Regeling vervallen per 01-01-2018

Vaststellen van de beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang

Geldend van 01-01-2013 t/m 31-12-2017

Intitulé

Vaststellen van de beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang

beleidsregel

“beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang”

HOOFDSTUK 1 algemene bepalingen

artikel 1 begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregel worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp), de Wet Werk en Bijstand (WWB), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de gemeentewet.

  • 2. In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp);

    • b.

      het college: het college van burgemeester en wethouders gemeente Heerlen;

    • c.

      de raad: de gemeenteraad van Heerlen;

    • d.

      tegemoetkoming: een bijdrage als bedoeld in artikel 1.13 van de wet.

    • e.

      de houder: de rechtspersoon of natuurlijke persoon van 18 jaar of ouder die kinder-centrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau exploiteert.

artikel 2 doelgroep

  • 1. Tot de doelgroep van deze beleidsregel behoort de ouder als bedoeld in artikel

  • 1. 13 van de Wet.

  • 2. Tot de doelgroep van deze beleidsregel behoort eveneens de ouder als

    bedoeld in artikel 1.6 lid 1 onder a en aanvullend een uitkering ontvangt op

    grond van de WWB, IOAW of IOAZ.

artikel 3

tegemoetkoming in de kosten kinderopvang

  • 1.

    Een tegemoetkoming wordt slechts verleend voor het aantal af te nemen uren kinderopvang dat naar het oordeel van het college als noodzakelijk kan worden aangemerkt in verband met de combinatie van de zorg voor het kind met:

    • a.

      deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • b.

      deelname aan een lopende voorziening vóór 1 januari 2013 op grond van de Wet Inburgering;

    • c.

      deelname aan onderwijs bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000; of

    • d.

      het verrichten van betaalde werkzaamheden en aanvullend een uitkering ontvangt op grond van de WWB, IOAW of IOAZ.

  • 2.

    De hoogte van de tegemoetkoming in de zin van het eerste lid wordt op de in artikel 1.7 van de wet beschreven wijze bepaald.

artikel 4 de periode van de tegemoetkoming

  • 1.

    De periode van tegemoetkoming beloopt de periode waarin de afname van kinderopvang noodzakelijk wordt geacht in verband met:

    • a.

      deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling;

    • b.

      deelname aan een lopende voorziening voor 1 januari 2013 op grond van de Wet Inburgering;

    • c.

      deelname aan onderwijs bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000; of

    • d.

      het verrichten van betaalde werkzaamheden en aanvullend een uitkering ontvangt op grond van de WWB, IOAW of IOAZ.

  • 2.

    a. De tegemoetkoming gaat in vanaf de begindatum van de deelname

    aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling tot uiterlijk de einddatum van deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling; of

    • b.

      De tegemoetkoming gaat in vanaf de begindatum van de deelname aan onderwijs bij een school of instelling als bedoeld in paragraaf 2.2 of 2.4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdragen en schoolkosten dan wel als bedoeld in de artikelen 2.8 tot en met 2.11 van de Wet studiefinanciering 2000; of

    • c.

      In geval een situatie zoals bedoeld in het eerste lid onder d van dit artikel gaat de tegemoetkoming in vanaf de aanvraagdatum tot aan uiterlijk de eerste dag van het kalenderjaar volgend op het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft.

HOOFDSTUK 2 Aanvraagprocedure

artikel 5 gegevens ter beoordeling van de aanvraag

  • 1.

    Een aanvraag voor een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval de volgende gegevens:

    • a.

      de naam, het adres en het BSN-nummer van de ouder;

    • b.

      indien van toepassing: naam en BSN-nummer van de partner, als dit een ander

      adres is dan het adres van de ouder, het adres van de partner;

    • c.

      naam, adres, geboortedatum en BSN-nummer van het kind waarop de aanvraag betrekking heeft;

    • d.

      het aantal uren per volledige maand en de periode waarover de kinderopvang noodzakelijk is;

    • e.

      een offerte of de overeenkomst van het kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat faciliteren, waarin in ieder geval de volgende informatie wordt aangereikt:

      • -

        het aantal uren kinderopvang per kind per maand,

      • -

        de kostprijs per uur,

      • -

        de ingangsdatum van de overeenkomst met het kindercentrum dan wel het gastouderbureau,

      • -

        de einddatum van de overeenkomst met het kindercentrum, dan wel het gastouderbureau;

      • -

        kopie aanvraag kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst

    • f.

      gemeentelijke verklaring

    • g.

      overige gegevens die het college nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

  • 2.

