Regeling vervallen per 18-10-2014

Gemeenschappelijke regeling GGD Zeeland

Geldend van 16-06-2012 t/m 17-10-2014

Intitulé

Gemeenschappelijke regeling GGD Zeeland

De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de burgemeesters van de gemeenten Borsele, Goes, Hulst, Kapelle, Middelburg, Noord-Beveland, Reimerswaal, Schouwen-Duiveland, Sluis, Terneuzen, Tholen, Veere en Vlissingen, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

overwegende dat de Gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland aangepast moet worden;

gelet op de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Wet publieke gezondheid, de Wet veiligheidsregio’s en de Wet op de lijkbezorging;

b e s l u i t e n :

de “Gemeenschappelijke regeling Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland” te wijzigen en als volgt vast te stellen:

HOOFDSTUK 1: ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1.

    Deze regeling verstaat onder:

    • a)

      de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland (GGD Zeeland): het openbaar

lichaam, als bedoeld in artikel 2;

  • b)

    gemeenten: de bij de regeling aangesloten gemeenten;

  • c)

    gemeentebesturen: de gemeenteraden, de colleges van burgemeester en wethouders, de burgemeesters, ieder voor zover zij bevoegd zijn;

  • d)

    gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Zeeland;

  • e)

    de regeling: de gemeenschappelijke regeling GGD Zeeland;

  • f)

    Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen.

    • 2.

      Daar waar in deze regeling artikelen en bepalingen van enige wet of andere regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dienen in die artikelen in plaats van ‘de gemeente’, ‘de raad’, ‘het college’ en ‘de burgemeester’ te worden gelezen onderscheidenlijk: ‘het openbaar lichaam’, ‘het algemeen bestuur’, ‘het dagelijks bestuur’ en ‘de voorzitter’.

Artikel 2: Openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland. Het openbaar lichaam is rechtspersoon en is gevestigd in de gemeente Goes.

  • 2. Het rechtsgebied van de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland omvat het grondgebied van de deelnemende gemeenten.

  • 3. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 3: Doel/Missie

Het openbaar lichaam is ingesteld met als doel het behartigen van de gezamenlijke belangen van de deelnemers met bovenstaande wet- en regelgeving.

Artikel 4: Bestuursorganen

De GGD Zeeland kent de volgende bestuursorganen: het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. Dit onverminderd de bevoegdheid tot het instellen van een bestuurscommissie.

HOOFDSTUK 2: BELANG, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 5: Belang

De GGD Zeeland voert, met het oog op artikel 10 Wgr, de regelingen uit die zijn opgedragen aan de gemeenten, welke onder artikel 6 staan vermeld.

Artikel 6: Taken en bevoegdheden

  • 1. De GGD Zeeland voert alle taken en bevoegdheden uit die bij of krachtens de Wet publieke gezondheid en de Wet veiligheidsregio’s (laatstgenoemde wet voor zover in het kader van de geneeskundige hulpverlening) aan de raad, het college of de burgemeester zijn opgedragen.

  • 2. De GGD Zeeland verleent, onverminderd het bepaalde in lid 1, alleen diensten aan gemeenten binnen het in artikel 2 genoemde rechtsgebied. Met instemming van het algemeen bestuur kunnen ook diensten worden aangeboden buiten het in dit artikel genoemde rechtsgebied.

  • 3. De GGD Zeeland kan op verzoek, indien het algemeen bestuur hiertoe besluit, binnen de gedelegeerde bevoegdheden, nader te omschrijven taken gaan uitvoeren. Een besluit hiertoe vermeldt alsdan de wijze van kostenverrekening en overige voorwaarden waaronder deze taken worden uitgevoerd.

  • 4. Ten behoeve van de uitvoering van taken ingevolge de Wet op de lijkbezorging draagt het college van burgemeester en wethouders van de vestigingsplaats zorg voor de benoeming van artsen van de dienst tot gemeentelijk lijkschouwer.

Artikel 7: Bezwaar en beroep

Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een verordening als bedoeld in artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 8: Klachtrecht

Het algemeen bestuur is bevoegd tot het vaststellen van een verordening over de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 3: HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 9: Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur van de GGD Zeeland bestaat uit evenveel leden als er gemeenten zijn aangesloten, met dien verstande dat iedere gemeente met één lid vertegenwoordigd is.

