Beleidsregels Wet bibob Wageningen 2011

Geldend van 17-11-2011 t/m heden

Intitulé

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wageningen, ieder voor zover het hun bevoegdheid betreft,

Overwegende dat het noodzakelijk is om beleidsregels op te stellen waarin in algemene termen wordt aangegeven in welke gevallen de gemeente Wageningen de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob) toepast;

Gelet op het bepaalde in de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht, artikel 3 van de Drank- en horecawet, en de

artikelen 2:28, 2:39 en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening Wageningen;

Besluiten vast te stellen de volgende beleidsregels

Beleidsregels Wet bibob Wageningen 2011

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

  • 1. De definities in artikel 1.1 van de Wet bibob zijn van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels, tenzij hiervan in het tweede lid wordt afgeweken.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      aanbestedende dienst: de gemeente Wageningen;

    • b.

      aanvraag: de aanvraag om een beschikking respectievelijk het aanbod tot een overheidsopdracht, dan wel de inschrijving en/of het aanbod waarmee wordt deelgenomen aan een aanbestedingsprocedure voor een overheidsopdracht;

    • c.

      advies: het advies zoals bedoeld in artikel 9 van de Wet bibob;

    • d.

      beschikkingen en opdrachten: alle besluiten (beschikkingen en overheidsopdrachten) waarop de wet van toepassing is, zoals verleningen al dan niet onder voorschriften en/of beperkingen, weigeringen en intrekkingen;

    • e.

      Besluit BIBOB: het Besluit van 12 april 2003, houdende uitvoering van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • f.

      bestuursorgaan: de burgemeester respectievelijk het college van burgemeester en wethouders, dan wel het bevoegd gezag als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • g.

      betrokkene: de aanvrager, de vergunninghouder, de gegadigde, de natuurlijke persoon of de rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer, de natuurlijke of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is of zal worden aangegaan;

    • h.

      bibobtoets: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij door het bestuursorgaan volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er redenen ontleend aan de Wet bibob aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking of opdracht in te trekken dan wel een advies aan te vragen (ook integriteitstoets);

    • i.

      bibobvragenlijsten: vragenlijsten waarin vragen als bedoeld in artikel 30 van de Wet bibob zijn opgenomen;

    • j.

      Bureau: het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, bedoeld in artikel 8 van de Wet bibob;

    • k.

      gegadigde: degenen die zich heeft gemeld voor een aanbestedingsprocedure teneinde een aanbieding te doen, of heeft ingeschreven op een aanbestedingsprocedure dan wel in onderhandeling is getreden met de gemeente als aanbestedende dienst;

    • l.

      Indicatorenlijst: de door het Bureau ter beschikking gestelde lijst(en) die indicatoren bevat die aanleiding kunnen zijn tot het toepassen van de wet;

    • m.

      integriteitstoets: de behandelwijze van een aanvraag welke na de reguliere toetsing plaatsvindt en waarbij volgens deze beleidsregels wordt beoordeeld of er aan de Wet bibob ontleende redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren respectievelijk de beschikking in te trekken dan wel een advies te vragen;

    • n.

      onderaannemer: een derde aan wie een deel van de overheidsopdracht in onderaanneming is of zal worden gegeven door degenen aan wie de overheidsopdracht is of zal worden gegund;

    • o.

      overheidsopdracht: overheidsopdracht zoals bedoeld in artikel 1, sub j van de Wet bibob;

    • p.

      reguliere toetsing: toetsing van de aanvraag, vergunning, opdracht of overeenkomst aan (wettelijke) gronden die niet op de Wet bibob berusten;

    • q.

      wet: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob).

Artikel 2. Doel

  • 1. De gemeente beoogt met toepassing van de wet te voorkomen dat zij criminele activiteiten faciliteert waardoor de veiligheid, de leefbaarheid, de rechtsorde of de bestuurlijke slagkracht worden aangetast.

  • 2. Deze beleidsregels hebben tot doel duidelijkheid te verschaffen over de wijze waarop het bestuursorgaan de wet toepast.

