Regeling vervallen per 22-09-2011

Beleidsregels Subsidieverstrekking Sportstimulering 2007

Geldend van 01-07-2006 t/m 21-09-2011

Intitulé

Beleidsregels Subsidieverstrekking Sportstimulering 2007

De raad van de gemeente Breda;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders en met overname van de daarin vermelde overwegingen;

gelet op de artikelen 147 van de Gemeentewet;

gelet op het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op het bepaalde in de Welzijnswet 1994;

gelet op het bepaalde in de Algemene Subsidieverordening Breda 1998;

besluit:

  • I.

    tot intrekking van de:

    • -

      Bijzondere Beleidsregels Subsidieverstrekking Sportstimulering 2004;

    • -

      Bijzondere Beleidsregels Subsidieverstrekking Verenigingsgebruik Bredase Zwembaden;

  • II.

    tot vaststelling van de:

    • -

      Beleidsregels Subsidieverstrekking Sportstimulering 2007.

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1:1 van toepassing verklaring

Deze Beleidsregels zijn van toepassing op alle subsidies op het gebied van sport.

Artikel 1:2 begripsomschrijvingen

  • A.

    Erkenning Het besluit van het College dat een organisatie op grond van de bepalingen in deze Beleidsregels voor subsidie in aanmerking komt.

  • B.

    Subsidie Een subsidie als bedoeld in artikel 4:21 Algemene wet bestuursrecht, te weten de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen en diensten.

  • C.

    Sportvereniging De in de gemeente Breda gevestigde vereniging die door het College als sportvereniging is erkend.

  • D.

    Zwem- en watersportvereniging De in de gemeente Breda gevestigde sportvereniging die door het College als zwem- en watersportvereniging is erkend.

  • E.

    Jeugdleden De in de gemeente Breda woonachtige, contributie betalende leden van een sportvereniging, die op 1 september voorafgaande aan het subsidiejaar, de leeftijd van 18 jaar nog niet hebben bereikt.

  • F.

    leden met een beperking De in de gemeente Breda woonachtige, contributie betalende en actief sportende leden van een sportvereniging, die door een beperking of stoornis als gevolg van een lichamelijke en/of verstandelijke en/of psychische aandoening, voor hun situatie normaal te achten sportactiviteiten niet anders dan met specifieke aanpassingen, voorzieningen of begeleiding, kunnen bedrijven en die door hun sportvereniging zijn aangemeld bij de NEBAS-NSG of een reguliere sportbond.

  • G.

    Sportevenement Een grootschalige sportieve gebeurtenis die in Breda wordt georganiseerd, niet gericht op professionele of semi-professionele sporters, maar op de sportstimulering en/of de sportieve prestatie van amateur- en recreatiesporters, waarbij het merendeel van de deelnemers uit Breda afkomstig is.

  • H.

    Schoolsportcommissie Een als zodanig door het College erkende organisatorische eenheid die op zich heeft genomen om een school-sporttoernooi te organiseren.

  • I.

    Schoolsporttoernooi Een sporttoernooi, georganiseerd door een schoolsport-commissie, waaraan kan worden deelgenomen door scholen voor basis- en/of voortgezet onderwijs in de gemeente Breda.

  • J.

    Subsidieplafond Een bedrag zoals in artikel 4:22 Algemene wet bestuursrecht, te weten het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

  • K.

    SubsidieprogrammaEen overzicht van de per beleidsterrein vastgestelde subsidie-plafonds per jaar.

HOOFDSTUK 2 Erkenning en subsidievormen

Artikel 2:1 voorwaarden en criteria voor erkenning

  • 1. Het College erkent een organisatie als:

    • a.

      zij kan instemmen met tenminste de volgende onderwerpen in de statuten van de organisatie:

      • aa.

        de doelstelling van de organisatie;

      • ab.

        e bestuurlijke en administratieve organisatie;

      • ac.

        et bij liquidatie terugvloeien van de resterende subsidiegelden naar de subsidie-gever;

      en

    • b.

      de rechtspersoon:

      • ba.

        gevestigd is in de gemeente Breda;

      • bb.

        krachtens haar statuten ten doel te heeft de beoefening van sport en/of lichamelijke opvoeding, als amateur, door haar leden;

      • bc.

        aangesloten is bij een als zodanig door NOC*NSF of, gehoord de Stichting Breda- Actief, door het College erkende landelijke, provinciale, regionale of plaatselijke overkoepelende sportorganisatie;

      • bd.

        gericht is op de uitoefening van een sport die is aangesloten bij NOC*NSF, dan wel op het in algemene zin stimuleren van actieve lichaamsbeweging door middel van de uitoefening van sport- en spelactiviteiten onder deskundige leiding (een en ander ter beoordeling van de Stichting Breda-Actief);

      • be.

        in beginsel toegankelijk is voor iedereen;

      • bf.

        tenminste 25 in de gemeente Breda woonachtige, contributie betalende leden heeft en

      • bg

        geen bestuursleden heeft die een betaalde functie in de vereniging vervullen;

      en

    • c.

      de bij de organisatie betrokken beroepskrachten en vrijwilligers die met minderjarigen in aanraking komen desgevraagd een positieve verklaring omtrent het gedrag kunnen overleggen aan hun bestuur;

Artikel 2:2 erkenning

  • 1. Een verzoek om erkenning moet worden ingediend bij de Stichting Breda-Actief.

