dagelijks bestuur bepalen gezamenlijk de onderlinge taakverdeling en werkwijze.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen. Een aldus vastgesteld reglement wordt aan het algemeen bestuur meegedeeld.

  • 6. In ieder geval de directeur van de Brandweer en van de GHOR worden uitgenodigd de vergaderingen bij te wonen. In de vergaderingen kunnen zij hun advies geven ten aanzien van de te behandelen onderwerpen..

Artikel 15 Bevoegdheden

  • 1. Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:

    • a.

      het behoorlijk voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en besluitvorming zal worden voorgelegd;

    • b.

      het voorstaan van de belangen van de veiligheidsregio en de gemeenten bij andere overheden en andere instellingen, diensten of personen waarmee contact voor de veiligheidsregio van belang is;

    • c.

      het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;

    • d.

      de coördinatie van de werkzaamheden van de portefeuillehoudersoverleggen, bestuurscommissies en adviescommissies, als bedoeld in de artikelen 17, 21 en 22;

    • e.

      het verlenen van ambtelijke bijstand aan, dan wel het zo nodig doen van een beroep op ambtelijke bijstand van één of meer gemeenten, alsmede het bepalen van de voorwaarden waaronder deze bijstand zal geschieden.

  • 2. Aan het dagelijks bestuur worden daarnaast de volgende bevoegdheden opgedragen voorzover het algemeen bestuur niet anders heeft bepaald:

    • a.

      de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven;

    • b.

      het beheer van de vermogenswaarden;

    • c.

      de zorg, voorzover deze niet aan anderen toekomt, voor de controle op het beheer van de vermogenswaarden en de boekhouding;

    • d.

      het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;

    • e.

      de uitvoering van de voor het personeel geldende rechtspositieregelingen, als genoemd in artikel 31;

    • f.

      het namens de veiligheidsregio aangaan van overeenkomsten, voor zover passend binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde randvoorwaarden waaronder begrepen de financiële randvoorwaarden.

  • 3. Het dagelijks bestuur oefent, indien het algemeen bestuur daartoe besluit en naar door het algemeen bestuur te stellen regels, de aan het algemeen bestuur toekomende bevoegdheden uit, met uitzondering van:

    • a.

      het vaststellen en wijzigen van de begroting;

    • b.

      het vaststellen van de jaarrekening;

    • c.

      het vaststellen van verordeningen, tenzij dit bij of krachtens de wet is toegestaan.

    • d.

      het vaststellen van regels met betrekking tot de organisatie van de administratie en het beheer van vermogenswaarden, als bedoeld in artikel 212 Gemeentewet;

    • e.

      het vaststellen van regels met betrekking tot de controle op de administratie en het beheer van vermogenswaarden, als bedoeld in artikel 213 Gemeentewet;

    • f.

      het overigens nemen van besluiten, die bij of krachtens de wet zijn voorbehouden aan het algemeen bestuur;

    • g.

      de bevoegdheden betreffende de basisbrandweerzorg, voorzover er bestuurscommissies brandweer zijn.

Hoofdstuk V De voorzitter

Artikel 16

  • 1. De voorzitter is de burgemeester die ingevolge de Politiewet 1993 is benoemd tot korpsbeheerder.

  • 2. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter wordt bij zijn afwezigheid vervangen door het lid van het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio dat hem vervangt als korpsbeheerder.

Hoofdstuk VI Portefeuillehoudersoverleg

Artikel 17

  • 1. Het dagelijks bestuur is bevoegd tot het bijeenroepen van overleggen van portefeuillehouders, afkomstig uit alle dan wel een gedeelte van de gemeenten, met het oog op de belangen en taken, als bedoeld in de artikelen 4 en 5 van deze regeling.

  • 2. Het dagelijks bestuur stelt nadere regels vast omtrent het functioneren van de portefeuillehoudersoverleggen en de wijze van agendering van de adviezen en standpunten van deze overleggen. Deze nadere regels worden ter kennis van het algemeen bestuur gebracht.

  • 3. Het dagelijks bestuur bepaalt welk lid uit zijn midden optreedt als voorzitter van het betreffende portefeuillehoudersoverleg.

Hoofdstuk VII Bestuurscommissies brandweer

Artikel 18 Instelling bestuurscommissies brandweer

  • 1. Met inachtneming van artikel 3 kan het algemeen bestuur voor ieder cluster een bestuurscommissie brandweer instellen die belast is met de basisbrandweerzorg.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt voor iedere bestuurscommissie brandweer, na overleg met en instemming van de colleges van B&W van de binnen het cluster liggende gemeenten, een regeling vast waarin in ieder geval worden geregeld haar bevoegdheden, taken, samenstelling, toezicht en werkwijze; hierbij wordt artikel 25 van de wet in acht genomen.

  • 3. Het algemeen bestuur kan bepalen dat een bestuurscommissie brandweer binnen de basisbrandweerzorg taken uitvoert ten behoeve van de hele veiligheidsregio. Het algemeen bestuur bepaalt de beleidskaders waarbinnen een bestuurscommissie brandweer de opgelegde taken uitvoert.

Artikel 19 Samenstelling

  • 1. Een bestuurscommissie brandweer bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die tot het cluster behoren waarvoor deze bestuurscommissie is ingesteld.

  • 2. De burgemeester die lid is van het dagelijks bestuur is tevens voorzitter van de bestuurscommissie brandweer van het cluster waarbinnen zijn gemeente is gelegen, tenzij het algemeen bestuur op verzoek van de bestuurscommissie anders beslist.

Artikel 20 Bevoegdheden

Het algemeen bestuur draagt in de regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, aan de bestuurscommissies brandweer in ieder geval op voorzover het de basisbrandweerzorg betreft:

  • a.

    het, binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde kaders, ontwikkelen van beleid

  • b.

    de zorg voor het beheer van inkomsten en uitgaven

  • c.

    het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en bezit;

  • d.

    de uitvoering van de voor het personeel geldende rechtspositieregelingen, als genoemd in artikel 31;

  • e.

    het namens de veiligheidsregio aangaan van overeenkomsten, voor zover passend binnen de door het algemeen bestuur vastgestelde randvoorwaarden waaronder begrepen de financiële randvoorwaarden.

Hoofdstuk VIII Overige bestuurs- en adviescommissies

Artikel 21 Andere bestuurscommissies

  • 1. Het algemeen bestuur is bevoegd om andere dan de in artikel 18 bedoelde bestuurscommissies in te stellen met het oog op de behartiging van bepaalde belangen.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt, met inachtneming van artikel 25 van de wet, de bevoegdheden en samenstelling van deze bestuurscommissies.

Artikel 22 Adviescommissies

  • 1. Voor de taken, belangen en bevoegdheden, als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6 van deze regeling, kunnen, conform de betreffende bepalingen in de Gemeentewet en in de wet, adviescommissies worden ingesteld.

  • 2. De betreffende portefeuillehouder in het dagelijks bestuur woont de vergaderingen van de commissie bij.

Hoofdstuk IX Inlichtingen en verantwoording

Artikel 23 Dagelijks bestuur, voorzitter en bestuurscommissie - algemeen bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde en te voeren bestuur en beleid op een nader in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 2. Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen, op een nader in het reglement van orde voor de vergaderingen van het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 3. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die nodig is voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur gevoerde en te voeren bestuur en beleid.

  • 4. De voorgaande leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter, alsmede op de leden van een bestuurscommissie zoals bedoeld in artikel 18 en 21– tezamen dan wel afzonderlijk - voor het door hen gevoerde en te voeren bestuur en beleid.

Artikel 24 Leden algemeen bestuur en leden bestuurscommissie – colleges en raden gemeenten

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college en de raad van zijn gemeente alle inlichtingen die door het college respectievelijk de raad, of door één of meer leden daarvan, worden verlangd. Het college respectievelijk de raad bepaalt de wijze waarop dit zal geschieden.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is verantwoording verschuldigd aan het college en de raad van zijn gemeente voor het door hem in dat bestuur gevoerde en te voeren bestuur en beleid. Het college respectievelijk de raad bepaalt de wijze waarop dit zal geschieden.

  • 3. De voorgaande leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op de leden van een bestuurscommissie zoals bedoeld in artikel 18 en 21 - tezamen dan wel afzonderlijk– voor het door hen gevoerde en te voeren bestuur en beleid.

Artikel 25 Algemeen bestuur, dagelijks bestuur en bestuurscommissie – colleges en raden gemeenten

  • 1. Het algemeen bestuur verstrekt aan de colleges en de raden van de gemeenten alle inlichtingen die door één of meer van die colleges of raden worden verlangd, op een nader bij verordening door het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 2. Het algemeen bestuur geeft aan de colleges en de raden van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is op een nader bij verordening door het algemeen bestuur te bepalen wijze.

  • 3. De voorgaande leden van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing op het dagelijks bestuur en een bestuurscommissie, zoals bedoeld in artikel 18 en 21, voor het door hen gevoerde en te voeren bestuur en beleid.

Hoofdstuk X Vergoedingen

Artikel 26 Tegemoetkoming in de kosten

Het algemeen bestuur kan, met inachtneming van het bepaalde in artikel 21 van de wet, nadere regels vaststellen betreffende het verlenen van een tegemoetkoming in de kosten, die de leden van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en bestuurscommissies als bedoeld in de artikelen 18 en 21, maken in de uitoefening van hun functie.

Hoofdstuk XI De organisatie

Artikel 27 De ambtelijke organisatie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt een verordening vast op de ambtelijke organisatie van de veiligheidsregio.

  • 2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor een zodanige inrichting van de ambtelijke organisatie dat op doelmatige en efficiënte wijze vorm wordt gegeven aan het bepaalde ten aanzien van belangen, taken en bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 4 tot en met 6.

  • 3. Bij de verordening op de ambtelijke organisatie worden in ieder geval de volgende organisatieonderdelen ingesteld:

    • a.

      Brandweer;

    • b.

      GHOR.