Hoofdstuk 2. Toepassingsbereik

Artikel 3. Categorieën

  • 1. Het bestuursorgaan kan, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, de wet toepassen met betrekking tot:

    • a.

      beschikkingen, zoals bedoeld in:

    • I.

      artikel 3 van de Drank- en Horecawet;

    • II.

      artikel 7 van de Wet bibob jo artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

    • III.

      artikel 7 van de Wet bibob jo artikel 3:4 van de Algemene Plaatselijke Verordening;

    • IV.

      artikel 2.1, eerste lid, onder a en onder e, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 2.1, sub i Wabo jo artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht, indien het betreft vergunningaanvragen die worden gedaan voor:

      • ·

        de branches: autodemontage, im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen en op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van autowrakken en/of schroot en bedrijven die in hoofdzaak overige afvalstoffen op- en overslaan, verwerken, bewerken en/of vernietigen;

      • ·

        woonwagencentra, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 15.000,-;

      • ·

        bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 500.000,-;

    • b.

      overheidsopdrachten die volgens Inkoophandboek van de gemeente Wageningen Europees moeten worden aanbesteed.

  • 2. Het bestuursorgaan past, met inachtneming van hetgeen in deze beleidsregels daarover is bepaald, eveneens de Wet bibob toe met betrekking tot de wijziging of de intrekking van de in het eerste lid genoemde beschikkingen respectievelijk de ontbinding van de in het eerste lid genoemde overeenkomsten.

  • 3. Bij opdrachten, zoals bedoeld in het eerste lid, sub b, zal het bestuursorgaan bedingen dat de overeenkomst kan worden ontbonden op gronden ontleend aan de Wet bibob. Ook kan het bestuursorgaan bedingen dat onderaannemers alleen met toestemming van de gemeente kunnen worden gecontracteerd en dat in dat kader een advies kan worden gevraagd.

  • 4. Het eerste lid is niet van toepassing indien betrokkene een orgaan is van een rechtspersoon die krachtens publiekrecht is ingesteld.

  • 5. Het bestuursorgaan kan bepalen de Wet bibob niet toe te passen indien het bestuursorgaan aan dezelfde betrokkene eenzelfde vergunning heeft verleend in verband waarmee een vragenlijst als bedoeld in artikel 5 is ingevuld én indien sprake is van een wijziging van ondergeschikte aard.

Artikel 4. Toepassing en bijzondere situaties

  • 1. Het bestuursorgaan past de Wet bibob altijd toe in de in artikel 3, lid 1, sub a onder I, II en III genoemde categorieën.

  • 2. Het bestuursorgaan past de Wet bibob toe in de overige in artikel 3 genoemde categorieën in die gevallen dat er een aanleiding bestaat voor het vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen. Er is in elk geval aanleiding om de Wet bibob toe te passen, indien:

    • a.

      er op basis van de door de gemeente (op basis van de beschikbare informatie) ingevulde Indicatorenlijst aanwijzingen zijn dat de beschikking of opdracht mogelijk mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    • b.

      de gemeente op andere wijze bekend is met feiten en omstandigheden die aanleiding geven om te veronderstellen dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen;

    • c.

      in de gevallen dat het Openbaar Ministerie op basis van artikel 11 jo 26 van de Wet bibob wijst op de wenselijkheid om een advies aan te vragen.

Hoofdstuk 3. Procedure aanvraag om vergunning

Artikel 5. Vragenlijst

  • 1. In alle in artikel 4 omschreven gevallen moet betrokkene naast de reguliere aanvraag- en/of vragenformulieren ook bibobvragenlijsten invullen.

  • 2. Het bestuursorgaan maakt gebruik van de door het Bureau ter beschikking gestelde vragen- en Indicatorenlijsten.

  • 3. Weigering om de in het eerste lid bedoelde bibobvragenlijsten in te vullen en/of het niet volledig invullen van de bibobvragenlijsten kan een grond opleveren om de aanvraag buiten behandeling te laten of de beschikking te weigeren.

Artikel 6. Onderzoek

  • 1. Het onderzoek naar het zich voordoen van weigeringsgronden als bedoeld in artikel 3 van de wet bestaat uit:

    a. het beoordelen van de aanvraag tor het verlenen van een beschikking of een opdracht en in dat kader overgelegde gegevens, mede aan de hand van bij het bestuursorgaan bekende feiten en omstandigheden, alsmede aan de hand van de ingevulde Indicatorenlijst;

    b. het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die al dan niet door middel van het in het vorige artikel bedoelde vragenlijsten en de daarbij te voegen bijlagen is verstrekt door de aanvrager en de gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen die het bestuursorgaan volgens de wet kan raadplegen;

  • 2. Indien het onder lid 1, sub b bedoeld onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar dat de in artikel 3 van de wet bedoelde feiten zich zullen voordoen wordt een advies als bedoeld in artikel 9 van de wet ingewonnen bij het Bureau.