  • 2. Het College beslist binnen drie maanden op een verzoek tot erkenning, gehoord de Stichting Breda-Actief. Het advies van de Stichting Breda-Actief ter zake is niet bindend. De erkenning wordt voor onbepaalde tijd verleend.

  • 3. Het College kan, gehoord de Stichting Breda-Actief, een erkenning intrekken indien:

    • a.

      niet of niet langer wordt voldaan aan de erkenningcriteria en/of

    • b.

      aan de hand van het daadwerkelijk functioneren van de vereniging kan worden afgeleid, dat de vereniging niet langer kan worden geacht de aangegeven doelstelling op een naar het oordeel van het College acceptabele wijze te verwezenlijken.

      Het advies van de Stichting Breda-Actief ter zake is niet bindend.

  • 4. Alvorens het College besluit over het intrekken van een erkenning, stelt zij de betrokken sport-vereniging:

    • a.

      van het met redenen omklede voornemen daartoe in kennis;

    • b.

      in de gelegenheid om zich omtrent dat voornemen te doen horen, op de door het College te bepalen wijze.

Artikel 2:3 subsidiesoorten

  • 1. Op het gebied van sport gelden de volgende subsidiesoorten:

    • a.

      Algemene basissubsidie, zoals omschreven in Afdeling 4.1;

    • b.

      Subsidie voor jeugdleden, zoals omschreven in Afdeling 4.2;

    • c.

      Subsidie voor leden met een beperking, zoals omschreven in Afdeling 4.3;

    • d.

      Subsidie voor andersoortige sportactiviteiten, zoals genoemd in Afdeling 4.4;

    • e.

      Investeringssubsidie, zoals omschreven in Afdeling 4.5;

    • f.

      Subsidie voor verenigingsgebruik Bredase zwembaden, zoals omschreven in Afdeling 4.6.

  • 2. Het College kan in haar beslissing tot verlening of vaststelling van de subsidie bepalen dat de subsidie geheel of gedeeltelijk het karakter heeft van een garantiesubsidie, wat betekent dat van gemeentewege tot een bepaald maximumbedrag subsidie zal worden verstrekt als dit noodzakelijk mocht blijken.

Artikel 2:4 niet subsidiabele kosten

  • 1. Geen subsidiabele kosten zijn:

    • a.

      kosten van acties en dergelijke ter verwerving van inkomsten;

    • b.

      kosten van traktaties, rookwaren, geschenken en attenties;

    • c.

      kosten verbonden aan festiviteiten ter gelegenheid van jubilea en dergelijke;

    • d.

      materiële en financiële ondersteuning van derden;

    • e.

      kosten van consumpties, tenzij consumpties dienen als middel om een subsidiabel doel te bereiken. Een en ander ter beoordeling van het College.

  • 2. De subsidieverstrekking is als middel altijd een aanvulling op andere bronnen van inkomsten. Voor zover de kosten die verbonden zijn aan het organiseren van een activiteit bekostigd kunnen worden uit andere bronnen van inkomsten, zoals reeds aanwezig eigen vermogen, eigen bijdrage van de deelnemers, sponsoring, subsidie van derden en andere bronnen van inkomsten, wordt geen gemeentelijke subsidie verstrekt. Het College bepaalt welke eigen bijdrage redelijkerwijs van de deelnemers verwacht kan worden.

Artikel 2:5 uitvoeringsbepalingen

  • 1. De Stichting Breda-Actief is gemandateerd de subsidies, zoals genoemd in artikel 2:3, lid 1 onder a, b, c en d van deze Beleidsregels te verlenen en vast te stellen. Aanvragen voor de subsidie-vormen, zoals genoemd in artikel 2:3, lid 1 onder a, b, c en d dienen derhalve te worden gericht aan de Stichting Breda-Actief.

  • 2. Overige aanvragen dienen te worden gericht aan het College van de gemeente Breda.

HOOFDSTUK 3 De aanvraag om subsidie

Artikel 3:1 vereisten aanvraag

  • 1. Naast de in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gegevens, bevat een aanvraag om subsidie:

    • a.

      naam en adres van de organisatie;

    • b.

      samenstelling van het bestuur en de wijzigingen daarin ten opzichte van de vorige subsidieaanvraag;

    en

    indien het aanvraag betreft voor subsidie zoals bedoeld in de Afdelingen 4.4, 4.5 en 4.6:

    • c.

      een activiteitenplan;

    • d.

      een raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven (de begroting).

  • 2. Naast de in het eerste lid genoemde gegevens bevat een aanvraag om een subsidie vanaf € 5.000,- per boekjaar tevens een door het bestuur gewaarmerkte jaarrekening van het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarin de subsidie aangevraagd wordt. De jaarrekening dient in ieder geval te bevatten een balans en een staat van baten en lasten en een toelichting daarop.

  • 3. De in lid 2 genoemde eis geldt niet indien de verstrekte subsidie is gebaseerd op normbedragen.

  • 4. Indien het subsidieverzoek een bedrag van € 45.000,- te boven gaat, dient de in lid 2 genoemde jaarrekening te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring waaruit de rechtmatigheid van de besteding van de verleende subsidie blijkt.

  • 5. Het College kan met betrekking tot de subsidieaanvraag nadere regels stellen.