  • 2. De raad van iedere gemeente wijst een lid en een plaatsvervangend lid uit de leden van het college aan.

  • 3. De raden van de gemeenten beslissen in beginsel binnen één maand na de benoeming van de wethouders van elke zittingsperiode over de aanwijzing van de leden van het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan, alsmede hun plaatsvervangers.

  • 5. De leden van het algemeen bestuur hebben, onverminderd het bepaalde in de leden 7 tot en met 10, zitting gedurende de zittingsduur van de gemeenteraad.

  • 6. De leden van het algemeen bestuur treden af op de dag waarop de leden van de raden van de gemeenten aftreden.

  • 7. Het lid dat tussentijds ophoudt lid van het college van burgemeester en wethouders te zijn, houdt daarmee tevens op lid te zijn van het algemeen bestuur. Dit geldt ook voor de voorzitter.

  • 8. Het lid dat ter vervulling van een tussentijdse vacature als lid van het algemeen bestuur wordt benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens of wier plaats dit lid is benoemd, zou hebben moeten aftreden.

  • 9. De leden van het algemeen bestuur die tussentijds ontslag nemen, stellen de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die hen heeft aangewezen hiervan op de hoogte. Het ontslag is onherroepelijk.

  • 10. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 11. De aanwijzing voor de vervulling van plaatsen die zijn opengevallen, vindt binnen twee maanden plaats door de raad die het aangaat.

  • 12. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege de dienst aangesteld of daaraan ondergeschikt.

  • 13. Het algemeen bestuur kan personen uitnodigen als adviseur aan de vergadering deel te nemen.

Artikel 10: Bevoegdheden van het algemeen bestuur

  • 1. Aan het algemeen bestuur komen in het kader van deze regeling alle bevoegdheden toe, die niet aan een ander orgaan zijn opgedragen

  • 2. De volgende bevoegdheden van het algemeen bestuur zijn niet overdraagbaar:

    • a.

      het aanwijzen van een voorzitter, secretaris en penningmeester, hun plaatsvervangers en de overige leden van het dagelijks bestuur;

    • b.

      het benoemen, schorsen en ontslaan van de directeur of diens waarnemer;

    • c.

      het vaststellen van de begroting, respectievelijk begrotingswijzingen en de jaarstukken;

    • d.

      het vaststellen van een reglement van orde;

    • e.

      het vaststellen van de Financiële verordening en de Controle verordening;

    • f.

      het vaststellen van een verordening houdende de rechtspositie van het bij de gemeenschappelijke regeling in dienst zijnd personeel;

    • g.

      het vaststellen van een verordening tot instelling van een commissie ex artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht, en de verordening voor de behandeling van klachten als bedoeld in hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • h.

      het doen van voorstellen tot wijziging, toetreding, uittreding en opheffing van deze gemeenschappelijke regeling;

    • i.

      het vaststellen van een directiestatuut.

    • j.

      Het instellen van commissies als bedoeld in artikel 24 en 25 van de Wgr.

      Artikel 11: Werkwijze

      • 1.

        Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde voor zijn vergaderingen vast. Dit reglement alsmede de daarin aangebrachte wijzigingen wordt zo spoedig mogelijk na vaststelling ter kennis gebracht van gedeputeerde staten en de deelnemende gemeenten.

      • 2.

        Het algemeen bestuur vergadert zo vaak als hij daartoe heeft besloten, maar minimaal twee keer per jaar en verder zo dikwijls als de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee leden van het algemeen bestuur dit verzoeken (onder schriftelijke opgave van de te behandelen onderwerpen).

      • 3.

        In het laatste geval vindt de vergadering binnen twee weken plaats.

      • 4.

        De voorzitter roept de leden schriftelijk tot de vergadering op.

      • 5.

        Tegelijkertijd met de oproep brengt de voorzitter dag, tijdstip en plaats van de vergadering ter openbare kennis. De agenda en de daarbij behorende voorstellen, met uitzondering van de in artikel 25, lid 2, Gemeentewet,genoemde stukken waaromtrent geheimhouding is opgelegd, worden tegelijkertijd met de oproep en op een bij de openbare kennisgeving aan te geven wijze ter inzage gelegd. (Gemeentewet artikel 19en artikel 22 Wgr).

      • 6.

