Regeling vervallen per 10-08-2021

Kapverordening Dinkelland 2015

Geldend van 23-04-2015 t/m 09-08-2021

Intitulé

Kapverordening Dinkelland 2015

De raad van de gemeente Dinkelland,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 maart 2015

gelet op het advies van de algemene raadscommissie van 7 april 2015;

gelet op het bepaalde in artikel 2.2 eerste lid onder g en tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, gelet op artikel 147 van de Gemeentewet en artikel 15 van de Boswet;

B E S L U I T:

vast te stellen de navolgende

Kapverordening Dinkelland 2015

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    a. 

    afzetten van hakhout:

    het bij wijze van onderhoudsmaatregel vlak boven de stobbe verwijderen van alle bovengrondse delen van hakhout, zodanig dat dit weer kan uitlopen;

    b. 

    bebouwde kom:

    een bebouwde kom, vastgesteld ingevolge artikel 1, vijfde lid, van de Boswet;

    c. 

    bomenrij:

    drie of meer bomen, al dan niet langs een bestaande of voormalige weg, watergang en/of perceel, visueel als samenhangend element herkenbaar;

    d. 

    boom:

    een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven;

    e. 

    boomgroep:

    een verzameling van drie of meer bomen, visueel als samenhangend element herkenbaar, veelal in een parkachtige omgeving dan wel bij karakteristieke gebouwen;

    f. 

    boomvormer

    een houtachtig, opgaand gewas met ontwikkeling van één of meer hoofdtakken, die kan uitgroeien tot een boom, een meerstammige boom of een boomachtige struik;

    g. 

    dunning:

    velling, welke uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;

    h. 

    hakhout:

    bomen of boomvormers, die na het afzetten tot op de stobbe weer uitlopen en waarbij periodiek afzetten voor de instandhouding ervan noodzakelijk is;

    i. 

    houtopstand:

    boom of landschapselement;

    j. 

    houtwal:

    lijnvormig element van bomen, hakhout en/of struiken op een wallichaam, voor de instandhouding waarvan periodiek onderhoud noodzakelijk is;

    k. 

    kappen:

    het geheel of grotendeels verwijderen van het bovengrondse deel van de houtopstand;

    l. 

    landschapselement:

    - hakhout;

     

     

    - een houtwal of singel;

     

     

    - boomgroep;

     

     

    - een (erf)bos;

     

     

    - een bomenrij;

    m. 

    landschapstype:

    de voor Noordoost Twente typerende landschapstypen;

    n. 

    rooien:

    het met wortel en al verwijderen van een houtopstand;

    o. 

    singel:

    lijnvormig element van bomen, hakhout en/of struiken, waarbij periodiek onderhoud voor de instandhouding ervan noodzakelijk is, niet gelegen op een wallichaam;

    p. 

    vellen:

    het kappen of rooien van een houtopstand of verrichten van andere handelingen die de dood of ernstige beschadiging van een houtopstand tot gevolg kunnen hebben;

    q. 

    zelfstandige eenheid

    hetgeen daaronder wordt verstaan in de Boswet.

  • 2. Indien op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht een ander bestuursorgaan dan burgemeester en wethouders bevoegd is, wordt in deze verordening voor “burgemeester en wethouders” gelezen: het bevoegd gezag bedoeld in artikel 1.1 eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 2. Bomen

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een boom te vellen met een dikte van meer dan 0,40 m doorsnede op 1.30 m vanaf het maaiveld rondom de stam, die behoort tot de soort:

    • a.

      haagbeuk (Carpinus betulus),

    • b.

      beuk (Fagus sylvatica),

    • c.

      zomereik (Quercus robur),

    • d.

      wintereik (Quercus petraea),

    • e.

      hollandse linde (Tilia x europaea / Tilia x vulgaris),

    • f.

      winterlinde (Tilia cordata),

    • g.

      zomerlinde (Tilia platyphyllos),

    • h.

      hollandse iep (Ulmus x hollandica) en

    • i.

      gewone es (Fraxinus excelsior).

  • 2. Een omgevingsvergunning als bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd of onder voorschriften of beperkingen worden verleend als het belang bij het vellen van een boom niet opweegt tegen het belang van behoud van:

    • a.

      natuur- en milieuwaarden;

    • b.

      landschappelijke waarden;

    • c.

      ecologische waarden;

    • d.

      cultuurhistorische waarden;

    • e.

      waarden van stads- en dorpsschoon;

    • f.

      waarden voor recreatie en leefbaarheid.