Artikel 3:2 Eerste subsidieaanvraag

Indien een organisatie voor de eerste keer subsidie aanvraagt, dient een recent exemplaar van de statuten en een uittreksel van de Kamer van Koophandel te worden overgelegd.

Artikel 3:2 hersteltermijn

  • 1. Wanneer de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de Algemene wet bestuursrecht en het hierboven opgenomen artikel 3:1, verzoekt het College de aanvrager om binnen een bepaalde termijn de aanvraag aan te vullen.

  • 2. Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in lid 1 de aanvraag tot subsidie nog steeds niet volledig is, kan het College besluiten om de aanvraag niet te behandelen overeenkomstig artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 4 Subsidiabele activiteiten

AFDELING 4.1 Basissubsidie

Artikel 4:1 doel en reikwijdte

Een basissubsidie is bedoeld als tegemoetkoming in de bestuurlijke apparaatskosten en wordt maximaal één maal per jaar aan een sportvereniging verstrekt.

Artikel 4:2 subsidievorm

  • 1. Een basissubsidie wordt verstrekt in de vorm van een normbedrag. In 2007 bedraagt de basis-subsidie € 250,-.

  • 2. Het College kan het normbedrag voor de basissubsidie jaarlijks wijzigen. Indien dit het geval is, zal dit in het subsidieprogramma van dat jaar aangegeven worden.

Artikel 4:3 aanvraag

  • 1. Een basissubsidie kan slechts worden toegekend als hiertoe, door middel van een subsidie-verzoek, wordt verzocht.

  • 2. Indiening van een verzoek om basissubsidie dient vóór 1 november voorafgaande aan het subsidiejaar te geschieden.

AFDELING 4.2 Subsidie voor jeugdleden

Artikel 4:4 doel en reikwijdte

  • 1. Doel van de subsidie voor jeugdleden is de sportbeoefening door jeugdigen te stimuleren door de toegankelijkheid van sportverenigingen te vergroten en voor jongeren aantrekkelijk te maken.

  • 2. Voor subsidie voor jeugdleden komen in aanmerking sportverenigingen met tenminste 1 jeugdlid.

Artikel 4:5 subsidievorm

  • 1. De subsidie bestaat uit een normbedrag per jeugdlid van de sportvereniging. In 2007 bedraagt dit normbedrag € 7,-.

  • 2. Het College kan het normbedrag voor subsidie voor jeugdleden jaarlijks wijzigen. Indien dit het geval is, zal dit in het subsidieprogramma van dat jaar aangegeven worden.

Artikel 4:6 aanvraag

  • 1. Subsidie voor jeugdleden kan slechts worden toegekend als hiertoe, door middel van een subsidieverzoek, wordt verzocht.

  • 2. Het verzoek om subsidie bevat, naast het gestelde in Hoofdstuk 3 van deze Beleidsregels:

    • a.

      een opgave van het werkelijke, in de gemeente Breda woonachtige, aantal jeugdleden per 1 september voorafgaande aan het subsidiejaar. In deze opgave kan ieder lid slechts één maal worden geteld. De opgave bevat een geanonimiseerde ledenlijst met daarop per lid in ieder geval de postcode, de begindatum van het lidmaatschap en de geboortedatum;

    • b.

      een beknopt verslag, waarin wordt aangegeven op welke wijze de subsidie voor jeugdleden, zoals deze werd verleend in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, door de vereniging is besteed

  • 3. Indiening van verzoeken om subsidie voor jeugdleden dient vóór 1 november voorafgaande aan het subsidiejaar te geschieden.

AFDELING 4.3 Subsidie voor leden met een beperking

Artikel 4:7 doel en reikwijdte

  • 1. Doel van de subsidie voor leden met een beperking is de sportbeoefening door leden met een beperking te stimuleren door de toegankelijkheid van sportverenigingen te bevorderen en een bijdrage te leveren in de specifieke aanpassingen, voorzieningen of begeleiding die voor sportbeoefening door leden met een beperking noodzakelijk zijn.

  • 2. Voor subsidie voor leden met een beperking komen in aanmerking sportverenigingen met tenminste 1 lid met een beperking.

  • 3. Op verzoek van de sportvereniging kan het College besluiten leden met een beperking van de sportvereniging, die niet woonachtig zijn in Breda, maar wel daadwerkelijk in Breda sporten, gelijk te stellen met de leden met een beperking die woonachtig zijn in Breda.

  • 4. Een sportvereniging, aan wie subsidie zoals bedoeld in deze Afdeling is toegekend, kan voor de betreffende jeugdleden met een beperking geen beroep doen op de regeling aangaande subsidie voor jeugdleden zoals beschreven in Afdeling 7.2 van deze Beleidsregels.

Artikel 4:8 subsidievorm

  • 1. De subsidie bestaat uit een normbedrag per lid met een beperking van de sportvereniging. In 2007 bedraagt dit normbedrag € 35,-.

  • 2. Het College kan het normbedrag voor subsidie voor leden met een beperking jaarlijks wijzigen. Indien dit het geval is, zal dit in het subsidieprogramma van dat jaar aangegeven worden.

Artikel 4:9 aanvraag

  • 1. Subsidie voor leden met een beperking kan slechts worden toegekend als hiertoe, door middel van een subsidieverzoek, wordt verzocht.