        In de vergaderingen van het algemeen bestuur heeft elk lid zoveel stemmen als overeenkomt met het aantal inwoners van de gemeente die deze vertegenwoordigt gedeeld door 5.000, waarbij de uitkomst naar boven wordt afgerond. Telkens bij de aanvang van een zittingsperiode wordt het aantal stemmen voor de duur van die zittingsperiode vastgesteld. Voor de toepassing van dit artikel wordt uitgegaan van het aantal inwoners, zoals het Centraal bureau voor de statistiek dat heeft vastgesteld per 31 december van het voorafgaande jaar.

      • 7.

        De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar.

      • 8.

        De deuren worden gesloten wanneer een derde deel van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt.

      • 9.

        Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.

      • 10.

        Uit de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing het bepaalde in artikel 20 (quorum voor opening van vergadering), artikel 22 (onschendbaarheid, verschoningsrecht), artikel 26 (handhaving orde vergadering), artikel 28 (niet-deelname aan de stemming), artikel 29 (quorum voor geldige stemming), artikel 30 (tot stand komen besluit), artikel 31 (geheime stembriefjes), artikel 32 (overige stemmingen) en artikel 33 (ambtelijke bijstand leden van het Algemeen bestuur).

      Artikel 12: Besloten vergadering

      Op grond van de belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur over de geheimhouding van de inhoud van stukken is het bepaalde in artikel 23, leden 1 tot en met 4 van de Wgr van toepassing. In een besloten vergadering van het algemeen bestuur worden geen besluiten genomen over het beleidsplan, de begroting, de rekening en het liquidatieplan.

      HOOFDSTUK 4: HET DAGELIJKS BESTUUR

      Artikel 13: Samenstelling

      • 1.

        Het dagelijks bestuur bestaat ten minste uit een voorzitter, een secretaris en een penningmeester en hun plaatsvervangers. Het dagelijks bestuur kent twee leden uit de regio Oosterscheldebekken, twee leden uit de regio Zeeuwsch-Vlaanderen en twee leden uit de regio Walcheren. Bij toepassing van artikel 14 lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen kan het aantal leden van het dagelijks bestuur tot maximaal zeven leden worden uitgebreid.

      • 2.

        De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen door en uit het algemeen bestuur. Zij worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur nadat overeenkomstig artikel 9 de leden van het algemeen bestuur zijn aangewezen.

      • 3.

        De aanwijzing van leden van het dagelijks bestuur ter vervulling van plaatsen die openvallen, vindt plaats binnen twee maanden na de melding van de opengevallen plaats.

      .

Artikel 14: Einde lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt indien het lid ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur. Externe leden treden af nadat de afgesproken zittingstermijn is verstreken.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag waarop de zittingsperiode van de gemeenteraad afloopt. Zij blijven hun functie waarnemen tot het moment dat het algemeen bestuur in de nieuwe samenstelling nieuwe leden voor het dagelijks bestuur heeft aangewezen.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur geniet. In dit geval is het bepaalde in artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

    Artikel 15: Werkwijze

    • 1.

      Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter of een ander lid van het dagelijks bestuur dit nodig acht, zulks onder opgave van de te behandelen onderwerpen. De vergadering vindt plaats binnen twee weken nadat het verzoek is ingekomen.

    • 2.

      Voor zover deze regeling niet anders bepaalt, kan het dagelijks bestuur zijn werkzaamheden verdelen over zijn leden. Het dagelijks bestuur deelt zijn besluiten daarover mee aan het algemeen bestuur.

    • 3.

      Besluiten worden genomen met gewone meerderheid van stemmen. Als de stemmen staken, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen.

    • 4.

      Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde voor zijn vergaderingen vaststellen, dat aan het algemeen bestuur ter kennisneming wordt overgelegd.

    • 5.

      Voor de besluitvorming in het dagelijks bestuur en de verplichting tot geheimhouding zijn de overeenkomstige bepalingen zoals die zijn opgenomen in de Gemeentewet voor het college van toepassing.

    Artikel 16: Taak

    De taak van het dagelijks bestuur is:

    • 1.

      Het uitvoeren van alle taken en bevoegdheden die op grond van de in artikel 6 genoemde wetten en algemeen verbindende voorschriften aan de colleges van burgemeester en wethouders toekomen.

    • 2.

