Regeling vervallen per 12-07-2020

Algemene subsidieverordening gemeente Heerde 2003

Geldend van 01-08-2003 t/m 30-12-2016

De raad van de gemeente Heerde;

gelezen het voorstel van het college

d.d. 27 mei 2003;

gelet op artikel 149 Gemeentewet en op Titel 4.2 Algemene wet bestuursrecht;

besluit:

vast te stellen de navolgende:

Algemene subsidieverordening gemeente Heerde 2003

A. Algemene bepalingen.

Begripsomschrijvingen.

Artikel 1.

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    Activiteit: De activiteit die door de instelling zal worden uitgevoerd en die door het gemeentebestuur kan worden gesubsidieerd.

  • b.

    Activiteitenplan: Een overzicht van de activiteiten overeenkomstig artikel 4:62 van de wet.

  • c.

    Beleidsterrein: Een door de gemeenteraad als zodanig aangemerkt geheel van samenhangende activiteiten;

  • d.

    Bestemmingsreserve: Bestanddeel uit eigen vermogen dat bestemd is om in de toekomst beoogde specifieke uitgaven te kunnen bekostigen.

  • e.

    College: Het college van de gemeente Heerde.

  • f.

    Deelterrein: Een door de raad als zodanig aangemerkt geheel van activiteiten binnen een bepaald beleidsterrein.

  • g.

    Egalisatiereserve: Vermogensbestanddelen die worden opgenomen om in de toekomst fluctuaties in de (exploitatie)kosten op te vangen.

  • h.

    Gemeente: De gemeente Heerde

  • i.

    Instelling: Subsidieaanvrager.

  • j.

    Prestatie: In meetbare eenheden omschreven resultaten.

  • k.

    Professionele instelling: Een instelling wier taken voornamelijk worden uitgevoerd door één of meer personen in dienst op grond van een landelijke CAO of een anderszins centraal dan wel decentraal gereguleerde arbeidsovereenkomst, en als zodanig door het college is aangewezen.

  • l.

    Niet-professionele instelling: Een instelling wier taken voornamelijk uitgevoerd worden door één of meer vrijwilligers en als zodanig aangewezen door het college.

  • m.

    Raad: De gemeenteraad der gemeente Heerde.

  • n.

    Rechtspersoon: Een rechtspersoon als bedoeld in Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek die zich, zonder winstoogmerk, de behartiging van de belangen van ideële en / of materiële aard van (een deel van) de bevolking van Heerde ten doel stelt.

  • o.

    Subsidieprogramma: Het door het college vastgestelde overzicht van subsidiabele maxima per beleidsterrein, dan wel deelterrein, naar de professionele en niet-professionele instellingen, een en ander in samenhang met de ingediende activiteitenplannen. Dit subsidieprogramma verschijnt onder de titel ‘Subsidieprogramma Welzijn, Zorg, Sport en Cultuur gemeente Heerde’.

  • p.

    Subsidieperiode: Het in de subsidieverleningsbeschikking en / of de uitvoeringsovereenkomst bepaalde respectievelijk overeengekomen tijdvak waarvoor de subsidie is verstrekt. Dit tijdvak is met betrekking tot subsidies van structurele aard, zoals genoemd in artikel 4:51 van de wet, gelijk aan een kalenderjaar.

  • q.

    Uitvoeringsovereenkomst: De overeenkomst die in de zin van artikel 4:36 van de Wet tussen de instelling en het gemeentebestuur wordt gesloten ter uitwerking van de subsidieverleningsbeschikking. In een uitvoeringsovereenkomst worden in ieder geval aangegeven:

    • 1.

      De looptijd van de subsidie

    • 2.

      De beoogde prestaties

    • 3.

      De doelgroep(en) met betrekking tot de te ontwikkelen activiteiten en te verrichten prestaties.

  • r.

    Voorziening: Vermogensbestanddelen die worden gevormd voor toekomstige kosten die een periode van twee of meer jaren omvatten en die niet binnen de jaarlijkse exploitatie opgevangen kunnen worden, nu reeds te voorzien zijn, onvermijdelijk zijn, hun oorzaak in het verleden hebben en kwantificeerbaar en / of berekenbaar zijn.

  • s.

    Vrijwilliger: Een persoon die niet op grond van een arbeidsovereenkomst en die anders dan beroepsmatig actief is ten behoeve van een instelling.

  • t.

    Wet: Algemene wet bestuursrecht.

Reikwijdte van de verordening/bevoegdheid.

Artikel 2.

  • 1

    Deze verordening is van toepassing op alle subsidieaanvragen aan en subsidiebesluiten van het college die betrekking hebben op professionele en niet-professionele instellingen, werkzaam op de door de raad bepaalde beleidsterreinen.

  • 2

    Subsidie wordt slechts verstrekt voor zover de raad de benodigde gelden heeft toegekend. Het begrotingsvoorbehoud als genoemd in artikel 4:34 van de wet is daarbij van toepassing. Subsidie wordt tevens slechts verstrekt indien de activiteiten gericht zijn op dan wel ten goede komen aan inwoners van de gemeente Heerde.

  • 3

    Het college is belast met de uitvoering van deze verordening.

  • 4

    Tot de in lid 1 genoemde beleidsterreinen behoren:

    • a

      Welzijn

    • b

      Zorg

    • c

      Onderwijs

    • d

      Sport

    • e

      Cultuur

    • f

      Vrijwilligersbeleid

    • g

      Jaarlijks door het college nader te benoemen andere beleidsterreinen.