  • 2. Het verzoek om subsidie bevat, naast het gestelde in Hoofdstuk 3:

    • a.

      een opgave van het werkelijke aantal leden met een beperking per 1 september voorafgaande aan het subsidiejaar. In deze opgave kan ieder lid slechts één maal worden geteld. De opgave bevat een geanonimiseerde ledenlijst met daarop per lid in ieder geval de postcode, de begindatum van het lidmaatschap en de geboortedatum;

    • b.

      een overzicht van de specifieke aanpassingen, voorzieningen of begeleiding die voor sportbeoefening door leden met een beperking binnen de sportvereniging noodzakelijk zijn en een overzicht van de daarbij behorende extra kosten die de sportvereniging verwacht te maken;

    • c.

      een beknopt verslag, waarin wordt aangegeven op welke wijze de subsidie voor leden met een beperking, zoals deze werd verleend in het jaar voorafgaand aan het subsidiejaar, door de vereniging is besteed.

  • 3. Indiening van verzoeken om subsidie voor leden met een beperking dient vóór 1 november voorafgaande aan het subsidiejaar te geschieden.

AFDELING 4.4 Subsidie voor andersoortige sportactiviteiten

Artikel 4.10 sportevenementen

  • 1. Een verzoek om subsidie voor een sportevenement wordt ten minste dertien weken voordat met de activiteit wordt aangevangen ingediend.

  • 2. Naast erkende sportverenigingen kunnen ook andere door het College erkende verenigingen of organisaties een subsidie voor sportevenementen ontvangen.

  • 3. Subsidie wordt hoogstens verleend tot een bedrag, maximaal gelijk aan het nadelig saldo van de met het sportevenement samenhangende inkomsten en uitgaven.

  • 4. Ter bepaling van het nadelig saldo worden slechts die uitgaven meegerekend, welke naar het oordeel van het College noodzakelijk zijn voor het welslagen van het sportevenement.

  • 5. Uitgangspunten voor verlening van subsidie zijn:

    • a.

      evenementen dienen in beginsel selfsupporting te zijn. Bij jaarlijks terugkerende evenementen wordt de subsidie in drie jaren afgebouwd, zodanig dat na drie jaren geen subsidie meer wordt verstrekt. Dat betekent het tweede jaar maximaal 50% en het derde jaar maximaal 25% van het in het eerste jaar verstrekte subsidie;

    • b.

      er dient sprake te zijn van een, naar het oordeel van het College, substantiële eigen inbreng door middel van zelfwerkzaamheid, sponsoring, entreegelden, etc.

Artikel 4:11 accommodatiesubsidie

  • 1. Indien voor een sportactiviteit, die regulier in een gymzaal te beoefenen is, slechts een niet- gemeentelijk zaalsportaccommodatie beschikbaar is, kan aan een sportvereniging hiervoor subsidie worden verstrekt onder de voorwaarden zoals genoemd in lid 2 tot en met 6 van dit artikel.

  • 2. Een verzoek om subsidie voor het noodgedwongen gebruik van een niet-gemeentelijke zaalsportaccommodatie wordt vóór 1 november voorafgaande aan het subsidiejaar ingediend.

  • 3. Het dient een gebruik te betreffen van tenminste 80 uren per seizoen.

  • 4. Subsidie wordt hoogstens verleend tot een bedrag gelijk aan het verschil in huurkosten van een niet-gemeentelijke en een gemeentelijke zaalsportaccommodatie, waarbij gerefereerd wordt aan het gemeentelijke tarievensysteem voor zaalhuur;

  • 5. De subsidie bedraagt nimmer meer dan het voor elk subsidiejaar door het College vastgesteld maximum subsidiebedrag per uur.

  • 6. Het verzoek om subsidie bevat:

    • a.

      een verklaring, waaruit blijkt waarom geen gebruik kan worden gemaakt van een gemeentelijke zaalsportaccommodatie;

    • b.

      een opgave van het aantal uren dat in het seizoen gebruik zal worden gemaakt van een niet- gemeentelijke zaalsportaccommodatie, alsmede het daarvoor per uur geldende tarief, een en ander blijkende uit een mede te overleggen kopie van het desbetreffende huurcontract of een verklaring van de verhuurder.

Artikel 4:12 sportkennismaking

  • 1. Subsidie kan worden verleend in de kosten, verband houdende met de organisatie van sport-activiteiten door erkende sportverenigingen, welke:

    • a.

      in Breda plaatsvinden en specifiek gericht zijn op in de gemeente Breda woonachtige jongeren, ouderen en personen met een beperking, die nog niet of niet meer aan sport deelnemen, en

    • b.

      een uitnodigend en open karakter hebben, en

    • c.

      een bijdrage kunnen leveren aan de vergroting van de keuzemogelijkheden van deze groepen, met betrekking tot sportbeoefening in de gemeente Breda, en

    • d.

      bedoeld zijn om -binnen de gewone, eigen financiële huishouding van de aanvragende sportvereniging- een structureel onderdeel uit te (gaan) maken van haar activiteitenaanbod,

      en

    • e.

      bedoeld zijn om de deelnemers lid te laten worden van de sportvereniging.

  • 2. Een verzoek om subsidie voor een sportkennismakingsactiviteit wordt ten minste dertien weken voordat met de activiteit wordt aangevangen ingediend.

  • 3. Subsidie wordt hoogstens verleend tot een bedrag, maximaal gelijk aan het nadelig saldo van de met de organisatie van de sportactiviteit(en) samenhangende inkomsten en uitgaven.

