Regeling vervallen per 16-06-2017

Subsidieverordening Peuter- en VVE-arrangementen

Geldend van 01-08-2013 t/m 15-06-2017

Intitulé

Subsidieverordening Peuter- en VVE-arrangementen

Verordening Peuter- en VVE-arrangementen

De raad van de gemeente Enschede;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet, titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene subsidieverordening gemeente Enschede;

overwegende dat het “Beleidskader samen op weg naar Kindcentra 0-13; Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in Enschede” door ons is vastgesteld op 28 januari 2013 en in dit beleidskader de uitgangspunten voor deze verordening zijn opgenomen;

B E S L U I T :

vast te stellen de Verordening peuter- en VVE-arrangementen

§ 1. Algemene bepalingen

Artikel 1 Definities

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      college: het college van burgemeester en wethouders.

    • b.

      wet: de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

    • c.

      Besluit; het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

    • d.

      beleidskader: het Beleidskader Samen op weg naar Kindcentra 0-13; Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in Enschede;

    • e.

      convenant: Stedelijk convenant Enschede “Effectief benutten van VVE en extra leertijd voor jonge kinderen”.

    • f.

      peuterarrangement: educatieve opvang voor kinderen van 2 en 3 jaar gericht op ontwikkelingsstimulering en voorbereiding op de basisschool die wordt uitgevoerd in een Kindcentrum 0-13.

    • g.

      VVE (voor- en vroegschoolse educatie): opvang voor kinderen van 2 en 3 jaar waarin op gestructureerde en samenhangende wijze activiteiten worden aangeboden gericht op het stimuleren van de ontwikkeling van kinderen op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

    • h.

      VVE-programma: een erkend programma voor voorschoolse educatie gericht op vier ontwikkelingsdomeinen, dat is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut.

    • i.

      doelgroepkinderen: kinderen die in aanmerking komen voor een VVE-kindplaats en VVE-programma, op indicatie van een door het college aan te wijzen instantie.

    • j.

      Ouder(s)/verzorger(s): de bloed- of aanverwant in opgaande lijn of de adoptief- of pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, met dien verstande dat bij de beoordeling of sprake is van pleegouderschap een subsidie op grond van de Wet op de jeugdzorg buiten beschouwing blijft.

    • k.

      houder (aanbieder van kinderopvang): degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een Kindcentrum 0-13 exploiteert.

    • l.

      tegemoetkoming kosten peuterarrangement: een financiële bijdrage van de gemeente aan de ouder(s)/verzorger(s) in de kosten van een kindplaats peuterarrangement in een Kindcentrum 0-13.

    • m.

      tegemoetkoming kosten VVE-arrangement: een financiële bijdrage van de gemeente aan de ouder(s)/verzorger(s) in de kosten van VVE in een Kindcentrum 0-13.

    • n.

      ouderbijdrage: financiële vergoeding die de ouder(s)/verzorger(s) moeten betalen voor de deelname van hun kind aan een peuter- of VVE-arrangement of kinderopvang.

    • o.

      ouderbijdragentabel: een door de gemeente opgesteld overzicht van de financiële bijdrage die ouders/verzorgers, die geen recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst, moeten betalen voor een gesubsidieerd peuter- of VVE-arrangement, waarbij de bijdrage wordt afgestemd op het gezamenlijk verzamelinkomen van het gezin.

    • p.

      Kindcentrum 0-13: een door het college erkend samenwerkingsverband tussen organisaties voor kinderopvang, peuterarrangementen en primair en speciaal onderwijs in Enschede.

    • q.

      kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.

    • r.

      kinderdagverblijf: opvang voor kinderen van 0 tot 4 jaar.

    • s.

      kinderopvangtoeslag: de tegemoetkoming van de Belastingdienst aan ouders bedoeld als gedeeltelijke bijdrage in de kosten voor in het LRKP geregistreerde kinderopvang.

