Beleidsregel bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast

Geldend van 23-12-2010 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast

Besluit van de burgemeester van 21 december 2010,

houdende vaststelling van de Beleidsregel bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast

De burgemeester van Enschede;

Gelet op de artikelen 172a en 172b Gemeentewet en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Zoals op 22 november 2010 in het lokale driehoeksoverleg Enschede overeengekomen;

Besluit vast te stellen:

Beleidsregel bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze beleidsregel wordt onder onderstaande begrippen het volgende verstaan dan wel worden deze begrippen als volgt nader ingevuld:

  • a.

    de wet: de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast;

  • b.

    APV: Algemene plaatselijke verordening gemeente Enschede 2009;

  • c.

    herhaaldelijk (in de zinsneden “herhaaldelijk (individueel of) groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord (of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad)”): ten minste twee keer;

  • d.

    verstoring van de openbare orde (“de openbare orde heeft verstoord”): een strikte wettelijke definitie van het begrip “verstoring van de openbare orde” is niet te geven. Of er sprake is van een verstoring van de openbare orde en daarmee van ordeverstorend gedrag hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval en de intensiteit van de gedragingen. In zijn algemeenheid gaat het bij verstoring van de openbare orde om een afwijking van de normale gang van zaken in de publieke ruimte. Onder het begrip verstoring van de openbare orde vallen in ieder geval strafbare gedragingen, waaronder overtredingen van bepalingen in de APV, die leiden tot een afwijking van de normale gang van zaken in de publieke ruimte. Ook gedragingen die niet strafbaar zijn gesteld kunnen onder dit begrip vallen. Onderstaand zijn, niet limitatief, voorbeelden van gedragingen genoemd die vallen onder het begrip verstoring van de openbare orde:

    • -

      het hinderlijk en zonder redelijk doel rondhangen, bijvoorbeeld bij een voetbalstadion;

    • -

      bedreigen;

    • -

      schelden;

    • -

      joelen;

    • -

      naroepen;

    • -

      nafluiten;

    • -

      bespugen;

    • -

      intimiderend gedrag;

    • -

      wilplassen;

    • -

      plakken en kladden, verboden in artikel 2:42 APV;

    • -

      hinderlijk drankgebruik;

    • -

      vernieling van zaken, bijvoorbeeld het ingooien van ruiten;

    • -

      graffiti aanbrengen;

    • -

      openbare dronkenschap;

    • -

      het deelnemen aan een samenscholing, het onnodig opdringen of door uitdagend gedrag aanleiding geven tot ongeregeldheden zoals verboden in artikel 2:1 APV (Samenscholing en ongeregeldheden);

    • -

      het op een openbare plaats klimmen of zich bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemd straatmeubilair;

    • -

      het zich op een openbare plaats zodanig ophouden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt;

    • -

      op openbare plaatsen alcoholhoudende drank nuttigen als dit gepaard gaat met gedragingen die de openbare orde verstoren, het woon- en leefklimaat aantasten of anderszins overlast veroorzaken; het zich zonder redelijk doel in een portiek of poort ophouden, zonder redelijk doel in, op of tegen een raamkozijn of een drempel van een gebouw zitten of liggen;

    • -

      het zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage, rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd;

    • -

      deze gedragingen zijn als hinderlijk gedrag verboden in de artikelen 2:47, 2:48, 2:49 en 2:50 APV;

    • -

      het op of aan de weg post vatten, zich daar heen en weer te bewegen, zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 of 3 Opiumwet of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen, een en ander zoals verboden in artikel 2:74 APV;

    • -

      de handel in drugs, zoals verboden bij de artikelen 2 en 3 Opiumwet, in de publieke ruimte;

  • e.

    ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde: duidelijke aanwijzingen dat een betrokkene zijn ordeverstorend gedrag zal voortzetten als niet wordt ingegrepen; de aanwijzingen kunnen onder meer zijn gelegen in het gedrag van betrokkene in een afgelopen periode, zoals het opnieuw verstoren van de openbare orde na een eerdere ordeverstoring waarop betrokkene is aangesproken.

Artikel 2 Gebiedsverbod

  • 1. Een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad krijgt bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde het bevel zich niet te bevinden in of in de omgeving van één of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in één of meer bepaalde delen van de gemeente.

