Regeling vervallen per 18-03-2014

Eerste Wijziging Parkeerverordening 2012

Geldend van 20-11-2013 t/m 17-03-2014 met terugwerkende kracht vanaf 20-03-2013

Intitulé

Eerste Wijziging Parkeerverordening 2012

Artikel

Verordening eerste wijziging Parkeerverordening 2012

 

gelet op:

  • 1.

    artikel 149 van de Gemeentewet;

  • 2.

    artikel 2a van de Wegenverkeerswet;

  • 3.

    artikel 25 Reglement verkeersregel en verkeerstekens 1990;

  • 4.

    besluit parkeerschijf

 

Geconsolideerde versie: Eerste wijziging Parkeerverordening 2012

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a) RVV 1990: het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990;

b) motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 het RVV 1990;

c) voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990;

d) parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen van enig gewicht en/of enige omvang, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

e) houder: degene die naar omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 (Stb. 1994, 475) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

f) parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan;

g) parkeerapparatuurplaats: een parkeerplaats behorende bij parkeerapparatuur;

h) belanghebbendenplaats: een parkeerplaats die:

1. is aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990, of

2. gelegen is binnen een zone aangeduid met bord E9 uit bijlage 1 van het RVV 1990 met het opschrift zone, voor zover deze plaats niet is uitgezonderd;

i) vergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning, krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig te parkeren op daartoe aangewezen parkeerapparatuur en/of belanghebbendenplaatsen;

j) vergunninghouder:de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een vergunning is verleend;

k) dagdeelvergunning: een vergunning die uitsluitend kan worden aangevraagd door bewoners van een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn, welke vergunningen bedoeld zijn voor het parkeren van voertuigen van bezoekers van deze bewoners/vergunningaanvragers, met dien verstande dat het maximaal aantal af te geven dagdeelvergunningen per woning door nadere openbaar te maken besluiten van Burgemeester en wethouders kan worden beperkt;

l) bezoekersvergunning: een door burgemeester en wethouders verleende vergunning krachtens welke het is toegestaan een motorvoertuig van het te ontvangen bezoek te parkeren op daartoe aangewezen belanghebbende plaatsen in combinatie met een parkeerschijf voor een maximum duur van 3 uur”.

m) deelauto: een motorvoertuig bestemd voor deelautogebruik;

n) deelautogebruik: het herhaald en opeenvolgend gezamenlijk gebruik van een motorvoertuig op grond van een overeenkomst tussen natuurlijke personen en een professionele aanbieder;

o) deelautoplaats: een parkeerplaats aangewezen voor een deelauto.

Artikel 2. Plaatsen voor vergunninghouders, vergunningen en vergunningbewijzen

Burgemeester en wethouders kunnen bij openbaar te maken besluit:

a) weggedeelten en terreinen aanwijzen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders;

b) de tijdstippen vaststellen waarop het parkeren uitsluitend aan vergunninghouders is toegestaan.

Artikel 3. Vergunningen

1. Burgemeester en wethouders kunnen op een daartoe strekkend verzoek een vergunning verlenen voor het parkeren op belanghebbendenplaatsen of parkeerapparatuurplaatsen.

2. Een vergunning kan worden verleend aan:

  • 1.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze woont in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn;

  • 2.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig wanneer deze een beroep of bedrijf uitoefent in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn en die kan aantonen dat het in het belang van diens beroep- of bedrijfsuitoefening noodzakelijk is in dat gebied een motorvoertuig te parkeren;

  • 3.

    een eigenaar of houder van een motorvoertuig bestemd voor deelautogebruik, waarvan de deelautoplaats is gelegen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn.

  • 4.

    een bezoekersvergunning kan worden verleend aan: een bewoner woonachtig in het door het college aan te wijzen gebied ten behoeve van het te ontvangen bezoek, met een maximum van 1 bezoekersvergunning per adresseerbaar object zoals bedoeld in de Basisregistratie Adressen en Gebouwen.

3. De eigenaar of houder van een motorvoertuig die voldoet aan beide van de in het tweede lid, onder a. en b. gestelde voorwaarden wordt, voor wat betreft de eerste aangevraagde vergunning, geacht te beantwoorden aan de onder lid 2, onder a, genoemde voorwaarde.

4. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook verlenen aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die niet voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

5. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen een vergunning ook weigeren aan eigenaren of houders van motorvoertuigen die wel voldoen aan één van de in het tweede lid genoemde voorwaarden.

6. Een vergunning wordt geweigerd wanneer de aanvrager woont c.q. werkt in een gebouw of gebouwencomplex, waartoe parkeergelegenheid behoort in een omvang, die strookt met de ter zake geldende gemeentelijke richtlijnen.

7. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders ten gunste van de aanvrager afwijken van het gestelde in lid 6.

8. Aan de vergunning kunnen zowel beperkingen worden verbonden met betrekking tot de te gebruiken parkeerplaatsen als met betrekking tot de tijdstippen waarop de vergunning van kracht is.