  • 4. In de verordening op de ambtelijke organisatie wordt/worden in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      De wijze waarin wordt voorzien in het management van de in het derde lid bedoelde organisatieonderdelen, alsmede in de ambtelijke ondersteuning ten behoeve van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur;

    • b.

      de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het management van de in het derde lid bedoelde organisatieonderdelen en de ambtelijke ondersteuning;

    • c.

      de verantwoordelijkheid van de bestuurscommissies brandweer (indien deze zijn ingesteld) voor de aansturing van het personeel belast met de uitvoering van de basisbrandweerzorg.

Artikel 28 De personeelsformatie

  • 1. Het algemeen bestuur stelt met inachtneming van het bepaalde in het tweede lid, de personeelsformatie vast.

  • 2. Elke bestuurscommissie brandweer, indien deze is ingesteld, stelt voor haar cluster de personeelsformatie vast die belast is met de basisbrandweerzorg.

Artikel 29 Benoeming, schorsing en ontslag

  • 1. Het algemeen bestuur beslist omtrent benoeming en ontslag van het in het artikel 27, vierde lid, onder a, bedoelde management.

  • 2. Het dagelijks bestuur beslist omtrent schorsing van dit management en bepaalt de wijze van vervanging ervan.

  • 3. Het dagelijks bestuur beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van het overige personeel.

  • 4. In afwijking van het eerste tot en met derde lid wordt de beslissing omtrent benoeming, schorsing en ontslag van het personeel dat is belast met de uitvoering van de basisbrandweerzorg neergelegd bij de bestuurscommissies brandweer, indien deze zijn ingesteld.

Artikel 30 Gemeentewet

  • 1. Met betrekking tot de inrichting van de ambtelijke organisatie zijn de bepalingen van de Gemeentewet zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Ingeval van twijfel over de toepasselijkheid beslist het dagelijks bestuur over een voorziening of een regeling.

Artikel 31 Rechtspositie

  • 1. Het algemeen bestuur regelt de bezoldiging van het personeel.

  • 2. Op het personeel is naast de algemeen voor de gemeentelijke sector geldende Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling de Uitwerkingsovereenkomst van de sector gemeenten van toepassing.

  • 3. Het algemeen bestuur kan de vaststelling en wijziging van de Collectieve Arbeidsvoorwaardenregeling en de Uitwerkingsovereenkomst en de hiervan afgeleide verordeningen en regelingen delegeren aan het dagelijks bestuur.

Hoofdstuk XII Archiefbepalingen

Artikel 32 Archief

  • 1. De bepalingen van de Archiefwet 1995 en de daaruit voortvloeiende uitvoeringsvoorschriften, voorzover betrekking hebbend op de archiefbescheiden van de gemeenten, zijn van overeenkomstige toepassing op de archiefbescheiden van de organen en de organisatieonderdelen van de veiligheidsregio.

  • 2. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de bewaring van de archiefbescheiden.

  • 3. Bij opheffing van de veiligheidsregio of organisatieonderdelen daarvan worden de archiefbescheiden overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente Apeldoorn.

Hoofdstuk XIII Financiële bepalingen

Artikel 33 Administratie en controle

  • 1. Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de geldmiddelen, met inachtneming van de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet.

  • 2. De begroting, de begrotingswijzigingen, de meerjarenraming, de jaarrekening en het jaarverslag worden ingericht overeenkomstig de bepalingen van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 34 Begroting

  • 1. Bij de ontwerpbegroting worden de programma’s van voorgenomen werkzaamheden gevoegd. De ontwerpbegroting wordt gebaseerd op voortzetting van bestaand beleid. Beleidswijzigingen worden afzonderlijk voorgesteld.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt ingedeeld naar:

    • a.

      algemene programma’s;

    • b.

      specifieke programma’s per cluster voor de basisbrandweerzorg;

    • c.

      overige specifieke programma’s.

  • 3. In de begroting wordt geraamd de door elke gemeente voor het jaar waarop de begroting bestrekking heeft, verschuldigde bijdrage voor:

    • a.

      algemene programma’s;

    • b.

      specifieke programma’s per cluster voor de basisbrandweerzorg;

    • c.

      overige specifieke programma’s.

  • 4. De in het derde lid bedoelde bijdragen worden geraamd op grond van:

    • a.

      de te verwachten bijdragen van het rijk en eventuele inkomsten uit anderen hoofde;

    • b.

      de te verwachten inkomsten naar aanleiding van door het algemeen bestuur bij afzonderlijke regeling te bepalen tarieven voor daarbij omschreven diensten en/of leveringen;

    • c.

      een gelijke bijdrage per inwoner van de veiligheidsregio in de resterende saldi over de algemene programma’s;

    • d.

      een bijdrage per cluster voor de specifieke programma’s als bedoeld in het tweede lid, onder b; in de regeling als bedoeld in artikel 18, tweede lid, worden voor deze bijdrage nadere regels gesteld;

    • e.

      een bijdrage per inwoner in de resterende saldi over de overige specifieke programma’s, voorzover daarin niet wordt voorzien door andere bijdragen krachtens nadere afspraken met een of meer van de gemeenten.

  • 5. Voor de berekening van de bijdragen als bedoeld in het vierde lid, onder c en e, wordt uitgegaan van het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is.

  • 6. De gemeenten betalen bij wijze van voorschot jaarlijks vóór 16 januari en 16 juli telkens de helft van de in het derde lid bedoelde bijdrage.

  • 7. Van de vaststelling en de goedkeuring van de begroting doet het dagelijks bestuur mededeling aan de colleges en de raden van de gemeenten.

  • 8. De in het vierde lid, sub c en sub e, bedoelde bijdrage is voorts afhankelijk van en opgebouwd uit eventuele verrekeningen als gevolg van:

    • a.

      de verplichting van de veiligheidsregio om te treden in de rechten en plichten van de regio’s Achterhoek, Noordwest-Veluwe en Stedendriehoek in de periode voor 1 april 2004, zoals bedoeld in artikel 49.

    • b.

      de afspraken, zoals bedoeld in de artikelen 39 en 40;

    • c.

      de rechten en plichten van de individuele gemeenten voor zover zij organisatieonderdelen op enig tijdstip overdragen aan de veiligheidsregio over de periode die gelegen is voor de overdracht.

Artikel 35 Begrotingswijzigingen

De bepalingen met betrekking tot de ontwerpbegroting zijn mede van toepassing op wijzigingen van de begroting, met uitzondering van het bepaalde in artikel 35, eerste, derde en vierde lid, van de wet, voorzover het betreft wijzigingen van de begroting die voor de gemeenten budgettair neutraal zijn, zowel wat betreft de exploitatie-uitgaven als de investeringen.

Artikel 36 Jaarrekening

  • 1. Bij de rekening wordt een verslag gevoegd over de vorderingen met betrekking tot de programma’s in relatie tot de begroting.

  • 2. In de rekening wordt het door elk van de gemeenten over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen. Het bepaalde in artikel 34, zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De kosten van de programma’s worden, rekeninghoudend met andere inkomsten, met de bepalingen op grond van artikel 34, derde en vierde lid, en met door het algemeen bestuur bestemde c.q. te bestemmen reserves, verdeeld op basis van de verdeelsleutel die bij de begroting is vastgesteld.

  • 4. Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 34, zesde lid, betaalde en het werkelijk verschuldigde, vindt plaats terstond nadat mededeling van de vaststelling van de rekening is gedaan.

Artikel 37 Bestemming

  • 1.

    Het algemeen bestuur kan besluiten tot het instellen van een bestemmingsreserve.

  • 2.

    Het algemeen bestuur kan besluiten een batig saldo geheel of ten dele aan een bestemmingsreserve te doteren.

  • 3.

    Het algemeen bestuur kan besluiten over de besteding van de gelden uit de bestemmingsreserve.

  • 4.

    Alvorens over te gaan tot de instelling van een bestemmingsreserve, een dotatie of een onttrekking aan een reserve die betrekking heeft op een specifiek programma per cluster vraagt het algemeen bestuur advies aan de bestuurscommissie brandweer van het betreffende cluster, indien deze is ingesteld.

  • 5.

    Het algemeen bestuur stelt nadere regels vast voor de besluiten als bedoeld in het eerste tot en met het derde lid overeenkomstig de bepalingen van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

Artikel 38 Financiële middelen

  • 1.

    De gemeenten zullen er steeds voor zorgdragen dat de veiligheidsregio over voldoende middelen beschikt om tijdig aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.

  • 2.

    Indien het algemeen bestuur constateert dat de raad van een gemeente weigert de uitgaven voor de veiligheidsregio op de gemeentebegroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van het bepaalde in de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Hoofdstuk XIV Gevolgen taakoverdracht

Artikel 39 Gevolgen voor de roerende en onroerende zaken

  • 1. De veiligheidsregio maakt bij de uitoefening van de basisbrandweerzorg gebruik van de roerende en onroerende zaken, die in eigendom toebehoren aan ieder van de gemeenten en klaarblijkelijk zijn bestemd voor de uitoefening van de basisbrandweerzorg.

  • 2. De veiligheidsregio maakt nadere afspraken met de gemeenten, ieder voor zover bevoegd, met betrekking tot het gebruik van de in het eerste lid bedoelde roerende en onroerende zaken.

  • 3. De colleges, ieder voor zover bevoegd, houden de in het eerste lid bedoelde roerende en onroerende zaken in stand ten behoeve van de uitoefening van de basisbrandweerzorg tot het moment dat nadere afspraken zijn gemaakt met de veiligheidsregio over de eigendomsverhoudingen.

  • 4. Tot de in het derde lid bedoelde nadere afspraken behoren in ieder geval afspraken over de wijze waarop en de mate waarin de veiligheidsregio treedt in de rechten en plichten van de betreffende gemeenten.

Artikel 40 Gevolgen voor het personeel

  • 1. De veiligheidsregio maakt, in afwachting van de overgang van het personeel, voor de uitoefening van de basisbrandweerzorg gebruik van het personeel dat in de gemeenten met deze taken is belast.

  • 2. De veiligheidsregio en de gemeenten maken nadere afspraken over de overdracht van het personeel.

