Regeling vervallen per 31-10-2017

Verordening op de rekenkamercommissie gemeente Enschede 2014

Geldend van 01-07-2014 t/m 30-10-2017

Intitulé

Verordening op de rekenkamercommissie gemeente Enschede 2014

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Verordening op de rekenkamercommissie gemeente Enschede 2014

Artikel 1.1: begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

de commissie: de rekenkamercommissie van de gemeente Enschede;

interne leden: de leden van de rekenkamercommissie die tevens lid van de raad zijn;

externe leden: de leden van de rekenkamercommissie die geen lid van de raad zijn.

Artikel 1.2: taken van de commissie

De commissie heeft als taak het uitvoeren van onderzoek naar de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het gemeentelijk beleid. In dit verband wordt verstaan onder:

  • a.

    doeltreffendheid: de mate waarin met de geleverde prestaties de gestelde doelen of beoogde maatschappelijke effecten worden bereikt:

  • b.

    doelmatigheid: het streven met een zo gering mogelijke inzet van middelen een bepaald resultaat te bereiken dan wel met een bepaalde inzet van middelen een optimaal resultaat te bereiken;

  • c.

    rechtmatigheid: het voldoen aan wettelijke kaders en regelgeving.

Hoofdstuk II Samenstelling, benoeming en voorzitterschap

Artikel 2.1: samenstelling van de commissie

  • 1. De commissie bestaat uit maximaal 9 leden, waarvan drie externe leden en vijf, ten hoogste zes interne leden.

  • 2. De interne leden dienen een redelijke afspiegeling te vormen van de samenstelling van de raad.

  • 3. De externe leden dienen specifieke deskundigheid te bezitten op het gebied van het uitvoeren van beleidsevaluaties, bij voorkeur bij de lokale overheid.

Artikel 2.2: benoeming

  • 1. De interne leden worden aan het begin van een raadsperiode door de raad benoemd voor de duur van de raadsperiode.

  • 2. Zo spoedig mogelijk na benoeming van de interne leden worden op hun voordracht de externe leden door de raad benoemd voor de duur van de raadsperiode plus een periode van negen maanden daarna.

Artikel 2.3: voorzitterschap

  • 1. Eén van de externe leden wordt door de raad benoemd in de functie van voorzitter van de commissie.

  • 2. De voorzitter is stemhebbend lid van de commissie. Bij staking der stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.

  • 3. De commissie benoemt uit haar midden een plaatsvervangend voorzitter die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.

  • 4. De voorzitter draagt, in overleg met de secretaris, zorg voor het bijeenroepen van de vergaderingen van de commissie.

  • 5. De voorzitter leidt de vergaderingen, bewaakt de uitgangspunten, treedt op als woordvoerder namens de commissie en bevordert een zorgvuldige besluitvorming.

  • 6. De voorzitter voert regelmatig overleg met de onderzoeksmanager bedoeld in artikel 3.1 over de voortgang van de onderzoeken van de commissie.

Hoofdstuk III Personele ondersteuning

Artikel 3.1: onderzoeksmanager

  • 1. De commissie wordt bijgestaan door een onderzoeksmanager die zorg draagt voor de voorbereiding en uitvoering van de onderzoeksactiviteiten van de commissie.

  • 2. De onderzoeksmanager wordt door het raadspresidium benoemd op voordracht van de Rekenkamercommissie; hij wordt formatief ondergebracht bij de raadsgriffie.

  • 3. De onderzoeksmanager kan in opdracht van de raadsgriffier en na overleg met en goedkeuring van de commissie ook andere (beleids)taken uitvoeren.

Artikel 3.2: secretaris

  • 1. Het secretariaat van de commissie wordt vervuld door een beleidsmedewerker van de raadsgriffie.

  • 2. De secretaris is het eerste aanspreekpunt voor de voorzitter, de onderzoeksmanager en de commissie en draagt zorg voor de directe, ambtelijke en administratieve ondersteuning van de voorzitter en de onderzoeksmanager.

Hoofdstuk IV Selectie onderwerpen, werkwijze en bevoegdheden

Artikel 4.1: selectie onderwerpen

  • 1. De commissie onderzoekt zo mogelijk meerdere onderwerpen van gemeentelijk beleid per jaar.

  • 2. Ieder raadslid heeft de bevoegdheid bij de commissie een onderwerp voor onderzoek aan te dragen.

  • 3. Indien meerdere onderwerpen voor onderzoek in aanmerking komen maakt de commissie daaruit een beargumenteerde keuze; ter bepaling van haar keuze kan de commissie een vooronderzoek laten verrichten.