Artikel 7. Regulier afhandelen

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot het positief beschikken op de aanvraag indien noch de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen en opdrachten, noch de weigeringsgronden op grond van de Wet bibob van toepassing zijn.

  • 2. Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag indien de reguliere weigeringsgronden behorende bij de in artikel 3 genoemde beschikkingen en opdrachten van toepassing zijn.

Artikel 8. Ultimum remedium

  • 1. Uitsluitend indien geen toepassing gegeven kan worden aan artikel 6, tweede lid, beoordeelt het bestuursorgaan of weigering op grond van de Wet bibob mogelijk is.

  • 2. Het bestuursorgaan kan een advies vragen bij het Bureau in het kader van de in het eerste lid bedoelde beoordeling en ook indien het bestuursorgaan door het Openbaar Ministerie is gewezen op de wenselijkheid daarvan.

Artikel 9. Motivering

Het voornemen om een advies als bedoeld in artikel 8 lid 2 aan te vragen wordt gemotiveerd.

Artikel 10. Informatieplicht

  • 1. Het bestuursorgaan informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn als bedoeld in artikel 11.

  • 2. In het geval het bestuursorgaan overgaat tot het aanvragen van een advies aan het Bureau, voegt het een afschrift van het schrijven als bedoeld in het eerste lid toe aan de adviesaanvraag.

Artikel 11. Adviestermijn

  • 1. Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt, wordt op grond van artikel 31 van de Wet bibob de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies is aangevraagd en eindigt met de dag waarop dat advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 van de Wet bibob.

  • 2. Indien het Bureau het advies niet binnen de in het eerste lid gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op grond van artikel 15, derde lid, van de Wet bibob de termijn te verlengen. Deze verlenging bedraagt niet meer dan de in het derde lid van voornoemd artikel genoemde termijn.

  • 3. Het bestuursorgaan informeert betrokkene onverwijld over een verlenging als bedoeld in het tweede lid.

Artikel 12. Weigering en aanvullende voorwaarden

  • 1. Het bestuursorgaan gaat over tot het negatief beschikken op de aanvraag op grond van de Wet bibob, indien sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet bibob.

  • 2. Het bestuursorgaan kan negatief beschikken op de aanvraag indien sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en bovendien de gevolgen van deze weigering niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.

  • 3. Indien het bestuursorgaan voornemens is negatief te beschikken op de aanvraag op grond van de Wet bibob, wordt betrokkene in de gelegenheid gesteld daartegen zienswijzen in te brengen.

Hoofdstuk 4. Slotbepalingen

Artikel 13. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking de dag nadat zij zijn bekend gemaakt in De Stad Wageningen.

Artikel 14. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels Wet bibob Wageningen 2011’.

Artikelsgewijze toelichting

Inleiding

De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet bibob) is in 2003 van kracht geworden. De wet biedt gemeenten een handvat om te voorkomen dat ze onbedoeld meewerken aan illegale activiteiten.

Het toepassen van de Wet bibob is een van de belangrijkste instrumenten in het kader van de aanpak van georganiseerde criminaliteit vanuit het lokale bestuur. In onze buurgemeenten, onder andere Ede wordt de Wet bibob al jaren toegepast. Om een zogenaamd waterbed-effect te voorkomen, is het raadzaam de Wet bibob ook in Wageningen toe te passen.

Deze wet geeft de gemeente mogelijkheden om bij het verlenen van vergunningen en overheidsopdrachten criminele activiteiten op te sporen en op basis van die bevindingen te beslissen of een vergunning of een overheidsopdracht al dan niet kan worden verleend. In het kader van een bibob-onderzoek krijgt het Bureau bibob inzage in bestanden die anders niet toegankelijk zijn.

Er is een landelijke tendens naar het uitbreiden van de reikwijdte van bibobbeleid tot bepaalde branches en bouwactiviteiten. Wageningen kiest voor een brede toepassing van het beleid. Alleen de regels met betrekking tot subsidieverlening en speelautomatenhallen zijn niet opgenomen in deze beleidsregels. Voor een toelichting wordt verwezen naar pagina 9 en 10.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In de beleidsregels wordt een aantal definities beperkter gedefinieerd dan in de Wet bibob. Het gaat om de definities ‘beschikkingen en opdrachten’ en ‘betrokkene’. De genoemde begrippen worden in de beleidsregels beperkt uitgelegd, vanwege de in de beleidsregels gemaakte keuze de Wet bibob niet in zijn geheel toe te passen. De beleidsregels zijn bijvoorbeeld niet van toepassing op subsidies en speelautomatenhallen.