    • t.

      kindplaats peuterarrangement: per week tenminste twee dagdelen van minimaal 2,5 uur gedurende tenminste 40 weken per jaar.

    • u.

      kindplaats VVE-arrangement: per week tenminste vier dagdelen van minimaal 2,5 uur gedurende tenminste 40 weken per jaar.

    • v.

      LRKP (Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen): register waarin kinderopvangvoorzieningen en peuterspeelzalen zijn opgenomen die voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen.

    • w.

      toezichthouder: de door het college aangewezen directeur van de GGD (Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Twente) belast met het houden van toezicht op de kwaliteit van kinderopvang en peuterspeelzalen.

    • x.

      IB60 inkomensverklaring: een officiële verklaring van de Belastingdienst met daarop de inkomensgegevens van een bepaald belastingjaar.

    • y.

      bsn-nummer: het burgerservicenummer is een uniek persoonsnummer dat iedereen krijgt die ingeschreven staat in de Gemeentelijke Basisadministratie Persoonsgegevens (GBA).

  • 2. De in de verordening gehanteerde begrippen en begripsbepalingen hebben dezelfde betekenis als bedoeld in de wet, de Algemene wet bestuursrecht en in de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, tenzij daarvan uitdrukkelijk in deze verordening wordt afgeweken.

§ 2. Subsidiebepalingen

Artikel 3 Doel en toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is een bijzondere subsidieverordening als bedoeld in artikel 3 van de Algemene subsidieverordening 2009;

  • 2. Het verstrekken van subsidies krachtens deze verordening heeft betrekking op het beleidsterrein kinderopvang en voor- en vroegschoolse educatie.

  • 3. Deze verordening heeft tot doel het financieel toegankelijk maken van peuter- en VVE-arrangementen voor peuters in Enschede.

  • 4. Deze verordening is eveneens toegankelijk voor peuters uit Haaksbergen, Hengelo en Losser, mits de scho(o)l(en) voor primair onderwijs binnen het Kindcentrum waar deze peuters gebruik maken van het aanbod van peuter- en VVE-arrangementen, de meest nabij gelegen scho(o)l(en) voor primair onderwijs is/zijn ten opzichte van het woonadres van de ouder(s)/verzorger(s) van de peuter.

Artikel 4 Vereisten subsidieaanvrager

Aanvragen kunnen worden ingediend door een houder van een Kindcentrum 0-13, dat staat ingeschreven in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP) en voldoet aan de vereisten uit de wet en de hier uit voortvloeiende regelgeving.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

Subsidie wordt verstrekt voor het realiseren van een peuter- en/of VVE-arrangement.

Artikel 6 Weigeringsgronden

Er wordt geen subsidie verstrekt indien:

  • a.

    de opvanglocatie, waar de ouder(s)/verzorger(s) het kind een peuter- of VVE-arrangement laten volgen, geen deel uitmaakt van een Kindcentrum 0-13;

  • b.

    de opvanglocatie, waar de ouder(s)/verzorger(s) het kind een peuter- of VVE-arrangement laten volgen, niet geregistreerd is in het LRKP;

  • c.

    de opvanglocatie niet gevestigd is in de gemeente Enschede;

  • d.

    de ouder(s)/verzorger(s) niet gevestigd is/zijn in Enschede, Haaksbergen, Hengelo en Losser, waarbij de reikwijdte van de laatste drie gemeentes is benoemd in artikel 3 lid 4;

  • e.

    voor het kind dat gebruik maakt van een VVE-arrangement geen indicatie voor VVE is afgegeven.