  • 2. Het gebiedsverbod wordt in beginsel opgelegd voor de duur van drie maanden. 3. Het gebiedsverbod kan maximaal drie keer worden verlengd voor de duur van maximaal drie maanden wanneer feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, onder meer bij vrees voor herhaling. 4. Het gebiedsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de verstoring van de openbare orde heeft plaatsgevonden. Het kan eveneens worden opgelegd voor het gebied ten aanzien waarvan ernstige vrees bestaat dat zich daar verdere verstoring van de openbare orde zal voordoen. Een opgelegd bevel kan worden uitgebreid indien de ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde daar aanleiding voor geeft. 5. Wanneer uit de belangenafweging blijkt dat een looproute noodzakelijk is wordt dit in het besluit aangegeven.

Artikel 3 Groepsverbod

  • 1. Een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad krijgt bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde het bevel zich niet in één of meer bepaalde delen van de gemeente op een voor het publiek toegankelijke plaats zonder redelijk doel met meer dan drie andere personen in groepsverband op te houden.

  • 2. Het groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor de duur van drie maanden.

  • 3. Het groepsverbod kan maximaal drie keer worden verlengd voor de duur van maximaal drie maanden wanneer feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, onder meer bij vrees voor herhaling.

  • 4. Het groepsverbod wordt in beginsel opgelegd voor het gebied waar de overlast heeft plaatsgevonden. Het kan eveneens worden opgelegd voor het gebied ten aanzien waarvan ernstige vrees bestaat dat zich daar verdere verstoring van de openbare orde zal voordoen. Een opgelegd bevel kan worden uitgebreid indien de ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde daar aanleiding voor geeft.

Artikel 4 Meldingsplicht

  • 1. Aan een persoon die herhaaldelijk individueel of groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord of bij groepsgewijze verstoring van de openbare orde een leidende rol heeft gehad kan bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde een meldingsplicht worden opgelegd.

  • 2. De meldingsplicht wordt in beginsel opgelegd voor de duur van drie maanden.

  • 3. De meldingsplicht kan maximaal drie keer worden verlengd voor de duur van maximaal drie maanden wanneer feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, onder meer bij vrees voor herhaling.

  • 4. De tijdstippen en plaats van melding worden per geval bepaald.

  • 5. De meldingsplicht wordt in beginsel ten uitvoer gelegd in de gemeente waar de persoon woonachtig is, tenzij feiten en omstandigheden zich hiertegen verzetten. Hiervan is ondermeer sprake indien de burgemeester van de plaats waar de persoon woonachtig is geen toestemming heeft gegeven voor de tenuitvoerlegging van de meldingsplicht of indien er geen geschikte locatie voor melding aangewezen kan worden in die woonplaats voor het bepaalde tijdstip(pen).

Artikel 5 Begeleidingsplicht twaalfminners

  • 1. Een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige die herhaaldelijk groepsgewijs de openbare orde heeft verstoord en de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt krijgt, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde, een bevel zorg te dragen a. dat de minderjarige zich niet bevindt in of in de omgeving van een of meer bepaalde objecten binnen de gemeente, dan wel in een of meer bepaalde delen van de gemeente, tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent of door een andere meerderjarige als bedoeld in het derde lid, of b. dat de minderjarige zich op bepaalde dagen gedurende een aangegeven tijdvak tussen 8 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de minderjarige wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent of door een andere meerderjarige als bedoeld in het derde lid.

  • 2. Bij het opleggen van dit bevel wordt een persoons(-gezins)gerichte aanpak ingezet.

  • 3. Voor de toepassing van het eerste lid kunnen ten hoogste twee andere meerderjarigen naast de persoon of personen die het gezag uitoefenen over een minderjarige worden aangewezen ter begeleiding van de minderjarige.

  • 4. Het bevel wordt in beginsel opgelegd voor de duur van drie maanden.

Artikel 6 Dossiervorming en afstemming

  • 1. Ten behoeve van het opleggen van een bevel levert de politie een dossier aan.

  • 2. Voordat een bevel wordt opgelegd vindt afstemming plaats met de officier van justitie.

Artikel 7 Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking op de dag na bekendmaking.

Artikel 8 Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 21 december 2010.