    De aanvraag dient te geschieden met behulp van een door het college beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

  • 3.

    Indien de ouder een partner heeft, dient de aanvraag mede ondertekend te worden door de partner.

HOOFDSTUK 3 Voorlopige verlening van een tegemoetkoming

artikel 6 het besluit tot verlening van de tegemoetkoming

1.Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van alle benodigde

gegevens een voorlopig besluit over de aanvraag als bedoeld in artikel 3 van deze beleidsregel.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn van acht weken verdagen. De verdaging bedraagt maximaal 4 weken.

  • 3.

    Het college stelt de ouder schriftelijk in kennis van de verdaging binnen de in het eerste lid genoemde termijn van acht weken.

artikel 7 inhoud van het besluit op de aanvraag

Het besluit tot verlening van een tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang bevat in ieder geval:

  • a.

    de vaststelling tot welke van de in artikel 2 van deze beleidsregel genoemde doelgroepen de ouder behoort;

  • b.

    de naam en geboortedatum van het kind waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

  • c.

    de naam en het adres van het kindercentrum of het gastouderbureau waar de kinderopvang plaatsvindt;

  • d.

    de periode en de omvang van de kinderopvang per tijdvak waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend;

  • e.

    de wijze waarop het bedrag van de tegemoetkoming wordt bepaald en het bedrag dat op basis hiervan wordt verleend;

  • f.

    de wijze waarop de tegemoetkoming wordt uitbetaald;

  • g.

    de voor de ouder(s) geldende verplichtingen.

artikel 8 de bevoorschotting van de tegemoetkoming

  • 1. De tegemoetkoming wordt maandelijks in de vorm van een voorschot uitbetaald.

  • 2. Betaling van het voorschot vindt plaats tussen de 10de en 15de van de maand op grond van de beschikking.

  • 3. De ouder verstrekt na ieder kwartaal de facturen van het kindercentrum of gastouderbureau van de betreffende kalendermaanden waarover de voorschotten verstrekt zijn door gemeente Heerlen.

artikel 9 ingangsdatum

  • 1. De tegemoetkoming wordt verleend met ingang van de datum waarop de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang is ontstaan.

  • 2. De tegemoetkoming kan, met inachtneming van het eerste lid, niet eerder worden verleend dan de ingangsdatum waarop de overeenkomst tot het afnemen van kinderopvang ten behoeve van het betreffende kind is ingegaan.

  • 3. De tegemoetkoming kan voorts, met inachtneming van het eerste en het tweede lid, niet eerder worden verleend dan de ingangsdatum genoemd in artikel 1.3 lid 2 onder b van de wet.

artikel 10 hoogte tegemoetkoming

  • 1. De ouder zoals genoemd in artikel 2 van deze beleidsregel ontvangt een

    gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang ter hoogte van

    4,5% voor het eerste kind en ter hoogte van 3,5 % voor het tweede of

    eventueel meerdere kinderen.

  • 2. De tegemoetkoming wordt berekend over het deel van de kosten kinderopvang

    waarover de Belastingdienst/Toeslagen de kinderopvangtoeslag op grond van

    art. 1.7 van de Wet berekent.

HOOFDSTUK 4 Vaststelling van de tegemoetkoming

artikel 11 het besluit tot vaststelling van de tegemoetkoming

  • 1. De ouder verstrekt aan het college binnen acht weken na afloop van het kalenderjaar waarover de tegemoetkoming is verleend een overzicht van de feitelijke kosten van kinderopvang over dat kalenderjaar.

  • 2. Het college kan nadere stukken die nodig zijn voor het besluit tot vaststelling verzoeken.

  • 3. Het college stelt de tegemoetkoming vast binnen acht weken na ontvangst van het overzicht van de feitelijke kosten.

