Beleidsregels taaleis Participatiewet gemeente Enschede 2015

Geldend van 04-12-2015 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels taaleis Participatiewet gemeente Enschede 2015

De directeur van het programma Economie, Werk en Onderwijs van de gemeente Enschede;

gelet op artikel 3.2.9van het Overzicht 3.2 van het vigerende Mandaatbesluit 2011;

gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 18 b van de Participatiewet;

overwegende dat het om redenen van rechtszekerheid en doelmatigheid wenselijk is ombeleidsregels vast te stellen inzake in Wet taaleis Participatiewet;

besluit:

vast te stellen:

B eleidsregels taaleis Participatiewet gemeente Enschede 2015

Artikel 1. Begripsbepaling

  • a. Belanghebbende: onder belanghebbende wordt mede verstaan het gezin;

  • b. College: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Enschede;

  • c. Educatie: educatie zoals bedoeld in artikel 7.3.1, lid 1, aanhef en onder b tot en met f van de Wet educatie en beroepsonderwijs;

  • d. ROC: Regionaal Opleidingscentrum van Twente;

  • e. Taalplan: plan waarin de afspraken over het taaltraject zijn opgenomen. Dit plan geeft aan op welke wijze het gekozen traject binnen een bepaalde en reële termijn leidt tot verbetering van beheersing van de Nederlandse taal.

  • f. Wet: Participatiewet.

Artikel 2. Taaltraject

  • 1. Het college kan een persoon een taaltraject als onderdeel van Educatie gericht op arbeidsinschakeling aanbieden als deze behoort tot de doelgroep van artikel 18b van de Participatiewet.

  • 2. Een taaltraject voldoet in ieder geval aan de volgende eisen:

    • a.

      een traject is gebaseerd op een taalplan;

    • b.

      een traject maakt onderdeel uit van de Educatieve Raamovereenkomst 2015, 2016 en 2017.

  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op personen die volledig zijn ontheven van de arbeidsverplichtingen als bedoeld in artikel 9 van de Participatiewet.

Artikel 3. Prioritering

Het college houdt bij het aanbieden van een taaltraject de volgende prioritering aan:

  • a.

    uitkeringsgerechtigden die niet in Nederland zijn geboren en zich na hun vierde jaar in Nederland hebben gevestigd;

  • b.

    uitkeringsgerechtigden waarvan we op basis van onze huidige gegevens in de bestanden geen duidelijkheid hebben over het voldoen aan het A2 niveau én;

  • c.

    uitkeringsgerechtigden die niet in een re-integratietraject of inburgeringstraject zitten.

Artikel 4. Taaltoets

  • 1.

    Het college kan binnen 8 weken na ontvangst van de bijstandsaanvraag en voor het zittende bestand op een nader te bepalen moment een toets bij de belanghebbende afnemen, indien belanghebbende een van de volgende documenten niet kan overleggen:

  • a.

    een diploma of een inschrijvingsbewijs van een Nederlandstalige middelbare school in Nederland, de Nederlandse Antillen, Suriname of Vlaanderen;

  • b.

    rapporten tot en met groep 8 van een basisschool in Nederland;

  • c.

    een diploma van een MBO-, HBO- of universitaire opleiding in Nederland of Vlaanderen;

  • d.

    een diploma van een opleiding Nederlands in het buitenland;

  • e.

    een diploma inburgering op A2-niveau of hoger;

  • f.

    een ander document waaruit blijkt dat de Nederlandse taal op minimaal 1 F voor moedertaalsprekers en A2 voor anderstaligen wordt beheerst;

  • g.

    een eigen verklaring dat de belanghebbende tenminste 8 jaar Nederlandstalig basis- en/of vervolgonderwijs heeft gevolgd. Deze verklaring wordt alleen afgenomen bij uitkeringsgerechtigden die sinds hun geboorte woonachtig zijn in Nederland of voor hun vierde levensjaar in Nederland zijn gevestigd.

  • 2.

    Als de uitkeringsgerechtigde is gestart met een traject in het kader van de Wet inburgering, dan wordt dit beschouwd als voldoende inspanningen van de uitkeringsgerechtigde om de vereiste taalvaardigheden te leren. Het college monitort de voortgang.

  • 3.

    De taaltoets wordt afgenomen door het ROC en voldoet aan van het besluit taaltoets Participatiewet.

  • 4.

    De doelen en voortgang worden door het ROC in een taalplan vastgesteld. Het taalplan beschrijft in ieder geval:

  • a.

    de manier waarop de uitkeringsgerechtigde de vereiste taalvaardigheden gaat leren;

  • b.

    de voortgang en inspanningen die van de uitkeringsgerechtigde worden verwacht.

  • c.

    op welke momenten de voortgang en inspanningen worden gemonitord. Dit is minimaal

iedere zes maanden.

Artikel 5. Niet nakomen verplichtingen

  • 1. Als de aanvrager niet voldoet aan de medewerkingsplicht van het tweede lid van artikel 17 van de Participatiewet, dan geldt het maatregelregime van artikel 18 van de Participatiewet.

  • 2. Belanghebbende wordt na uitkomst van de toets, waaruit blijkt dat hij niet of niet in voldoende mate de vaardigheden in de Nederlandse taal beheerst, binnen een termijn van 8 weken na het bekend worden van de uitkomst van de toets, door het college schriftelijk in kennis gesteld van het redelijk vermoeden dat belanghebbende niet of in onvoldoende mate de Nederlandse taal beheerst.