Artikel 7 Subsidie voor kindplaatsen peuter- en VVE-arrangementen

De hoogte van de subsidie is afhankelijk van de soort opvang, de mate waarin ouder(s) recht hebben op een eventuele kinderopvangtoeslag en de hoogte van het verzamelinkomen van de ouder(s)/verzorger(s). De subsidie bestaat uit een bedrag per bezette kindplaats voor:

  • a.

    een peuterarrangement voor de ouder(s)/verzorger(s) die niet in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • b.

    een peuterarrangement voor ouder(s)/verzorger(s) die in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag;

  • c.

    een VVE-arrangement voor ouder(s)/verzorger(s) die niet in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag; of

  • d.

    een VVE-arrangement voor peuters in de kinderopvang, waarbij de ouder(s)/verzorger(s) in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag.

Artikel 8 Bevoegdheden college

  • 1. Het college beslist op aanvragen om subsidie, dit met inachtneming van het bepaalde in de wet, de Algemene subsidieverordening en deze verordening.

  • 2. Het college kan jaarlijks een subsidieplafond vaststellen voor het subsidiëren van peuter- en VVE-arrangementen.

  • 3. Het college kan jaarlijks de normtarieven voor peuter- en VVE-arrangementen vaststellen, evenals de ouderbijdragentabel voor het subsidiëren van peuter- en VVE-arrangementen die door de houder toegepast moeten worden.

  • 4. Het college kan aanvullende kwaliteitseisen stellen in de vorm van voorwaarden en verplichtingen inzake de uitvoering van peuter- en VVE-arrangementen en deze vastleggen in nadere regelgeving.

  • 5. Het college kan een toezichthouder aanwijzen voor de controle op de in deze verordening en in de nadere regels gestelde eisen aan de uitvoering en de kwaliteit van peuter- en VVE-arrangementen.

  • 6. Het college kan de subsidie lager vaststellen dan wel intrekken indien niet is voldaan aan de uitvoerings- en kwaliteitseisen voor peuter- en VVE-arrangementen zoals vermeld in deze verordening en in de nadere regels. Hiertoe stelt het college een afwegingsmodel vast.

  • 7. Het college kan nadere regels stellen voor de erkenning, inrichting en verdere ontwikkeling van Kindcentra 0-13.

    § 3 . Procedurele bepalingen

    Artikel 9 Aanvraag subsidie

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voor peuter- en VVE-arrangementen kan door de houder worden ingediend tot uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

  • 2. De aanvraag bevat de naam en het adres van de houder, de locatie waar de opvang plaatsvindt, de wijze waarop de opvang is vermeld in het LRKP met het bijbehorende registratienummer en daarnaast het bankrekeningnummer van de organisatie.

  • 3. Bij de subsidieaanvraag wordt een begroting gevoegd waaruit blijkt:

    • a.

      de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      het bedrag van de aanvraag, totaal en verdeeld over het aantal kindplaatsen en de soort opvang (peuter- en/of VVE-arrangementen) waarvoor subsidie wordt gevraagd (artikel 4 lid 1), met in de toelichting de opbouw en motivering van de aantallen en bedragen;

    • c.

      het aantal kindplaatsen dat wordt bezet door peuters van ouders met een fiscale regeling;

    • d.

      de openstelling, aantal groepen en bezetting voor elke locatie.

  • 4. De houder beschikt over onderliggende gegevens en kan deze indien gewenst, binnen een redelijke termijn beschikbaar stellen aan de gemeente. Het gaat daarbij onder meer om:

    • a.

      een door de ouder(s) ondertekende aanvraag met daarin de naam en adres en bsn-nummer van de ouder(s);

    • b.

      indien van toepassing: de naam en het bsn-nummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner. De aanvraag is dan ook mede ondertekend door de partner;

    • c.

      naam en bsn-nummer en geboortedatum van het kind of de kinderen waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      inkomensgegevens van de ouder(s) en, indien van toepassing, van de partner waarmee de ouderbijdrage wordt bepaald. De ouder en diens partner die tevens ouder is worden voor de toepassing van deze verordening geacht gezamenlijk één aanspraak te hebben. Hiervoor wordt een IB60-verklaring afgegeven of een kopie van de definitieve aangifte van de inkomstenbelasting van het voorgaande jaar.