  • 4. Het college kan het in het derde lid bedoelde besluit met ten hoogste vier weken verdagen. Het college stelt de ouder schriftelijk in kennis van de verdaging.

artikel 12 verrekening met de voorschotten

Onder verrekening van de reeds uitgekeerde voorschotten wordt de tegemoetkoming binnen vier weken na de datum van het besluit tot vaststelling uitbetaald.

artikel 13 terugvordering

Wanneer de tegemoetkoming lager wordt vastgesteld dan het voorschot wordt het

meerdere teruggevorderd.

artikel 14 weigeringsgronden

Het college wijst de aanvraag af indien:

  • a.

    de ouder niet behoort tot de personen als bedoeld in artikel 2 van deze beleidsregel; of,

  • b.

    niet wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 15 van deze beleidsregel; of

  • c.

    niet wordt voldaan in het bepaalde in artikel 16 van deze beleidsregel

HOOFDSTUK 5 Verplichtingen van de ouder

Artikel 15 Inlichtingenplicht

  • 1. De ouder verstrekt aan het college alle gegevens en inlichtingen van hem en zijn partner die voor de aanspraak en de hoogte van de tegemoetkoming van belang zijn.

  • 2. De inlichtingen en gegevens, bedoeld in het eerste lid, worden verstrekt binnen een door het college te stellen redelijke termijn.

  • 3. Indien bij de ouder bekende gegevens aanleiding geven tot een lagere dan in het voorschot bepaalde tegemoetkoming dient de ouder deze gegevens onmiddellijk na het bekend worden daarvan door middel van een door het college verstrekt wijzigingsformulier te melden.

  • 4. De houder verstrekt aan het college alle gegevens en inlichtingen die voor de aanspraak van een ouder op de tegemoetkoming van belang zijn.

artikel 16 overleggen facturen

1.De ouder verstrekt elk kwartaal aan het college een kopie van de facturen van het kindercentrum of het gastouderbureau.

2.De in het eerste lid bedoelde factuur wordt uiterlijk op de datum, welke is vastgesteld in het door het college beschikbaar gesteld inlichtingenformulier, voor afloop van het kwartaal verstrekt.

HOOFDSTUK 6 slotbepalingen

artikel 17 hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen gemotiveerd ten gunste van een belanghebbende uit de doelgroepen afwijken van de bepalingen in deze beleidsregel, indien toepassing van deze bepalingen tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 18 inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2013.

Artikel 19 citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “Beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang 2013”.

Aldus besloten tijdens de vergadering van het college van burgemeester en wethouders der gemeente Heerlen van .

gemeentesecretaris, burgemeester,

Algemene toelichting

De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (Wkkp) beoogt om het voor ouders of verzorgers gemakkelijker te maken werk en zorg te combineren. Niet alleen werkenden kunnen een beroep doen op de Wkkp. Een aantal in de wet benoemde doelgroepen kan een beroep doen op de gemeente voor het betalen van een deel van de kosten voor kinderopvang. Het doel hiervan is dat de ouders die tot de in de wet opgenomen doelgroepen behoren de zorg voor de kinderen kunnen combineren met een traject richting werk, re-integratietraject, inburgeringstraject, scholing of studie. De vergoeding door de gemeente van een deel van de kosten voor kinderopvang wordt aangeduid met de term 'tegemoetkoming kosten kinderopvang (gemeente)'.

In 2013 veranderen wederom de regels voor de tegemoetkoming in de kinderopvang. De veranderingen gaan over de voorwaarden en de kosten voor kinderopvangtoeslag en de rol van gemeenten. Hierbij wordt de ingeslagen weg van 2012 , met betrekking tot bezuinigen op de Kinderopvangtoeslag, in 2013 voortgezet.

Volgens de wet worden de kosten voor de kinderopvang gedragen door het rijk, de werkgevers en de ouders. Bij sommige doelgroepen ontbreekt het werkgeversdeel daar er geen sprake is van een dienstverband. De wet heeft een aantal doelgroepen opgenomen waarbij de gemeente het ontbrekende werkgeversdeel voor haar rekening moet nemen.

Vanaf 1 januari 2013 wordt de uitvoering van deze taak overgeheveld naar de Belastingdienst/Toeslagen. Reden van dit besluit is dat het werkgeversdeel, die momenteel inkomensonafhankelijk is, inkomensafhankelijk wordt en de Belastingdienst over de inkomensgegevens beschikt.

