Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2015 in het centrum van Enschede

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2015 in het centrum van Enschede

De raad van de gemeente Enschede, gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 11 november 2014

gelet op artikel 227 van de Gemeentewet;

b e s l u i t

vast te stellen de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2015 in het centrum van Enschede (Verordening reclamebelasting centrum Enschede 2015)

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a.

    reclameobject: een openbare aankondiging in letters, symbolen, voorwerpen of kleuren, of een combinatie daarvan, zichtbaar vanaf de openbare weg;

  • b.

    bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij directe of indirecte steun vindt in of op de grond;

  • c.

    vestiging: een gebouw of bouwwerk, of deel daarvan,

  • d.

    tussenpersoon: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het verlenen van bemiddeling bij het tot stand brengen en sluiten van overeenkomsten in opdracht en op naam van personen tot wie hij niet in vaste betrekking staat;

  • e.

    exploitant: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zijn bedrijf maakt van het ten behoeve van derden tegen vergoeding aanbrengen van reclameobjecten op door hem daartoe beschikbaar gestelde oppervlakten;

  • f.

    reclamevoorwerp: een aankondigingsvoorwerp, waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken voor een product, een dienst of een bedrijf. Hieronder wordt in elk geval verstaan de gaper en de namaakversies van de ijsco, de patatzak en het gebak;

  • g.

    jaar of maand: een kalenderjaar of –maand of een gedeelte van een van die kalenderperioden.

Artikel 2 Belastbaar feit

Onder de naam reclamebelasting wordt, binnen het gebied zoals nader aangewezen in de bij deze verordening behorende bijlage 1, een directe belasting geheven terzake van een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De reclamebelasting wordt geheven van degene die het reclameobject heeft, dan wel van degene ten behoeve van wie al dan niet met vergunning het reclameobject is aangebracht.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de reclamebelasting ter zake van reclameobjecten, die met vermelding van de naam van een tussenpersoon zijn gedaan in

    verband met de huur of de verkoop van roerende of onroerende zaken, geheven van die

    tussenpersoon.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid wordt de reclamebelasting ter

    zake van reclameobjecten die door tussenkomst van een exploitant zijn aangebracht,

    geheven van die exploitant.

Artikel 4 Vrijstellingen

De reclamebelasting wordt niet geheven voor openbare aankondigingen:

  • a.

    waarvoor op grond van een privaatrechtelijke overeenkomst betaling aan de gemeente moet geschieden onderscheidenlijk een vergoeding aan de gemeente verschuldigd is;

  • b.

    die zijn aangebracht op of boven een terras of uitstalling of op verplaatsbare borden, waarvoor precariobelasting wordt geheven, met uitzondering van reclamevoorwerpen;

  • c.

    die als algemene bewegwijzering waarmee een algemeen belang wordt gediend, kunnen worden aangemerkt;

  • d.

    die door de gemeente of in opdracht van de gemeente is geplaatst of aangebracht, indien en voor zover de openbare aankondiging geschiedt ter uitvoering van de publieke taak;

  • e.

    die door (semi) overheden of cultureel-maatschappelijke instellingen of verenigingen zijn aangebracht en die een cultureel, maatschappelijk, charitatief of ideëel belang dienen;

  • f.

    die zijn aangebracht door of namens winkeliersverenigingen of wijkorganen, waarbij het reclameobject uitsluitend bestaat uit een vlag met naam van de winkeliersvereniging of het wijkorgaan;

  • g.

    die uitsluitend landen-, provincie-, gemeente- of streekvlag inhouden;

  • h.

    die door politieke partijen zijn aangebracht en die een ideëel belang dienen;

  • i.

    die zijn aangebracht op scholen, zorginstellingen, ziekenhuizen, kerken en moskeeën, en die betrekking hebben op de functie van het gebouw;

  • j.

    die zijn aangebracht op terreinen en gebouwen van amateursportverenigingen;

  • k.

    die nostalgische uitingen aan de gevel zijn ouder dan 50 jaar en die geen relatie hebben met de uitoefening van het bedrijf;

  • l.

    die korter dan 13 weken aanwezig zijn en niet kunnen worden aangemerkt als vervanging, opvolging en continuering van andere openbare aankondigingen;

  • m.

    die zijn aangebracht op bouwterreinen, voor zover deze opschriften rechtstreeks betrekking hebben op de op dat terrein in uitvoering zijnde bouwwerkzaamheden;

  • n.

    die zijn aangebracht door een tussenpersoon in verband met de verkoop of verhuur van onroerende zaken, indien deze aanwezig zijn in de onmiddellijke nabijheid van de te verkopen of de te verhuren zaak;

  • o.

    op, aan of in de nabijheid van een mobiele onderzoeksunit die wordt gebruikt voor het doen van bevolkingsonderzoek als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet op het bevolkingsonderzoek, voor welk onderzoek op grond van die wet vergunning is verleend voor zover die aankondigingen een relatie hebben met het bevolkingsonderzoek.

Artikel 5 Maatstaf van heffing

De reclamebelasting wordt geheven naar de maatstaven en tarieven zoals opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het overige in deze verordening en bijbehorende tarieventabel bepaalde.

Artikel 6 Berekening van de reclamebelasting

  • 1. De oppervlakte van een reclameobject wordt vastgesteld als volgt:

    • a.

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, bord, poster of soortelijk aankondigingsvoorwerp, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van de zijde van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp bepaald door de lengte, de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp omsluit;

    • b.