  • 5

    Onder de ‘nader te benoemen andere beleidsterreinen’ worden die beleidsterreinen en instellingen verstaan die als zodanig expliciet zijn vermeld in het Subsidieprogramma Welzijn, Zorg, Onderwijs, Sport, Cultuur en Vrijwilligersbeleid gemeente Heerde en / of in de gemeentebegroting die betrekking heeft op het onderhavige jaar.

Rechtspersoonlijkheid / rechtsbevoegdheid.

Artikel 3.

  • 1.

    Subsidie kan slechts worden verstrekt aan rechtspersonen met een volledige rechtsbevoegdheid.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kan het college, in afwijking van het gestelde in het eerste lid, subsidie verlenen aan instellingen zonder volledige rechtsbevoegdheid of (een groep van) natuurlijke personen.

  • 3.

    De in deze verordening opgenomen bepalingen vinden, voor zover mogelijk, overeenkomstige toepassing op de in artikel 3 lid 2 genoemde instellingen en natuurlijke personen.

  • 4.

    Een aanvraag door een niet volledige rechtsbevoegdheid bezittende instelling dient ondertekend te zijn door ten minste twee, van deze instelling deel uitmakende, natuurlijke personen.

  • 5.

    De beslissing op de aanvraag zoals genoemd in lid 4, wordt ten naam gesteld van de personen die de aanvraag om subsidie hebben ondertekend.

  • 6.

    De personen op wier naam een beslissing tot het geheel of gedeeltelijk toekennen van de subsidieaanvraag is gesteld, zijn persoonlijk en hoofdelijk verantwoordelijk en aansprakelijk voor de aan de naleving van de aan het subsidiebesluit verbonden verplichtingen. Zij ondertekenen hiertoe een door het college voor te leggen verklaring voor akkoord.

Te subsidiëren activiteiten.

Artikel 4.

  • 1.

    Bij een beleidsregel dan wel op basis van een wettelijk voorschrift kunnen de activiteiten waarvoor subsidie kan worden verstrekt nader worden bepaald, alsmede andere criteria, die voor die verstrekking gelden.

  • 2.

    Beleidsregels zijn van toepassing op de beleidsterreinen welzijn, zorg, onderwijs, sport, cultuur en vrijwilligersondersteuning en, indien daartoe naar het oordeel van college aanleiding is, jaarlijks nader door het college nader te benoemen beleidsterreinen.

Artikel 5.

  • 1

    Subsidiëring van activiteiten vindt slechts plaats voor zover deze naar de mening van het college in voldoende mate in een direct aanwijsbaar belang voor de gemeente wordt geacht, passen binnen het door de raad geformuleerde beleid en die door de raad als subsidiabel zijn aangemerkt.

  • 2

    Niet subsidiabel zijn in ieder geval activiteiten die partijpolitiek, godsdienstig en / of levensbeschouwelijk van aard zijn, voortvloeien vanuit partijpolitieke, godsdienstige en / of levensbeschouwelijke motieven dan wel een vorming en / of een verspreiding terzake tot doel hebben.

  • 3

    Slechts die activiteiten worden gesubsidieerd die georganiseerd worden door instellingen die statutair, dan wel volgens artikel 3 lid 2, gevestigd zijn in de gemeente.

  • 4

    Subsidieverstrekking aan instellingen die niet gevestigd zijn in de gemeente kan geschieden als:

    • a

      Het activiteiten betreft waaraan inwoners van de gemeente deelnemen, èn

    • b

      De activiteiten niet door een reeds gesubsidieerde instelling (zouden kunnen) worden ondernomen, èn

    • c

      De activiteiten niet reeds (toereikend) worden gesubsidieerd door een ander overheidsorgaan dan wel

    • d

      De activiteiten zijn gericht op uitwerking van gemeentelijke beleidsdoelstellingen die een regionaal draagvlak vereisen en niet al door een in de gemeente gevestigde instelling (kunnen) worden uitgevoerd.

  • 5

    Subsidiëring van activiteiten vindt in ieder geval niet plaats indien de instelling zelf in de kosten daarvan kan voorzien, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden of een combinatie daarvan.

  • 6

    Ten aanzien van subsidies van zowel structurele als incidentele aard worden jaarlijks door de raad, aansluitend aan de vaststelling van de begroting, per functie / product subsidieplafonds vastgesteld en bekend gemaakt. Aanvragen om een incidentele subsidie geschieden met inachtneming van het bepaalde in artikel 14.

  • 7

    Alleen de wachtgeldverplichtingen, en / of uitkeringen aanvullend op de bij enigerlei wet vastgestelde uitkeringen, die rechtstreeks voortvloeien uit een besluit tot vermindering en / of beëindiging van subsidie kunnen in aanmerking komen voor subsidiëring, een en ander ter beoordeling van het college.

  • 8

    Wachtgelden en / of (aanvullende) uitkeringen die voortvloeien uit een arbeidsconflict worden nooit vergoed en / of gesubsidieerd.

  • 9

    Het niet volledig compenseren van loon- en prijsontwikkelingen op de totstandkoming waarvan de gemeente geen directe invloed heeft wordt niet beschouwd als vermindering van subsidie.

Algemene voorwaarden.

Artikel 6.

  • 1

    De instelling dient:

    • a

      Zich te onthouden van handelingen die in strijd zijn met de wet of de beleidsuitgangspunten van de gemeente, tenzij het gaat om de uitoefening van door de Grondwet beschermde rechten.

    • b

      Geen winst te beogen.

  • 2

    Het college kan nadere regels stellen inzake:

    • a

      Het werken met vrijwilligers.

    • b

      De toegankelijkheid van gesubsidieerde activiteiten.

    • c

      Het betrekken van deelnemers en gebruikers, alsmede vrijwilligers en beroepskrachten bij het beleid van de instelling.

    • d

      Het gebruik van gemeentelijke dan wel door de gemeente gesubsidieerde accommodaties ten behoeve van door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

Weigeringsgronden.