    • e.

      de wijze waarop de ouderbijdragentabel is toegepast;

    • f.

      een plaatsingsovereenkomst van het Kindcentrum 0-13 dat de opvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: de naam en adres van het Kindcentrum 0-13 waar de opvang plaatsvindt, de soort opvang, het aantal uren opvang per kind, de kostprijs per uur, de aanvangsdatum en (verwachte) einddatum van de opvang;

    • g.

      gegevens waaruit blijkt dat de ouder al dan niet behoort tot de groep personen als bedoeld in paragraaf 1, artikel 1.5 van de wet;

    • h.

      indien het gaat om VVE-arrangement, een bewijs van indicatiestelling voor VVE van het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg) van de GGD Twente met daarin een opgave van de geldigheidsduur;

  • 5. In aanvulling op lid 3 en 4 kan het college overige gegevens opvragen die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag.

  • 6. Het college kan bepalen dat de subsidieaanvraag geschiedt met behulp van een door het college vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 7. In afwijking van artikel 5 lid 1 kunnen subsidieaanvragen ook na 1 oktober worden ingediend, voor zover dit een gevolg is van een nieuwe inschrijving in het LRKP of een wijziging hiervan. Tot de datum van inschrijving blijft een vorige houder verantwoordelijk voor de opvang.

Artikel 10 Verlening van de subsidie

  • 1. Het college besluit over de aanvraag binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde gegevens.

  • 2. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis.

  • 3. De subsidieverleningsbeschikking bevat in ieder geval:

  • a. de soort opvang waarvoor subsidie wordt verleend;

  • b. de periode en het aantal kindplaatsen waarvoor subsidie wordt verleend;

  • c. de subsidie en het normtarief per peuter- en/of VVE-arrangement;

  • d. de voorwaarden en verplichtingen waaraan de aanvrager moet voldoen;

  • e. de wijze waarop het voorschot op de subsidie wordt betaald;

  • f. de wijze waarop de subsidie wordt vastgesteld.

Artikel 11 Vaststelling van de subsidie

  • 1. De vaststelling van de subsidie voor peuter- en/of VVE-arrangementen vindt plaats op grond van het aantal bezette kindplaatsen en het werkelijk gemiddelde gezinsinkomen van de ouder(s) wiens/wier kind een kindplaats heeft bezet.

  • 2. De houder dient binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarvoor subsidie is verleend een aanvraag tot vaststelling in bij het college en verstrekt hierbij een overzicht van het feitelijke aantal bezette kindplaatsen peuter- en/of VVE-arrangementen over het voorbije kalenderjaar, de wijze waarop de ouderbijdragentabel voor peuter- en VVE-arrangementen is toegepast en de overige gegevens die het college nodig heeft om de subsidie vast te stellen.

  • 3. Het college stelt de subsidie vast binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag en de gegevens zoals bedoeld in het tweede lid. Het college kan dit besluit met ten hoogste zes weken verdagen. Het college stelt de houder hiervan schriftelijk in kennis.

  • 4. Het college kan voor de vaststelling van de subsidie een protocol opstellen en de genoemde data of termijnen hierop aanpassen.

  • 5. De subsidievaststellingsbeschikking vermeldt het subsidiebedrag en de wijze waarop verrekening van betaalde voorschotten plaatsvindt.

Artikel 12 Overgangsrecht

  • 1. In afwijking van artikel 6 onder a geldt dat peuters die voor 1 augustus 2013 al deelnemen aan een VVE-traject in een kinderdagverblijf, en dat kinderverblijf maakt per 1 augustus 2013 geen deel uit van een Kindcentrum 0-13, mogen het lopende VVE-traject in dit kinderdagverblijf afmaken tot het moment dat de indicatiestelling eindigt (uiterlijk totdat de peuter naar de basisschool gaat) of tot het moment dat de locatie wordt opgenomen in een Kindcentrum 0-13.