Artikel 41 Verplichtingen van de colleges

  • 1. De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten stellen, met inachtneming van de gemaakte afspraken als bedoeld in artikel 39, voor de uitvoering van de basisbrandweerzorg kosteloos de volgende faciliteiten en informatie ter beschikking aan de veiligheidsregio:

  • a. bereikbare en bruikbare blusvoorzieningen;

  • b. toegang tot geografische en bouwkundige informatie;

  • c. informatie over wegomleggingen en afsluitingen en dergelijke;

  • d. informatie over relevante vergunningen en ontheffingen;

  • e. voor de veiligheidsregio relevante informatie voortvloeiende uit handhaving en toezicht door de gemeenten;

  • f. alle overige informatie, die redelijkerwijs nodig is om de opgedragen taken te kunnen vervullen.

  • 2. Alle archiefbescheiden die betrekking hebben op de taken, genoemd in artikel 5, voor zover deze niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats, worden op verzoek tot minimaal vijf jaar na vaststelling van deze regeling kosteloos aan de veiligheidsregio ter beschikking gesteld.

Artikel 42 Claims

  • 1. Reeds bestaande en toekomstige claims, in welke vorm ook, die samenhangen met de uitvoering van de basisbrandzorgweertaken en hun oorsprong vinden in de periode vóór het in werkingtreden van de onderhavige gewijzigde gemeenschappelijke regeling gaan niet mee over naar de veiligheidsregio, maar blijven voor rekening en risico van de betreffende gemeente.

  • 2. Reeds bestaande en toekomstige claims, in welke vorm ook, die samenhangen met het eigendomsrecht van enige voorziening als bedoeld in artikel 39 en hun oorsprong vinden in de periode vóór de eigendomsoverdracht gaan niet mee over naar de veiligheidsregio, maar blijven voor rekening en risico van de betreffende gemeente, tenzij schriftelijk anders wordt overeengekomen.

Hoofdstuk XV Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing

Artikel 43 Toetreding en uittreding

  • 1. Toetreding tot en uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s, als bedoeld in artikel 8 van de Wet veiligheidsregio´s.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan hieraan voorwaarden verbinden. Daarbij geldt als uitgangspunt dat de toe- of uittredende gemeente de kosten draagt die het rechtstreekse gevolg zijn van de toe- of uittreding en dat de overige gemeenten geen financieel nadeel van de toe- of uittreding ondervinden.

Artikel 44 Wijziging

  • 1. Zowel het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio als het college van burgemeester en wethouders van een gemeente kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. Indien het algemeen bestuur wijziging van de regeling wenselijk acht, doet het dagelijks bestuur het door het algemeen bestuur vastgestelde voorstel toekomen aan de colleges van burgemeester en wethouders.

  • 3. Een wijziging is tot stand gekomen, wanneer ter vergadering van het algemeen bestuur blijkt dat de colleges van burgemeester en wethouders van tenminste tweederde van de gemeenten, die tezamen tenminste tweederde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, tot deze wijziging hebben besloten.

  • 4. In aansluiting op het bepaalde in lid 3 bepaalt het algemeen bestuur de datum van inwerkingtreding van de wijziging.

  • 5. Het dagelijks bestuur stelt de colleges en de raden van de gemeenten zo spoedig mogelijk in kennis van de tot stand gekomen wijziging.

Artikel 45 Beperkte deelname aan nieuwe taken

Indien een wijziging van de regeling ertoe strekt om een nieuwe taak toe te voegen aan de opsomming van taken als genoemd in artikel 5, kan een gemeente op haar verzoek door het algemeen bestuur voor een termijn van maximaal vijf jaren worden vrijgesteld van deelname aan deze nieuwe taak.

Artikel 46 Opheffing

  • 1. De gemeenschappelijke regeling kan slechts worden opgeheven voor zover dit op grond van artikel 8 jo. artikel 9 van de Wet veiligheidsregio´s mogelijk is. Een besluit tot opheffing van deze gemeenschappelijke regeling wordt niet genomen voordat de betreffende bestuursorganen van tweederde van de gemeenten, die tezamen tenminste tweederde van het aantal in het algemeen bestuur uit te brengen stemmen vertegenwoordigen, ieder voor zover het zijn bevoegdheden betreft, daarmee hebben ingestemd.

  • 2. Ingeval van opheffing van de gemeenschappelijke regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regels. Daarbij kan van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 3. Het liquidatieplan wordt door het algemeen bestuur, nadat de raden van de deelnemende gemeenten hun zienswijze hebben kunnen inbrengen, vastgesteld.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet ook in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel.

  • 5. Het liquidatieplan geeft regels voor de wijze waarop de gemeenten, voor zover het saldo ontoereikend is, zorg dragen voor de nakoming van de verplichtingen van de veiligheidsregio.

  • 6. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7. De bestuursorganen van de veiligheidsregio blijven ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie volledig is voltooid.

Hoofdstuk XVI Geschillen

Artikel 47 Geschillenregeling

  • 1. Alvorens ten aanzien van een geschil als bedoeld in artikel 28 van de wet de beslissing van gedeputeerde staten wordt ingeroepen, wordt de zaak voorgelegd aan een geschillencommissie.

  • 2. Het dagelijks bestuur benoemt deze commissie in overleg met de betrokken gemeente of gemeenten.

  • 3. De geschillencommissie onderzoekt de mogelijkheden om partijen alsnog tot overeenstemming te brengen en brengt aan partijen advies uit.

  • 4. Betrokken partijen kunnen van tevoren overeenkomen, dat het in het derde lid bedoelde advies van de geschillencommissie bindend zal zijn.

  • 5. Onder geschil wordt hier mede begrepen een aangelegenheid, die door één partij als zodanig wordt beschouwd.

Hoofdstuk XVII Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 48 Sociale statuten voormalige regio’s

In aanvulling op het bepaalde in artikel 31 geldt met betrekking tot het personeel, dat op 31 december 2003 werkzaam was ten behoeve van de Regionale Brandweer-, GHOR- en Centrale Post Ambulancevervoer-taken van de Regio Achterhoek, alsmede ten behoeve van de Regionale Brandweer- en GHOR-taken van het ISV Noordwest-Veluwe en de Regio Stedendriehoek, het Sociaal Statuut, zoals vastgesteld door het algemeen bestuur van de Regio Achterhoek op 14 december 1998, door het algemeen bestuur van het ISV Noordwest-Veluwe op 4 oktober 2000 en door het algemeen bestuur van de Regio Stedendriehoek op 26 maart 2003.

Artikel 49 Rechtsopvolging

  • 1. De veiligheidsregio treedt, met ingang van 1 april 2004, in de rechten en plichten van de Regio Achterhoek, het ISV Noordwest-Veluwe en de Regio Stedendriehoek voor wat betreft de in artikel 5 van de Gemeenschappelijke Regeling 2004 omschreven Regionale Brandweer-, GHOR- en Centrale Post Ambulancevervoer-taken.

  • 2. De rechten en plichten worden door het bestuur van de veiligheidsregio uitgeoefend dan wel voldaan ten behoeve of ten laste van de gemeenten van de in het eerste lid genoemde toenmalige regio’s met inachtneming van het bepaalde in het volgende lid.

  • 3. De voor de Regio Achterhoek, het ISV Noordwest-Veluwe en de Regio Stedendriehoek vastgestelde begrotingen voor het dienstjaar 2004 zijn bepalend voor de in het tweede lid genoemde rechten en plichten.

Artikel 50 Bekendmaking

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn draagt, op verzoek van het dagelijks bestuur, zorg voor toezending van deze regeling aan gedeputeerde staten.

  • 2. De colleges van burgemeester en wethouders dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor de bekendmaking van de regeling.

  • 3. De colleges van burgemeester en wethouders dragen zorg voor opname van de regeling in het register, als bedoeld in artikel 27, eerste lid van de wet.

  • 4. Het bepaalde in het eerste tot en met derde lid is mede van toepassing op besluiten tot wijziging of opheffing van de regeling, alsmede op besluiten tot toetreding en uittreding.

Artikel 51 Inwerkingtreding en werkingsduur

  • 1. Deze regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

  • 2. Deze regeling treedt met inachtneming van het bepaalde in artikel 26 van de wet in werking op 1 januari 2011.

Artikel 52 Citeertitel

Deze regeling kan worden aangehaald als ‘Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2010’.

Toelichting op de Gemeenschappelijke Regeling Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland 2010

Algemeen

Als gevolg van de inwerkingtreding van de Wet veiligheidsregio’s en in verband met de ontwikkelingen in de Veiligheidsregio Noord-en Oost–Gelderland, met name op het gebied van brandweerzorg en de aanpassingen in de structuur van de samenwerking is het noodzakelijk om de gemeenschappelijke regeling, zoals die op 1 april 2004 in werking is getreden, te wijzigen.

Preambule

Het algemeen bestuur van de VNOG heeft op 24 september 2009 een aantal uitgangspunten benoemd voor de organisatie van de brandweerzorg. De basisgedachte is dat de gemeenten hun krachten bundelen in brandweerclusters ter versterking van de kwaliteit van de basisbrandweerzorg en het behoud van de lokale verankering van de brandweer.

De uitgangspunten worden in de overwegingen samengevat weergegeven. De uitgangspunten zijn nader vastgelegd in de kadernota regionalisering brandweer die is voorgelegd aan alle 22 colleges en raden.

De gemeenschappelijke regeling, die op 1 april 2004 in werking is getreden, is aangegaan door de raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten die op grond van artikel 8 van de Wet veiligheidsregio’s behoren tot de regio Noord- en Oost-Gelderland. De nu voorliggende wijziging wordt alleen aangegaan door de colleges van burgemeesters en wethouders (hierna: de colleges), omdat in artikel 9 van de Wet veiligheidsregio’s (Wvr) is bepaald dat de regeling wordt aangegaan door de colleges.

Omdat het hier een wijziging betreft van een bestaande regeling die was aangegaan door raden, colleges en burgemeesters moet voor een wijziging ervan artikel 37 van de regeling zoals die op 1 april 2004 gold, in acht genomen worden. Dat betekent dat zowel de raden als de colleges en de burgemeester deze wijziging moeten vaststellen.