Artikel 7.

  • 1

    Subsidie wordt slechts verstrekt indien:

    • a

      De rijks- en / of provinciale gelden die op het moment van de vaststelling van de gemeentebegroting als bijdrage in de kosten van uitvoering van het beleid verwacht mochten worden ook daadwerkelijk worden verkregen;

    • b

      De instelling kan aantonen dat er behoefte is aan de door de instelling georganiseerde dan wel voorgenomen activiteiten. Met betrekking tot deze voorwaarden kan door het college ontheffing worden verleend ten aanzien van incidentele subsidies.

  • 2

    Subsidieverlening kan naast de in artikel 4:35 van de wet genoemde gronden geweigerd worden indien gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat:

    • a

      De activiteiten van de aanvrager niet gericht zullen zijn op de gemeente of niet aanwijsbaar ten goede zullen komen aan de ingezetenen van de gemeente.

    • b

      De gelden niet of in onvoldoende mate besteed zullen worden aan het doel waarvoor de subsidie beschikbaar wordt gesteld.

    • c

      De aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten zal ontplooien die in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde,

    • d

      De aanvrager naar het oordeel van het college ook zonder de gevraagde subsidie over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden kan of heeft kunnen beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken,

    • e

      De instelling niet en / of niet tijdig alle wettelijk voorgeschreven dan wel door de subsidieverstrekker gevraagde informatie verstrekt die naar het oordeel van de subsidieverstrekker nodig is voor de beoordeling van het subsidieverzoek.

    • f

      Door verstrekking van de subsidie het als subsidiabel maximum aangegeven bedrag zou worden overschreden.

  • 3

    De structurele subsidieverstrekking aan een instelling kan op grond van algemene financiële en / of beleidsinhoudelijke overwegingen worden beëindigd of verminderd op grond van een door het college te nemen besluit bij vaststelling van het subsidieprogramma.

  • 4

    Het college stelt de instelling schriftelijk in kennis van het voornemen zoals genoemd in artikel 7 lid 3, tenminste negen maanden voorafgaand aan de het jaar waarop de beschikking betrekking heeft.

  • 5

    De subsidieverstrekking aan een instelling wordt in ieder geval beëindigd wanneer:

    • a

      De instelling bij rechterlijk vonnis wordt ontbonden;

    • b

      Bij de instelling conservatoir beslag is gelegd op het vermogen of een deel ervan;

    • c

      Aan de instelling surséance van betaling is verleend;

    • d

      Het faillissement over de instelling is uitgesproken.

Vaststelling maximaal te verlenen subsidie.

Artikel 8.

  • 1

    Het college stelt jaarlijks, in het kader van de voorbereiding van de begrotingsbehandelingen, voor 1 april voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvragen betrekking hebben, de maximaal te verlenen subsidiebedragen vast die voor de onderscheidene beleidsterreinen beschikbaar zijn en maakt deze voor genoemde datum bekend. Deze subsidiabele maxima bevatten tevens de vastgestelde verdelingscriteria in het geval de raad deze maxima per beleidsterrein heeft vastgesteld. Een en ander geschiedt op basis van de volgende uitgangspunten:

    • a

      Het door de raad vastgestelde beleid.

    • b

      De doelstellingen zoals opgenomen in de activiteitenplannen van de instellingen die betrekking hebben op de onderhavige subsidieperiode.

    • c

      De in de meerjarenbegroting opgenomen financiële middelen per beleidsterrein.

  • 2

    De instellingen dienen de inhoud van hun activiteitenplan en het daaruit voortvloeiende subsidiebedrag af te stemmen op het gestelde in artikel 8 lid 1.

  • 3

    Indien niet aan deze voorwaarden wordt voldaan is artikel 13 lid 2 van overeenkomstige toepassing.

  • 4

    De raad kan de in artikel 8 lid 1 genoemde subsidiabele maxima wijzigen indien voor de desbetreffende begrotingspost of het desbetreffende beleidsterrein of deelterrein het beschikbare budget:

    • a

      Wordt verhoogd bij de vaststelling van de begroting van het jaar waarop deze subsidiabele maxima betrekking hebben.

    • b

      Tussentijds wordt verhoogd;

    • c

      Tussentijds wordt verlaagd.

  • 5

    In beginsel kunnen de subsidiabele maxima jaarlijks worden aangepast aan de ontwikkelingen betreffende lonen en prijzen. De grondslag daarvoor wordt jaarlijks vastgesteld door de raad.

Vaststelling Subsidieprogramma Welzijn, Zorg, Onderwijs, Sport, Cultuur en Vrijwilligersbeleid.

Artikel 9.

  • 1

    Het college stelt, na vaststelling van de begroting door de raad, het Subsidieprogramma Welzijn, Zorg, Onderwijs, Sport, Cultuur en Vrijwilligersbeleid voor het desbetreffende begrotingsjaar per beleidsterrein en de toedeling van de maximaal beschikbare budgetten naar instellingen vast.

  • 2

    Dit onder lid 1 genoemde programma bevat een overzicht van:

    • a

      De beleidsvoornemens op het gebied van welzijn, zorg, sport, cultuur en vrijwilligersbeleid in het jaar waarop het programma betrekking heeft.

    • b

      De activiteiten die in dat jaar voor subsidie in aanmerking komen en het daarvoor maximaal ter beschikking bestaande budget per instelling.

    • c

      De doelen die door middel van de subsidie dienen te worden nagestreefd.

    • d

      De doelgroepen waarop de activiteiten gericht zijn.

