Keuzenotitie Arbeidsparticipatie

Geldend van 26-06-2013 t/m heden

Intitulé

Keuzenotitie Arbeidsparticipatie

Inhoudsopgave

1. Inleiding

2. Het huisige beleid wijzigd niet

3. De Kadernotitie Arbeidsparticipatie, de Participatieladder

4. Wettelijke ontwikkeling de inburgering

5. Totale budget Participatie inclusief personele kosten

6. Accenten verschuiven

7. Keuzes beperkt tot de voorzieningen op de Participatieladder

8. Bezuiniging van € 850.000 en herbestemming per trede

9. Inzet beschikbaar bedrag

10. Meer bezuinigingen, wat zijn dan de gevolgen?

11. Minder bezuinigingen, wat zijn dan de gevolgen?

12. Samenvatting en conclusies

13. Samenvatting keuzes

1.Inleiding

De gemeenteraad heeft op 27 juni 2011 de Kadernotitie Arbeidsparticipatie vastgesteld. Zoals de naam het al zegt, in deze notitie zijn de kaders van het beleid met betrekking tot de arbeidsparticipatie (verder te noemen “het Participatiebeleid”) vastgelegd.

Het Participatiebudget bestaat uit drie onderdelen, te weten reïntegratie, inburgering en educatie en wordt door het Rijk gefinancierd. De schotten die tot 2009 tussen deze budgetten bestonden, zijn opgeheven. Hierdoor is het makkelijker om duale trajecten aan te bieden, zoals inburgeringstrajecten in combinatie met re-integratietrajecten. Ook het maatwerkprincipe (een van de kaders uit de Kadernotitie Arbeidsparticipatie) kan hierdoor volledig tot zijn recht kan komen. Vanaf 2009 is de bijdrage van het Rijk substantieel verminderd. Om desondanks een verantwoord participatiebeleid uit te kunnen voeren heeft de gemeenteraad besloten om uit eigen gemeentelijke middelen een bijdrage te geven. De eigen middelen zijn volgens de Kadernotitie Arbeidsparticipatie als volgt beschikbaar gesteld:

2012

2013

2014

Eigen middelen

€ 1.050.000,00

€ 1.676.000,00

€ 2.129.000,00

De gemeente is vrij om de participatievoorzieningen in eigen beheer uit te voeren, dan wel deze uit te besteden aan marktpartijen. Hierop bestaat binnen het budget wel 1 beperking: voor het onderdeel educatie is de gemeente verplicht voorzieningen in te kopen bij het ROC, de z.g. gedwongen winkelnering. In de Kadernotitie werd er van uitgegaan dat deze gedwongen winkelnering wettelijk zou vervallen met ingang van 1.1.2013. Het kabinet heeft deze einddatum losgelaten. Niet duidelijk is wanneer de gedwongen winkelnering stopt.

De economische neergang heeft ook onvermijdelijke gevolgen voor de financiële positie van de gemeente Wageningen en dwingt tot bezuinigingen waarbij het eigen gemeentelijke aandeel in Participatiebeleid niet buiten schot kon blijven. Bij de begrotingsbehandeling in de raad van november 2012 is besloten om in het licht van een totaalpakket aan bezuinigingen een structurele bezuiniging van € 850.000,- op het eigen gemeentelijk aandeel door te voeren.

De beperktere budgetten dwingen ons ertoe de participatievoorzieningen meer in eigen beheer uit te voeren in plaats van uitbesteden aan dure marktpartijen. Eigen beheer wil zeggen dat de klantmanagers in samenspraak met de klant de trajecten op maat zoeken, in plaats van het aanbieden van een duur traject via een re-integratiebedrijf. Bij partijen die via een aanbestedingsprocedure gecontracteerd zijn, werden trajecten ingekocht die relatief lang duurden. Het gevolg was een hoge trajectprijs in vergelijking met de uitvoering in eigen beheer. De meeste contracten met re-integratiebedrijven zijn dan ook niet verlengd. Bij de inkoop door de klantmanagers zelf kan beter dan voorheen een traject op maat samengesteld worden waarbij het beginsel van “less cure, less pay” meer dan voorheen toegepast wordt.

Het resultaat van dit alles moet de gewenste besparing van € 850.000,- opleveren. Verder hebben wij de gevolgen van een extra en lagere bezuinigingen dan dit bedrag in kaart gebracht. De structurele bezuiniging gaat in per 1.1.2014.