  • 2. In afwijking van artikel 8 lid 1 wordt de subsidie voor een peuter- en VVE-arrangement in de periode 1 augustus 2013 tot en met 31 december 2013 vastgesteld op basis van de op de teldatum 1 mei 2013 gerealiseerde en bezette kindplaatsen peuterspeelzaalwerk en kindplaatsen VVE door de Stichting Alifa en het werkelijk gemiddelde inkomen van de ouder(s) wiens/wier kind een kindplaats heeft bezet.

  • 3. In afwijking van artikel 9 lid 4 h mogen peuters, die tot 1 november 2012 in een voormalige Taalverbeterplanzaal van de Stichting Alifa zonder indicatiestelling hebben deelgenomen aan een VVE-traject, zonder indicatiestelling gebruik blijven maken van dit VVE-traject tot het moment dat zij naar de basisschool gaan.

  • 4. Alle peuters die op 1 juli 2013 al gebruik maakten van het peuterspeelzaalwerk of het VVE-aanbod in Enschede en wiens ouder(s) /verzorger(s) niet woonachtig is/zijn in Enschede kunnen blijven deelnemen aan de gesubsidieerde peuter- of VVE-arrangementen tot het moment dat zij naar de basisschool gaan.

Artikel 13 Gevallen waarin deze verordening niet voorziet

Het college is bevoegd nadere regels te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze verordening, in gevallen waarin deze verordening niet voorziet.

Artikel 14 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van deze verordening leidt tot onbillijkheden van overwegende aard.

Artikel 15 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking op 1 augustus 2013.

Artikel 16 Citeertitel

De verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening Peuter- en VVE-arrangementen.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van 24 juni 2013.

de Griffier,

R.M. Jongedijk

de voorzitter,

P.E.J. den Oudsten

Toelichting op de Verordening peuter- en VVE-arrangementen

De besturen voor het basisonderwijs in Enschede, de kinderopvangorganisaties, de stichting Alifa (peuterspeelzaalwerk) en de gemeente Enschede werken sinds 2010 aan de vorming van Kindcentra. Zij hebben elkaar gevonden in de overwegingen om Kindcentra 0-13 te gaan vormen en hiervoor een convenant gesloten. De stelsels van peuterspeelzaalwerk en kinderopvang worden geharmoniseerd. Door deze beweging wordt het peuterspeelzaalwerk geïntegreerd in de kinderopvang.

Binnen het aanbod van Kindcentra 0-13 gaan de kinderopvangorganisaties per 1 augustus 2013 peuter- en VVE- arrangementen aanbieden. De educatieve waarde van de kinderopvang neemt daarmee toe, vanwege de centrale plaats die ze gaan innemen in de doorgaande ontwikkelingslijn van kinderen. De continuïteit voor de peuters wordt geborgd.

De gemeenteraad heeft het Beleidskader Samen op weg naar Kindcentra 0-13; Harmonisatie kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in Enschede vastgesteld op 28 januari 2013. In dit beleidskader zijn expliciet benoemd:

  • o

    de doelen, uitgangspunten en randvoorwaarden van het beleid voor voorschoolse voorzieningen;

  • o

    de keuze voor het concept ‘Kindcentrum 0-13’;

  • o

    de beëindiging van de subsidierelatie met de stichting Alifa voor het aanbod van peuterspeelzaalwerk per 1 augustus 2013 en

  • o

    de uitgangspunten voor de Verordening peuter- en VVE- arrangementen (waaronder die van de financiële toegankelijkheid).

Basisonderwijs en kinderopvangorganisaties willen binnen de Kindcentra naar één doorlopende speel-ontwikkel- en leerlijn voor alle kinderen van nul tot dertien jaar. Hiermee wordt versnippering in de voorschoolse periode voorkomen.