  • 3

    Het Subsidieprogramma Welzijn, Zorg, Onderwijs, Sport en Cultuur wordt jaarlijks vastgesteld op basis van de door de instellingen ingediende activiteitenprogramma’s en de door het college vastgestelde budgetten.

Subsidiesoorten.

Artikel 10.

  • 1

    Als soorten van subsidie worden onderscheiden:

    • a

      Basissubsidie: Een subsidie die gericht is het mee instandhouden van een niet professionele instelling door middel van een nader te bepalen basissubsidiebedrag. De daaraan gekoppelde bedragen worden jaarlijks door het college bij het vaststellen van het Subsidieprogramma vastgesteld.

    • b

      Incidentele subsidie: Een subsidie om activiteiten van eenmalige, incidentele aard uit te voeren.

    • c

      Structurele subsidie: Een subsidie om activiteiten van structurele aard uit te voeren.

    • d

      Budgetsubsidie: Een subsidie waarbij de instelling een bedrag krijgt toegewezen om een tevoren overeengekomen takenpakket uit te voeren. Een en ander kan worden vastgelegd in een uitvoeringsovereenkomst.

    • e

      Investeringssubsidie: Een subsidie als tegemoetkoming in de kosten die gepaard gaan met het doen van investeringen.

  • 2

    De voorwaarden waaronder en de vorm waarin met betrekking tot de verschillende soorten subsidie wordt verleend zijn opgenomen in de Beleidsregels Subsidieverstrekking gemeente Heerde 2003 en / of het Subsidieprogramma.

Subsidiabele kosten.

Artikel 11.

  • 1

    Met betrekking tot de in artikel 10 lid b, c en d genoemde subsidiesoorten worden de volgende subsidiabele kosten onderscheiden:

    • a

      Personeelskosten;

    • b

      Huisvestingskosten;

    • c

      Organisatie- / materiële kosten;

    • d

      Activiteitenkosten;

    • e

      Afschrijvingskosten;

    • f

      Gemeentelijke belastingen en heffingen;

    • g

      Accountantskosten.

  • 2

    Geen subsidiabele kosten zijn:

    • a

      Kosten van acties en dergelijke ter verwerving van inkomsten;

    • b

      Kosten van consumpties, traktaties, rookwaren, geschenken en attenties voor zover deze geen directe relatie hebben met de organisatie van de instellingen en dier activiteiten;

    • c

      Kosten verbonden aan festiviteiten ter gelegenheid van jubilea en dergelijke;

    • d

      Specifieke door ouders gemaakte kosten van aan activiteiten deelnemende kinderen en dergelijke;

    • e

      Materiële en financiële ondersteuning van derden;

    • f

      Kosten van barexploitatie inclusief het doen van de daarvoor benodigde investeringen;

    • g

      Kosten van levering van goederen en diensten aan derden, tenzij het college hiervoor vooraf toestemming heeft verleend en het derden betreft voor wie de gesubsidieerde activiteiten bestemd zijn.

  • 3

    Op de subsidiabele kosten als bedoeld in het eerste lid worden de volgende baten in mindering gebracht;

    • a

      Eigen bijdragen van leden / deelnemers;

    • b

      Ontvangsten van renten van beleggingen;

    • c

      Ontvangsten van derden voor verrichte diensten;

    • d

      Uitkeringen van verzekeringen.

    • e

      Andere inkomsten waaronder sponsoring en donaties van gelieerde organisaties en instellingen.

      De baten worden in mindering gebracht op de kostensoorten waarop zij betrekking hebben.

Van toepassingverklaring afdeling 4.2.8 van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 12.

  • 1

    Afdeling 4.2.8 van de wet is van toepassing op budgetsubsidies en overige subsidies, indien en voor zover in die overige subsidiebesluiten bedragen van meer dan € 100.000 worden toegekend. Het college kan bepalen dat afdeling 4.2.8. van de wet ook op andere aanvragen van toepassing is.

  • 2

    De subsidieontvanger op wiens subsidieaanvraag afdeling 4.2.8. van de wet van toepassing is behoeft de toestemming van het college voor de handelingen, bedoeld in artikel 4:71 van de wet.

  • 3

    Artikel 4:76 is van toepassing op het financiële verslag.

    • a

      Bij het onderzoek, bedoeld in artikel 4:78 van de wet, onderzoekt de accountant tevens de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • b

      Het college stelt een aanwijzing over de reikwijdte en de intensiteit van de controle, als bedoeld in artikel 4:78, tweede lid van de wet, vast.

B. De aanvraag om subsidie.

Tijdstip indiening aanvraag.

Artikel 13.

1.

a.

Een aanvraag tot verlening van een incidentele subsidie wordt ten minste twaalf weken voordat met de activiteiten wordt aangevangen ingediend.

b.

Een aanvraag tot verlening van een structurele subsidie wordt ingediend vóór 1 mei voorafgaand aan het boekjaar.

c.

Een aanvraag tot verlening van een budgetsubsidie wordt ingediend vóór 1 juni voorafgaand aan het boekjaar waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

2.

Indien een aanvraag niet op de in lid 1 genoemde tijdstippen is ingediend kan het college besluiten deze aanvraag buiten behandeling te laten. Dit geldt eveneens ten aanzien van aanvragen die weliswaar tijdig maar niet volledig zijn ingediend. Alvorens hiertoe te besluiten geeft het college de instelling een termijn waarbinnen men het verzuim kan herstellen. Indien daaraan binnen de gestelde termijn niet is voldaan, kan het college besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen.

Vereisten aanvraag.

Artikel 14.

  • 1.

    Een aanvraag om subsidie bevat naast de in artikel 4:2, eerste lid van de wet en – indien van toepassing – artikel 4:61 van de wet genoemde gegevens, ter uitwerking van artikel 4:2, tweede lid van de wet:

    • a.