De burgemeester van Enschede,

P.E.J. den Oudsten

Toelichting

1. Inleiding

Deze beleidsregel ziet op de toepassing van bevoegdheden uit de Wet Maatregelen Bestrijding Voetbalvandalisme en Ernstige Overlast (verder: Wet MBVEO). De Wet MBVEO is op 1 september 2010 in werking getreden. De wet roept nieuwe bevoegdheden in het leven voor de bestrijding van herhaaldelijke verstoringen van de openbare orde door groepen en individuen. Uit de praktijk is naar voren gekomen dat er behoefte is aan instrumenten waarmee snel, preventief en langdurig kan worden opgetreden tegen herhaaldelijke overlast.

Met de Wet MBVEO wordt een aantal nieuwe artikelen ingevoegd in de Gemeentewet (artt. 172a en 172b). De burgemeester krijgt extra bevoegdheden om herhaalde vormen van ordeverstorend gedrag aan te pakken. Op grond van artikel 172a Gemeentewet kan een langdurig gebiedsverbod, groepsverbod en/of een meldingsplicht worden opgelegd aan personen die individueel of in groepsverband herhaaldelijk de openbare orde verstoren, als tevens sprake is van ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde. De wet maakt het ook mogelijk om maatregelen te treffen tegen personen die bij de ordeverstorende gedragingen een leidende rol hebben gehad. Op grond van artikel 172b Gemeentewet kan een bevel worden gegeven aan een persoon die het gezag uitoefent over een minderjarige beneden de leeftijd van twaalf jaar, die in groepsverband herhaaldelijk de openbare orde verstoort, bij ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde. Kortweg wordt dit de aanpak overlast twaalfminners genoemd. Het bevel kan inhouden dat de ouders of anderen die het gezag uitoefenen over de twaalfminner zorg dienen te dragen dat de twaalfminner zich niet bevindt in of in de omgeving van bepaalde objecten of bepaalde delen van de gemeente, tenzij de twaalfminner wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent. Ook kan het bevel inhouden dat de twaalfminner zich op bepaalde dagen gedurende een aangegeven tijdvlak tussen 8 uur ’s avonds en 6 uur ’s ochtends niet bevindt op voor het publiek toegankelijke plaatsen, tenzij de twaalfminner wordt begeleid door een persoon die het gezag over hem uitoefent.

2. Bevoegdheden, voorwaarden voor toepassing en omschrijving en invulling van begrippen

Een meldingsplicht kan zowel op zichzelf als in samenhang met een object-, gebieds- of groepsverbod worden opgelegd.

De begrippen “herhaaldelijk”, “verstoring van de openbare orde” en “ernstige vrees voor verdere verstoring van de openbare orde” zijn in artikel 1 van deze beleidsregel omschreven, dan wel is daar aangegeven hoe daaraan invulling wordt gegeven. Daarnaast wordt hierover nog het volgende opgemerkt.

Aan de voorwaarde “herhaaldelijke verstoring van de openbare orde” is ook voldaan als de eerdere openbare ordeverstoringen niet hebben plaatsgevonden in Enschede. Ordeverstorend gedrag in meerdere (andere) gemeenten kan ook wijzen op een patroon van herhaling, zeker als dit plaatsvindt tijdens of rondom voetbalwedstrijden of evenementen. Van belang is dan wel dat er ernstige vrees bestaat voor verdere verstoring van de openbare orde in Enschede. Het voorgaande kan bijvoorbeeld aan de orde zijn als voetbalsupporters, die herhaaldelijk in andere steden bij wedstrijden van hun voetbalclub de openbare orde hebben verstoord, met hun voetbalclub Enschede gaan bezoeken.

Ten aanzien van twaalfminners wordt opgemerkt dat bij een groepsgewijze verstoring van de openbare orde een nauwkeurige afweging moet worden gemaakt bij de beoordeling of door de gedraging de openbare orde wordt verstoord. Per geval dient afgewogen te worden of de grens tussen kinderlijk gedrag en openbare ordeverstorend gedrag wordt overschreden. Zo is eenmalig belletje trekken bijvoorbeeld niet aan te merken als openbare ordeverstorend gedrag.