      Voorts is het dagelijks bestuur belast met: a. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter overweging en beslissing zal worden voorgelegd, voor zover die voorbereiding niet aan anderen is opgedragen; b. het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur; c. het beheer van de eigendommen en geldmiddelen van de GGD Zeeland; d. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en het verlies van recht of bezit; e. het houden van een voortdurend toezicht op het beheer en de exploitatie van de GGD Zeeland, alsmede op al wat de GGD Zeeland aangaat, waaronder de zorg voor de archiefbescheiden; f. het benoemen, schorsen en ontslaan van het personeel met uitzondering van de directeur en diens waarnemer; g. het behartigen van de belangen van de GGD Zeeland bij andere overheidslichamen en instellingen, diensten of personen, waarmee contact voor de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zeeland van belang is.

    HOOFDSTUK 5: DE VOORZITTER

    Artikel 17: Benoeming en Taak

    • 1.

      De voorzitter wordt door en uit het algemeen bestuur aangewezen.

    • 2.

      Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslag verlenen, indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit

    • 3.

      De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

    • 4.

      Bij verhindering of ontstentenis van zowel de voorzitter als zijn plaatsvervanger, wordt deze vervangen door een lid van het dagelijks bestuur, aan te wijzen door het dagelijks bestuur.

    • 5.

      De voorzitter tekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

    • 6.

      De voorzitter vertegenwoordigt de GGD Zeeland in en buiten rechte. De voorzitter kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door deze aan te wijzen gemachtigde.

    • 7.

      Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een gemeente, die partij is in een geding waarbij de GGD Zeeland is betrokken, wordt de GGD Zeeland door een ander, door het dagelijks bestuur aan te wijzen, lid van het dagelijks bestuur vertegenwoordigd.

HOOFDSTUK 6: DE DIRECTEUR

Artikel 18: Functie, Benoeming en Taak

  • 1. De bestuursorganen van de dienst worden bijgestaan door een directeur, die in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur een adviserende stem heeft. De directeur vervult ten behoeve van het algemeen bestuur en ten behoeve van het dagelijks bestuur de functie van ambtelijk secretaris.

  • 2. De directeur wordt benoemd, geschorst en ontslagen door het algemeen bestuur.

  • 3. De directeur is belast met de dagelijkse leiding van de GGD Zeeland.

  • 4. De directeur ondertekent mede alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan.

  • 5. De verantwoordelijkheden en bevoegdheden van de directeur worden vastgelegd in een directiestatuut. Het statuut wordt vastgesteld door het algemeen bestuur.

  • 6. De directeur is verantwoording schuldig aan het dagelijks bestuur.

  • 7. De directeur is bestuurder in de zin van de Wet op ondernemingsraden.

  • 8. Het dagelijks bestuur wijst de functionaris aan die als plaatsvervanger optreedt voor de directeur in geval van diens afwezigheid voor langere duur.

HOOFDSTUK 7: INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 19: Intern

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Zij geven tezamen, dan wel afzonderlijk, aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoeken, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, als dit lid niet meer het vertrouwen van het algemeen bestuur bezit. In dit geval is het bepaalde in artikel 49 en verder van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. De leden 1 tot en met 4 zijn van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 20: Informatieverstrekking door het algemeen en dagelijks bestuur

  • 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer raden worden verlangd.

  • 3. Die informatie wordt in dat geval ook verstrekt aan de overige raden.

Artikel 21: Informatieverstrekking door individuele leden van het algemeen bestuur

  • 1. Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur is aan de raad door wie hij is benoemd, met inachtneming van het bepaalde in artikel 16 Wgr, verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van de raad aangegeven wijze.

  • 2. Een lid of een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur kan door de raad waarbinnen dit lid functioneert, worden ontslagen, indien dit lid niet meer het vertrouwen van de raad bezit. Op het ontslagbesluit is artikel 8:1 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

HOOFDSTUK 8: HET PERSONEEL

Artikel 22: Personeel

  • 1. Bij de GGD Zeeland is personeel werkzaam.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt voorhet personeel van de GGD Zeeland de arbeidsvoorwaardenverordening vast conform de collectieve arbeidsvoorwaardenregeling voor het gemeentepersoneel (CAR/UWO), dan wel de (gewijzigde) collectieve arbeidsvoorwaardenregeling die daarvoor in de plaats komt.

  • 3. Het algemeen bestuur beslist over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden.