Vanaf 1 januari 2013 wordt de volledige kinderopvangtoeslag voor alle ouders op dezelfde, inkomensafhankelijke, wijze uitbetaald door de Belastingdienst/Toeslagen.

De overheveling van de vaste voet betekent niet minder werk voor de gemeente, maar zelfs meer werk. Gemeenten krijgen er door de wijzigingen van de wet namelijk administratieve lasten bij.

Dit houdt concreet in dat de gemeente verklaringsformulieren moet afgeven aan ouders die zij nodig hebben om kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst aan te vragen. Hierin dient omvang, begin en eind van het traject opgenomen te worden. Voor de vaststelling van de volledige toeslag van de Belastingdienst dient de gemeente te melden wie doelgroep ouder is en welke periode deze ouder deelneemt aan een traject. De gemeente moet 4x per jaar gegevens aanleveren, via het inlichtingenbureau, aan de Belastingdienst. De Belastingdienst verlangt hierbij, gemeentecode, BSN, registratienummer van het traject (ieder traject moet voorzien zijn van een unieke code) en begin- en einddatum traject.

Het uitkeren van de aanvullende compensatie en de vergoedingen voor sociaal medisch geïndiceerden blijft een taak van de gemeente. Gemeenten hebben, anders dan nu, de vrijheid om al dan niet de compensatie te verlenen. Gemeente Heerlen heeft besloten om de aanvullende compensatie in de kosten voor kinderopvang te blijven vergoeden voor de gemeentelijke doelgroepen zodat de doelgroep ouders die aangewezen zijn op kinderopvang hiervan gebruik kunnen blijven maken.

De middelen voor de aanvullende compensatie (KOA kopje) en SMI blijven in het gemeentefonds.

De verordeningsplicht vervalt per 1 januari 2013, daar gemeente Heerlen verantwoordelijk blijft voor de aanvullende compensatie is deze beleidsregel opgesteld. De beleidsregel treedt op 1 januari 2013 in werking. De gemeentelijke vergoedingen met betrekking tot de aanvullende compensatie blijven ongewijzigd waardoor er geen overgangsrecht van toepassing is.

Hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de vergoedingen

In deze beleidsregel worden de hoofdlijnen van het proces van verstrekking van de tegemoetkomingen door gemeente Heerlen vastgelegd. Daarbij zijn twee uitgangspunten gehanteerd. Het eerste uitgangspunt is dat de uitvoeringslasten voor zowel gemeente Heerlen als de aanvragers van de tegemoetkoming zo beperkt mogelijk moeten zijn. Het tweede uitgangspunt is dat de gemeentelijke uitgaven die gemoeid zijn met de verstrekking van de tegemoetkomingen zo goed mogelijk beheersbaar is.

De verstrekking van de tegemoetkoming vindt plaats in twee stappen. Hiermee wordt aangesloten bij de Awb. De eerste stap is de beschikking tot het verlenen van de tegemoetkoming. Deze beschikking geeft de ontvanger van de tegemoetkoming een voorwaardelijke aanspraak op de tegemoetkoming tot een bepaald bedrag. De aanspraak is voorwaardelijk omdat op het moment dat de beschikking wordt afgegeven vaak nog niet zeker is of de aanvrager daadwerkelijk gebruik zal maken van kinderopvang en zich aan de opgelegde verplichtingen zal houden. Ondanks het voorwaardelijke karakter schept de subsidieverlening wel een rechtens afdwingbare aanspraak.

De tweede stap is de beschikking tot het vaststellen van de tegemoetkoming. In deze beschikking wordt vastgesteld in hoeverre de ontvanger aan de gestelde voorwaarden heeft voldaan en hoeveel het uiteindelijke bedrag van de tegemoetkoming is. Met het vaststellen van de tegemoetkoming wordt de tegemoetkoming definitief. Voordat de tegemoetkoming wordt vastgesteld kan gemeente Heerlen onderzoek doen naar de rechtmatigheid van de tegemoetkoming door gegevens van de ouders te controleren en eventuele inlichtingen bij de houders van een kinderopvangorganisatie op te vragen.

Artikelsgewijze toelichting Beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang 2013.

