Regeling vervallen per 01-01-2019

Verordening Individuele Studietoeslag Veere 2015

Geldend van 01-07-2015 t/m 31-12-2018

Intitulé

Verordening Individuele Studietoeslag Veere 2015

De raad van de gemeente Veere;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 12 mei 2015;

gelet op artikel 8, eerste lid, onderdeel c, en derde lid, van de Participatiewet, artikel 30, lid 1 van de Wet Gemeenschappelijke regelingen en artikel 6, lid 3 van de Gemeenschappelijke regeling Orionis Walcheren;

gezien het advies van Sociale Cliëntenraad Walcheren en de Walcherse WMO-adviesraden;

overwegende dat de Participatiewet een studieregeling introduceert waarmee studerenden met een arbeidshandicap van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele toeslag kunnen ontvangen als ze studeren;

besluit vast te stellen de Verordening individuele studietoeslag Veere 2015.

B E S L U I T:

vast te stellen de verordening individuele studietoeslag Veere 2015;

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, wordt ingediend middels een door het college vastgesteld formulier.

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Het college is bevoegd extern advies te vragen met betrekking tot het oordeel of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

Artikel 3. Eenmaal per periode individuele studietoeslag verlenen

  • 1. Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van 6 maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

  • 2. Studeert een persoon na deze 6 maanden nog en voldoet hij aan de voorwaarden dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een studietoeslag.

Artikel 4. Hoogte van de individuele studietoeslag

  • 1. De individuele studietoeslag bedraagt € 1.500 ,-- per 6 maanden (bedrag 2015).

  • 2. Het bedrag genoemd in het eerste lid wordt jaarlijks geïndexeerd conform de ontwikkelingen van de consumentenprijsindex volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek. De bedragen worden naar boven afgerond op hele euro's.

Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag

De individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitgekeerd. Dit is het bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van de verordening. Na zes maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag.

Artikel 6. Uitvoering

De gemeenteraad draagt de bevoegdheid om besluiten te nemen op basis van deze verordening over aan Orionis Walcheren.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2015.

Artikel 8. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere omstandigheden afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Veere 2015

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare raadsvergadering van de gemeente Veere d.d. 8 juni 2015
De griffier, de voorzitter,
Mr J.C. Waverijn drs. R.J. van der Zwaag

Bijlage 1 Algemene toelichting Verordening individuele studietoeslag Participatiewet Veere 2015

De Invoeringswet Participatiewet introduceert een studieregeling in de Participatiewet: de individuele studietoeslag. Hiermee krijgt het college de mogelijkheid mensen, van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen, een individuele studietoeslag te verstrekken als ze studeren. Het afronden van een studie versterkt de positie op de arbeidsmarkt. Een diploma is een bewijs tegenover werkgevers dat iemand gemotiveerd is en veel in zijn mars heeft.

Mensen met een arbeidshandicap hebben volgens de regering een extra steuntje in de rug nodig als het gaat om studeren. Voor hen is de drempel om te lenen een stuk hoger, omdat de kans op een baan later lager is. Een studieregeling stimuleert mensen om toch de stap te zetten om naar school te gaan of een studie te gaan volgen. Ook biedt het een financiële compensatie voor het feit dat het voor deze groep vaak moeilijk is om de studie te combineren met een bijbaan (TK 2013-2014, 33 161, nr. 125, p. 2).

De individuele studietoeslag moet worden aangemerkt als een vorm van bijzondere bijstand (artikel 5, onderdeel d, van de Participatiewet). De individuele studietoeslag is niet gerelateerd aan bepaalde kosten. Het is een inkomensondersteunende maatregel voor mensen van wie is vastgesteld dat ze niet in staat zijn het minimumloon te verdienen.

Verordeningsplicht

De Invoeringswet Participatiewet legt de gemeenteraad de verplichting op in een verordening regels vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag. Deze verordeningsopdracht is neergelegd in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet. De regels moeten in ieder geval betrekking hebben op de hoogte en de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag (artikel 8, derde lid, van de Participatiewet).

Discretionaire bevoegdheid

Het verlenen van een individuele studietoeslag is een discretionaire bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college aan personen die voldoen aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, een individuele studietoeslag kan toekennen, maar hiertoe niet is gehouden. Het college kan in beleidsregels aangeven of bepaalde groepen niet in aanmerking komen voor een studietoeslag. Het college kan in plaats daarvan - en in aanvulling op artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet - in beleidsregels aangeven wie, wanneer en op grond van welke nadere voorwaarden recht heeft op een individuele studietoeslag.