Artikel 3. Landschapselementen

  • 1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een landschapselement, geheel of gedeeltelijk, of een onderdeel daarvan, te vellen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning als bedoeld in het eerste lid verlenen als het belang van het behoud van het landschapselement niet opweegt tegen het belang bij de verwijdering van het landschapselement.

  • 3. Indien en voor zover een of meer bomen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, deel uitmaken van het landschapselement, kan de vergunning tevens worden geweigerd of onder voorschriften of beperkingen worden verleend op de in artikel 2, tweede lid, vermelde gronden.

  • 4. Aan de vergunning kan de verplichting worden verbonden om elders in de gemeente in compenserende beplanting te voorzien.

  • 5. Burgemeester en wethouders kunnen toestaan dat in deze compenserende beplanting wordt voorzien buiten het grondgebied van de eigen gemeente, mits binnen het gebied van de gemeenten Dinkelland, Losser, Oldenzaal en Tubbergen.

  • 6. Burgemeester en wethouders stellen een indicatieve kaart vast waarop de landschapstypen binnen de gemeente zijn aangegeven en waarop ook is aangegeven welke landschapselementen typerend en welke landschapselementen minder typerend zijn voor het ter plaatse aanwezige landschap en waar compenserende beplanting kan worden gerealiseerd ter versterking van het ter plaatse aanwezige landschapstype.

Artikel 4. Geen vergunning vereist

De in de artikelen 2 en 3 gestelde verboden gelden niet voor:

  • 1.

    het periodiek afzetten van hakhout;

  • 2.

    het kappen bij wijze van dunning;

  • 3.

    het vellen of doen vellen van kweekgoed en andere houtopstanden als bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Boswet;

  • 4.

    het vellen of doen vellen van bossen en andere houtopstanden buiten een bebouwde kom, echter met dien verstande dat de verboden ook buiten de bebouwde kom wel gelden voor

    • a.

      houtopstanden op erven en in tuinen;

    • b.

      houtopstanden welke een zelfstandige eenheid vormen

      • -

        tot 10 are groot; dan wel

      • -

        bij rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen maximaal 20 bomen omvatten;

  • 5.

    het vellen of doen vellen van een houtopstand die moet worden geveld volgens de Plantenziektenwet of volgens een aanschrijving van burgemeester en wethouders;

  • 6.

    het vellen of doen vellen van een houtopstand indien er sprake is van opheffing van acute gevaarzetting of een vergelijkbaar spoedeisend belang;

  • 7.

    het vellen of doen vellen van houtopstanden in die gevallen waarin bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit is bepaald dat daarvoor een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist.

Artikel 5. Bijzondere voorschriften en beperkingen

Aan een vergunning kunnen onder meer de navolgende voorschriften en beperkingen worden verbonden:

  • a.

    dat binnen een bepaalde termijn nadat van de vergunning gebruik is gemaakt moet worden herplant overeenkomstig in de vergunning opgenomen aanwijzingen; en

  • b.

    dat, als een voorschrift als bedoeld onder a. wordt gegeven, daarbij tevens wordt bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen;

  • c.

    dat van de vergunning pas gebruik mag worden gemaakt als nader aangeduide omstandigheden zijn ingetreden of nadere aangeduide voorwaarden zijn vervuld;

  • d.

    dat van de vergunning geen gebruik meer mag worden gemaakt, voor zover daarvan binnen een in de vergunning opgenomen termijn na het onherroepelijk worden van de vergunning geen gebruik is gemaakt.

Artikel 6. Instandhoudingsplicht en herplantplicht

  • 1. Als een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in zijn voortbestaan wordt bedreigd kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 2. Als een houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is of waarop dit verbod niet van toepassing is op grond van artikel 4, onder 5. en 6., zonder vergunning is geveld dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kunnen burgemeester en wethouders aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn. Daarbij kan tevens worden bepaald binnen welke termijn na de herplant en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in dit artikel is opgelegd, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 7. Schadevergoeding

Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een vergunning tot vellen.

Artikel 8. Slot- en overgangsbepaling

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: “Kapverordening Dinkelland 2015”.

  • 2. Zij treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking.

  • 3. Op datzelfde tijdstip vervalt de “Kapverordening gemeente Dinkelland 2012”.

  • 4. Vergunningen verleend op grond van de krachtens het derde lid ingetrokken verordening, worden geacht te zijn verleend krachtens deze verordening.

  • 5. De cascokaart, zoals vastgesteld door de gemeenteraad bij besluit van 10 juli 2012, geldt als kaart als bedoeld in artikel 3, zesde lid, tot zij door burgemeester en wethouders is vervangen of gewijzigd.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering
van 21 april 2015
de griffier, de voorzitter,
mr. O.J.R.J. Huitema, mr. R.S. Cazemier