  • 4. Aanstelling, schorsing en ontslag van personeel geschieden door het dagelijks bestuur, behoudens het bepaalde in artikel 10, lid 2, sub b.

HOOFDSTUK 9: HET BELEIDSPLAN EN HET BELEIDSVERSLAG

Artikel 23: Beleidsplan en beleidsverslag

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt periodiek, gelijktijdig met de ontwerpbegroting, vóór 1 april een ontwerp van het meerjarenbeleidsplan voor de komende periode toe aan de raden van de gemeenten.

  • 2. Het ontwerpbeleidsplan wordt voor een ieder, tezamen met de ontwerpbegroting, ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is overeenkomstig van toepassing.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken na toezending van het ontwerp van het meerjarenbeleidsplan het dagelijks bestuur van hun gevoelen doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren, waarin de gevoelens van de raden zijn vervat, bij het ontwerp van het meerjaren beleidsplan zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt het beleidsplan uiterlijk vast op 1 juli van het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor het beleidsplan moet dienen.

  • 5. Het algemeen bestuur stelt op basis van het beleidsplan het bedrijfsplan van de GGD Zeeland vast. Als de raad van een gemeente ten aanzien van een bepaald onderwerp een eigen beleid wenst uit te voeren dat afwijkt van het gemeenschappelijke beleid, wordt ook het afwijkende beleidsstandpunt van deze gemeente in het bedrijfsplan opgenomen en door de GGD Zeeland uitgevoerd. Op de financiële gevolgen hiervan is artikel 24 lid 2 van toepassing.

  • 6. Het dagelijks bestuur bereidt het beleidsverslag over het afgelopen jaar voor. Het beleidsverslag wordt ter vaststelling aan het algemeen bestuur voorgelegd dat er vóór 1 juli over beslist.

HOOFDSTUK 10: FINANCIËLE BEPALINGEN

Artikel 24: Begrotingsprocedure

  • 1. Het dagelijks bestuur zendt jaarlijks vóór 1 april de ontwerpbegroting van de GGD Zeeland voor het komende kalenderjaar, vergezeld van een memorie van toelichting alsmede de financiële beleidsuitgangspunten voor de komende jaren (meerjarenraming), toe aan de raden van de gemeenten. Het bepaalde in art. 190 lid 1 van de Gemeentewet is van toepassing.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de gemeenten voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Het bepaalde in artikel 190 lid 2 en 3 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen binnen acht weken na ontvangst van de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur hun zienswijze aangeven. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin de zienswijze van de raden zijn vervat, bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient, aan Gedeputeerde Staten.

  • 5. Op wijzigingen van de begroting zijn voorgaande bepalingen zo mogelijk van overeenkomstige toepassing, met uitzondering van de wijzigingen die geen invloed hebben op de bijdragen van de deelnemers.

Artikel 25: Bijdragen van de gemeenten

  • 1. In de begroting staat welke bijdrage elke gemeente verschuldigd is voor de uitvoering van de taken van de GGD Zeeland.

  • 2. De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot iedere eerste maand van het kwartaal een/vierde deel van de in het eerste lid bedoelde bijdrage.

  • 3. De deelnemers zullen er steeds zorg voor dragen dat de gemeenschappelijke regeling over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

  • 4. Indien aan het algemeen bestuur van de gemeenschappelijke regeling blijkt dat een deelnemer weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan gedeputeerde staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 198 en 199 Provinciewet.

Artikel 26: Reserve

  • 1. De GGD Zeeland vormt een reserve (fonds) ten laste van de gemeentelijke bijdragen aan de uitvoeringskosten tot maximaal 10% van de jaarlijkse apparaatskosten of van maximaal 5% van de bijdragen van de gemeenten

  • 2. Kennelijke onbillijkheden die uit de toepassing van dit artikel voortvloeien, worden ter beslissing voorgelegd aan het dagelijks bestuur. Bij beslissingen op gemeentelijke verzoeken daaromtrent geeft het dagelijks bestuur toepassing aan afspraken tussen de gemeenten over de te vormen reserve.

Artikel 27: Jaarstukken

  • 1. Het dagelijks bestuur legt voor 1 april aan het algemeen bestuur verantwoording af over het afgelopen kalenderjaar, onder overlegging van de opgestelde jaarstukken, het jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden en een berekening van de door de deelnemende gemeenten te betalen bijdragen, benevens het rapport van de overeenkomstig artikel 213 van de Gemeentewet met de controles belaste accountant.