De scholen voor primair onderwijs zijn en blijven verantwoordelijk voor de organisatie van de tussen- en buitenschoolse opvang. Tot nu toe geeft iedere school daar op een eigen manier uitvoering aan. Deze verordening is hierop niet van toepassing. Dit laatste geldt ook voor kinderopvang op basis van sociaal en/of medische indicatie (SMI).

In het beleidskader ‘Samen op weg naar Kindcentra 0-13’ heeft de Gemeenteraad ook een aantal uitgangspunten meegegeven voor de bepaling van de (hoogte van de) ouderbijdrage. Deze zijn:

  • o

    De gemeente Enschede bepaalt jaarlijks de hoogte van de tarieven die aanbieders per uur peuterarrangement/VVE-plaats in rekening mogen brengen.

  • o

    Het gezinsinkomen bepaalt de hoogte van de netto eigen bijdrage van ouders voor peuterarrangementen.

  • o

    De netto eigen bijdrage voor peuterarrangementen is voor ouders die recht hebben op de kinderopvangtoeslag van de belastingdienst grosso modo gelijk als voor ouders die daar geen recht op hebben.

  • o

    De hoogte van de gemeentelijke subsidie per peuterarrangement per jaar is dusdanig, dat gezinsinkomens tot 70.000 euro per jaar grosso modo niet meer gaan betalen voor een peuterarrangement dan deze voor de harmonisatie (van de stelsels peuterspeelzaalwerk en kinderopvang) voor het peuterspeelzaalwerk betaalden.

Feitelijk subsidieert de gemeente (via de houders) vanaf 1 augustus 2013 de ouder(s)/verzorger(s) die ervoor kiezen hun kind(eren) deel te laten nemen aan een peuter- of VVE-arrangement. Voor de ouders die recht hebben op de kinderopvangtoeslag is die subsidie relatief laag, omdat de Belastingdienst een deel van de kosten voor haar rekening neemt middels de kinderopvangtoeslag. De ouder() die geen recht heeft/hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst krijgen een hogere gemeentelijke subsidie.

De Gemeenteraad van Enschede heeft er in de beleidskader ‘Samen op weg naar Kindcentra 0-13’ voor gekozen de eigen bijdragesystematiek zo in te richten, dat de netto eigen bijdrage voor peuterarrangementen voor de ouder(s)/verzorger(s) die recht heeft/hebben op de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst grosso modo gelijk is aan de netto eigen bijdrage voor ouder(s)/verzorger(s) die geen recht op deze toeslag heeft/hebben.

Voor de ouder(s)/verzorger(s) waarvan het kind tot de VVE-doelgroep behoort houden we de ouderbijdrage laag. Een kind behoort tot de VVE-doelgroep als uit indicatie blijkt dat het een (potentiële) ontwikkelingsachterstand heeft. Voor het derde en vierde dagdeel van het VVE-arrangement brengt de aanbieder dan geen tarief in rekening. De kosten daarvan komen voor rekening van de gemeente.

De gemeente stelt voor de subsidiëring van peuter- en/of VVE-arrangementen de maximumtarieven vast. De tarieven worden gedekt door de kinderopvangtoeslag (indien van toepassing), de eigen bijdrage van de ouder(s)/verzorger(s) en de gemeentelijke subsidie. Voor het vaststellen van de eigen bijdrage van de ouder(s)/verzorger(s) kan het college een ouderbijdragentabel vaststellen.

§ 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Definities

De begripsbepalingen in de artikelen 1.1 en 1.1a en 2.1 van de Wet kinderopvang en kwaliteitsregels peuterspeelzalen zijn van toepassing op deze verordening. Begrippen die niet in deze artikelen zijn gedefinieerd zijn omschreven en opgenomen in art 1.

§ 2. Subsidiebepalingen

Artikel 4 Vereisten subsidieaanvrager

De houder van een Kindcentrum 0-13 kan bij de gemeente subsidie aanvragen als bijdrage in de kosten voor een peuter- of VVE-arrangement gedurende een bepaalde periode.