Artikelsgewijze toelichting Beleidsregel gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang 2013.

De artikelsgewijze toelichting is beperkt tot die artikelen die ook daadwerkelijk toelichting behoeven.

artikel 2 doelgroep

Lid 1

De doelgroepen zijn niet beperkt tot de in de wet genoemde doelgroepen. Van de mogelijkheid om zelf doelgroepen aan te wijzen is in het kader van deze beleidsregel gebruik gemaakt.

Lid 2

Naast de doelgroepen zoals die zijn opgenomen in de wet blijft de gemeente verantwoordelijk voor de aanvullende compensatie voor inburgeraars die voor 1 januari 2013 deelnamen aan een verplicht inburgeringstraject. De doelgroep inburgeraars zijn uit de wet gehaald omdat de regels voor inburgering per 1 januari 2013 veranderen. De gemeenten kunnen vanaf 1 januari 2013 inburgeraars geen aanbod voor een inburgeringstraject bieden. Deze verantwoordelijkheid wordt overgeheveld naar het DUO, waardoor ze bij gemeenten niet meer in beeld zijn. Tevens blijft de gemeente verantwoordelijk voor de aanvullende compensatie voor parttime werkers.

Het wegvallen van de aanvullende tegemoetkoming van de gemeente Heerlen in de kosten kinderopvang voor parttime werken kan leiden tot de volgende consequenties.

Enerzijds kan dit leiden tot een vermeerdering van uren om een hoger inkomen te generen. Dit is een aanname van het Rijk. Anderzijds kan dit leiden tot uitval met een volledige terugkeer via de WW naar de bijstand. Er is een groep bijstandsgerechtigden waarbij een maximaal aantal uren dat gewerkt kan worden vastgesteld is, maar die daarnaast afhankelijk blijven van de bijstand. Deze groep wordt door het wegvallen van de aanvullende gemeentelijke tegemoetkoming benadeeld . De eigen bijdrage stijgt fors en werken wordt niet beloond. De verwachting is dat deze groep terug zal vallen in de bijstand. De duur van de aanvullende compensatie voor parttime werken wordt in artikel 3 lid 1 onder d van deze beleidsregel toegelicht.

artikel 3 Omvang van de kinderopvang in relatie tot de tegemoetkoming

Een tegemoetkoming wordt slechts verstrekt in zoverre kinderopvang noodzakelijk is voor de combinatie van de zorg voor het kind en de taak van de ouder waardoor deze tot de doelgroep behoort (deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, participatie, inburgering, studie of het verrichten van betaald werk). Bij de bepaling van de noodzaak wordt tevens rekening gehouden met de verplichtingen van de eventuele partner van de ouder en de reistijden van de ouder en de partner. Indien de ouder gedurende meer uren gebruikt maakt van kinderopvang dan naar het oordeel van het college noodzakelijk is, dan wordt bij de bepaling van de tegemoetkoming slechts rekening gehouden met de kosten tot het maximale aantal noodzakelijke uren. De meerkosten als gevolg van het onnodig afnemen van uren worden niet meegenomen bij het bepalen van het recht op de tegemoetkoming. Hierbij wordt aangesloten bij de regels op grond van 1.7 van de wet met betrekking tot de kinderopvangtoeslag.

Lid 1 onder d

De aanvullende gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang verstrekken voor de groep parttime werken waarbij vastgesteld is dat een max. aantal uren het hoogst haalbare is.

Dat houdt in dat naast de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst alsnog 4,5% voor het eerste kind en 3,5% voor het tweede kind aanvulling door de gemeente verstrekt wordt.