Dat betekent echter niet dat hiermee de rol van de gemeenteraden is uitgespeeld. Artikel 1, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr), bepaalt dat de colleges alleen een gemeenschappelijke regeling kunnen treffen als zij hiervoor toestemming hebben gekregen van de gemeenteraden. Deze toestemming kan alleen onthouden worden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Ook voor een wijziging van een gemeenschappelijke regeling is toestemming nodig van de gemeenteraden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1: Begripsbepalingen

Art.1, onder b:

Met brandweerzorg worden alle in artikel 5 genoemde taken op het gebied van brandweer bedoeld. Omdat er voor is gekozen om de basisbrandweerzorg neer te leggen bij de clusters, wordt het begrip basisbrandweerzorg afzonderlijk gedefinieerd bij de begripsbepaling. Hierbij is aansluiting gezocht bij de bepalingen van de Wvr.

Art. 1, onder c:

Vanwege de wens van de gemeenten en het algemeen bestuur om de kwaliteit van de basisbrandweerzorg van onderop te versterken en daarvoor hun krachten te bundelen in brandweerclusters is deze definitie van cluster opgenomen. In artikel 3 wordt dit nog nader uitgewerkt.

Art. 1, onder g:

Met de GHOR wordt in de Wvr niet hetzelfde bedoeld als in de Wet GHOR. Omdat deze gemeenschappelijke regeling (hierna: de regeling) gestoeld is op de Wvr wordt in de begripsomschrijving de bepaling van de Wvr (art. 32) gehanteerd.

Het begrip GHOR is in de wereld van de rampenbestrijding en crisisbeheersing een ingeburgerd begrip. Oorspronkelijk verwezen de letters naar een handeling: geneeskundige hulpverlening bij ongevallenen en rampen, en ruim opgevat is op dat terrein de GHOR nog steeds een speler. De GHOR-vlag dekt evenwel de letterlijke lading niet (meer). De geneeskundige hulpverlening als zodanig geschiedt immers niet door de GHOR, maar door diverse soorten professionals in de medische sector, en bovendien niet alleen bij ongevallen en rampen, maar ook bij crises. Die ontwikkeling houdt in dat «GHOR» niet gezien moet worden als een afkorting, maar als een zelfstandig begrip. De GHOR is een bijzonder onderdeel van de rampen- en crisisbestrijdingsorganisatie van de veiligheidsregio. Het bestuur van de regio heeft als aparte taak het organiseren van de geneeskundige hulpverlening in hun regio met het oog op zware ongevallen, rampen en crisissituaties. Om deze taak uit te voeren richt het bestuur een GHOR-organisatie in. De GHOR wijkt als organisatie af van diensten als brandweer en politie. De GHOR is namelijk niet een staande organisatie die aan dagelijkse hulpverlening doet. De GHOR-taak van het bestuur van de regio houdt in het maken van afspraken met de in de regio aanwezige instellingen als bedoeld in de Wet toelating zorginstellingen (hierna: de Wtzi) en zorgaanbieders als bedoeld in de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (hierna: de instellingen) alsmede met de regionale ambulancen gezondheidsdiensten over hun voorbereiding op en inzet bij zware ongevallen, rampen en crisissituaties. Instellingen of diensten die hier niet onder vallen, kunnen door de ministers worden aangewezen dan wel aangezocht. Ook hun voorbereiding en inzet ingeval nazorg na een calamiteit nodig is, kan onderdeel uitmaken van de afspraken.

Art. 1 onder i:

Op gemeenschappelijke regelingen is de Gemeentewet van toepassing zoals die gold voor de dualisering die op 7 maart 2002 van kracht is geworden. Dit blijkt uit art. VIII van de Wet dualisering gemeentebestuur. Om hierover geen misverstand te laten bestaan, is dit in de begripsbepalingen vermeld.

Artikel 2: Openbaar lichaam

Artikel 9 van de Wvr verplicht tot het treffen van een gemeenschappelijke regeling, waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld met de aanduiding ‘veiligheidsregio’. Omdat de naam van deze regio Noord- en Oost-Gelderland is, wordt de naam dus ‘Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland’, zoals ook onder de oude regeling het geval was. Het grondgebied van de regio is uiteraard het gezamenlijke grondgebied van de 22 deelnemende gemeenten.

De veiligheidsregio is een rechtspersoon. Dit is bepaald in art. 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr).

Het algemeen bestuur staat aan het hoofd van de veiligheidsregio (art. 12, tweede lid, van de Wgr).

De gemeenschappelijke regeling biedt ook de mogelijkheid om bestuurscommissies in te stellen, waaraan bevoegdheden worden overgedragen. Hiervoor is een apart besluit van het algemeen bestuur nodig.

Artikel 3: Clusters

Gelet op het feit dat de brandweerzorg sterk lokaal verankerd is, de veiligheidsregio een groot territorium bestrijkt dat erg divers is en de gemeenten in de veiligheidsregio ervoor gekozen hebben de brandweerzorg op een herkenbare schaal te organiseren, is de veiligheidsregio opgedeeld in zes entiteiten, de clusters, die over een grote mate van autonomie beschikken.

De genoemde clusters bestaan uit groepen van samenwerkende gemeenten.

Er wordt aangesloten bij de reeds bestaande zes clusters. Voor deze clustering is uitgegaan van gebieden van drie tot vier aangrenzende gemeenten, waarvoor een samenwerking voor de genoemde taken een toegevoegde waarde levert.

Artikel 4: Belang

De belangen zijn de beleidsterreinen, waarop kan worden samengewerkt. De wet vereist dat deze belangen duidelijk in de regeling worden geformuleerd (art. 10, eerste lid van de Wgr). Bij de omschrijving van de belangen is aansluiting gezocht met de tekst van overwegingen van de Wet veiligheidsregio’s.

Overigens zullen de belangen van de gemeenten op het gebied van de basisbrandweerzorg clustergewijs worden behartigd door de bestuurscommissies brandweer, nadat deze door het algemeen bestuur zijn ingesteld.

Artikel 5: Taken

Eerste lid.

Bevat een opsomming van taken van de veiligheidsregio. In artikel 10 van de Wvr is bepaald dat deze taken bij de gemeenschappelijke regeling aan het bestuur van de veiligheidsregio worden overgedragen. Bij de taak “het instellen en instandhouden van de brandweer” (eerste lid, onder e) zijn tevens de taken van de brandweer genoemd. Deze zijn overeenkomstig het bepaalde in artikel 25 van de Wvr.

Op grond van artikel 26 van de Wvr kan elk college bij het treffen van een regeling besluiten tot het hebben van een gemeentelijke brandweer die de taken genoemd onder e, ten eerste en ten tweede, uitvoert. Het betreft het voorkomen, beperken en bestrijden van brand en het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan brand.

In de veiligheidsregio hebben de gemeenten besloten hiervan geen gebruik te maken.

De hier genoemde basisbrandweerzorgtaken worden op het niveau van de zes clusters uitgevoerd en neergelegd bij de op grond artikel 18 in te stellen bestuurscommissies brandweer.

In artikel 3, tweede lid Wvr staat dat de gemeenteraad regels stelt in een brandbeveiligingsverordening over het voorkomen, beperken en bestrijden van brand, het beperken van brandgevaar, het voorkomen en beperken van ongevallen bij brand en al hetgeen daarmee verband houdt. Omdat dit een bevoegdheid is van de gemeenteraad wordt deze bevoegdheid niet overgedragen aan de regio en blijft de gemeenteraad hiervoor verantwoordelijk.

In het eerste lid onder b wordt het beleidsplan genoemd. Hierover zijn nadere bepalingen opgenomen in artikel 12.

In artikel 5 lid 1 onder h staat ‘gemeenschappelijk materieel’ genoemd, hiermee wordt niet het materieel voor basisbrandweerzorg bedoeld. Dit blijft immers vooralsnog eigendom van de gemeenten.

In het eerste lid, onder j en k staan twee taken genoemd die niet in artikel 10 van de Wvr staan genoemd. Het betreft hier de regeling van de zgn. operationele leiding bij de ongevals- en rampenbestrijding brandweer en het hanteren van een kwaliteitszorgsysteem.

Doel van de vermelding is om het belang van een eenduidige en uniforme operationele en organisatorische aanpak van de hier genoemde zaken c.q. de aansturing hiervan te onderstrepen.

Wat betreft de operationele leiding bij ongevals- en rampenbestrijding worden de verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de diverse operationele functies (officieren en hoofdofficieren van dienst e.d.) in nadere regels vastgelegd.

Dit aspect maakt onderdeel uit van de taken en bevoegdheden die ingevolge het bepaalde in artikel 2 en 3 van de Wvr aan de colleges zijn opgedragen en staat los van de bevoegdheden van de burgemeester in deze. Gelet op het belang van een regiobrede aanpak van deze taak en het feit dat deze taak reeds apart was benoemd in de oude gemeenschappelijke regeling is er voor gekozen deze taak opnieuw toe te voegen aan de opsomming van taken. Het algemeen bestuur heeft op 30 september 2005 de Regionale Regeling Operationele Leiding vastgesteld. De bevoegdheden van de burgemeester staan genoemd in de artikelen 4 tot en met 7 van de Wvr en zijn niet overgedragen aan de veiligheidsregio.

Het hanteren van een kwaliteitszorgsysteem is gebaseerd op artikel 23 van de Wvr. In de oude gemeenschappelijke regeling was de ontwikkeling van een systeem van kwaliteitszorg reeds opgenomen onder de taken. Het algemeen bestuur heeft op 30 maart 2006 de beleidsnotitie kwaliteitszorg brandweer vastgesteld. De GHOR is in november 2006 HKZ gecertificeerd (volgens het model Harmonisatie van Kwaliteitsbeoordeling in de Zorgsector, HKZ).

Tweede lid.

Wordt verwezen naar een convenant tussen de veiligheidsregio en de politie inzake crisisbeheersing en rampenbestrijding. Het algemeen bestuur en het regionaal college hebben op 5 november 2009 ingestemd met een convenant met betrekking tot de multidisciplinaire samenwerking bij rampen en crises. Met het opnemen van dit artikel in de gemeenschappelijke regeling en op grond van artikel 22 van de Wvr krijgt dit convenant een formele basis. Artikel 19 van de Wvr bepaalt dat het bestuur van de veiligheidsregio, het regionaal college en de minister van Binnenlandse Zaken in zijn hoedanigheid van hoofd Korps Landelijke Politie Diensten een convenant afsluiten. Dit convenant heeft volgens artikel 19, tweede lid van de Wvr in ieder geval betrekking op de meldkamerfunctie, de informatievoorziening, het multidisciplinair oefenen en de operationele prestaties. In het huidige convenant zijn onder meer de veiligheidsdirectie en het Regionaal Veiligheidsbureau beschreven.