3. Duur van de verboden

Een bevel kan worden opgelegd voor ten hoogste drie maanden. Een bevel op grond van artikel 172a Gemeentewet kan ten hoogste driemaal worden verlengd met telkens ten hoogste drie maanden. Een bevel op grond van artikel 172b Gemeentewet (twaalfminner) kan niet worden verlengd. De duur van het bevel moet worden gebaseerd op hetgeen noodzakelijk is ter voorkoming van herhaalde verstoring van de openbare orde. In geval van herhaaldelijke, structurele verstoringen van de openbare orde zal het in het algemeen noodzakelijk zijn om bevelen voor een langere periode op te leggen om een negatief groepsproces of een patroon van overlastgevend gedrag te doorbreken en om de rust in het betreffende gebied te herstellen. In beginsel worden verboden opgelegd voor 3 maanden. Afwijking van deze termijn is mogelijk. Of van deze termijn in een concreet geval met het oog op proportionaliteit wordt afgeweken zal worden beoordeeld aan de hand van de specifieke feiten en omstandigheden van het geval. Daarbij kunnen onder meer de volgende feiten en omstandigheden een rol spelen:

  • -

    de frequentie, de aard en de ernst van de overlast;

  • -

    de gedragingen van de ordeverstoorder in het recente verleden;

  • -

    de gevoeligheid van de omgevning voor overlast;

  • -

    de tijd die nodig is om de openbare orde te herstellen.

4. Afstemming met de officier van justitie

De Wet MBVEO kent ook bevoegdheden toe aan de officier van justitie. Deze zijn opgenomen in artikel 141a Wetboek van Strafrecht (strafbaarstelling opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaffen tot het plegen van geweld) en in artikel 509hh Wetboek van Strafvordering (gedragsaanwijzingen). In bepaalde gevallen kan de officier gedragsaanwijzingen geven aan een verdachte. Een gedragsaanwijzing kan onder meer worden gegeven in geval van verdenking van een strafbaar feit waardoor de openbare orde, gelet op de aard van het strafbare feit of de samenhang met andere strafbare feiten, dan wel de wijze waarop het strafbare feit is gepleegd, ernstig is verstoord, en waarbij grote vrees voor herhaling bestaat. Deze gedragsaanwijzingen kunnen een gebiedsverbod, contactverbod, meldingsplicht of verplichting zich te doen begeleiden bij hulpverlening inhouden. Omdat de bevoegdheden van de burgemeester en de officier van justitie elkaar deels overlappen vindt in concrete gevallen vooraf afstemming plaats. In artikel 172a lid 3 Gemeentewet is bepaald dat de burgemeester aan een persoon geen bevel geeft voor het gebied, waarvoor de officier van justitie die persoon al een gedragsaanwijzing heeft gegeven.

5. Uitvoering in de praktijk en meldingsplicht

Voor een optimale uitvoering van de nieuwe bevoegdheden is het van belang dat er aansluiting wordt gezocht bij de lokaal al ingezette vormen van persoons- en gebiedsgerichte aanpak. Daarbij wordt gezorgd voor een goede onderlinge afstemming over de toepassing van deze nieuwe bevoegdheden. De afstemming kan plaatsvinden in de lokale driehoek en in casusoverleggen in het Veiligheidshuis. Daar komen de lijnen samen van de onderwerpen (jeugd)overlast en voetbalvandalisme. Voor de tenuitvoerlegging van de meldingsplicht wordt een regionale afspraak gemaakt door het regionaal college. Die besluitvorming wordt uitgewerkt in regionale werkafspraken.

6. Strafbaarstelling en handhaving

Het niet naleven van een bevel dat is gegeven op grond van de artikelen 172a of 172b Gemeentewet levert een strafbaar feit op. Opzettelijke overtreding van een bevel is als misdrijf strafbaar gesteld in artikel 184 Wetboek van Strafrecht en wordt door het Openbaar Ministerie in beginsel vervolgd overeenkomstig de richtlijnen van het OM. Op overtreding van een bevel staat maximaal drie maanden gevangenisstraf of een geldboete van de tweede categorie (€ 3.800,--).

7. Toepasselijkheid Algemene wet bestuursrecht

Een bevel op grond van de artikelen 172a of 172b Gemeentewet is een beschikking in de zin van artikel 1:3 lid 2 Algemene wet bestuursrecht.