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een vlag, banier, (span)doek of soortgelijk voorwerp, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van één zijde van het voorwerp waarop de aankondiging wordt gedaan;

    • c.

      indien de openbare aankondiging bestaat uit het reclamevoorwerp zelf, wordt de oppervlakte van de aankondiging bepaald op de oppervlakte van het voorwerp. Indien het voorwerp niet rechthoekig is, wordt de oppervlakte bepaald door de lengte, de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die het voorwerp aan 2 zijden omsluit;

    • d.

      indien de openbare aankondiging wordt gedaan door middel van een combinatie van verschillende losse voorwerpen of een opschrift met losse letters of symbolen, wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald door de lengte, de hoogte en de breedte van de denkbeeldige rechthoek die de voorwerpen of het opschrift omsluit.

  • 2. Indien het reclameobject slechts voor een deel zichtbaar is vanaf de openbare weg wordt de oppervlakte van het reclameobject bepaald op het van de openbare weg zichtbare gedeelte van het reclameobject.

  • 3. indien de openbare aankondiging wordt gedaan op een zuil, bord, vlag, (span)doek, poster of soortgelijk aankondigingsvoorwerp, waarop door verschillende belastingplichtigen een aankondiging wordt gedaan, wordt de oppervlakte van de aankondiging van de belastingplichtige bepaald op de aan hem voor het doen van de aankondiging ter beschikking staande oppervlakte van het aankondigingsvoorwerp.

  • 4. De oppervlakten van reclameobjecten, die bij één vestiging behoren, worden bij elkaar opgeteld. Indien een vestiging tezamen met een bouwwerk of deel daarvan wordt gebruikt door één belastingplichtige, worden de oppervlakten van alle reclameobjecten die bij de vestiging en deze bouwwerken of delen daarvan behoren bij elkaar opgeteld.

  • 5. Reclameobjecten behoren in elk geval tot één bouwwerk en daarmee tot een vestiging indien zij daarmee fysiek zijn verbonden of daarmee tezamen worden gebruikt.

  • 6. Onder een vestiging wordt tevens verstaan een bouwwerk dat uitsluitend dient voor het hebben van een of meer openbare aankondigingen.

Artikel 7 Belastingtijdvak

Het belastingtijdvak is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 8 Wijze van heffing

De reclamebelasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belastingschuld ontstaat bij het begin van het belastingtijdvak.

  • 2. Indien de belastingplicht na het begin van het belastingtijdvak aanvangt, ontstaat de belastingschuld bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak aanvangt, is de reclamebelasting verschuldigd naar het maandtarief voor zoveel maanden als er in dat jaar, na het tijdstip van de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 4. Indien een toename van de oppervlakte van de openbare aankondigingen gedurende de rest van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een hogere tariefklasse, leidt tot een nieuw belastbaar feit en wordt een aanslag opgelegd voor het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het belastingtijdvak.

  • 5. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak eindigt, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het resterende aantal volle kalendermaanden in het kalenderjaar vermenigvuldigd met het maandtarief.

  • 6. Indien vermindering van de oppervlakte van de openbare aankondigingen gedurende de rest van het belastingtijdvak leidt tot indeling in een andere tariefklasse, wordt de aanslag op verzoek van belastingplichtige verminderd met het verschil tussen de respectievelijke maandtarieven gedurende het resterende aantal volle kalendermaanden in het belastingtijdvak.

Artikel 10 Betalingstermijn

  • 1.

    De aanslag dient te worden betaald in één termijn, welke vervalt twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan op verzoek van de belastingplichtige de aanslag in tien gelijke termijnen worden betaald, indien aan het navolgende wordt voldaan:

    a. het totaal bedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen reclamebelasting of andere belastingen moet meer zijn dan € 100, - ;

    b de verschuldigde bedragen moeten door middel van automatische betalingsincasso van debetaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven.

  • 3.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 11 Kwijtschelding

Bij de invordering van de reclamebelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12 Nadere regels door het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente

Het dagelijks bestuur van het Gemeentelijk Belastingkantoor Twente kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en invordering van de reclamebelasting.

Artikel 13 Overgangsrecht

  • 1. De ‘Verordening Reclamebelasting 2014’ van 16 december 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Indien de datum van inwerkingtreding van deze verordening ligt na de in artikel 14, tweede lid, genoemde datum van ingang van de heffing, blijft de in het eerste lid genoemde verordening gelden voor de in de tussenliggende periode plaatsvindende belastbare feiten voor zover de heffing van de rechten hiervoor in die periode plaatsvindt.

Artikel 14 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

Artikel 15 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als de ‘Verordening Reclamebelasting Centrum 2015’.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 8 december 2014.
De griffier, De voorzitter,

Tarieventabel bij de Verordening Reclamebelasting 2015 van de gemeente Enschede

1. Het tarief bedraagt voor het hebben van reclameobjecten, per vestiging,

 

 

Per jaar

a.

indien de oppervlakte van de reclameobjecten minder is dan 0,1 m²:

€ 0,00

b.

indien de oppervlakte van de reclameobjecten bedraagt 0,1 m² of meer, maar minder dan 10,0 m²

€ 303,12

c.

indien de oppervlakte van de reclameobjecten bedraagt 10,0 m² of meer, maar minder dan 25,0 m²

€ 676,44

d.

indien de oppervlakte van de reclameobjecten bedraagt 25,0 m2 of meer, maar minder dan 50,0 m²

€ 1.028,52

e.

Indien de oppervlakte van de reclameobjecten bedraagt 50,0 m² of meer

€ 1.353,24

2. Het maandtarief bedraagt 1/12e deel van het jaartarief.

Behoort bij raadsbesluit van 8 december 2014.

De griffier van de gemeente Enschede,

Bijlage 1 bij de Verordening op de heffing en invordering van reclamebelasting 2015

Als aangewezen gebied, bedoeld in artikel 2 van de Verordening reclamebelasting centrum Enschede 2015, geldt het op onderstaande kaart gearceerde gedeelte.

Kaart