Derde lid.

Bij de meldkamerfunctie is naast de veiligheidsregio en de politie een derde partij betrokken, namelijk de vergunninghouder voor de regionale ambulancevoorziening. Derhalve is ervoor gekozen om een apart convenant af te sluiten met deze drie betrokken partijen waarin afspraken over de meldkamer worden vastgelegd.

Artikel 6: Bevoegdheden

Artikel 10, tweede lid van de Wgr, bepaalt dat een regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld aangeeft welke bevoegdheden de deelnemende gemeenten aan het openbaar lichaam toekennen; verder is bepaald dat de regeling bepalingen kan inhouden omtrent de wijze waarop verandering kan worden gebracht in de toegekende bevoegdheden.

Bevoegdheden kan een openbaar lichaam in de eerste plaats ontvangen van de deelnemende gemeenten (art. 30 van de Wgr). Deze worden door de gemeenten overgedragen waarna zij zelf niet langer over deze bevoegdheden beschikken.

Naast door gemeenten overgedragen bevoegdheden heeft het openbaar lichaam van rechtswege de bevoegdheid om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen (bijvoorbeeld het verwerven van goederen en het benoemen van personeel). Gemeenten kunnen in de regeling op deze bevoegdheid wel beperkingen aanbrengen (art. 31 van de Wgr).

Tot slot heeft een openbaar lichaam ook de bevoegdheden die annex zijn aan de bevoegdheden die door de gemeenten worden overgedragen, bijvoorbeeld het toepassen van bestuursdwang of het voeren van overleg met derden omtrent een overgedragen bevoegdheid. Ook aan deze annexe bevoegdheden kunnen door de gemeenten in de regeling beperkingen worden gesteld (art. 33, tweede lid van de Wgr).

De bevoegdheden die de bestuursorganen van de veiligheidsregio toekomen om tot een goede uitvoering van de in de artikelen 4 en 5 omschreven belangen en taken te kunnen komen, vloeien specifiek voort uit artikel 10 van de Wvr.

Daar waar voor gemeenten op 7 maart 2002 het dualistische stelsel is ingevoerd, geldt voor de Wgr nog steeds het monistische stelsel. Hieruit vloeit voort dat alle bevoegdheden die niet aan een ander bestuursorgaan zijn opgedragen, bij het algemeen bestuur liggen.

Derde lid.

De ontwikkelingen richting fusie van regionale meldkamers en wellicht ook de vormgeving van het landelijke Veiligheidsberaad maken dit artikel nodig.

De wettelijke grondslag ligt in artikel 93 van de Wet Gemeenschappelijke Regelingen. Het bepaalt, dat aan een gemeenschappelijke regeling tevens andere openbare lichamen (zoals de Veiligheidsregio) kunnen deelnemen indien zij daartoe bevoegd zijn. Hetzelfde zegt artikel 96 Wgr. als het gaat om het treffen van een gemeenschappelijke regeling door gemeenten en andere openbare lichamen.

Een Voorziening tot Samenwerking is geregeld in de Politiewet. Aan een VtS kunnen tevens andere rechtspersonen deelnemen voor zover deze een publiekrechtelijke taak uitoefenen op het terrein van politie, justitie of veiligheid en hun deelname van belang is voor de samenwerking tussen de politie en die diensten of rechtspersonen.

Artikel 7: Wijziging van belangen en taken

Zie de toelichting bij artikel 44.

Artikel 8: Samenstelling algemeen bestuur

Artikel 11, eerste lid, van de Wvr verplicht dat het algemeen bestuur bestaat uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten. Hiermee wordt afgeweken van de Wgr. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur van de veiligheidsregio is verbonden aan de functie van burgemeester. Dat betekent dat het lidmaatschap van rechtswege eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester te zijn. Een nieuwe burgemeester wordt vervolgens van rechtswege lid op het moment van zijn benoeming.

Artikel 9: Werkwijze algemeen bestuur

Eerste lid.

Uitgangspunt is dat de vergaderingen openbaar zijn (artikel 22, derde lid van de Wgr). De deuren worden gesloten als de voorzitter of een vijfde deel van de aanwezige leden daarom verzoeken (vierde lid). Het algemeen bestuur moet vervolgens beslissen of er met gesloten deuren wordt vergaderd (vijfde lid). Hierbij moet een afweging gemaakt worden tussen het belang van openbaarheid en het belang van vertrouwelijkheid. Vergaderen achter gesloten deuren dient een uitzondering te blijven.

Er kan geheimhouding worden opgelegd omtrent hetgeen in een besloten vergadering aan de orde is geweest en omtrent de stukken die daartoe zijn overgelegd. Dit kan alleen als de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur in geding zijn. Artikel 23 van de Wgr bevat hiervoor een regeling.

Het algemeen bestuur vergadert wanneer tenminste een vijfde deel van het aantal leden hierom verzoekt. De facto is hiervoor een verzoek nodig van de burgemeesters van meer dan één cluster.

Tweede lid.

In artikel 12 van de Wvr is bepaald dat de hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap dat binnen het grondgebied van de veiligheidsregio ligt, uitgenodigd worden deel te nemen aan de vergaderingen van het bestuur. Ook andere functionarissen wier aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, worden uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen. In dit verband is in het tweede lid bepaald dat in ieder geval de directeur van de Brandweer en van de GHOR uitgenodigd worden bij de vergadering aanwezig te zijn.

Op grond van artikel 13 van de Wvr wordt ook de Commissaris van de Koningin uitgenodigd om bij de vergaderingen aanwezig te zijn.

Artikel 10: Besluitvorming

In artikel 11, vijfde lid, van de Wvr is verplicht gesteld dat het bestuur beslist bij meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken beslist de stem van de voorzitter. Er zal echter zoveel mogelijk naar volledige overeenstemming gestreefd worden.

Artikel 11: Reglement van orde

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 12: Taken algemeen bestuur

Het algemeen bestuur is belast met de uitvoering van de taken van de veiligheidsregio zoals beschreven in artikel 5. Daarnaast zijn in de Wvr nog enkele taken expliciet bij het algemeen bestuur neergelegd. De belangrijkste van deze taken zijn hier opgenomen. In artikel 15 van de Wvr zijn nadere bepalingen opgenomen over het risicoprofiel. Op grond van artikel 15 derde lid stelt het bestuur van de veiligheidsregio het risicoprofiel vast na overleg met de raden van de deelnemende gemeenten, waarbij het bestuur de raden tevens verzoekt hun wensen kenbaar te maken omtrent het in het beleidsplan op te nemen beleid. Het algemeen bestuur stelt het basiskwaliteitsniveau van de brandweerzorg vast en toetst dit door middel van audits.

Artikel 13:

Samenstelling dagelijks bestuur

Eerste lid.

De gekozen omvang, ingegeven door de wens om te komen tot een slagvaardig dagelijks bestuur, sluit aan bij het aantal clusters (zie artikel 3) en de te verdelen portefeuilles (Brandweer, GHOR, Middelen, Meldkamer, Rampenbestrijding / crisisbeheersing en de voorzittersportefeuille).

Het is niet mogelijk om vervangers aan te wijzen voor de leden van het dagelijks bestuur. Dit blijkt uit de Memorie van Toelichting van de Wgr. Bij vervanging met een incidenteel of tijdelijk karakter kan worden volstaan met een interne vervangingsregeling binnen het dagelijks bestuur. Bij langdurige afwezigheid kan een ad interim bestuurder worden aangewezen of een opvolger.

Tweede lid onder a.

Vanwege het monistische stelsel dient het algemeen bestuur de leden van het dagelijks bestuur uit zijn midden te benoemen. De zes leden van het dagelijks bestuur worden daarom door en uit het midden van het algemeen bestuur benoemd.

In het tweede lid is ook opgenomen dat bij het aanwijzen van de leden van het dagelijks bestuur als voorwaarde geldt dat in ieder geval die leden van het algemeen bestuur worden benoemd die tevens zitting hebben in het dagelijks bestuur van de politieregio. Hiervoor is gekozen om de samenhang van de veiligheidsregio met de politieregio te benadrukken. Hierdoor wordt ook vastgelegd dat in ieder geval vier leden van het dagelijks bestuur korpsbeheerder dan wel plaatsvervangend korpsbeheerder zijn. Dat is ook weer van belang voor de vervanging van de voorzitter van het algemeen en dagelijks bestuur. Omdat de Wvr (art. 11, tweede lid) verplicht dat de voorzitter korpsbeheerder is, moeten zijn plaatsvervangers hem ook als korpsbeheerder kunnen vervangen (zie ook artikel 16).

Hoewel het Dagelijks Bestuur van de Politieregio NOG geen formeel orgaan is in juridische zin, is het wel het gremium waarmee wordt vastgelegd welke burgemeesters de korpsbeheerder kunnen vervangen. Daarom is er voor gekozen om in dit artikel naar het DB politie te verwijzen.

Tweede lid onder b

De bepaling van het tweede lid onder a houdt de facto in dat vanuit de clusters Veluwe West, EVA, Achterhoek West en IJsselstreek die burgemeester zitting heeft in het dagelijks bestuur die ook lid is van het dagelijks bestuur van de politie.

Dit is niet aan de orde voor de clusters Achterhoek Oost en Veluwe Noord.

De leden van het dagelijks bestuur zijn tevens voorzitter van een bestuurscommissie brandweer (zie hierover de toelichting bij artikel 18).

Artikel 14: Werkwijze dagelijks bestuur

De artikelen van de Gemeentewet, waarnaar in het derde lid wordt verwezen betreffen regelingen met betrekking tot stemmingen en vergaderingen. Overigens behoeft dit artikel geen toelichting.

Artikel 15: Bevoegdheden dagelijks bestuur

Eerste lid.