  • 4. Ter bepaling van het nadelig saldo worden slechts die uitgaven meegerekend, welke naar het oordeel van het College noodzakelijk zijn.

Artikel 4:13 schoolsporttoernooien

  • 1. Schoolsporttoernooien kunnen voor subsidie in aanmerking komen indien deze georganiseerd worden door schoolsportcommissies.

  • 2. Een verzoek om subsidie voor schoolsporttoernooien wordt ten minste dertien weken voordat met de activiteit wordt aangevangen ingediend.

  • 3. Subsidie wordt hoogstens verleend tot een bedrag, maximaal gelijk aan het nadelig saldo van de met de activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven.

  • 4. Ter bepaling van het nadelig saldo worden slechts die uitgaven meegerekend, welke naar het oordeel van het College noodzakelijk zijn.

Artikel 4:14 investeren in vrijwilligers

  • 1. Subsidie kan worden verleend in de kosten, verband houdende met de opleiding en ondersteuning van vrijwilligers van een sportvereniging.

  • 2. Een verzoek om subsidie voor de kosten van opleidingen van vrijwilligers die lid zijn van de sportvereniging wordt vóór 1 november voorafgaande aan het subsidiejaar ingediend.

  • 3. Uitsluitend cursussen en opleidingen gericht op het begeleiden van jongeren en leden met een beperking, gegeven door de overkoepelende organisatie zoals bedoeld in artikel 2:1 lid 1 sub bc van deze Beleidsregels, komen voor subsidie in aanmerking.

  • 4. Vrijwilligers en besturen van erkende sportverenigingen kunnen gratis gebruik maken van het cursusaanbod dat aangeboden wordt door een door het College aan te wijzen instelling.

  • 5. Erkende sportverenigingen kunnen via een door het College aan te wijzen instelling kosteloos een verzekering voor wettelijke aansprakelijkheid en ongevallen afsluiten ten behoeve van de bij hen werkzame vrijwilligers.

AFDELING 4.5 Investeringssubsidie

Artikel 4:15 doel en reikwijdte

  • 1. Doel van de investeringssubsidie is het leveren van een bijdrage aan het oprichten van een voorziening en/of de eerste aanschaf en/of het aanbrengen van voorzieningen, niet primair noodzakelijk voor de uitvoering van de sportactiviteiten, maar die bijdragen aan een verbetering van het functioneren van de sportvereniging.

  • 2. Subsidie wordt verstrekt als tegemoetkoming in uitsluitend de volgende kosten:

    • a.

      de eerste oprichting van een clubhuis, kantine, bestuurskamer, en/of instructielokaal voor de sportvereniging;

    • b.

      de, vanwege een groeiend ledenaantal noodzakelijke uitbreiding van de voorzieningen onder a;

    • c.

      De eerste investeringen in inventaris ten behoeve van de voorzieningen onder a;

    • d.

      Het aanbrengen van aanpassingen ten behoeve van minder validen aan de voorzieningen onder a.

Artikel 4:16 subsidievorm

  • 1. Subsidie wordt hoogstens verleend tot een bedrag, maximaal gelijk aan eenderde gedeelte van de door het College aanvaardbaar geachte kostenbestanddelen.

  • 2. Wanneer het gebruik of de bestemming van de accommodatie binnen 10 jaar na subsidie- beschikking wijzigt, dient naar rato de subsidie te worden terugbetaald.

  • 3. De werkzaamheden, verband houdende met de investering ten aanzien waarvan het subsidiebedrag voorlopig is verleend, dienen binnen een jaar na de dagtekening van de beslissing waarbij het subsidiebedrag voorlopig is verleend, te zijn voltooid.

  • 4. Het College verlengt de in het derde lid genoemde termijn met één jaar, indien de vereniging aantoont dat zij door omstandigheden buiten haar schuld gelegen niet aan het bepaalde in het derde lid heeft kunnen voldoen en de voltooiing van de werkzaamheden alsnog binnen een jaar zal geschieden.

Artikel 4:17 aanvraag

  • 1. Subsidie kan slechts worden toegekend als hiertoe, door middel van een subsidieverzoek wordt verzocht.

  • 2. Naast de in artikel 4:2 van de Algemene wet bestuursrecht genoemde gegevens dient de aanvraag te bevatten:

    • a.

      een toelichting, waarin de organisatie aangeeft waarom de voorgenomen investering noodzakelijk wordt geacht, een omschrijving van de bestemming;

    • b.

      een gespecificeerde begroting van de kosten die verband houden met de voorgenomen investering;

    • c.

      een uitgewerkt plan of tekening met toelichting van datgene dat met de voorgenomen investering tot stand zal worden gebracht;

    • d.

      de begroting van het lopende boekjaar;

    • e.

      afschriften van de benodigde vergunningen of van de aanvragen daarvan;

    • f.

      een akte of ander schriftelijk stuk waaruit blijkt dat -voor zover de ondergrond geen eigendom is van de organisatie -een recht van opstal is gevestigd eventueel gecombineerd met het recht van erfpacht.

  • 3. Op de vóór 1 maart ingekomen verzoeken om investeringsubsidie, beslist het College vóór 1 juni daaropvolgend; op de vóór 1 september ingekomen verzoeken, beslist het College vóór 1 december daaropvolgend.