Voorwaarden individuele studietoeslag

Een persoon die behoort tot de doelgroep voor ondersteuning bij de arbeidsinschakeling als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet kan een aanvraag indienen voor een individuele studietoeslag. Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet spreekt overigens zowel over verzoek als aanvraag. Het college kan op een dergelijk verzoek – gelet op de individuele omstandigheden van een persoon - een individuele studietoeslag verlenen. Hiervoor is vereist dat deze persoon op de datum van de aanvraag:

• 18 jaar of ouder is;

• recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

• geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

• een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Dat een persoon recht moet hebben op studiefinanciering of een WTOS-tegemoetkoming, betekent niet dat deze persoon ook daadwerkelijk studiefinanciering of een tegemoetkoming moet ontvangen. Het recht op studiefinanciering bestaat, afhankelijk van iemands gekozen opleiding, leeftijd en inkomen. Of van dit recht gebruik gemaakt wordt is niet in de Participatiewet geregeld en is geen vereiste voor het ontvangen van een individuele studietoeslag op grond van de Participatiewet. Voor het recht op een individuele studietoeslag is het dan ook voldoende dat een persoon recht heeft op studiefinanciering of een tegemoetkoming. De persoon zal - als aanvrager van de toeslag - aannemelijk moeten maken dat hij recht op studiefinanciering of een tegemoetkoming heeft, bijvoorbeeld door een beschikking van DUO of door een bewijs van inschrijving bij een bepaalde opleiding te overleggen.

De artikelen 12, 43, 49 en 52 van de Participatiewet zijn niet van toepassing bij verlening van de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). De aanvraag moet worden ingediend bij het college. Een individuele studietoeslag kan niet als lening worden verstrekt als een persoon met de studietoeslag schulden wil aflossen. Artikel 49 van de Participatiewet is namelijk niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Ook artikel 52 van de Participatiewet is niet van toepassing op de individuele studietoeslag (artikel 36b, tweede lid, van de Participatiewet). Dit maakt dat de individuele studietoeslag niet kan worden verstrekt in de vorm van een voorschot. De uitvoering van de verordening wordt opgedragen aan Orionis Walcheren (conform de bepalingen van de Gemeenschappelijke regeling Orionis Walcheren).

Bijlage 2 Artikelsgewijze toelichting Verordening individuele studietoeslag

Artikel 1. Indienen verzoek

Een verzoek om een individuele studietoeslag kan worden ingediend door personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet en voldoen aan de voorwaarden, zoals vermeld onder de algemene toelichting onder voorwaarden (op pagina 3 van deze verordening).

Het college kan aan deze personen, op een daartoe strekkend verzoek, een individuele studietoeslag verlenen (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Een persoon dient op datum van de aanvraag aan de voorwaarden te voldoen zoals genoemd in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet. Onder aanvraag wordt verstaan: een verzoek van een persoon, een besluit te nemen (artikel 1:3, derde lid, van de Awb). Een aanvraag dient in beginsel schriftelijk te worden ingediend (artikel 4:1 van de Awb).

Om onduidelijkheid te voorkomen omtrent de wijze waarop het verzoek als bedoeld in artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet moet worden ingediend, bepaalt artikel 1 van deze verordening dat het verzoek moet worden gedaan middels een door het college vastgesteld formulier. Een verzoek wordt dan gezien als een aanvraag zoals bedoeld in afdeling 4.1.1 van de Awb. Het gaat dan om een schriftelijke aanvraag (artikel 4:1 van de Awb) die wordt ondertekend door de aanvrager en ten minste de naam en het adres van de aanvrager bevat, de dagtekening en een aanduiding van de beschikking die wordt gevraagd (artikel 4:2, eerste lid, van de Awb). De aanvrager verschaft ook de gegevens en bescheiden die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen (artikel 4:2, tweede lid, van de Awb). Een mondeling verzoek kan hiermee dus niet worden aangemerkt als een verzoek om individuele studietoeslag zoals bedoeld in artikel 36b van de Participatiewet.