Ingevolge de systematiek van de Gemeentewet komen in beginsel alle bevoegdheden toe aan de gemeenteraad, voor zover deze niet bij of krachtens de wet aan het college c.q. de burgemeester zijn toegekend. De bepalingen uit de Gemeentewet betreffende de bevoegdheidsverdeling tussen raad en college zijn van overeenkomstige toepassing op de veiligheidsregio (art. 33 van de Wgr).

Hierbij wordt aangetekend, dat momenteel de Wgr ‘bevroren’ is op de situatie van de Gemeentewet vóór dualisering. Ingeval van een wijziging van de Wgr op dit punt zullen de gevolgen hiervan voor de regeling (en met name voor de relaties tussen de bestuursorganen) in beeld gebracht moeten worden.

De wens om te komen tot een slagvaardige besluitvorming binnen de veiligheidsregio is met gebruikmaking van onder meer de rechtsfiguren delegatie en mandaat te realiseren. Daarmee kan gekomen worden tot een verdergaande bevoegdheidsverdeling tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur. Tevens is het mogelijk bevoegdheden te mandateren aan ambtenaren.

Tweede en derde lid.

In verband met het uitgangspunt dat de taken op het gebied van de basisbrandweerzorg worden uitgevoerd in de clusters, zullen de bijbehorende bevoegdheden worden neergelegd bij de bestuurscommissies brandweer (zie artikel 20) en niet bij het dagelijks bestuur. Daaraan wordt gerefereerd met de bepaling ‘voorzover het algemeen bestuur niet anders heeft bepaald’. Voor de volledigheid wordt dit nog bevestigd met lid 3 sub g.

Artikel 16: De voorzitter

Eerste lid.

In artikel 11, tweede lid, van de Wvr is bepaald dat de voorzitter van het bestuur de burgemeester is die ingevolge de Politiewet 1993 is benoemd als korpsbeheerder i.c. de burgemeester van Apeldoorn. In de Memorie van Toelichting op de Wvr is hiervoor als reden aangeven dat voor de samenwerking tussen de veiligheidsregio en de politie van belang is dat het voorzitterschap van beide besturen door dezelfde persoon, de korpsbeheerder, wordt bekleed.

In artikel 11 Wvr is ook bepaald dat de voorzitter de veiligheidsregio in en buiten rechte vertegenwoordigt.

De rol van de voorzitter wordt nog verder uitgewerkt in de organisatieverordening.

Tweede lid.

Dat de voorzitter zowel voorzitter van het algemeen als het dagelijks bestuur is, blijkt uit artikel 12, derde lid, van de Wgr.

Derde lid.

Artikel 11, derde lid, van de Wvr bepaalt dat het bestuur één van zijn leden aanwijst die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.

Er is voor gekozen om voor de vervanging van de voorzitter aan te sluiten bij de vervanging zoals die bij de politie geldt. Daarmee is geborgd dat het (plaatsvervangend) voorzitterschap wordt ingevuld door degene die (plaatsvervangend) korpsbeheerder is en is tevens de samenwerking met de politie voldoende geborgd. Vervanging door iemand buiten het dagelijks bestuur is niet mogelijk (zie toelichting bij art. 13).

Artikel 17: Portefeuillehoudersoverleg

Het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheid om overleggen van gemeentelijk portefeuillehouders (bijvoorbeeld: Volksgezondheid of Financien) bijeen te roepen (eerste lid). Gekozen is voor een flexibele opzet, waarbij aan het dagelijks bestuur wordt overgelaten om in voorkomend geval te opteren voor het bijeenroepen van een overleg van alle portefeuillehouders dan wel van portefeuillehouders uit een beperkter aantal gemeenten. Dit laatste maakt het mogelijk om desgewenst portefeuillehoudersoverleg te voeren op het niveau van de clusters. Ook zijn gecombineerde portefeuillehoudersoverleggen mogelijk. Van geval tot geval bepaalt het dagelijks bestuur welk lid uit zijn midden optreedt als voorzitter van het betreffende portefeuillehoudersoverleg (derde lid).

Artikel 18: Bestuurscommissies brandweer

Eerste lid.

Op grond van de Wgr kunnen bestuurscommissies worden ingesteld, mits hiervoor in de gemeenschappelijke regeling de mogelijkheid wordt geboden. Dit wordt hier geregeld.

Op grond van de Wvr kunnen de basisbrandweertaken of geregionaliseerd worden of de gemeenten kunnen deze taken aan zich houden. Het betreft het voorkomen, beperken en bestrijden van brand en het beperken en bestrijden van gevaar voor mensen en dieren bij ongevallen anders dan bij brand. Met het vaststellen van onderhavige gewijzigde regeling zijn deze taken geregionaliseerd. Gelet op het grote aantal gemeenten in de regio (22) en de omvang van het grondgebied, komen deze taken ver van de lokale situatie af te staan. Daarom is besloten om hiervoor de veiligheidsregio in clusters in te delen en de basisbrandweerzorgtaken bij deze clusters te beleggen. Hiermee is de lokale verankering van de basisbrandweerzorg gegarandeerd. De taakuitvoering wordt opgedragen aan de in te stellen bestuurscommissies brandweer (art. 25 van de Wgr).

Voor de instelling van deze commissies is een apart besluit nodig van het algemeen bestuur en is (volgens de tekst van de Wgr) toestemming van de raden vereist. De toestemming van de raden kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang. Het algemeen bestuur heeft besloten tot instelling van de bestuurscommissies brandweer op 17 december 2009, vooruitlopend op de vaststelling van onderhavige gemeenschappelijke regeling. De gemeenteraden hebben bij de vaststelling van de kadernota regionalisering brandweer hun toestemming gegeven voor het instellen van de bestuurscommissies brandweer.

Tweede lid.

Om de clusters stevig in de veiligheidsregio te verankeren is er voor gekozen om per cluster een regeling op de bestuurscommissie brandweer op te stellen met een gedetailleerde uitwerking van de bevoegdheden, samenstelling, taken en werkwijze van de bestuurscommissie brandweer. Er wordt zoveel mogelijk naar uniformiteit gestreefd, maar waar nodig, is specifiek op de bestuurscommissie toegespitste regelgeving mogelijk.

Derde lid.

Verder is het wenselijk bepaalde specifieke taken die tot de basisbrandweerzorg horen op te dragen aan één bestuurscommissie brandweer, die deze taak vervolgens voor de hele regio of een deel ervan uitvoert, omdat de taak bijv. te specialistisch is of voor één cluster/bestuurscommissie te duur is. Om de eenheid in de uitvoering van een dergelijke taak te bewaren heeft het algemeen bestuur de mogelijkheid om hiervoor kaders te stellen of beleid vast te stellen.

Artikel 19: Samenstelling

Het bestuur van een bestuurscommissie brandweer wordt gevormd door de burgemeesters van de gemeenten die de betreffende cluster vormen. De voorzitters van de bestuurscommissies brandweer vormen het dagelijks bestuur (artikel 13). Omdat in artikel 13 is bepaald dat in ieder geval de leden van het dagelijks bestuur van de politieregio ook zitting hebben in het dagelijks bestuur van de veiligheidsregio en de leden van het dagelijks bestuur ook voorzitter zijn van een bestuurscommissie brandweer ligt voor vier van de zes bestuurscommissies vast wie de voorzitter is. Voor de overige twee is dit afhankelijk van wie het algemeen bestuur, na overleg met de betreffende bestuurscommissie brandweer, uit zijn midden als lid van het dagelijks bestuur aanwijst.

In het tweede lid wordt de mogelijkheid opengehouden dat niet de voorzitter van de bestuurscommissie, maar een van de andere leden deelneemt in het dagelijks bestuur. Hiervoor is echter wel een besluit van het algemeen bestuur nodig.

Artikel 20: Bevoegdheden bestuurscommissies brandweer

De bevoegdheden die het algemeen bestuur in de regeling overdraagt aan de bestuurscommissies brandweer komen overeen met de aan het dagelijks bestuur in artikel 15 tweede lid overgedragen (specifieke) bevoegdheden met dien verstande dat de bevoegdheden voor de bestuurscommissies brandweer uitsluitend betrekking hebben op de taakuitvoering van de basisbrandweerzorg.

Artikel 21: Andere bestuurscommissies

Omdat er wellicht ook behoefte is aan andere bestuurscommissies is er voor gekozen om het algemeen bestuur de bevoegdheid te geven een dergelijke commissie in te stellen.

Artikel 22: Adviescommissies

De mogelijkheid bestaat om adviescommissies in te stellen Dit kunnen zowel commissies van advies aan het algemeen bestuur als aan het dagelijks bestuur zijn (zie art. 24 van de Wgr). Uit het oogpunt van goede informatieverstrekking is het betreffende lid van het dagelijks bestuur voor zijn taakonderdeel bij de commissievergadering aanwezig.

Artikelen 23, 24 en 25: Inlichtingen en verantwoording

Deze artikelen zijn een direct uitvloeisel van de Wgr 1985 en het daarin beoogde aanhalen van de banden met de gemeenten. Deze artikelen moeten gelezen worden in relatie met de artikelen 16 t/m 19 van de Wgr. De feitelijke uitwerking van deze bepalingen moet plaatsvinden in de reglementen van orde van het algemeen bestuur en van de gemeenteraden. In het laatste geval is het van belang dat de diverse gemeenten niet op zodanig verschillende wijze vragen om informatievoorziening, dat verzameling van de inlichtingen het apparaat van de regio bovenmatig belast. Deze bepalingen zijn overigens standaard.

Omdat nu ook de mogelijkheid is opgenomen om bestuurscommissies in te stellen en met name bestuurscommissies brandweer, moet er ook iets geregeld worden over de verantwoordings- en inlichtingenplicht van deze bestuurscommissies. De bestuurscommissies leggen geen verantwoording af aan de gemeenteraden, omdat zij geen bestuursorgaan zijn. Daarom is bepaald dat alle leden van de bestuurscommissies gevraagd en ongevraagd informatie verschaffen en verantwoording afleggen aan de raden. De bestuurscommissies verschaffen informatie aan het algemeen bestuur en zijn verantwoording schuldig aan het algemeen bestuur. Omdat de leden van het algemeen bestuur dezelfde zijn als de leden van de zes bestuurscommissies brandweer, zijn de leden van de bestuurscommissies brandweer ook verantwoording schuldig aan de raden die hen hebben aangewezen.