  • 3. Van een verlaging van de bijstand wordt afgezien indien:

  • a. belanghebbende zich bereid heeft verklaard taalonderwijs te volgen binnen een maand na de kennisgeving bedoeld in het tweede lid;

  • b. elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

  • 4. Als de uitkering van de uitkeringsgerechtigde is verlaagd op grond van artikel 18b Participatiewet en de uitkeringsgerechtigde aantoont weer voldoende inspanningen te verrichten om op het gewenste taalniveau te komen, kan het college dit zien als omstandigheden van de belanghebbende als bedoeld in artikel 18b, zevende lid, Participatiewet en de verlaging stopzetten.

Artikel 6. Budgetplafond

De taaltrajecten voor de wet taaleis worden door de gemeente kosteloos aangeboden binnen de kaders van de Educatieve Raamovereenkomst 2015, 2016 en 2017.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen, ten gunste van belanghebbende, afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel als toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 8. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels taaleis Participatiewet gemeente Enschede 2015.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Vastgesteld op 26 november 2015.

Ondertekening

College van burgemeester en wethouders,
namens deze,
de directeur van het Programma Economie Werk en Onderwijs,
G.J.I. Kokhuis

Toelichting

De Participatiewet kent een brede arbeids- en re-integratieverplichting. Gezien het belang van de beheersing van de Nederlandse taal voor arbeidsinschakeling is ervoor gekozen om de Participatiewet uit te breiden met een taaleis. Met de Wet taaleis krijgen gemeenten de verplichting om van bijstandsgerechtigden te verlangen dat zij actief werken aan hun taalvaardigheid. Zonder Nederlands te begrijpen en te spreken is het immers veel moeilijker om aan het werk te komen en daarmee uit de bijstand te komen. Ook eenvoudige werkzaamheden vragen vaak een basiskennis van de Nederlandse taal. Voor de arbeidsparticipatie is het daarom van wezenlijk belang dat men zich in voldoende mate kan uitdrukken in de Nederlandse taal (mondeling en schriftelijk). Bovendien draagt kennis van de Nederlandse taal bij aan maatschappelijke participatie.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepaling

Behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 2. Taaltraject

Behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 3. Prioritering

De handreiking Wet Taaleis biedt de mogelijkheid om in een onderzoeksplan aan te geven welke groepen uit het zittende bestand eerst en welke groepen later worden gescreend voor de taaleis. Prioritering biedt de mogelijkheid om gericht actie te ondernemen naar groepen die baat hebben bij het leveren van een taalinspanning. Tevens kan de prioriteitstelling ingezet worden om binnen de ruimte van het educatiebudget taaltoetsen en taaltrajecten aan te bieden.

Artikel 4. Taaltoets

Als een uitkeringsgerechtigde bij de aanvraag van de uitkering niet kan bewijzen dat hij de

Nederlandse taal voldoende beheerst, neemt het college binnen 8 weken na ontvangst van de

aanvraag een taaltoets af.

Het is niet de bedoeling van de wetgever dat een uitkeringsgerechtigde op basis van de Wet

inburgering én op basis van de Wet taaleis twee afzonderlijke taaltrajecten doorloopt. Daarom

beschouwt het college een taaltraject in het kader van de Wet inburgering, als voldoende

inspanning van de uitkeringsgerechtigde, zoals bedoeld in de taaleis van de Participatiewet (Wet

taaleis). Wel monitort het college de voortgang die de uitkeringsgerechtigde maakt. De taaltoets kan hiertoe als nulmeting dienen.

Als de uitkeringsgerechtigde niet voldoet aan de voortgang die van hem verwacht mag worden,

dan kan dit leiden tot een verlaging van de uitkering op grond van artikel 18b Participatiewet.

De toets die het college laat afnemen door het ROC om te beoordelen of de vaardigheden in de Nederlandse taal voldoende door de betrokkene beheerst worden, voldoet aan de regels die in het Besluit taaltoets Participatiewet zijn vastgelegd. Voor de niet-inburgeraars worden de afspraken over het taaltraject in een taalplan opgenomen, inclusief de redelijke en reële termijn waarin de verbetering van de Nederlandse taal dient plaats te vinden.

Artikel 5. Niet nakomen verplichtingen

Als de uitkomst van de toets onvoldoende is, moet het college de uitkeringsgerechtigde binnen 8

weken na de uitkomst van de toets, schriftelijk op de hoogte brengen van het redelijk

vermoeden dat de uitkeringsgerechtigde niet of niet in voldoende mate de Nederlandse taal

beheerst. Vanaf deze schriftelijke kennisgeving vindt in beginsel de verlaging van de uitkering

plaats, tenzij de uitkeringsgerechtigde zich bereid verklaart binnen een maand vanaf de

kennisgeving, te starten met een taaltraject, of elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt.

Bij de beoordeling of de verwijtbaarheid volledig ontbreekt als bedoeld in artikel 18b, zesde lid, Participatiewet, kunnen in ieder geval de volgende omstandigheden mee spelen:

-de uitkeringsgerechtigde is ontheven of vrijgesteld voor zijn inburgeringsplicht en deze

omstandigheden zijn nog onverkort van toepassing;

-de uitkeringsgerechtigde heeft ondanks voldoende inspanningen, (nog) niet het vereiste

taalniveau bereikt;

-de uitkeringsgerechtigde was vanwege persoonlijke omstandigheden niet in staat om te voldoen aan de inspanningsverplichting.

Artikel 6. Budgetplafond

De kaders betreffen de financiële kaders, maar ook de inhoudelijke kaders van het raamcontract Educatie (dus we gaan niet alleen voor A2/1F, maar naar 2F eventueel in combinatie met beroepsopleidingen.

Artikel 7. Hardheidsclausule

Behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 8. Citeertitel

Behoeft geen nadere uitleg.

Artikel 9. Inwerkingtreding

Behoeft geen nadere uitleg.