In de beleidsregels wordt verder gebruik gemaakt van een aantal nieuwe definities. Het gaat om de definities ‘aanvraag’, ‘bestuursorgaan’ en ‘bibobtoets’. Het begrip ‘aanvraag’ wordt ruim uitgelegd en omvat zowel de aanvraag om een beschikking te nemen als het aanbod tot een overheidsopdracht.

Artikel 3. Categorieën

In artikel 3 van de beleidsregels wordt voorgesteld de Wet bibob toe te passen op vrijwel alle sectoren en branches, waar risico's op ongewenste criminele activiteiten het meest aanwezig of het grootst kunnen worden geacht. Het gaat om beschikkingen ten behoeve van horeca-inrichtingen, seksinrichtingen, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en om overheidsopdrachten.

De Wet bibob wordt met betrekking tot aanvragen op grond van de Drank- en horecawet en de APV (alcoholvrije inrichtingen, seksinrichtingen) standaard toegepast. In alle overige gevallen (Wabo, aanbesteden etc.) wordt de wet alleen in bijzondere gevallen toegepast, te weten als er aanleiding bestaat om te vermoeden dat de beschikking of opdracht mede zou kunnen worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen. Dit is geregeld in artikel 4 van deze beleidsregels.

Lid 1, sub a. onder I en II: beschikkingen ten behoeve vanhoreca-inrichtingen

De horecasector omvat alle inrichtingen vallend onder het bereik van de Drank- en Horecawet en hoofdstuk 2, afdeling 8, van de Algemene Plaatselijke Verordening. De horecasector valt uiteen in alcoholverstrekkende en niet-alcoholverstrekkende (alcoholvrije) inrichtingen.

Met ‘alcoholverstrekkende inrichtingen’ worden horeca-inrichtingen bedoeld, waarin bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, zoals bars, cafés en restaurants (de natte horeca). Ook paracommerciële inrichtingen vallen hieronder. Ten behoeve van deze inrichtingen is een vergunning op grond van artikel 3 jo artikel 4 van de Drank- en Horecawet vereist.

‘Niet-alcoholverstrekkende inrichtingen’ zijn de inrichtingen, waarin geen alcoholhoudende dranken worden verstrekt voor gebruik ter plaatse, zoals cafetaria’s, afhaalzaken (de droge horeca). Ten behoeve van deze inrichtingen is een exploitatievergunning op grond van artikel 2:28 van de Algemene Plaatselijke Verordening vereist.

Vanwege de verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, onder andere vanwege drugshandel of het gebruik van rechtspersonen als dekmantel om (drugs)geld wit te wassen, vallen voornoemde beschikkingaanvragen onder de Wet bibob.

In de beleidsregels is bepaald dat de Wet bibob kan worden toegepast op alle beschikkingen ten behoeve van de natte en droge horeca.

In het Besluit BIBOB zijn ook smart- en growshops aangewezen als mogelijke categorieën waarop de Wet bibob van toepassing is. Toepassing van de Wet Bibob is pas mogelijk op het moment dat de gemeente een vergunningenstelsel heeft voor dergelijke bedrijven. Inmiddels zijn er diverse gemeenten waar een vergunningstelsel voor smart- en growshops is ingevoerd vanuit het oogpunt van het woon- en leefklimaat. In de gemeente Wageningen geldt op dit moment geen vergunningenstelsel. Mocht in de (nabije) toekomst een vergunningenstelsel in de APV worden opgenomen, dan zullen onderhavige beleidsregels worden aangepast.

Lid 1, sub a, onder III: seksinrichtingen e.d.

Met seksinrichtingen worden bedoeld de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimten waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichtingen worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf waaronder tevens begrepen een erotische-massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar. Onder een escortbedrijf wordt verstaan de natuurlijke groep, groep van personen of rechtspersonen die bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgeoefend.