  • 4. De keuze van de commissie wordt in de vorm van een meerjaren onderzoeksprogramma ter kennisgeving voorgelegd aan de raad.

Artikel 4.2: werkwijze

  • 1. De commissie stelt, voor het te onderzoeken onderwerp, een onderzoeksopzet vast en formuleert in grote lijnen de onderzoeksvragen.

  • 2. De commissie is belast met en verantwoordelijk voor de organisatie en uitvoering van het onderzoek.

  • 3. Voor de onderzoeksopzet, formulering van de onderzoeksvragen en probleemstellingen en de uitvoering van het onderzoek kan de commissie, met inachtneming van het beschikbare budget, gebruik maken van de hulp van (een) externe onderzoeker(s).

Artikel 4.3: bevoegdheden

  • 1. De commissie is bevoegd om in het kader van de door haar te verrichten onderzoeken personen op te roepen teneinde door of namens de commissie te worden gehoord. Raadsleden, collegeleden en personen in dienst van de gemeente zijn verplicht aan een oproep gehoor te geven en naar vermogen de gevraagde inlichtingen te verstrekken.

  • 2. Het in de artikelen 183 en 184 van de Gemeentewet ten aanzien van de bevoegdheden van de rekenkamer bepaalde is zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing op de commissie.

  • 3. De onderzoeksmanager en de door de commissie ingeschakelde onderzoeker(s) hebben de bevoegdheid om alle informatie te verzamelen die de commissie in het belang van het onderzoek nodig acht. Zij hebben een geheimhoudingsplicht met betrekking tot die informatie en het onderzoek en zijn alleen verantwoording verschuldigd aan de commissie.

  • 4. De vergaderingen van de commissie alsmede de bijeenkomsten waarin personen namens de commissie worden gehoord zijn niet openbaar, tenzij de commissie, met inachtneming van het belang van de te horen personen, anders beslist.

HOOFDSTUK V Rapportage

Artikel 5.1: rapportage

  • 1. Indien het verloop van het onderzoek daartoe aanleiding geeft, kan de commissie besluiten de raad door middel van een tussentijdse rapportage te informeren inzake de vorderingen van het onderzoek.

  • 2. Na voltooiing van het onderzoek brengt de commissie een voorlopige rapportage uit, waarin de bevindingen, zijn opgenomen.

  • 3. De commissie stelt in eerste instantie de bij het onderzoek betrokken ambtenaren en/of externe organisaties in de gelegenheid om binnen twee weken te reageren op eventuele feitelijke onjuistheden in het rapport. Vervolgens gaat het definitieve onderzoeksrapport met de conclusies en aanbevelingen van de commissie naar Raad en College van B&W; het College wordt verzocht om binnen 2 weken te reageren en de reactie van het College aan de commissie kenbaar te maken.

  • 4. Het definitieve rapport en de conclusies & aanbevelingen van de commissie zijn openbaar, met inachtneming van het bepaalde in artikel 185, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 5. Minderheidsstandpunten van de commissie worden daarbij weergegeven.

  • 6. De raad bespreekt het definitieve rapport en de conclusies & aanbevelingen, neemt een besluit over het rapport en de conclusies & aanbevelingen en bepaalt wat de voortgang daarbij zal zijn.

Hoofdstuk VI Slotbepalingen

Artikel 6.1: vergoeding

1.De Vergoedingsregeling raads/commissieleden Enschede 1977 (gemeenteblad nr 119) is van toepassing op de externe leden van de commissie.

Artikel 6.2: beslissing in geval van onduidelijkheid verordening

In de gevallen waarin deze verordening niet voorziet of wanneer een artikel voor meerdere uitleg vatbaar blijkt te zijn, beslist:

  • a.

    voor zover het betreft de werkwijze van de commissie: de voorzitter;

  • b.

    voor zover het betreft de bevoegdheden van de commissie:

    • 1.

      de raad op voorstel van het raadspresidium;

    • 2.

      in naar het oordeel van de commissie spoedeisende gevallen: de commissie, waarbij de genomen beslissing als voorlopige voorziening wordt aangemerkt; de voorlopige voorziening wordt in de eerstvolgende raadsvergadering ter bekrachtiging aan de raad voorgelegd.

Artikel 6.3: inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag nadat deze is bekend gemaakt.

  • 2. Tegelijkertijd vervalt de gewijzigde verordening op de rekenkamercommissie van 29 januari 2007.