9. Het college kan, bij openbaar te maken besluit, een maximum aantal uit te geven vergunningen per aaneengesloten gebied en per huishouden vaststellen.

10. Burgemeester en wethouders kunnen aan een vergunning ook andere voorschriften en beperkingen verbinden. Deze voorschriften en beperkingen mogen alleen strekken tot bescherming van het belang van een goede verdeling van de beschikbare parkeerruimte en het voorkomen of beperken van door het verkeer veroorzaakte overlast, hinder of schade.

11. Uitsluitend aan degenen die wonen of een beroep of bedrijf uitoefenen in een gebied waar belanghebbendenplaatsen en/of mede door vergunninghouders te gebruiken parkeerapparatuurplaatsen aanwezig zijn kunnen dagdeelvergunningen worden verstrekt.

 

Artikel 4. Vorm vergunning

1. De vergunning bevat tenminste de volgende gegevens:

a) de periode waarvoor de vergunning geldt;

b) het gebied waarvoor de vergunning geldt;

c) de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

2. Een vergunning wordt voor ten hoogste één jaar verleend.

3. In afwijking van het eerste lid, vermeldt een vergunning voor ten hoogste één dagdeel, niet de naam van de vergunninghouder of het kenteken van het motorvoertuig waarvoor de vergunning is verleend.

 

Artikel 5. Intrekking vergunning

Burgemeester en wethouders kunnen een vergunning intrekken of wijzigen:

a) op verzoek van de vergunninghouder;

b) wanneer de vergunninghouder het gebied, waarvoor de vergunning is verleend, niet langer daar woonachtig is of het daar uitgeoefende beroep of bedrijf beëindigt;

c) wanneer zich een wijziging voordoet in één van de omstandigheden die relevant waren voor het verlenen van de vergunning;

d) wanneer voor het desbetreffende gebied het stelsel van vergunningen komt te vervallen;

e) wanneer de vergunninghouder handelt in strijd met (één van) de aan de vergunning verbonden voorschriften;

f) wanneer blijkt dat bij de aanvraag onjuiste gegevens zijn verstrekt;

g) om redenen van openbaar belang.

 

Artikel 6. Verplichtingen vergunninghouder

1. Wanneer een vergunninghouder zijn/haar motorvoertuig parkeert op een parkeerapparatuurplaats of een belanghebbendenplaats, is deze verplicht de parkeervergunning duidelijk zichtbaar achter de voorruit van het motorvoertuig te plaatsen, op een zodanige wijze dat de daarop afgedrukte tekst van buitenaf duidelijk leesbaar is.

2. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt eveneens voor degene die parkeert op een parkeerapparatuurplaats, indien hem/haar door middel van parkeerapparatuur, een kaart of ander middel met opdruk wordt verstrekt waaruit blijkt gedurende welke tijd of tot welk tijdstip hij/zij kennelijk wenst te parkeren.

 

Artikel 7. Ongeoorloofd gebruik parkeerapparatuur

Het is verboden parkeerapparatuur in werking te stellen of handelingen te verrichten met het oogmerk de parkeerapparatuur in werking te stellen of te houden op een andere wijze, met ander middelen of met andere munten dan die welke in de kennisgeving op de parkeerapparatuur staan aangegeven.

 

Artikel 8. Verbodsbepalingen

1. Het is verboden om enig voorwerp, niet zijnde een voertuig, te plaatsen of te laten staan:

a) op een parkeerapparatuurplaats;

b) op een belanghebbendenplaats;

2. Het is verboden een fiets, bromfiets of enig ander voorwerp op zodanige wijze tegen of bij parkeerapparatuur te plaatsen of te laten staan, dat daardoor een normaal gebruik daarvan wordt belemmerd of verhinderd.

3. Het is verboden gedurende de tijden waarop het parkeren op een belanghebbendenparkeerplaats slechts aan vergunninghouders is toegestaan, aldaar een voertuig te parkeren of geparkeerd te houden:

a) zonder vergunning;

b) zonder dat het motorvoertuig duidelijk zichtbaar is voorzien van de vergunning;

c) in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

4. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in het eerste en derde lid.

 

Artikel 9. Strafbepaling

Overtreding van het bepaalde in de artikelen 7 en 8 van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie of hechtenis van ten hoogste twee maanden.

 

Artikel 10. Opsporing

Met de opsporing van overtreding zijn, behalve de in artikel 141 van het Wetboek voor strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren belast.

 

Artikel 11. Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot het aanwijzen van belanghebbendenplaatsen en het verlenen van vergunningen.

 

Artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met terugwerkende kracht vanaf 20 maart 2013.

De Parkeerverordening 2012 wordt op diezelfde datum ingetrokken.

 

Artikel 13. Overgangsbepaling

Vergunningen verleend krachtens de Parkeerverordening 2012 blijven van kracht tot de termijn waarvoor zij werden verleend is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

 

Artikel 14. Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als: “Eerste wijziging Parkeerverordening 2012”.

 

 

 

Bijlage

Toelichting geconsolideerde versie