      Naam en adres van de instelling;

    • b.

      Samenstelling van het bestuur en de wijzigingen daarin ten opzichte van de vorige subsidieaanvraag;

    • c.

      Voorgenomen en doorgevoerde wijzigingen van de statuten.

    • d.

      Een activiteitenplan;

    • e.

      Een raming van de met de in het activiteitenplan vermelde activiteiten samenhangende inkomsten en uitgaven;

    • f.

      Een inhoudelijk en financieel verslag van het boekjaar voorafgaand aan het jaar waarin de aanvraag wordt ingediend;

    • g.

      Gegevens over de aard en omvang van het eigen vermogen van de instelling;

    • h.

      Een opgave van de subsidiemogelijkheden die de instelling bij de gemeente of bij derden heeft openstaan en van de mate waarin hiervan gebruik is of zal worden gemaakt;

    • i.

      Een opgave van de met de instelling gelieerde instellingen, alsmede van de aard van die betrekkingen met die instellingen, waarbij onder gelieerde instellingen in ieder geval wordt verstaan:

      • i.1

        Instellingen waaraan de instelling die subsidie aanvraagt in het verleden om niet een bedrag van meer dan € 450 ter beschikking heeft gesteld en waarover de instelling op enig moment weer de beschikking kan krijgen.

      • i.2

        Instellingen ten aanzien waarvan de instelling die subsidie aanvraagt een beslissende invloed heeft op de besteding van middelen dan wel invloed op de benoeming van één of meer bestuursleden.

      • i.3

        Instellingen die statutaire bepalingen kennen op grond waarvan liquidatiegelden aan de instelling die subsidie aanvraagt kunnen toevloeien.

      • i.4

        Instellingen ten aanzien waarvan statutair is bepaald dat deze (mede) tot doel hebben de instelling die subsidie aanvraagt financieel te ondersteunen.

      • i.5

        Instellingen waaraan de instelling die subsidie aanvraagt diensten beschikbaar stelt.

  • 2.

    Extra gegevens aanvraag structurele subsidie: Naast de in het eerste lid genoemde gegevens bevat een aanvraag om een structurele subsidie een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan wel andersoortige verhoudingen met andere instellingen. Het in het eerste lid onder f. bedoelde financiële verslag bevat een verslag van het meest recente boekjaar. Dit verslag bevat ten minste een door het bestuur van de instelling gewaarmerkte jaarrekening. De jaarrekening bestaat uit een balans, een staat van baten en lasten en een toelichting daarop.

  • 3.

    Extra gegevens aanvraag budgetsubsidie: Naast de in het eerste lid genoemde gegevens bevat een aanvraag om een budgetsubsidie tevens:

    • a.

      Een beschrijving van het beoogde resultaat van de activiteiten in relatie tot de gestelde doelen, uitgedrukt in meetbare resultaten;

    • b.

      Een begroting van de baten en lasten van het lopende boekjaar en het volgende boekjaar en een toelichting daarop;

    • c.

      Een globaal inhoudelijk en financieel plan voor de volgende drie boekjaren;

    • d.

      Een beschrijving van bestuurlijke, organisatorische dan wel andersoortige verhoudingen met andere instellingen en de wijze van samenwerking daarbij.

  • 4.

    Eerste subsidieaanvraag: Indien een instelling voor de eerste keer subsidie aanvraagt, wordt naast de gegevens die worden genoemd in het eerste en - voor zover van toepassing - tweede tot en met derde lid, een exemplaar van de oprichtingsakte, statuten of reglement overgelegd.

  • 5.

    Instellingen die slechts een basissubsidie ontvangen kunnen volstaan met een globale omschrijving van de activiteiten en een eenvoudig ingerichte begroting, exploitatierekening en balans.

  • 6.

    De raad en het college kunnen met betrekking tot de subsidieaanvraag nadere regels vaststellen.

  • 7.

    Het college kan met betrekking tot de verschillende subsidiesoorten aanvraagformulieren vaststellen waarin de in lid 1 ten met 6 opgenomen vereisten nader zijn uitgewerkt en verwerkt.

Hersteltermijn.

Artikel 15.

  • 1.

    Wanneer de aanvraag niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in deze verordening wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

C. Verplichtingen van de subsidieontvanger.

Administratie en verzekering.

Artikel 16.

  • 1

    Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:37 van de wet legt het college de subsidieontvanger de volgende verplichtingen op:

    • a

      De instelling verleent aan het college of de door hen aangewezen personen desgevraagd inzage in de administratie en verstrekt inlichtingen die van belang kunnen zijn voor de beoordeling van de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie en / of voor het naleven van de voorschriften die aan de subsidieverstrekking zijn verbonden.

    • b

      De instelling volgt de aanwijzingen op die het college in het belang van een doelmatig beheer en goede administratie kunnen geven.

  • 2

    De administratie van de instelling wordt op een overzichtelijke wijze gevoerd en is zodanig ingericht dat op eenvoudige wijze inzicht wordt verkregen in de bezittingen, reserves, voorzieningen, vorderingen, schulden en exploitatieresultaten van de instelling.

  • 3

    De instelling is verplicht de navolgende verzekeringen af te sluiten:

    • a

      Een verzekering tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid ten aanzien van derden.

    • b

      Een opstalverzekering, op basis van nieuwwaarde, ten aanzien van gebouwen die eigendom zijn van de instelling.

    • c

      Een inboedelverzekering, op basis van nieuwwaarde, ten aanzien van roerende goederen die eigendom zijn van de instelling.

    • d

      Een aanvullende ongevallenverzekering, betrekking hebben op de vrijwilligers die betrokken zijn bij door de gemeente gesubsidieerde activiteiten.