  • 2. De jaarstukken en het verslag worden gelijktijdig aan de raden van de deelnemende gemeenten toegezonden, die binnen acht weken na ontvangst daarvan schriftelijk bezwaren kunnen indienen bij het algemeen bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarstukken en stelt deze vast uiterlijk 1 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft, .ng in de organisatie draagt m heb ik dat al). Florida. s aan het overleg zullen deelnemen. ons alsmede de bijdragen die de deelnemers betalen in het eventuele exploitatietekort.

  • 4. De jaarstukken worden binnen twee weken na de vaststelling met alle bijbehorende stukken aan Gedeputeerde Staten gezonden.

  • 5. Het besluit tot vaststelling van de jaarstukken strekt - voor zover het de daarin opgenomen ontvangsten en uitgaven betreft - het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in bewijsstukken en/of andere onregelmatigheden.

HOOFDSTUK 11: HET ARCHIEF

Artikel 28: Archief

  • 1.Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet vast te stellen regeling.

  • 2. De regeling wordt aan Gedeputeerde Staten meegedeeld.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het algemeen bestuur een archiefbewaarplaats aan.

HOOFDSTUK 12: TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING, GESCHILLEN EN OPHEFFING

Artikel 29: Toetreding, uittreding

  • 1. Het bestuur van de gemeente die wenst toe te treden, richt het verzoek ter zake aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur zendt het verzoek als bedoeld in lid 1 binnen drie maanden na ontvangst door aan de besturen van de deelnemende gemeenten onder overlegging van zijn advies omtrent de toetreding en de eventueel daaraan te verbinden voorwaarden.

  • 3. Toetreding vindt plaats indien de deelnemende gemeenten daarmee instemmen.

  • 4. Elke gemeente kan bij besluit van de raad en het college bepalen dat de deelneming aan deze gemeenschappelijke regeling wordt opgezegd.

  • 5. Van het besluit als bedoeld in het voorgaande lid wordt uiterlijk drie kalendermaanden vóór het einde van het kalenderjaar kennisgegeven aan het algemeen bestuur.

  • 6. Uittreding is te allen tijde mogelijk, mits daarvan conform het vierde lid, met een opzegtermijn van tenminste één kalenderjaar, van tevoren schriftelijk aankondiging is gedaan en mits wordt voldaan aan de daaraan door het algemeen bestuur te stellen voorwaarden.

  • 7. Het algemeen bestuur regelt de financiële gevolgen alsmede de overige gevolgen van de uittreding.

  • 8. Voor de vaststelling van de financiële gevolgen als bedoeld in lid 7 wordt door de GGD Zeeland en de uittredende gemeente gezamenlijk advies gevraagd aan een onafhankelijke externe deskundige. Het advies van deze deskundige is voor partijen bindend. De kosten voor het inschakelen van de deskundige zijn voor rekening van de uittredende gemeente.

  • 9. Van elk besluit tot toe- of uittreding van een gemeente wordt terstond kennis gegeven aan de colleges en raden van de deelnemende gemeenten en Gedeputeerde Staten en aan het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 30: Wijziging

  • 1. De regeling wordt gewijzigd, indien de raden en de colleges van tweederde van de deelnemende gemeenten daartoe eensluidend besluiten.

  • 2. Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur of één of meer van de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Voorstellen uitgaande van het algemeen bestuur worden toegezonden aan de raden van de deelnemende gemeenten, die binnen dertien weken na ontvangst ter zake een besluit nemen en dat terstond aan het algemeen bestuur mededelen.

  • 4. Voorstellen uitgaande van één of meer deelnemende gemeenten worden toegezonden aan het algemeen bestuur, dat het voorstel met zijn beschouwingen ter zake binnen acht weken aan de raden van de deelnemende gemeenten doet toekomen, waarna deze deelnemende gemeenten en het algemeen bestuur verder handelen conform het bepaalde in het vorige lid van dit artikel.

  • 5. De bij wet voorgeschreven toezending van de wijziging aan Gedeputeerde Staten en aan het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel, geschiedt door het dagelijks bestuur.

Artikel 31: Geschillen

  • 1. Voordat over een geschil als bedoeld in artikel 28 Wgr de beslissing van Gedeputeerde Staten wordt ingeroepen, legt het algemeen bestuur het geschil voor aan een geschillencommissie.