Om een seksinrichting of escortbedrijf te exploiteren is in de gemeente Wageningen, net als in de meeste andere gemeenten, een exploitatievergunning nodig (artikel 3.4 van de Algemeen Plaatselijke Verordening). Op deze exploitatievergunning zijn artikel 3 en artikel 7 van de Wet bibob van toepassing.

De sekssector bestaat uit de gelegaliseerde seksinrichtingen, seksbioscopen en seksbedrijven. De exploitanten komen echter bijna zonder uitzondering uit de voormalige illegale wereld. Hoewel daarmee niet gezegd is dat men zich niet aan de regels zal gaan houden, is toezicht hierop niet overbodig. De prostitutiewereld staat ook door de afschaffing van het bordeelverbod onder druk. Verschuiving in het aanbod en verschuiving in de illegaliteit is het gevolg. Mensenhandel en het tewerkstellen van illegale vreemdelingen in de sekssector zijn veel voorkomende problemen.

Lid 1, sub a,onder IV: de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Met de invoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), is de omgevingsvergunning in de plaats gekomen van onder meer de bouwvergunning (Woningwet) en milieuvergunning (Wet Milieubeheer). In artikel 2.20 van de Wabo is de Wet bibob van toepassing verklaard op vergunningen, zoals genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub a en sub e van de Wabo:

  • -

    omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk;

  • -

    omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk.

De Wet bibob kan ook toegepast worden op omgevingsvergunningen, want ook omgevingsvergunningen kunnen worden misbruikt voor criminele activiteiten. Met inzet van het bibob-instrumentarium kan worden voorkomen dat ongewild criminele activiteiten worden gefaciliteerd of dat illegaal vermogen wordt witgewassen. Met name die bouwactiviteiten waar ruimten worden gecreëerd waarbinnen zich handelsactiviteiten (gaan) afspelen worden in het kader van de Wet bibob aan een onderzoek onderworpen. Maar ook woningen met een hele hoge aanneemsom kunnen in het kader van de Wet bibob interessant zijn. In de gemeente Wageningen kunnen in beginsel alle aanvragen om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aan een bibob onderzoek worden onderworpen wanneer de bouwkosten meer bedragen dan € 500.000,-. Uitgegaan wordt van de bouwkosten die aan de legesheffing ten grondslag worden gelegd.

Bepaalde branches zijn gevoeliger voor georganiseerde criminaliteit dan anderen. Hierbij kan gedacht worden aan branches zoals autodemontage, im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen (tweedehands (vracht)autohandel) en op- en overslag, verwerken, bewerken en/of vernietigen van autowrakken en/of schroot (oud ijzer) en ten slotte bedrijven die in hoofdzaak overige afvalstoffen op- en overslaan, verwerken, bewerken en/of vernietigen. Deze branches hebben een verhoogde gevoeligheid op het gebied van integriteit, onder andere vanwege voertuigcriminaliteit, betrokkenheid bij strippen en omkatten van gestolen voertuigen en het gebruikmaken van rechtspersonen als dekmantel om crimineel geld wit te wassen. Daarom wordt bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen en/of milieu door bedrijven uit deze branches de bibobtoets toegepast.

Onder im- en export van personenauto’s, bedrijfswagens (ook zwaarder dan 3500 kilo) en landbouwvoertuigen valt niet het inruilen van een auto bij een autodealer met hoofdzakelijk nieuwe auto’s.

Bij de laatste categorie moet het gaan om bedrijven die in hoofdzaak overige afvalstoffen opslaan ed. Hiermee wordt voorkomen dat voor elk bedrijf met enige vorm van opslag ed. van afvalstoffen een bibobtoets moet worden uitgevoerd. Het gaat enkel om de bedrijven waarbij de opslag ed. van afvalstoffen in belangrijke mate de bedrijfsvoering bepalen.

Ook de woonwagencentra in de gemeente Wageningen zijn een aandachtspunt voor de Wet bibob. Dit mede vanwege de relatie met de hierboven genoemde branches en de aandacht voor de (sociale) veiligheid en leefbaarheid aldaar. Op woonwagencentra is sprake van een verhoogde kans op illegale activiteiten.

Gelet hierop wordt de bibobtoets toegepast bij aanvragen voor een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen van een bouwwerk op een woonwagencentrum, voor zover het gaat om bouwactiviteiten waarvan de bouwkosten meer bedragen dan € 15.000,-.