  • 4. Bij behandeling van verzoeken om investeringssubsidie wordt indien nodig, de volgende prioriteitsvolgorde gehanteerd:

    • a.

      verzoeken om subsidie, ingediend door verenigingen aan wie nog niet eerder een investeringssubsidie werd verleend;

    • b.

      verzoeken om subsidie ingediend door verenigingen aan wie reeds eerder een investeringssubsidie werd verleend.

  • 5. Indien en voor zover, de betreffende voorziening wordt of is gesitueerd op een perceel grond:

    • a.

      behorend tot de eigendom van de gemeente Breda, dient met betrekking tot de ondergrond van de betreffende voorziening ten behoeve van de subsidieaanvragende vereniging het recht van erfpacht gevestigd te zijn, eventueel gecombineerd met het recht van opstal met betrekking tot de voorziening;

    • b.

      behorend noch tot de eigendom van de gemeente Breda, noch tot de eigendom van de subsidieaanvragende vereniging, dient met betrekking tot die voorziening ten behoeve van de subsidieaanvragende vereniging het recht van opstal gevestigd te zijn, eventueel gecombineerd met het recht van erfpacht met betrekking tot de ondergrond van de betreffende voorziening, een en ander voor een periode, gelijk aan de gemiddelde levensduur van de betreffende voorziening.

AFDELING 4.6 Subsidie voor verenigingsgebruik Bredase zwembaden

Artikel 4:18 doel en reikwijdte

  • 1. De subsidie is bedoeld als gemeentelijke bijdrage in de entreeprijs die de verenigingen voor de toegang van hun leden bij verenigingsactiviteiten in de gemeentelijke zwembaden aan de exploitant verschuldigd zijn.

  • 2. De bijdrage bedraagt maximaal het verschil in de door de exploitant van de gemeentelijke zwembaden in rekening te brengen verenigingsuren en het door verenigingen te betalen tarief conform het vigerende gemeentelijke sporttarievensysteem.

  • 3. Een ‘verenigingsuur’ is het gebruik door een zwem- en watersportvereniging van het 25 meterbassin in zwembad ‘Van Sonsbeeck’ of het 50 meterbassin in het zwembad ‘Wisselaar’ (of delen daarvan indien hierover overeenstemming met de exploitant is bereikt), op basis van een gebruiksovereenkomst tussen de exploitant en de betreffende vereniging.

Artikel 4:19 subsidievorm

  • 1. Het College draagt bij in de kosten van de wekelijkse uren verenigingsgebruik voor zover voor deze uren een gebruiksovereenkomst tussen de exploitant en de vereniging is afgesloten voor de duur van een seizoen of kalenderjaar.

  • 2. De wekelijkse uren verenigingsgebruik komen voor subsidie in aanmerking, mits in deze uren de volgende verenigingsactiviteiten voor de leden van de organiserende vereniging(en) plaatsvinden:

    • a.

      zwemles en instructie, met uitzondering van het elementaire zwemonderricht (zwem-ABC) en het hierbij gebruikelijke diplomazwemmen;

    • b.

      training; zijnde het beoefenen en toepassen van de kernactiviteiten van de vereniging, te weten de door de betreffende sportbonden erkende takken van zwem- en watersport;

    • c.

      onderlinge wedstrijden, diploma-, brevet-, examenzwemmen en clubkampioenschappen;

    • d.

      overige activiteiten, zijnde uren met een recreatief karakter en/of gericht op toeleiding naar de onder b bedoelde kernactiviteiten, waarbij het totaal van deze uren niet meer bedraagt dan eenvierde van het aantal uren van a, b en c tezamen.

  • 3. Naast de wekelijkse uren verenigingsgebruik kunnen ook incidentele uren verenigingsgebruik voor subsidie bijdrage in aanmerking komen, mits hiervoor een overeenkomst tussen de exploitant en de vereniging is afgesloten.

  • 4. De incidentele uren verenigingsgebruik komen voor de gemeentelijke bijdrage in aanmerking indien in deze uren de volgende verenigingsactiviteiten plaatsvinden:

    • a.

      Competities en wedstrijden voor zover door de betreffende sportbond aan de deelname de verplichting tot het organiseren van thuiswedstrijden is verbonden;

    • b.

      Niet-verplichte westrijden, toernooien en evenementen voorzover de deelname niet beperkt blijft tot de eigen leden van de organiserende vereniging(en);

  • 5. De in lid 2 bedoelde wekelijkse uren verenigingsgebruik komen voor een subsidie in aanmerking tot ten hoogste 44 uur per week.

  • 6. De in lid 4 bedoelde incidentele uren verenigingsgebruik komen voor subsidie in aanmerking tot maximaal 180 uur op jaarbasis. Het aantal verplichte uren zoals genoemd in lid 4 sub a van dit artikel is hierbij bepalend. Het aantal subsidiabele niet-verplichte uren bedraagt niet meer dan het aantal verplichte uren.

  • 7. Zowel van de wekelijkse als van de incidentele uren verenigingsgebruik dient tenminste 60% in zwembad Wisselaar te worden gerealiseerd en ten hoogste 40% in zwembad Van Sonsbeeck.

  • 8. Het College maakt het verleende subsidiebedrag in maandelijkse termijnen over aan de exploitant van de Bredase zwembaden, die de subsidie met de maandelijkse facturen aan de verenigingen verrekent.

  • 9. De subsidie wordt jaarlijks vastgesteld op basis van het vóór 1 mei in te dienen jaaroverzicht verenigingsgebruik van het voorafgaande jaar.