Artikel 2. Advies over oordeel verdienen wettelijk minimumloon

Artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet regelt in welke gevallen het college op verzoek van een persoon, gelet op diens individuele omstandigheden, een individuele studietoeslag kan verlenen. Dit is het geval indien een persoon op de datum van de aanvraag:

• 18 jaar of ouder is;

• recht heeft op studiefinanciering op grond van de Wet studiefinanciering 2000 of recht heeft op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 4 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

• geen in aanmerking te nemen vermogen als bedoeld in artikel 34 van de Participatiewet heeft; en

• een persoon is van wie is vastgesteld dat hij niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, maar wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft.

Met betrekking tot het laatst genoemde criterium stelt het college in principe zelf vast of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Dit geldt uiteraard ook voor de andere te toetsen voorwaarden voor het recht op individuele studietoeslag. De uitvoering van deze verordening ligt bij Orionis Walcheren. Om te oordelen of een persoon niet in staat is tot het verdienen van het wettelijk minimum, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft, kan Orionis Walcheren een arbeidsdeskundig onderzoek instellen. Dit kan in beginsel met de instrumenten die Orionis Walcheren heeft. Zo nodig, wanneer er twijfel bestaat hierover, kan een extern advies worden ingewilligd bij het UWV.

Artikel 3. Periode individuele studietoeslag verlenen

Een persoon kan slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Doorgaans kan een persoon halfjaarlijks starten met een opleiding. Voor de beoordeling of een belanghebbende in aanmerking komt voor een individuele studietoeslag wordt de situatie op de datum van de aanvraag beoordeeld (artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet). Om deze reden is geregeld dat een persoon slechts eenmaal binnen een periode van zes maanden in aanmerking kan komen voor een individuele studietoeslag (artikel 3 van deze verordening). Studeert een persoon na die zes maanden nog steeds en voldoet hij aan de voorwaarden van artikel 36b, eerste lid, van de Participatiewet, dan kan hij opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Hiervoor hoeft een persoon niet opnieuw een formulier in te dienen. Door middel van een heronderzoek, eenmaal per 6 maanden, wordt beoordeeld of de studietoeslag doorgezet kan worden. De uitkomst hiervan wordt neergelegd in een beschikking.

Artikel 4. Hoogte individuele studietoeslag

In dit artikel is de hoogte van de individuele studietoeslag geregeld. Hierbij wordt de studietoeslag per persoon die voldoet aan de voorwaarden toegekend. Een individuele studietoeslag bedraagt € 1.500,--.

Is sprake van gehuwden die allebei afzonderlijk voldoen aan de voorwaarden voor een individuele studietoeslag, dan komen zij afzonderlijk in aanmerking voor een individuele studietoeslag.

In artikel 4, tweede lid, van deze verordening, is een indexeringsbepaling opgenomen. Deze bepaling voorkomt dat de verordening telkens opnieuw moet worden vastgesteld, enkel voor indexatie van de bedragen. Het is van belang de nieuwe bedragen (na indexatie) intern duidelijk te communiceren. Als een persoon op enig moment niet meer aan de voorwaarden voldoet , kan dat gevolgen hebben voor het recht op de individuele studietoeslag.

Artikel 5. Betaling individuele studietoeslag

In dit artikel wordt de frequentie van de betaling van de individuele studietoeslag geregeld.

De individuele studietoeslag wordt eenmalig in één bedrag uitbetaald. Dit is het bedrag zoals neergelegd in artikel 4 van deze verordening. Na zes maanden kan een persoon opnieuw in aanmerking komen voor een individuele studietoeslag. Dit volgt uit artikel 3 van deze verordening.

Artikel 6. Uitvoering

De uitvoering van het armoedebeleid wordt overgedragen aan de uitvoeringsorganisatie Orionis Walcheren. De verantwoordelijkheid voor het beleid berust bij de gemeente.

Artikel 7. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 juli 2015. Vanaf die datum is in artikel 8, eerste lid, onderdeel c, van de Participatiewet de verordeningsopdracht voor de gemeenteraad neergelegd om regels in de verordening vast te stellen over het verlenen van een individuele studietoeslag.

Artikel 8. Hardheidsclausule

In bijzondere situaties kan van de verordening worden afgeweken.

Artikel 9. Citeertitel

In dit artikel is de citeertitel van deze verordening neergelegd.