De toevoeging ‘voor zover het gaat om…’ beperkt het aantal te toetsen aanvragen. Het is niet zinvol om bij een kleine verbouwing, dan wel het plaatsen van bijvoorbeeld een tuinhuisje de bibobtoets toe te passen.

Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk

Bij de totstandkoming van de Wet bibob zijn omgevingsvergunningen middels een amendement van de Tweede Kamer onder de werking van de Wet bibob gebracht. De ervaring leert dat bouwactiviteiten soms worden gebruikt om zwart geld te witten, reden waarom toepassing van de Wet bibob ook bij de omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen mogelijk wordt gemaakt.

Omgevingsvergunning voor het oprichten, veranderen of veranderen van de werking of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk

De Wet bibob is van toepassing verklaard op vergunningen, zoals genoemd in artikel 2.1, eerste lid, sub a en sub e van de Wabo alsmede op de lichte vergunningen als bedoeld artikel 2.1, sub 1 Wabo jo artikel 2.2a van het Besluit omgevingsrecht. De lichte vergunningprocedure geldt onder meer voor de toepassing op de branche autodemontage.

Voor bedrijven die geen omgevingsvergunning voor een milieuactiviteit nodig hebben, is er geen wettelijke basis om in het kader van een milieuactiviteit een bibobtoets toe te passen.

Lid 1, sub b: overheidsopdrachten

De Wet bibob zal worden toegepast bij overheidsopdrachten die volgens het “Inkoop en aanbestedingsbeleid 2009” Europees moeten worden aanbesteed binnen de krachtens het Besluit BIBOB aangewezen sectoren. Op dit moment zijn dit bouw, ICT en milieu. Er is een wetsontwerp in voorbereiding waarin de wet ook van toepassing wordt op vastgoed- en grondtransacties waarbij de overheid betrokken is als civiele partij.

Voor de categorie werken betekent dit dat toepassing van de beleidsregels plaatsvindt bij overheidsopdrachten vanaf € 5.150.000,- en voor de categorie leveringen en diensten bij overheidsopdrachten vanaf € 206.000,-. Bovenstaande maakt duidelijk dat sprake moet zijn van een (relatief) groot financieel belang van de gemeente.

Lid 4

Met een orgaan van een rechtspersoon krachtens publiekrecht ingesteld, wordt een onderneming of inrichting bedoeld die direct door de overheid wordt gedreven. Hieronder wordt ook geschaard de betrokkene die in opdracht van de gemeente een gemeentelijk bouwwerk bouwt.

Ondernemingen waarvan de aandelen in eigendom zijn van de overheid, maar die als zelfstandig rechtspersoon opereren, vallen niet onder dit lid. Net zoals paracommerciële (horeca)inrichtingen, waar de overheid een subsidierelatie mee heeft, hier niet onder vallen.

Lid 5

Onder een wijziging van ondergeschikte aard kan worden verstaan een wisseling van posities van bestuurders en/of leidinggevenden, een omzetting van de exploitatie waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn, bijvoorbeeld van café naar eetcafé, een naamswisseling, een kleine uitbreiding/verbouwing van het pand of een verhuizing naar een nieuwe inrichting waarbij weinig tot geen investeringen nodig zijn. Daarnaast dient ook sprake te zijn van een doorlopen bibobtoets in de twee jaar voorafgaand aan de aanvraag.

Speelautomatenhallen

In het Besluit BIBOB zijn speelautomatenhallen aangewezen als mogelijke categorieën waarop de Wet bibob van toepassing is. Artikel 2:39 van de Algemeen Plaatselijke Verordening bepaalt dat het verboden is zonder een vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren. In artikel 3 van de beleidsregels zijn beschikkingen ten behoeve van speelautomatenhallen niet opgenomen, omdat Wageningen geen speelautomatenverordening meer heeft. Aanvragers van een vergunning voor een speelautomatenhal zijn bovendien vaak tegelijkertijd horeca-exploitant van die inrichting. En in die hoedanigheid worden zij bij de aanvraag van een drank- en horecavergunning al aan de bibobtoets onderworpen.

Subsidies

De toepassing van de Wet bibob op subsidies is ingevolge artikel 6 van de Wet bibob alleen toegestaan, indien dit in de desbetreffende subsidieregeling is bepaald en dit niet bij wet of algemene maatregel van bestuur is geregeld. De subsidieregeling behoeft in dit geval de goedkeuring van de Ministers van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie.