De houder moet er voor zorgen dat (de inrichting van) de locatie en de opvang voldoen aan de wettelijke kwaliteitseisen en dat de locatie geregistreerd staat in het LRKP. De opvanglocatie waar VVE plaatsvindt moet ook voldoen ook aan de vereisten uit het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voor- en vroegschoolse educatie.

Ouders kunnen hun kind aanmelden bij de opvangorganisatie. Het is dan aan de houder om de gegevens van de ouder(s)/verzorger(s) op te vragen (zie artikel 9 lid 4 over de aanvraag subsidie) en te beoordelen of de betreffende ouder aanspraak kan maken op een kinderopvangtoeslag.

Aan de hand van de bij de ouder(s)/verzorger(s) opgevraagde gegevens en de ouderbijdragentabel (indien van toepassing) bepaalt de houder in hoeverre de ouder(s)/verzorger(s) gebruik kan/kunnen maken van subsidie van de gemeente voor een peuter-of VVE-arrangement.

Artikel 5 Subsidiabele activiteiten

De subsidie is bedoeld als tegemoetkoming in de kosten van peuter- en VVE-arrangementen om de toegankelijkheid voor alle peuters in Enschede te borgen. Doel daarvan is het peuter- en/of VVE-arrangement betaalbaar te houden voor de ouder(s)/ verzorger(s) van het kind dat daarvan gebruik maakt.

Artikel 8 Bevoegdheden college

Het college heeft de bevoegdheid om in aanvulling op deze verordening nadere regels te stellen aan ondermeer de uitvoering en kwaliteit van peuter- en VVE-arrangementen en de vorming van Kindcentra 0-13.

Het stellen van extra kwaliteitseisen aan peuter- en/of VVE-arrangementen is niet nieuw. In voorgaande jaren zijn deze ‘eisen’ als subsidievoorwaarden vermeld in de beschikkingen of in de bijlage “Uitvoering VVE Gemeente Enschede” bij de subsidiebeschikking.

§ 3. Procedurele bepalingen

Artikel 9 Aanvraag subsidie

Een aanvraag voor subsidie moet worden ingediend bij het college van burgemeester en wethouders. Deze aanvraag dient te voldoen aan de eisen zoals genoemd in dit artikel.

Omdat de subsidie voor de duur van een kalenderjaar wordt verstrekt moet de subsidie elk jaar voorafgaand aan het kalenderjaar door de houder worden aangevraagd, met daarbij de door de gemeente gevraagde onderbouwing.

Het Consultatiebureau JGZ (Jeugdgezondheidszorg) van de GGD Regio Twente begeleidt alle kinderen in Twente bij hun groei, gezondheid en opvoeding. Zij is degene die de behoefte aan VVE bij het kind, op basis van door gemeente vastgestelde criteria, kan herkennen en middels indicatiestelling vastlegt.

Deze indicatiestelling vormt de grondslag voor de tegemoetkoming in de kosten voor VVE van de gemeente. Het kan dan gaan om een geldigheidsduur voor een beperkte termijn, maar ook om een geldigheidsduur voor onbepaalde tijd. In het indicatieadvies zal hierover een uitspraak moeten worden gedaan.

Artikelen 10 en 11 Verlening en vaststelling van de subsidie

De beschikking is een besluit in de zin van titel 4.1 van de Awb. Dit betekent dat tegen het besluit bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld.

Artikel 12

Als onderdeel van het totaal aan afspraken rond de vorming van Kindcentra 0-13, tussen de stichting Alifa, de gemeente Enschede, de schoolbesturen voor openbaar, protestants en katholiek primair (speciaal) onderwijs en de kinderopvangorganisaties heeft de gemeente ingestemd met het bieden van een overgangsregeling voor de betreffende kinderopvangorganisaties door de teldatum 1 mei 2013 te betrekken bij de subsidieverstrekking voor de periode 1 augustus tot 31 december 2013.