Artikel 4:20 aanvraag

  • 1. Subsidie kan slechts worden toegekend als hiertoe, door middel van een subsidieverzoek wordt verzocht.

  • 2. Subsidie voor verenigingsgebruik van Bredase zwembaden is uitsluitend aan te vragen door en/of namens de Bredase zwem- en watersportverenigingen.

  • 3. De subsidieaanvraag wordt jaarlijks vóór 1 december ingediend en gaat vergezeld van een rooster van wekelijkse uren verenigingsgebruik voor het komende kalenderjaar en een rooster van incidentele uren verenigingsgebruik voor de periode van januari tot augustus van het komende kalenderjaar. Jaarlijks vóór 1 mei wordt een rooster van incidentele uren verenigingsgebruik voor de periode van augustus tot en met december van het lopende kalenderjaar ingediend.

HOOFDSTUK 5 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 5:1 administratie

Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 eerste lid onder b van de Algemene wet bestuursrecht legt het College subsidieontvangende organisaties het volgende op:

  • a.

    De organisatie verleent aan het College of de door haar aangewezen personen desgevraagd inzage in de administratie en verstrekt inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en/of voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverlening zijn verbonden.

  • b.

    De organisatie volgt de aanwijzingen op die het College in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kan geven.

HOOFDSTUK 6 Reserves, voorzieningen en afschrijvingen

Artikel 6:1 subsidies hoger dan € 5.000,- per boekjaar

De artikelen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op subsidies hoger dan € 5.000,- per boekjaar indien deze niet verstrekt zijn op basis van normbedragen.

Artikel 6:2 algemene en/of egalisatiereserves

  • 1. Een algemene en/of egalisatiereserve is een reserve die wordt gevormd uit een eventueel exploitatieoverschot om schommelingen in de toekomstige exploitatie op te vangen.

  • 2. Het vormen, dan wel het voeden van een algemene en/of egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde organisatie sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de voorlopige subsidie is verkregen.

  • 3. Het toevoegen van gemeentelijke subsidiegelden aan de algemene en/of egalisatiereserve, alsmede het onttrekken van gemeentelijke subsidiemiddelen daaruit kan uitsluitend gebeuren met voorafgaande schriftelijke toestemming van het College.

  • 4. De hoogte van de algemene en de egalisatiereserve mag niet meer bedragen dan 10% van de structurele subsidiegelden die de organisatie in het betreffende boekjaar van het College heeft ontvangen.

  • 5. Bij de toets of de reserve het in lid 4 vermelde maximum heeft overschreden worden de volgende onderdelen van de reserve buiten beschouwing gelaten:

    • a.

      dat deel van de reserve dat is vastgelegd in vaste activa. Dit deel bedraagt maximaal 60% van de oorspronkelijke aanschafwaarde van de vaste activa die op het toetsmoment aanwezig zijn.

    • b.

      dat deel van de reserve dat na toepassing van lid 5a resteert en dat gevormd is uit andere inkomsten dan structurele subsidiegelden van de Gemeente Breda. Indien dit deel door de subsidieontvanger niet voldoende kan worden aangetoond, wordt voor het vaststellen van dit deel de volgende verdeelsleutel gebruikt:

      netto inkomsten in het betreffende boekjaar exclusief de structurele subsidiebijdrage van de Gemeente Breda, gerelateerd aan de totale inkomsten;

    • c.

      dat deel van de reserve dat na toepassing van lid 5a en 5b resteert, kan worden aangemerkt als een bestemmingsreserve conform artikel 6:3 van deze beleidsregels.

Artikel 6:3 bestemmingsreserves

  • 1. Een bestemmingsreserve is een reserve die gevormd wordt uit een eventueel exploitatieoverschot om na enige tijd voor een specifiek doel te worden aangewend.

  • 2. Het is een structureel gesubsidieerde organisatie niet toegestaan een bestemmingsreserve te vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden, tenzij het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend. Aan deze toestemming kan het College voorwaarden verbinden.

  • 3. Het verzoek om toestemming voor het vormen van een bestemmingsreserve bevat een voorstel waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      het doel van de reserve;

    • b.

      een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve;

    • c.

      een motivatie van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft.

      Het College kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 4. Voor het in afwijking van het in lid 3 genoemde voorstel toevoegen of onttrekken van subsidiegelden aan de reserve, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het College.

Artikel 6:4 voorzieningen

  • 1. Het is een structureel gesubsidieerde organisatie niet toegestaan een voorziening te vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden, tenzij het College daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend. Aan deze toestemming kan het College voorwaarden verbinden.

  • 2. Onder een voorziening verstaan we het treffen van financiële maatregelen voor kosten die een organisatie op termijn moet maken. Een voorziening kan ten laste van de exploitatie gevormd worden voor toekomstige kosten die:

    • a.

      niet binnen de jaarlijkse exploitatie of via de egalisatiereserve opgevangen kunnen worden en

    • b.

      nu reeds te voorzien zijn en

    • c.

      onvermijdelijk zijn en

    • d.

      hun oorzaak in het verleden hebben en

    • e.

      kwantificeerbaar / berekenbaar zijn.

  • 3. Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:

    • a.

      de kosten samenhangend met vervanging van inventaris;

    • b.

      de kosten samenhangend met ziekte van werknemers;

    • c.

      reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.