    • e

      Andere door het college aan te wijzen verzekeringen.

Overige verplichtingen.

Artikel 17.

Als verplichtingen als bedoeld in artikel 4:38 van de wet legt het college subsidieontvangers in ieder geval de volgende verplichtingen op:

  • 1

    Een ruimtelijke voorziening dient naar aard, omvang, inrichting, situering, tariefstelling en openstellingsuren regelmatig en doelmatig gebruikt te kunnen worden voor het laten plaatsvinden van subsidiabele activiteiten.

  • 2

    De instelling dient er zorg voor te dragen, dat waar de activiteiten plaatsvinden in een ruimtelijke voorziening:

    • a

      Deze waar mogelijk en nodig geschikt is voor de in zijn bewegingen beperkte mens;

    • b

      De openstellingen zo veel mogelijk afgestemd zijn op de wensen, behoeften en / of mogelijkheden van de doelgroep(en) en de organisatoren en deelnemers van gesubsidieerde activiteiten.

  • 3

    Opheffing en liquidatie:

    • a

      Indien een instelling wordt opgeheven dient het bestuur daarvan onmiddellijk schriftelijk kennis te geven aan het college. Hetzelfde geldt bij het door de instelling geheel of gedeeltelijk staken van door de gemeente te subsidiëren dan wel gesubsidieerde activiteiten.

    • b

      Bij liquidatie zijn de voorschriften omtrent de verantwoording alsmede die betreffende de vaststelling van de subsidie van overeenkomstige toepassing.

    • c

      Een met subsidie verworven batig liquidatiesaldo dient, met toepassing van het bepaalde in artikel 4:41 van de wet, zo spoedig mogelijk aan de gemeente te worden terugbetaald tot maximaal het bedrag dat in totaliteit over de laatste vijf jaren aan subsidie is verstrekt.

Goedkeuring.

Artikel 18.

Instellingen waarbij de personeelsformatie een van de subsidiegrondslagen is, hebben voor de subsidiabele personeelsformatie, alsmede wijziging daarin, vooraf schriftelijke goedkeuring van het college nodig.

D. Reserves, voorzieningen en afschrijvingen.

Egalisatie- / risicoreserve.

Artikel 19.

Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

Artikel 20.

  • 1.

    Een instelling die in structurele zin subsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een egalisatiereserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2.

    Het vormen, dan wel het voeden van een egalisatiereserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde instelling sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 3.

    Het toevoegen van gemeentelijke subsidiegelden aan de egalisatiereserve, alsmede het onttrekken van gemeentelijke subsidiemiddelen daaruit kan uitsluitend gebeuren met voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

  • 4.

    De maximale hoogte van de egalisatiereserve bedraagt als uitgangspunt maximaal 10% van de structurele subsidiegelden die de instelling in het betreffende boekjaar van de gemeente heeft ontvangen, vermeerderd met dat deel van de egalisatiereserve dat gevormd is door andere inkomsten.

  • 5.

    Bij de berekening van dit met andere inkomsten gevormde deel van de egalisatiereserve wordt de volgende verdeelsleutel gebruikt: de netto inkomsten die de instelling in het betreffende boekjaar heeft ontvangen buiten de gemeentelijke subsidiegelden, worden gedeeld door de totale inkomsten in het betreffende boekjaar.

  • 6.

    De raad en het college kunnen met betrekking tot de hoogte van de egalisatie- / risicoreserve, voor zover opgebouwd uit subsidiegelden, nadere regels vaststellen.

Bestemmingsreserve.

Artikel 21.

1.

Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. Een instelling die in structurele zin subsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een bestemmingsreserve vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

2.

Het verzoek om toestemming voor het vormen van een in lid 1 genoemde reserve bevat in ieder geval de volgende gegevens:

a.

Het doel van de reserve;

b.

Een onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de reserve;

c.

Een motivatie van het tijdstip waarop de organisatie de middelen nodig heeft.

Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen.

3.

Het vormen van, dan wel het doen van toevoegingen aan, een bestemmingsreserve met gemeentelijke subsidiegelden is uitsluitend mogelijk wanneer er bij de structureel gesubsidieerde instelling sprake is van een positief jaarresultaat, voor zover dat niet wordt veroorzaakt door het niet, of slechts gedeeltelijk uitvoeren van activiteiten waarvoor de subsidie is verstrekt.

4.

Voor het toevoegen van subsidiegelden of de onttrekking van subsidiegelden, anders dan voor dit doel bestemd, aan de bestemmings-, onderhouds- of vervangingsreserve is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Voorzieningen.

Artikel 22.

  • 1

    Een instelling die in structurele zin subsidie ontvangt kan, wanneer het college daarvoor voorafgaande schriftelijke toestemming heeft verleend, onder voorwaarden een voorziening vormen die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiegelden.

  • 2

    Artikel 4:41 van de wet is van toepassing. De hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 4:41 lid 1 sub b. wordt met toepassing van de artikelen 3:2 en 3:4 van de wet door het college vastgesteld.

  • 3

    Een voorziening kan gevormd worden voor toekomstige kosten die een periode van twee jaar omvatten :

    • a

      Niet binnen de jaarlijkse exploitatie of via de egalisatiereserve opgevangen kunnen worden, en

    • b

      Nu reeds te voorzien zijn, en

    • c

      Onvermijdelijk zijn, en

    • d

      Hun oorzaak in het verleden hebben, en

    • e

      Kwantificeerbaar / berekenbaar zijn

  • 4

    Een voorziening kan in ieder geval niet worden gevormd voor:

    • a

      De kosten samenhangend met vervanging van inventaris.

    • b

      De kosten samenhangend met ziekte van werknemers.