2. Het huidige beleid wijzigt niet

Zoals onder punt 1 is aangegeven, worden er wel een aantal accenten anders gelegd, maar blijven de kaders uit de Kadernotitie Arbeidsparticipatie onverkort gelden. Deze kaders zijn:

kader: in Wageningen doet iedereen naar vermogen mee.

kader: bij het vaststellen van een traject worden de ambities, ideeën en initiatieven van de Wageningse inwoners betrokken.

kader: in Wageningen staat de eigen verantwoordelijkheid van de klant voorop.

kader: in Wageningen wordt aan een uitkering een tegenprestatie van de klant verbonden gericht op duurzame uitstroom naar arbeid.

kader: elke klant in Wageningen krijgt één klantmanager en één plan.

kader: bij het vaststellen van een traject worden het maatwerkprincipe en de autonomie van de klant het uitgangspunt.

kader: het wettelijke kader wordt gevormd door de materiewetten uit de wet Participatiebudget (WWB,WI en WEB) , aangevuld met de WIJ

kader: de wettelijke doelgroep wordt gevormd door de personenkring uit het wettelijk kader.

kader: het financiële kader voor de uitvoering van het beleid wordt gevormd door de financiële bijdrage van het Rijk en zo mogelijk aangevuld met eigen middelen.

kader: alle uitkeringsgerechtigden worden op de participatieladder geplaatst.

kader: het participatiebeleid wordt uitgevoerd in samenwerking met de partners in de stad en de regionale werkgevers.

kader: het participatiebudget wordt alleen ingezet ten behoeve van klanten die perspectief hebben op werk. Voor mensen die aangewezen zijn op zorg of voor wie werk vooralsnog uitgesloten is, worden WMO-instrumenten ingezet. Uitzondering hierop vormen de uitvoeringskosten ten behoeve van de klantmanagers, deze worden volledig uit het participatiebudget bestreden

De keuzes die in deze notitie worden met in achtneming van deze kaders gemaakt.

3. De Kadernotitie Arbeidsparticipatie, de participatieladder

De participatieladder neemt een prominente plaat in binnen de Kadernotitie Arbeidsparticipatie.

Met dit instrument is het mogelijk de klanten in te delen op basis van hun afstand tot de arbeidsmarkt.

De Participatieladder (P-ladder):

  • -

    trede 6: aan het einde van een ww-traject zitten of kortgeleden uit de uitkering zijn gestroomd;

  • -

    trede 5: Personen hebben betaald werk met of zijn direct bemiddelbaar naar regulier;

  • -

    trede 4: Personen zijn niet direct bemiddelbaar;

  • -

    trede 3: Personen zijn pas op langere termijn bemiddelbaar naar werk;

  • -

    trede 2: Personen met dermate problematiek dat uitstroom naar regulier werk vooralsnog uitgesloten is;

  • -

    trede 1: Personen met dusdanig grote beperkingen ten aanzien van arbeidsreïntegratie dat uitstroom naar regulier werk ook op termijn uitgesloten is.

Deze ladder heeft 6 treden. De plaats op de trede bepaalt de afstand van de klant tot de arbeidsmarkt. Op de treden 6, 5 ,4 en drie zijn de cliënten geplaatst die perspectief hebben op uitstroom naar reguliere arbeid. De cliënten die op de treden 2 en 1 zijn geplaatst kunnen vooralsnog niet uitstromen naar reguliere arbeid. Voor deze groep wordt het Participatiebudget niet gebruikt, maar worden de mogelijkheden binnen de WMO aangewend. Deze keuzenotitie beperkt zich tot de tredes 6,5,4 en 3 van de P-ladder.

Per trede van de P-ladder is een aantal voorzieningen opgenomen met daaraan gekoppeld een deel van het budget. Inmiddels is er ruim een jaar ervaring opgedaan met de uitvoering van de Kadernotitie. Duidelijk werd is, dat een “strak” financieel plaatje waarbij het budget over de voorzieningen wordt verdeeld in de praktijk niet helemaal voldoet aan de doelstellingen. Er zijn bijvoorbeeld meer klanten op trede 3 en 5 geplaatst dan bij de start van de plaatsingen werd aangenomen. Zo werd voor trede 5 een aantal van 67 plaatsingen geschat, terwijl het werkelijke aantal eind 2012 128 bedroeg. Daarnaast blijft het aantal plaatsingen voor trede 6 ver achter bij de verwachtingen, namelijk 14 werkelijk geplaatst ten opzichte van 100 geschatte plaatsen. Later in deze keuzenotitie zullen binnen de P-ladder wat verschuivingen plaatsvinden. Trajecten die het kenmerk hebben van voorbereiding op werk in dienstverband worden eerder ingezet bij de tredes 3 en 4 dan bij de tredes 5 en 6 van de kansrijkere klanten.