  • 4. Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a.

      het doel van de voorziening;

    • b.

      een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening;

    • c.

      een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening.

      Het College kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

  • 5. Het toestaan van het vormen van een voorziening, die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiemiddelen, gebeurt onder de voorwaarde dat het onderliggende plan, zoals bedoeld in lid 4, is goedgekeurd.

  • 6. Voor het in afwijking van het goedgekeurde plan toevoegen of onttrekken van subsidiegelden aan de voorziening, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het College.

Artikel 6:5 afschrijvingen

  • 1. Algemeen uitgangspunt is het gemeentelijk afschrijvingsbeleid en het gestelde in boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 2. Investeringen / aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal € 450,- moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven, dan wel ten laste van een voorziening ‘vervanging inventaris’ worden gebracht.

  • 3. Investeringen/aankopen van minder dan € 450,- moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

  • 4. De vaste activa worden gewaardeerd op de aanschafwaarde.

  • 5. Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

  • 6. Voor onderstaande activagroepen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

    • -

      gebouwen 50 jaar

    • -

      technische installaties 15 jaar

    • -

      kantoormeubilair 5 jaar

    • -

      computers 3 jaar

    • -

      overige inventaris 5 jaar

    • -

      bedrijfsauto’s 10 jaar

  • 7. Voor het afwijken van de richtlijnen vermeld in lid 1 tot en met 6, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het College.

HOOFDSTUK 7 Definitieve vaststelling van de subsidie

Artikel 7:1 aanvraag tot definitieve vaststelling (verslaglegging)

  • 1. Het College kan subsidieontvangende organisaties verplichtingen, als bedoeld in artikel 4:37 eerste lid onder f van de Algemene wet bestuursrecht opleggen, inhoudende het verantwoorden van de gesubsidieerde activiteiten via een inhoudelijk en financieel verslag.

  • 2. Indien het College een beschikking tot subsidieverlening heeft gegeven, dient een organisatie 13 weken na afloop van de gesubsidieerde activiteiten dan wel de subsidieperiode een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in bij het College.

  • 3. Deze aanvraag dient te bestaan uit een door minimaal twee leden van het bestuur ondertekend financieel en inhoudelijk verslag. Het financieel verslag bevat een staat van baten en lasten en een toelichting daarop en dient op dezelfde wijze te worden ingericht als de begroting. Het inhoudelijk jaarverslag dient een weergave van de activiteiten te bevatten en aan te sluiten bij het activiteitenplan waarop de subsidieverlening gebaseerd is.

  • 4. Indien de verleende subsidie het bedrag van € 5000,- te boven gaat, dient het in het derde lid genoemde financieel verslag tevens een balans en een toelichting daarop te bevatten.

  • 5. Indien de totale verleende subsidie het bedrag van € 45.000,- te boven gaat, dient het financiële verslag zoals genoemd in lid 3 te worden vergezeld van een goedkeurende accountantsverklaring waaruit de rechtmatigheid van de besteding van de verleende subsidie blijkt.

  • 6. Indien de subsidie is verleend op basis van artikel 4:11 en/of 4:14 van deze Beleidsregels, dient het financieel verslag eveneens een kopie van de relevante facturen te bevatten.

  • 7. Het College kan met betrekking tot de subsidievaststelling nadere regels stellen.

Artikel 7:2 hersteltermijn

  • 1. Als de aanvraag tot definitieve vaststelling niet voldoet aan de eisen zoals die gesteld zijn in de Algemene wet bestuursrecht, in het hierboven opgenomen artikel 7:1 en bij de subsidieverlening gestelde eisen, verzoekt het College de subsidieontvanger om binnen een bepaalde termijn de aanvraag aan te vullen.

  • 2. Indien na afloop van de in lid 1 genoemde termijn de aanvraag nog steeds onvolledig is, kan het College besluiten om de subsidie ambtshalve vast te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:47 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 8 Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 8:1 hardheidsclausule

In gevallen waarin deze Beleidsregels niet voorzien, beslist het College.

Artikel 8:2 van toepassing verklaring

Deze Beleidsregels treden in werking per 1 juli 2006 en zijn van toepassing op alle subsidieaanvragen waarvan de activiteiten betrekking hebben op het jaar 2007 e.v.

Artikel 8:3 overgangsbepalingen

  • 1. Bij het in werking treden van deze Beleidsregels vervallen de volgende regelingen:

    • -

      Bijzondere Beleidsregels Subsidieverstrekking Sportstimulering 2004;

    • -

      Bijzondere Beleidsregels Verenigingsgebruik Bredase Zwembaden.

  • 2. Aanvragen om verlening van subsidie waarvan de activiteiten betrekking hebben op 2006, worden afgedaan op basis van de onder het eerste lid genoemde regelingen.

  • 3. Aanvragen om vaststelling van subsidie die op basis van de onder het eerste lid genoemde regelingen is verleend, worden afgedaan op basis van de onder het eerste lid genoemde regelingen.

  • 4. Op bezwaarschriften gericht tegen een beschikking op een aanvraag krachtens de in het eerste lid genoemde regelingen, wordt beslist met toepassing van de onder het eerste lid genoemde regelingen.

Artikel 8:4 citeertitel

Deze Beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels Subsidieverstrekking Sportstimulering 2007”.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 29 juni 2006
                                                           , voorzitter.
                                                          , griffier.