    • c

      Reeds ontvangen maar nog niet volledig bestede subsidiegelden.

  • 5

    Het verzoek om toestemming voor het vormen van een voorziening bevat een plan waarin in ieder geval de volgende gegevens zijn opgenomen:

    • a

      Het doel van de voorziening;

    • b

      De onderbouwing van de noodzakelijke maximale hoogte van de voorziening;

    • c

      Een planmatige onderbouwing van de meerjarige opbouw van en onttrekkingen uit de voorziening.

  • 6

    Het college kan daarnaast aanvullende gegevens verlangen. Het toestaan van het vormen van een voorziening, die (mede) is opgebouwd uit gemeentelijke subsidiemiddelen, gebeurt onder de voorwaarde dat het onderliggende plan, zoals bedoeld in lid 5, is goedgekeurd.

  • 7

    Voor het in afwijking van het goedgekeurde plan toevoegen van subsidiegelden of het in afwijking van het goedgekeurde plan onttrekken van subsidiegelden aan de voorziening, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

Afschrijvingen.

Artikel 23.

1.

Algemeen uitgangspunt is het gemeentelijk afschrijvingsbeleid.

2.

Investeringen / aankopen met een individuele aanschafwaarde van minimaal € 1.000 moeten worden geactiveerd en over meerdere jaren afgeschreven.

3.

Investeringen / aankopen van minder dan € 1000 moeten rechtstreeks ten laste van het resultaat van het jaar van aanschaf worden gebracht.

4.

De vaste activa worden gewaardeerd op de anschafwaarde.

5.

Afgeschreven wordt er over de aanschafwaarde van goederen, verminderd met de nog te verwachten restwaarde.

6.

Voor onderstaande activagroepen gelden de volgende afschrijvingstermijnen:

gebouwen

40 jaar

technische installaties

10 jaar

kantoormeubilair

10 jaar

computers

3 jaar

overige inventaris

5 jaar

bedrijfsauto’s

10 jaar

7.

Voor het afwijken van de richtlijnen vermeld in lid 1 tot en met 6, is voorafgaande schriftelijke toestemming nodig van het college.

E.Subsidieverlening.

Meerjarige subsidie.

Artikel 24.

  • 1.

    Het college kan voor een periode van meer jaren subsidie verlenen.

  • 2.

    Deze verlening geschiedt met toepassing van begrotingsvoorbehoud.

  • 3.

    Indien het college gebruik maakt van de in het eerste lid bedoelde vorm van subsidiëring, dit ter uitvoering van hetgeen in de subsidiebeschikking is opgenomen, kan jaarlijks een uitvoeringsovereenkomst worden afgesloten met de subsidieontvanger.

  • 4.

    Van een uitvoeringsovereenkomst kan slechts sprake zijn bij de onder artikel 10.1. onder c en d genoemde subsidiesoorten.

  • 5.

    Het college kan terzake nadere regels stellen.

Subsidiebesluit.

Artikel 25.

  • 1.

    Het college beslist op de aanvraag voor subsidieverlening, als bedoeld in artikel 13 lid 1 onder a, b en c, voor 1 januari van het jaar waarin de activiteiten worden uitgevoerd. Deze beslissing houdt tevens een beoordeling in van alle door de aanvrager te overleggen bescheiden.

  • 2.

    In de subsidieverleningsbeschikking wordt aangegeven welk (deel van het) budget verbonden is aan welke te leveren producten en prestaties en voor welk tijdvak.

  • 3.

    In een uitvoeringsovereenkomst dient te worden vastgelegd dat de subsidieontvangende instelling zich verplicht de overeengekomen producten en de prestaties conform de vastgelegde kwalitatieve en kwantitatieve eisen te realiseren.

Subsidieverplichtingen.

Artikel 26.

Het college legt bij de subsidieverlening verplichtingen op als bedoeld in de artikelen 4:37 en 4:38. Daarnaast kan het college bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen als bedoeld in art 4:39 van de wet.

Uitbetaling.

Artikel 27.

Het college kan met toepassing van artikel 4:55 van de wet voorschotten verlenen. In de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen of en hoe dit gebeurt.

F. Vaststelling van de subsidie.

Aanvraag tot vaststelling.

Artikel 28.

  • 1

    Met toepassing van de artikelen 4:37 eerste lid sub f. en 4:44 lid 2 van de wet, legt het college subsidieontvangende instellingen de volgende verplichtingen op:

    • a

      Instellingen die een incidentele activiteitensubsidie ontvangen, dienen binnen twaalf weken na afloop van de activiteit een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college.

    • b

      Instellingen die een structurele activiteitensubsidie ontvangen, dienen vóór 1 mei volgend op het boekjaar een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college.

    • c

      Instellingen die een budgetsubsidie ontvangen dienen vóór 1 juni volgend op het boekjaar een financieel en inhoudelijk verslag als bedoeld in artikel 4:75 lid van de wet in bij het college.

    • d

      Instellingen die een projectsubsidie ontvangen dienen binnen twaalf weken na de beëindiging van het project een financieel en inhoudelijk verslag in bij het college.

  • 2

    Het in het eerste lid genoemde financieel verslag bevat:

    • a

      Een exploitatierekening die betrekking heeft op de gehele instelling;

    • b

      Een balans die betrekking heeft op de gehele instelling;

    • c

      Bij een projectsubsidie die een hoger subsidiebedrag dan € 25.000 betreft: een verslag uitgebracht door een RA accountant naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de organisatie, waarvan expliciet is vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens de Algemene Subsidieverordening Heerde 2003 en waarin aandacht wordt besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten.

  • 3

    Het in het tweede lid onder c genoemde accountantsverslag hoeft geen deel uit te maken van de financiële verslaglegging indien de subsidie direct definitief is vastgesteld.