De aanvullende gemeentelijke tegemoetkoming in de kosten kinderopvang verstrekken voor de maximale duur van 1 jaar voor de doelgroep ouders waarbij vastgesteld is dat er urenuitbreiding mogelijk is. Hierbij wordt de uitbreiding tot vermeerdering van uren gestimuleerd.

artikel 4 De periode waarvoor de tegemoetkoming wordt verleend

Lid 1

Een tegemoetkoming wordt slechts verstrekt in zoverre kinderopvang noodzakelijk is voor de combinatie van de zorg voor het kind en de taak van de ouder waardoor deze tot de doelgroep behoort (deelname aan een voorziening gericht op arbeidsinschakeling, participatie, inburgering, studie of het verrichten van betaald werk). Bij de bepaling van de noodzaak wordt tevens rekening gehouden met de verplichtingen van de eventuele partner. Indien de ouder langer gebruikt maakt van kinderopvang dan naar het oordeel van het college noodzakelijk is, dan wordt bij de bepaling van de tegemoetkoming slechts rekening gehouden met de kosten tot de maximaal noodzakelijke duur. De meerkosten als gevolg van het onnodig lang afnemen van kinderopvang worden niet meegenomen bij het bepalen van het recht op de tegemoetkoming. Indien de ouder de overeenkomst met het kindercentrum of het gastouderbureau niet tijdig opzegt, hoewel hij tijdig wist of had behoren te weten dat de noodzaak tot het afnemen van kinderopvang zou vervallen, dan wordt over de periode waarin hij onnodig gebruik maakt van de kinderopvang geen tegemoetkoming

Lid 2

Per 1 januari 2012 waren de regels al veranderd wat betreft het aantal uren waarover de ouders recht hebben op kinderopvangtoeslag. Ouders ontvangen alleen nog maar kinderopvangtoeslag over de uren van de minst werkende ouder. Als bijvoorbeeld vader 40 uur werkt en moeder 28 uur dan wordt de toeslag berekend over de 28 uur.

Hier wordt onderscheid gemaakt tussen de te vergoeden uren bij de dagopvang en buitenschoolse opvang.

  • ·

    Bij niet schoolgaande kinderen tot 4 jaar die gebruik maken van de dagopvang hebben de ouders recht op 140% over de uren van de minst werkende ouder.

  • ·

    Bij schoolgaande kinderen vanaf 4 jaar hebben ouders recht op 70% over de uren van de minst werkende ouder. De kinderen maken minder gebruik van de kinderopvang.

Deze koppeling zal per 1 januari 2013 eveneens ingevoerd worden voor de gemeentelijke doelgroep ouders (ouders die een re-integratietraject volgen, studenten etc.). Het recht op aantal uren Kinderopvangtoeslag voor de doelgroep ouders wordt gekoppeld aan het aantal benodigde uren voor een traject naar werk of studie. Omdat dit een ingrijpende wijziging is faseert het Rijk de invoering van deze maatregel.

Vanaf 2013 wordt de duur van het recht op kinderopvangtoeslag beperkt. De maanden waarin daadwerkelijk een traject gevolgd wordt komen voor vergoeding in aanmerking met een maximum van 230 uur per maand. Wanneer in een gezin een ouder 40 uur deelneemt aan een re-integratietraject en de ander 30 uur dan is 30 uur de basis voor de berekening van de kinderopvangtoeslag.

Vanaf 1 januari 2014 wordt het recht op kinderopvangtoeslag gekoppeld aan de uren dat daadwerkelijk een traject wordt gevolgd.

Bij de doelgroep ouders wordt het recht op kinderopvangtoeslag gebaseerd op het minst benodigde aantal uren, ongeacht of de ouder werkt of deelneemt aan een re-integratietraject.

Dit houdt concreet in dat de ingangsdata per doelgroep kunnen verschillen. Bijvoorbeeld het studiejaar van een student start op 1 september 2013 en eindigt op 1 augustus 2014 dan wordt er over deze periode door de Belastingdienst kinderopvangtoeslag verstrekt. Hierbij sluit de gemeente aan en wordt dezelfde begin en einddatum gehanteerd. Bij doelgroep ouders die een traject volgen kan er een andere begin en einddatum van toepassing zijn, bijvoorbeeld van 1 maart 2013 tot 1 juli 2013. Dan ontvangt de ouder zowel van de Belastingdienst als de gemeente over deze periode de tegemoetkoming in de kosten.

artikel 5 Te verstrekken gegevens bij een aanvraag

Naast de genoemde gegevens kan het dagelijks bestuur ook andere gegevens vragen die het nodig acht om een besluit op de aanvraag te kunnen nemen. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een verklaring met betrekking tot de werktijden van een ouder.

artikel 8 De bevoorschotting van de tegemoetkoming

Voorschotten worden maandelijks uitbetaald tussen de 10de en 15de van de maand.