De subsidieverordeningen van de gemeente Wageningen bevatten geen bepaling waarin de toepassing van de Wet bibob mogelijk wordt gemaakt. Aangezien een integrale toepassing van het instrumentarium op dit deelterrein vooralsnog als een te zwaar middel wordt beschouwd, bestaat er geen aanleiding om de subsidieverordeningen aan te passen. Subsidieaanvragen worden dan ook niet getoetst op grond van de Wet bibob (ook niet op grond van artikel 4 van de beleidsregels, zie de toelichting bij dit artikel).

Artikel 4. Bijzondere situaties

De aanwijzing van categorieën in artikel 3 van de beleidsregels betekent niet dat de gemeente Wageningen zich hiermee verplicht tot toepassing van de Wet bibob in alle genoemde gevallen. Het bestuursorgaan kan op grond van de in artikel 4 van de beleidsregels genoemde gevallen de Wet bibob toepassen.

Artikel 5. Vragenlijst

Om bij betrokkene een bibobtoets uit te kunnen voeren, wordt betrokkene verplicht gesteld om naast de reguliere aanvraagformulieren een lijst met bibobvragen in te vullen en de nodige gegevens en bescheiden over te leggen. In dit kader maakt het bestuursorgaan gebruik van de bibobvragenlijsten die ter beschikking worden gesteld door het Bureau, zowel wat betreft de vragenlijst op grond van artikel 30 van de Wet bibob, als voor overheidsopdrachten (eigen verklaring, welke bij aanbestedingen moet worden aangeleverd).

De vragen in deze vragenlijsten hebben onder andere betrekking op de financiering van de inrichting, het eigendom van het pand waar een inrichting in is gevestigd, het eigendom van de inventaris en eventuele andere schulden die een aanvrager kan hebben. Met de informatie die naar aanleiding van deze vragen wordt aangeleverd, probeert het bestuursorgaan meer zicht te krijgen op de zakelijke relaties van betrokkene. Op dit moment zijn de volgende standaardformulieren door het Bureau beschikbaar gesteld:

Bijlage 1 Korte vragenlijst

Bijlage 2 Uitgebreide vragenlijst

Bijlage 3 Vragenformulier bij aanbesteding

Bijlage 4 Aanvraagindicatoren voor de horeca en seksinrichtingen

Bijlage 5 Aanvraagindicatoren voor de milieubranche

Het bestuursorgaan zal – pas nadat is gebleken dat weigering van de aanvraag niet mogelijk is met behulp van de reguliere weigeringsgronden – moeten beoordelen of er redenen aanwezig zijn de aanvraag te weigeren op grond van de Wet bibob of dat er redenen aanwezig zijn om een advies aan te vragen.

Artikel 8. Ultimum remedium

Dat toepassing van de Wet bibob slechts mogelijk is, indien alle door het bestuursorgaan beschikbare mogelijkheden zijn benut, is opgenomen in het eerste lid van artikel 8 van de beleidsregels. Ingevolge het tweede lid van dit artikel bestaan er twee aanleidingen die in een concreet geval kunnen leiden tot een verzoek om advies aan het Bureau. Bij het niet rond krijgen van de beoordeling door het bestuursorgaan kan gedacht worden aan vragen over onduidelijkheden in de bedrijfsstructuur, de financiering, omstandigheden in de persoon van de aanvrager, financier van de onderneming of eigenaar van het pand/de inventaris of omstandigheden die het bestuursorgaan een vermoeden op grond van artikel 3 van de Wet bibob geeft. Met het gevraagde advies aan het Bureau wordt gepoogd de onduidelijkheden weg te nemen en de beoordeling te kunnen maken.

Daarnaast kan de Officier van Justitie een tip geven.

Artikel 10. Informatieplicht

Zonder een afschrift van de mededelingsbrief aan betrokkene neemt het Bureau een verzoek om advies niet in behandeling.

Artikel 11 Adviestermijn

Het bibob-advies wordt in beginsel zo spoedig mogelijk gegeven, maar in elk geval binnen een termijn van vier weken nadat de gemeente om een advies heeft gevraagd.

De termijn van vier weken wordt opgeschort met ingang van de dag waarop aan de gemeente is verzocht om ontbrekende of aanvullende gegevens die voor het advies noodzakelijk zijn, tot de dag waarop die gegevens zijn ontvangen.

De adviestermijn kan met vier weken worden verlengd.