Artikel 26: Tegemoetkoming in de kosten

Op grond van artikel 25, eerste lid, jo artikel 21 van de Wgr kan in de regeling worden bepaald dat het algemeen bestuur kan besluiten dat leden van het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de bestuurscommissies een tegemoetkoming in de kosten ontvangen als die mogelijkheid in de gemeenschappelijke regeling wordt geopend. Daarom wordt in dit artikel die mogelijkheid geboden. Andere kosten of vergoedingen worden niet verstrekt omdat in het algemeen en dagelijks bestuur alleen burgemeesters zitting hebben en artikel 21 van de Wgr hen van vergoeding van andere kosten uitsluit.

In bestuurscommissies, voor zover het geen bestuurscommissies brandweer betreft, kunnen ook andere personen dan burgemeesters, zitting hebben. Op grond van de Wgr kunnen zij wel andere vergoedingen krijgen als de regeling die mogelijkheid biedt. Hiervoor is echter niet gekozen. Ook leden van bestuurscommissies die geen burgemeester zijn kunnen dus alleen in aanmerking komen voor een tegemoetkoming in de kosten. De vergoeding vindt plaats op jaarbasis.

Een besluit hiertoe van het algemeen bestuur moet aan gedeputeerde staten worden gezonden (artikel 21, vierde lid van de Wgr).

De mogelijkheid om aan leden van adviescommissies een vergoeding te verstrekken voor het bijwonen van vergaderingen vloeit rechtstreeks voort uit artikel 24, vierde lid van de Wgr.

Artikel 27: De ambtelijke organisatie

De inrichting van de ambtelijke organisatie wordt zoveel mogelijk door het algemeen bestuur in de organisatieverordening vastgelegd. Bij de begripsbepalingen wordt omschreven dat met de ambtelijke organisatie de organisatie van het personeel wordt bedoeld dat in dienst is van de veiligheidsregio zoals bedoeld in artikel 2. Het dagelijks bestuur draagt vervolgens zorg voor een doelmatige en efficiënte inrichting.

Vierde lid onder c.

Omdat de bestuurscommissies brandweer worden belast met de basisbrandweerzorg in het cluster moeten de bestuurscommissies brandweer kunnen besluiten over de zaken die het personeel aangaan. Derhalve is vastgelegd dat de verantwoordelijkheid voor de aansturing van het clusterpersoneel wordt neergelegd bij de bestuurscommissie brandweer.

Ten behoeve van de uitvoering van de basisbrandweerzorgtaken beschikt het cluster over beroeps en vrijwillig personeel dat op het moment van de wijziging van deze regeling voor het overgrote deel nog in gemeentelijke dienst is.

Het beroepspersoneel dat in gemeentelijke dienst is, komt in algemene dienst van de veiligheidsregio en wordt geplaatst op een functie in het cluster. Na inpassing in de nieuwe (cluster)organisatie ontvangt het personeel een brief van het dagelijks bestuur VNOG dat zij hun werkzaamheden verrichten voor het betreffende cluster.

Vrijwillig brandweerpersoneel dat in gemeentelijke dienst is, kan werkzaam blijven op basis van een gemeentelijke aanstelling. Personeel dat in gemeentelijke dienst blijft ontvangt een brief van de betreffende colleges van B&W, waarin wordt aangegeven dat zij werkzaam zijn voor de post en deel uitmaken van het cluster en de Veiligheidsregio Noord- en Oost-Gelderland.

Dan dienen de gemeentesecretarissen hun bevoegdheden voor wat betreft het personeel naar de clustercommandanten te mandateren. Op deze wijze geeft de clustercommandant leiding aan al het personeel dat werkzaam is in het cluster, hetgeen aansluit bij het uitgangspunt dat de bestuurlijke en ambtelijke zeggenschap over en formatie van het personeel, zowel beroeps- als vrijwillig personeel, ligt bij de clusters.

De clusters krijgen tevens de ruimte om het vrijwillige personeel dat nu een gemeentelijke aanstelling heeft een rechtspositionele aanstelling bij de regio te geven.

Overigens is in de kadernota regionalisering brandweer bepaald dat er voldoende ruimte wordt geboden voor de zorgvuldige personele en organisatorische inrichting van de clusters.

Artikel 28: De personeelsformatie

De bestuurscommissie brandweer stelt de omvang van de clusterformatie vast. De kosten hiervan worden als specifiek programma opgevoerd in de begroting en komen ten laste van de betreffende clusters. Doordat de bestuurscommissie brandweer de eigen formatie vaststelt, vallen ook de personeelskosten onder de verantwoordelijkheid van de betreffende bestuurscommissie brandweer.

Artikel 29: Benoeming, schorsing en ontslag

In aansluiting op het voorgaande is bepaald dat het personeel dat bij de bestuurscommissies brandweer wordt ondergebracht ook door de bestuurscommissie wordt benoemd, geschorst en ontslagen. Het overige personeel valt rechtstreeks onder de veiligheidsregio en wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het dagelijks bestuur met uitzondering van het management van de brandweer en GHOR, dat benoemd en ontslagen wordt door het algemeen bestuur. Schorsing van het management gebeurt door het dagelijks bestuur vanwege de spoedeisendheid.

Artikel 30: Gemeentewet

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 31: Rechtspositie

Op het personeel is de gemeentelijke CAR/UWO van toepassing. De veiligheidsregio heeft hiertoe in juli 2004 reeds een aansluitingsovereenkomst met de VNG gesloten.

Derde lid.

De opgenomen delegatiemogelijkheid is een gevolg van een richtinggevende interpretatie van de Minister van Binnenlandse Zaken betreffende artikel 156, 3e lid Gemeentewet. Door deze interpretatie is het mogelijk geworden om de vaststelling en wijziging van de CAR/UWO en de hiervan afgeleide verordeningen/regelingen te delegeren aan de colleges dan wel de dagelijkse besturen van Wgr-samenwerkingsverbanden.

Artikel 32: Archiefbepalingen

Dit artikel is onverkort van toepassing op de bestuurscommissies brandweer.

Artikel 33: Administratie en controle

Eerste lid.

Hier wordt gedoeld op de regels inzake de organisatie van de administratie en van het beheer van de vermogenswaarden (de financiële verordening), en de regels met betrekking tot de controle (de controleverordening).

Tweede lid.

In het onderhavige artikel wordt de toepassing van het BBV (Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten) geregeld voor de administratie van de veiligheidsregio. Hiermee wordt aangesloten bij de voorwaarden die zijn opgenomen in het Besluit Doeluitkering Veiligheidsregio’s (BDVR) (zie ook artikel 55 Wvr).

Artikel 34: Begroting

In de Wgr is in artikel 35 de procedure voor de vaststelling van de begroting vastgelegd. Daarin wordt aangegeven dat het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting zes weken, voordat deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toezendt aan de raden van de deelnemende gemeenten.

Binnen de begroting wordt op transparante wijze inzichtelijk gemaakt welke bijdragen door gemeenten worden geleverd. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar taken van de gemeenschappelijke regeling (brandweer, GHOR, RVB en meldkamer) en taken van de gemeentelijke kolom (=gemeentelijke coördinator).

De bijdrage van de deelnemende gemeenten wordt onderscheiden naar de aard van de taken. Hierbij wordt onderscheid gemaakt naar taken die in gezamenlijkheid worden uitgevoerd, door een samenstel van clusters, op clusterniveau, een samenstel van gemeenten of ten behoeve van individuele gemeenten. In principe wordt voor de gemeentelijke bijdrage uitgegaan van een bijdrage per inwoner. Voor de taken van het cluster kan door de Bestuurscommissie brandweer een andere verdeelmaatstaf voorgesteld worden.

Concreet wordt in dit artikel 34 van de gemeenschappelijke regeling een onderscheid gemaakt naar:

  • a.

    algemene programma’s die betrekking hebben op regiobrede taken (tweede lid, onder a). Aan de kosten voor deze programma’s wordt in gelijke mate bijgedragen door alle gemeenten (vierde lid, onder c).

  • b.

    specifieke programma’s.

    • -

      In de eerste plaats gaat het hierbij om specifieke programma’s per cluster (tweede lid onder b). Het betreft de kosten voor de uitvoering van de primaire brandweertaken. Hieronder vallen ook de kosten van de personeelsformatie voor het cluster. De gemeenten die deelnemen aan het cluster dragen de kosten voor dit programma (vierde lid onder d). In artikel 34 vierde lid onder d. is bepaald dat in de regeling op de bestuurscommissie nadere regels over deze kostenverdeling kunnen worden opgenomen.

    • -

      In de tweede plaats zijn specifieke programma’s per gemeente mogelijk. Het kan zo zijn dat binnen een cluster een gemeente aanvullende wensen heeft op het gebied van brandweerzorg, die uitstijgen boven het zorgniveau waarover in de bestuurscommissie afspraken zijn gemaakt. Deze kosten komen dan uitsluitend voor rekening van de betreffende gemeente.

    • -

      Tenslotte zijn bovenclusterlijke programma’s mogelijk. Dit betreft de mogelijkheid dat in specifieke programma’s kosten terugkomen van activiteiten die twee of meer clusters gezamenlijk uitvoeren. Op dit moment werken de clusters Veluwe Noord en West op enkele taakgebieden (zoals redvoertuig en veeredtakel) bovenclusterlijk samen waarbij de kosten door de acht betreffende gemeenten worden gedeeld. Deze kosten worden dan verdeeld over beide clusters en opgenomen in hun clusterbegroting en komen derhalve terug in de betreffende specifieke programma’s.

  • c.

    Overige specifieke programma’s.

Tot slot wordt de mogelijkheid geboden dat een specifiek programma wordt gestart ten behoeve van een aantal gemeenten, die niet samen een cluster vormen. De kosten worden dan door die betreffende gemeenten gedragen.

De bestuurscommissies brandweer stellen voor hun cluster een ontwerpbegroting op en geleiden die via het dagelijks bestuur door naar het algemeen bestuur. De cluster-begrotingen worden vervolgens als specifieke programma’s opgenomen in de regionale begroting. In de verordening op de bestuurscommissies brandweer, als bedoeld in artikel 18 tweede lid,wordt dit nader uitgewerkt.