Trede en aantallen:

Tredes P-ladder

Aantallen ingeschat in 2011

Aantallen werkelijk eind 2012

Trede 6

100

14

Trede 5

67

128

Trede 4

115

85

Trede 3

92

139

Trede 2

150

212

Trede 1

80

100

4. Wettelijke ontwikkeling de inburgering

Met ingang van 1 januari 2013 is de inburgering geen taak meer van de gemeente. Nieuwe inburgeringsplichtigen moeten vanaf deze datum bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) een sociale lening afsluiten voor het volgen van een inburgeringtraject. Naast het verzorgen van de examens is DUO ook belast met het handhaven van de inburgeringsplicht. Tot voor kort werd aangenomen dat de gemeenten nog wel een inburgeringstaak hadden richting de asielzoekers, maar ook deze taak is neergelegd bij DUO.

De mogelijkheid om een vrijwillig inburgeringstraject te volgen is uit de wet geschrapt. Na 1 januari 2013 worden door de gemeenten nog wel trajecten gehandhaafd die in 2012 zijn begonnen maar op 1 januari 2013 nog niet waren afgerond. Daarnaast krijgt de gemeente een taak in het kader van de maatschappelijke ondersteuning van asielzoekers. De kosten voor deze ondersteuning bedragen

€ 1.000 per traject. Voor deze kosten ontvangt de gemeente een apart budget. De gemeente heeft de maatschappelijke ondersteuning uitbesteed aan Stichting Vluchtelingenwerk. Binnen de nieuwe Wet Inburgering kunnen vrijwillige inburgeraars geen in het kader van de WI beroep meer doen op de ondersteuning door de gemeente. Wij kunnen deze personen ondersteunen met een taalaanbod.

Op de voorziening inburgering die op de verschillende treden van de Participatieladder worden aangeboden, kan dus het hele bedrag worden bezuinigd. De gemeente Wageningen heeft in de afgelopen jaren veel ervaring opgedaan met zogenaamde ‘duale’ trajecten. In deze re-integratietrajecten werden taal- en inburgeringstrajecten gecombineerd met trajecten die gericht waren op arbeidsinschakeling (op termijn).

5.Totale budget Participatie inclusief personele kosten.

In het participatiebudget is onderscheid te maken tussen het reguliere budget voor participatie (re-integratie, scholing en inburgering) en eigen middelen die de gemeente Wageningen beschikbaar stelt om het Participatie beleid vorm te geven. De onderstaande tabel is ontleend aan de programmabegroting 2013-2016

2013

2014

2015

Re-integratie

€ 1.235.000*

€ 1.133.000

€ 999.000

Inburgering

€ 190.000*

€ 0

€ 0

Educatie

€ 389.000*

€ 198.000

€ 198.000

Eigen middelen

€ 1.676.000

€ 2.129.000

€ 2.075.000

totaal

€ 3.490.000

€ 3.460.000

€ 3.272.000

*Dit zijn de bedragen op basis van de voorlopige beschikking van het Rijk. Voor educatie is voor het jaar 2013 door het Rijk eenmalig een hoger bedrag vastgesteld. De verwachting is dat deze bedragen na 2013 weer op het niveau verstrekt worden zoals dit in onze begroting is opgenomen.

Bezuiniging op eigen aandeel met € 850.000 vanaf 2014:

2014

2015

Re-integratie

€ 1.133.000

€ 999.000

Inburgering

0

0

Educatie

€ 198.000

€ 198.000

Eigen middelen

€ 1.279.000

€ 1.225.000

totaal

€ 2.610.000

€ 2.422.000

De inzet van de eigen middelen vangen de bezuinigingen van het Rijk op het participatiebudget over de periode 2012-2015 op.

Voor de berekening gaan we uit van de beschikbare budgetten 2014 omdat wordt voorgesteld vanaf die datum de bezuinigingen te laten ingaan.