  • 2. De geschillencommissie bestaat uit drie leden. Een lid wordt aangewezen door het algemeen bestuur en een lid wordt aangewezen door de betrokken gemeente(n). Deze twee leden wijzen gezamenlijk een derde lid aan dat tevens als voorzitter van de commissie optreedt.

  • 3. De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen.

  • 4. De geschillencommissie brengt advies uit over de mogelijkheden partijen tot overeenstemming te brengen.

  • 5. Indien het advies van de commissie niet leidt tot oplossing van het gerezen geschil wordt bij het verzoek om een beslissing van gedeputeerde staten een afschrift van het advies van de commissie gevoegd.

Artikel 32: Ontbinding en liquidatie

  • 1. De regeling kan worden ontbonden, op voorstel van het algemeen bestuur, gelezen artikel 9 Wgr, bij een daartoe strekkend besluit van de raden en de colleges van tenminste tweederde van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Ingeval van een besluit tot ontbinding van de gemeenschappelijke regeling, als bedoeld in het vorige lid, stelt het algemeen bestuur daarvoor een liquidatieplan op ter vereffening van het vermogen van de regeling. Een zodanig besluit wordt met een tweederde meerderheid genomen, gehoord de raden van de deelnemende gemeenten.

  • 3. Het liquidatieplan voorziet in de verplichtingen van de gemeenten ter zake de financiële gevolgen van de ontbinding de regeling.

  • 4. Het liquidatieplan voorziet in de gevolgen die de ontbinding heeft voor het personeel.

  • 5. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemers alle rechten en verplichtingen van de gemeenschappelijke regeling over de deelnemers te verdelen op een in het plan te bepalen wijze.

  • 6. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de liquidatie.

  • 7. Van het besluit tot ontbinding of tot wijziging van deze regeling wordt terstond bericht gezonden aan de gemeenten en Gedeputeerde Staten, mede met het oog op de vereiste goedkeuring door Gedeputeerde Staten van de wijziging van de regeling conform de artikelen 26, 27, 36 en 37 Wgr., almede naar het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel van het ressort waaronder de regeling valt.

  • 8. De organen van de gemeenschappelijke regeling blijven ook na het tijdstip van ontbinding in functie, totdat de vereffening is voltooid.

  • 9. Gedurende de vereffening wordt de aanduiding van de regeling aangevuld met de afkorting van ‘in liquidatie’, zodat het opschrift komt te luiden: “GGD Zeeland i.l.”.

HOOFDSTUK 13: SLOTBEPALINGEN

Artikel 33: Overgangsbepaling

Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter van het openbaar

lichaam blijven hun functies vervullen tot de zittingsperiode van de gemeenteraden is beëindigd en in hun opvolging is voorzien.

Artikel 34: Inwerkingtreding

  • 1. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes draagt zorg voor het inzenden van de regeling, almede besluiten tot wijziging of opheffing daarvan aan gedeputeerde staten en de Kamer van Koophandel.

  • 2. De deelnemende gemeenten zorgen voor inschrijving in het register, als bedoeld in artikel 27, lid 1, Wgr.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Goes draagt namens alle deelnemende gemeenten zorg voor bekendmaking in een provinciaal dagblad. De kosten daarvan komen ten laste van de regeling.

  • 4. De regeling treedt in werking na opname in het door gedeputeerde staten bij te houden register, alsmede in Handelsregister bij de Kamer van Koophandel.

Artikel 35: Titel

De regeling kan worden aangehaald als “De gemeenschappelijke regeling GGD Zeeland”.

Artikel 36: Slotbepaling

  • 1.

    De begroting wordt voor de eerste keer vastgesteld voor de periode die begint op de dag waarop de regeling in werking treedt tot het einde van het kalenderjaar, dan wel, wanneer het algemeen bestuur dit bepaalt, tot het einde van het volgende kalenderjaar.

  • 2.

    De eerste rekening heeft betrekking op de periode waarvoor de eerste begroting geldt.

  • 3.

    In alle gevallen waarin de regeling niet voorziet beslist het algemeen bestuur.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente ….. d.d. …..

, voorzitter.

, griffier.

Aldus besloten in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente ….. d.d. …..

, burgemeester.

, secretaris.

Aldus besloten door de burgemeester van de gemeente ….. d.d. …..

,burgemeester