  • 4

    Indien de begrote kosten van de gesubsidieerde activiteiten minder bedragen dan €25.000 bepaalt het college in de beschikking tot subsidieverlening de controle die in de plaats van de RA accountantscontrole komt.

  • 5

    De financiële verantwoording c.q. de jaarrekening wordt op dezelfde wijze ingericht als de begroting.

  • 6

    In het inhoudelijk jaarverslag wordt, naast een weergave van de activiteiten en prestaties, verslag gedaan van de gevolgde werkwijze.

  • 7

    Het tweede tot en met het zesde lid gelden niet voor subsidies zoals bedoeld in artikel 10 e van deze verordening.

  • 8

    Bij subsidies zoals bedoeld in artikel 12 van deze verordening dient de accountant een verslag uit te brengen naar aanleiding van diens onderzoek van de jaarstukken en van de administratie van de instelling, waarvan expliciet is vermeld of de verstrekte voorschotten zijn besteed overeenkomstig het bepaalde in of krachtens deze verordening en waarin aandacht wordt besteed aan de rechtmatigheid en doelmatigheid van de besteding van de middelen in relatie tot de uitgevoerde activiteiten en geleverde producten.

  • 9

    Het college beslist binnen 6 maanden op een volledige aanvraag om subsidievaststelling.

  • 10

    Het college kan met betrekking tot de subsidievaststelling nadere regels stellen.

Hersteltermijn.

Artikel 29.

Wanneer de aanvraag tot vaststelling qua verslaglegging niet voldoet aan de vereisten zoals die gesteld zijn in de wet en het hierboven opgenomen artikel 28 wordt een hersteltermijn gehanteerd van vier weken na dagtekening van het verzoek om de aanvraag aan te vullen.

Vaststelling subsidie bij onvolledige aanvraag.

Artikel 30.

Indien na afloop van de termijn zoals genoemd in artikel 29 de aanvraag tot vaststelling nog steeds niet volledig is, stelt het college de subsidie ambtshalve vast.

G. Betaling.

Voorschotten.

Artikel 31.

  • 1.

    Er kunnen voorschotten worden verleend.

  • 2.

    Het college beslist met betrekking tot de hoogte van en de wijze van bevoorschotting.

Betaling.

Artikel 32.

  • 1

    Indien feiten of omstandigheden als bedoeld in artikel 4:46 lid 2 van de wet aanleiding geven tot een lagere vaststelling van de subsidie over het betreffende jaar, vindt verrekening zo mogelijk plaats door inhouding op de voorschotbetalingen in het jaar waarin het besluit tot subsidievaststelling wordt genomen. Indien dit niet mogelijk is gezien het tijdstip van het jaar waarin laatstgenoemd besluit wordt genomen geschiedt verrekening zo mogelijk door inhouding van het verschuldigde bedrag op de voorschotbetalingen in het eerstvolgende subsidiejaar. In de beschikking tot voorschotbetaling wordt steeds een voorbehoud gemaakt dat een terugvorderingbesluit als bedoeld in dit artikellid kan worden genomen.

  • 2

    Subsidies als vermeld in artikel 10 lid 1 onder a, de basissubsidie, worden ineens betaald op een nader door het college te bepalen tijdstip.

  • 3

    Incidentele subsidies worden binnen vier weken na de subsidievaststelling betaald, tenzij in de beschikking tot verlening anders is bepaald.

Betaling in gedeelten.

Artikel 33.

De subsidie wordt in gedeelten betaald indien dat door het college bij beschikking is bepaald:

  • 1

    Verleende subsidiebedragen betreffende subsidiesoorten als genoemd in artikel 10 lid b, c en d die de € 50.000 te boven gaan worden jaarlijks in vier termijnen uitbetaald, namelijk op 15 januari, 15 april, 15 juli en 15 oktober van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft.

H. Slotbepalingen.

Ontheffing, buiten toepassing laten van (delen van) de verordening.

Artikel 34.

  • 1.

    Het college is bevoegd om in individuele gevallen ontheffing te verlenen van een of meer bepalingen in deze verordening en krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

  • 2.

    Bij overeenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de wet kan het college met de betrokken subsidieontvanger overeen komen een of meerdere gedeelten van deze verordening binnen de desbetreffende subsidierelatie buiten toepassing te laten, mits hiermee wordt gehandeld ter behartiging van het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt.

Bijzondere gevallen.

Artikel 35.

In gevallen waarin deze verordening niet of niet voldoende voorziet beslist het college.

Overgangs- en slotbepalingen.

Artikel 36.

  • 1.

    Op subsidies die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend blijven de bepalingen van toepassing zoals die zijn opgenomen in de Algemene Subsidieverordening Welzijn Heerde (1993) en daarbij behorende bijlagen.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking op 1 augustus 2003 onder gelijktijdige intrekking van de Algemene Subsidieverordening Welzijn Heerde (1993) en de daarbij behorende bijlagen en is voor het eerst van toepassing op het subsidiejaar 2004.

  • 3.

    De Algemene Subsidieverordening Welzijn Heerde (1993) en de daarbij behorende bijlagen blijven evenwel hun gelding behouden voor in 2003 aan te vragen en de op de datum van de inwerkingtreding reeds aangevraagde subsidies als bedoeld in artikel 10 ld 1 sub b., c. en d. van deze verordening.

Citeertitel.

Artikel 37.

Deze verordening kan aangehaald worden als ‘Algemene Subsidieverordening Gemeente Heerde 2003’.

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering d.d. 7 juli 2003.

griffier, voorzitter,

Algemene subsidieverordening gemeente Heerde.07-07-2003.pdf [Klik hier om het document te downloaden]