Het algemeen bestuur dient formeel de totale begroting vast te stellen. In de praktijk zal goedkeuring van de clusterbegrotingen door de gemeenteraden voldoende zijn voor vaststelling door het algemeen bestuur. De Wet gemeenschappelijke regelingen biedt niet de mogelijkheid om de clusterbegroting formeel vast te laten stellen door de bestuurscommissie.

Vierde lid.

Hierin is tot uitdrukking gebracht dat alleen kosten die niet al op andere wijze aan de gemeenten of derden in rekening worden gebracht, gedekt worden door een bedrag per inwoner.

In het algemeen wordt nog opgemerkt, dat rechtsgeldig vastgestelde begrotingen /begrotingswijzigingen voor de deelnemende gemeenten leiden tot een verplichte uitgave op grond van de Gemeentewet.

Artikel 35: Begrotingswijzigingen

In dit artikel is een eenvoudige, en daardoor efficiënte procedure opgenomen voor begrotingswijzigingen die niet leiden tot een verhoging van de gemeentelijke inwonerbijdrage. Deze zogenaamde budgettair neutrale begrotingswijzigingen kunnen rechtstreeks door het algemeen bestuur worden vastgesteld zonder tussenkomst van de gemeenteraden. Ook hoeft de termijn van zes weken in deze gevallen niet te worden aangehouden. Artikel 35, vijfde lid van de Wgr maakt een dergelijke, vereenvoudigde begrotingsprocedure mogelijk.

Artikel 36: Jaarrekening

Op grond van de Wgr moet de rekening zijn vastgesteld op 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft. Ook hiervoor is de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. In het derde lid wordt o.a. genoemd de mogelijkheid van verrekening door middel van benutting van reserves. Daardoor hoeft niet steeds de bijdrage per inwoner de sluitpost te zijn.

Artikel 37: Bestemming

In de financiële verordening en de notitie reserves en voorzieningen zijn bepalingen vastgelegd over het instellen van een bestemming en de toevoeging en de onttrekking.

Artikel 38: Financiële middelen

Dit artikel is opgenomen omdat is gebleken dat instellingen de kredietwaardigheid van openbare lichamen op grond van de Wgr als minder beoordelen als in de regeling niet met zoveel woorden de aansprakelijkheid is geregeld van de deelnemers aan het openbaar lichaam voor verplichtingen die door het openbaar lichaam worden aangegaan.

Hoofdstuk XIV: Gevolgen taakoverdracht

In de kadernota regionalisering brandweer is vastgelegd dat voldoende ruimte dient te worden geboden voor een zorgvuldige personele en organisatorische inrichting van de clusters, indien het proces om te komen tot clustervorming nog gedeeltelijk verder geïmplementeerd moet worden. De artikelen uit dit hoofdstuk komen hieraan tegemoet.

Artikel 39 Gevolgen voor de roerende en onroerende zaken

Bij de uitoefening van de brandweertaken maakt de veiligheidsregio gebruik van roerende en onroerende zaken (materieel en materiaal in de zin van voertuigen, blus- en hulpverleningsmiddelen, verbindingsmiddelen, specialistische kleding en gebouwen). Deze middelen zijn deels in eigendom van dan wel in bruikleen (vanwege het Ministerie van Binnenlandse Zaken beschikbaar gesteld) bij de veiligheidsregio en deels in eigendom bij de deelnemende gemeenten. De laatstgenoemde categorie betreft met name de middelen voor het uitoefenen van de basisbrandweerzorgtaken en specialistische taken.

Gelet op de overdracht van de taken door de colleges aan de veiligheidsregio zullen aanvullende rechtshandelingen nodig zijn om, indien gewenst, de eigendom van gemeentelijke roerende en onroerende zaken te doen overgaan naar de veiligheidsregio. Het enkel overdragen van de taken door de colleges aan de veiligheidsregio leidt niet van rechtswege tot wijzigingen in de eigendomsverhoudingen.

Het algemeen bestuur heeft besloten dat vooralsnog geen eigendomsoverdracht zal plaatsvinden.

Mochten op termijn gemeenten en veiligheidsregio toch kiezen voor eigendomsoverdracht van brandweermateriaal en –materieel dan dienen daarbij nadere afspraken gemaakt te worden, waarbij onder meer aandacht besteed dient te worden aan de in het verleden gemaakte afspraken, geldende aanspraken van derden en financieel-technische en fiscale elementen.

Artikel 40: Gevolgen voor het personeel

In de Wvr is nergens expliciet de bepaling opgenomen dat het personeel belast met taken op het gebied van de brandweer dat in dienst is van de gemeenten overgaat naar de veiligheidsregio. Met dit artikel wordt bepaald dat, wanneer brandweerpersoneel (beroeps dan wel vrijwilligers) toch in dienst komt van de veiligheidsregio, nadere afspraken worden gemaakt, bijvoorbeeld over de uitvoering en de termijn.

Zie ook de toelichting bij artikel 27.

Artikel 41: Verplichtingen voor de colleges

Hier is een beschrijving opgenomen van faciliteiten en informatie die binnen een gemeente beschikbaar zijn en noodzakelijk zijn voor een goede taakoefening van de brandweer en GHOR. Nu met de huidige regeling de brandweertaken worden overgedragen door de gemeenten aan de veiligheidsregio is het noodzakelijk om afspraken vast te leggen over de beschikbaarstelling hiervan. Bedoelde faciliteiten en informatie betreffen de taakuitoefening van de basisbrandweerzorg en zullen dus beschikbaar moeten komen voor het betreffende cluster.

Artikel 42: Claims

Op grond van de Wet Veiligheidsregio’s zijn de colleges onder meer belast met de primaire brandweerzorg. Deze taak dragen zij over aan de veiligheidsregio. Tot de inwerkingtreding van de Wet Veiligheidsregio’s berustte de taak en de uitoefening ervan bij de individuele colleges. Het uitvoeren van brandweertaken geschiedde onder verantwoordelijkheid van de individuele colleges.

Derden die aanspraken (menen te) hebben vanwege de taakuitvoering door de gemeentelijke brandweer kunnen trachten deze via rechterlijke procedures af te dwingen. De gemeente is daarbij de instantie die aangesproken kan worden. Vanwege de nadrukkelijke samenhang met de wijze waarop de wetgever in de taaktoedeling van de brandweertaken voorzag is deze bepaling opgenomen.

Artikel 43: Toetreding en uittreding van gemeenten

Gelet op de verplichting om een gemeenschappelijke regeling te treffen is toe- en uittreding alleen mogelijk als de indeling van de veiligheidsregio’s wordt gewijzigd.

Voordat tot toe- of uittreding van een gemeente wordt overgegaan is toestemming van de gemeenteraden nodig. Deze kan alleen geweigerd worden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.

Artikel 44: Wijziging regeling

De gemeenschappelijke regeling kan alleen gewijzigd worden als dat op grond van de Wvr en de daarop gebaseerde regelingen e.d. mogelijk is.

Voordat tot wijziging van de regeling kan worden overgegaan is toestemming van de gemeenteraden nodig. Deze kan alleen geweigerd worden wegens strijd met het recht of het algemeen belang

Artikel 45:

Beperkte deelname aan nieuwe taken

In voorkomende gevallen kan een gemeente, uitsluitend op verzoek, door het algemeen bestuur tijdelijk vrijgesteld worden van deelname aan de betreffende nieuwe taak. Met deze bepaling wordt beoogd te voorkomen dat er structureel twee soorten gemeenten gaan ontstaan met verschillende takenpakketten en alle bijbehorende verschillen (zoals uiteenlopende kwaliteitsniveau’s en verschillende kostendoorberekeningen). Anderzijds biedt het gemeenten de mogelijkheid om gedurende een overgangstermijn toe te werken naar volledige deelname aan nieuwe taken.

Met dit artikel wordt gebruik gemaakt van de mogelijkheid die artikel 11 van de Wgr biedt.

Artikel 46: Opheffing van de regeling

Verwezen wordt naar de toelichting bij artikel 44.

Artikel 47: Geschillenregeling

Beslechting van geschillen is in artikel 28 van de Wgr aan gedeputeerde staten opgedragen. Om niet ieder geschil onmiddellijk aan gedeputeerde staten te hoeven voorleggen is een tussenregeling opgenomen. Aanvullend is de bepaling opgenomen, dat partijen die bij het geschil zijn betrokken, van te voren overeen kunnen komen dat het advies van de geschillencommissie bindend zal zijn.

Artikel 48: Sociale statuten voormalige regio’s

De sociale statuten van de drie voormalige fusiepartners, zoals deze golden op 31 maart 2004, zijn van toepassing op het personeel van de drie voormalige regio’s, dat werkzaam is voor de Brandweer- en de GHOR-taken. Het Sociaal Statuut van de Regio Achterhoek is voorts van toepassing op het CPA-personeel van deze regio.

Artikel 49: Rechtsopvolging

De Veiligheidsregio is met ingang van 1 april 2004 in de rechten en plichten van de drie destijds fuserende regio’s getreden voor wat betreft de Regionale Brandweer-, GHOR- en CPA-taken. Voor de beschrijving van de betreffende taken wordt verwezen naar de tekst van de gemeenschappelijke regeling zoals die gold per 1 april 2004.

Bepalend voor deze rechten en plichten zijn de vastgestelde begrotingen voor het dienstjaar 2004 van de voormalige regio’s (eerste tot en met derde lid). Het bepaalde in dit artikel hangt samen met het ontstaan van de veiligheidsregio per 1 april 2004.

Artikel 50: Bekendmaking

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 51: Geldingsduur en inwerkingtreding

De inwerkingtreding van de nieuwe regeling is gekoppeld aan het inwerking treden van de Wvr. De regeling geldt voor onbepaalde tijd.

Artikel 52: Citeertitel

De citeertitel is gewijzigd om aan te geven dat de tekst uit 2004 niet langer van toepassing is. De wijzigingen zijn dermate ingrijpend en van een dusdanige omvang dat besloten is de tekst in zijn geheel gewijzigd vast te stellen en dit te markeren met de toevoeging van het jaartal 2010 aan de citeertitel.