Ieder kwartaal dient de ouder de facturen van het kwartaal waarover de voorschotten verleend zijn te overleggen. Uit deze facturen kan blijken dat de ouder minder uren opvang afneemt dan de uren waarvoor een tegemoetkoming werd toegekend. Dit vormt aanleiding om te onderzoeken of de ouder wel heeft voldaan aan zijn inlichtingenplicht.

artikel 9

Ingangsdatum van de tegemoetkoming

Aanvragen van een tegemoetkoming met terugwerkende kracht is in beperkte zin mogelijk. Hiervoor is aansluiting gezocht bij de bepalingen die de Belastingdienst hanteert met betrekking tot het aanvragen van de kinderopvangtoeslag. Op deze wijze wordt voorkomen dat gemeente Heerlen een tegemoetkoming gaat verstrekken over een periode waarover geen kinderopvangtoeslag meer kan worden aangevraagd.

Bijvoorbeeld vanaf 1 januari 2013 maakt een ouder gebruik van kinderopvang, maar op 15 februari 2013 dient deze een aanvraag bij de Belastingdienst in. Dan heeft de ouder recht op toeslag vanaf 15 januari 2013. De kosten tussen 1 januari 2013 en 15 januari 2013 zijn voor eigen rekening omdat er niet op tijd is aangevraagd. Gemeente Heerlen vergoedt de kosten over 1 januari 2013 tot 15 januari 2013 niet.

artikel 10 Hoogte tegemoetkoming

Lid 1

De hoogte van de aanvullende compensatie zoals in op is vastgesteld door de Raad 2012/19700 blijft gehandhaafd (4,5% voor het eerste kind en 3,5% voor meerdere kinderen) zodat we de parttime werkenden kunnen blijven voorzien van een aanvullende compensatie en binnen het beschikbare budget van kinderopvang blijven.

Studenten worden per 1 januari 2013 als gemeentelijk doelgroep opgenomen in de wet en komen in aanmerking voor de gemeentelijke aanvullende vergoeding. Gemeente Heerlen verstrekt sinds 1 april 2012 voor studenten een aanvullende tegemoetkoming in de kosten kinderopvang zoals wij die ook verstrekken aan onze overige gemeentelijke doelgroepen. Dit ingegeven door de stijging van de eigen bijdrage in de kosten voor kinderopvang in 2012.

De vaststelling zoals die in 2012 in vastgelegd wijzigt niet. Een student heeft recht op de vergoeding van de eigen bijdrage wanneer het totale inkomen (WSF, Wtos en inkomsten) niet hoger is dan een ouder maximaal aan studiefinanciering kan krijgen. In de beoordeling moet uitgegaan worden van hetgeen de ouder maximaal kan krijgen aan studiefinanciering zoals aangegeven op de toekenningsbeschikking en hier de inkomsten (waaronder alimentatie) – onkosten vergoeding bij op tellen en op basis daarvan bepalen of er wel of geen recht is.

artikel 11 Het besluit tot vaststelling van de vergoeding

Middels het overzicht van de feitelijke kosten van de kinderopvang kan beoordeeld worden of er in de loop van het jaar minder opvang of over een kortere periode is afgenomen dan het aantal uren en/of periode waar ten tijde van de voorlopige toekenning werd uitgegaan.

Middels de jaaropgave kan beoordeeld worden of de vergoeding correcte is verstrekt. Mogelijk is het inkomen van de ouder en diens eventuele partner achteraf toch hoger of juist lager dan verwacht.

artikel 13 terugvordering

In artikel 38 lid 2 van de WKO worden de artikelen 58 t/m 60 van de Wet Werk en Bijstand (WWB) van overeenkomstige toepassing verklaard. Dat houdt in dat de werkwijze voor de Kinderopvang, met betrekking tot terugvordering, aangesloten wordt bij de WWB.

artikel 16 overleggen facturen

In verband met de periodieke betaling zal er één maal per kwartaal een controle plaatsvinden op de facturen. Voor het verstrijken van het kwartaal verstrekt het college een inlichtingenformulier aan de ouder waarbij de ouder verzocht wordt de facturen uiterlijk op het door het college vastgestelde tijdstip te overleggen.