Voor de besteding van de gelden per trede en de bezuiniging zie hoofdstuk 7. Bij de bezuinigingen hebben wij niet gekozen voor een ponds ponds verdeling van de bezuiniging over de verschillende treden, maar een aantal specifieke keuzes gemaakt zoals:

De budgetten voor de preventieve inzet voor ex ww-ers (trede 6) hebben wij voor het grootste deel laten vervallen. De reden is, dat de behoefte aan deze trajecten erg klein is gebleken;

de voorzieningen gericht op het opdoen van arbeidservaring (zoals opstapbanen, praktijkbanen en projectinitiatieven) zijn van trede 5 afgehaald. De reden is, dat deze voorzieningen voor deze groep mensen niet veel bijdragen. Deze mensen hebben namelijk in de regel al voldoende werkervaring.

Als gevolg van het minder te besteden budget in 2015 (€ 188.000), willen wij deze ontwikkeling versterkt doorzetten.

Daarnaast wordt meer en meer van de klantmanagers verwacht. Dit onderwerp wordt onder punt 6 verder uitgewerkt.

In dit budget zit het aandeel personeelskosten van de klantmanagers dat gedeclareerd wordt aan het Rijk via het P-budget.

6. Accenten verschuiven (zonder wijziging van de kaders)

Uit ervaringen van de klantmanagers ondersteund door diverse onderzoeken ( o.a. de Raad voor Werk en Inkomen en het rekenkamerrapport van de gemeente Nijmegen), blijkt dat investeren in klanten met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt een grotere gedrag- en competentieverandering bewerkstelligt dan bij zelfredzame klanten. De effectiviteit van de ingezette middelen is voor de treden 4 en 3 van de P-ladder relatief het grootst. Als bij de aanwending van re-integratiemiddelen de nadruk meer bij de tredes 3 en 4 van de P-ladder komt te liggen, betekent dit een doelmatigere besteding van gelden. De effectiviteit van relatief dure re-integratievoorzieningen voor de treden 5 en 6 van de

P-ladder is verwaarloosbaar, omdat deze klanten al voldoende vaardigheden hebben om op eigen kracht met eventueel een kortdurende ondersteuning, uit te stromen naar werk.

Daarnaast is de rol van de klantmanagers belangrijker geworden. De basisdienstverlening aan werkzoekenden wordt verzorgd door de klantmanagers van de gemeente Wageningen. De klantmanagers zijn de uitvoerders en regisseurs van het arbeidsparticipatiebeleid. Maar deze rol wordt uitgevoerd met inachtneming van de kaders uit de Kadernotitie Arbeidsparticipatie. Zo worden bij het vaststellen van een traject de ideeën en ambities van de klant betrokken en wordt gekeken of een beroep op de eigen verantwoordelijkheid kan worden gedaan. Maatwerk is het principe bij het vaststellen van een traject .

Bij het vaststellen van een traject, geldt als uitgangspunt de kortste weg naar werk. Hierbij wordt de duurzaamheid van de arbeidsinschakeling niet uit het oog verloren. Daar waar werk nog niet mogelijk is, wordt geprobeerd de leefsituatie van de klant te verbeteren zodat werk op termijn wel tot de mogelijkheden behoort.

Uitbesteding aan externe partijen gebeurt nog steeds, maar alleen op momenten waarop de capaciteit en/of expertise ontbreekt ten aanzien van de ondersteuning bij de arbeidsinschakeling. Ook wordt ondersteuning door derden ingeschakeld als dat het traject kan versnellen of versterken. Hierbij kan gedacht worden aan groepsgewijze (sollicitatie-)trainingen, psychologische interventies, medische en arbeidsdeskundige adviezen, scholingstrajecten, werkgelegenheidsinitiatieven, enzovoort.

Hoe zijn de voorzieningen in Wageningen momenteel over de treden van de P-ladder verdeeld?

In Wageningen is het budget over de tredes 3,4,5 en 6 van de P-ladder verdeeld, waarbij de tredes 3,4 en 5 evenveel budget toebedeeld kregen (€ 485.000 per trede) en trede 6 een kleiner deel

(€ 160.000).

trede 6

Voor trede 6 is het aantal klanten te hoog ingeschat, namelijk op 100 per jaar, terwijl er niet meer dan 14 klanten op deze trede geplaatst zijn. Ook bij deze trede geldt, dat de kandidaat klanten genoeg vaardigheden hebben om zonder intensieve ondersteuning hun plek op de arbeidsmarkt te behouden. Een kleine groep heeft kortdurende ondersteuning gehad.

trede 5

De voorzieningen per trede laten zien dat ook voor trede 5 dure trajecten zoals opstapbanen, projectinitiatieven en praktijkbanen opgenomen zijn. Maar, dit zijn voorzieningen die erop gericht zijn de arbeidsvaardigheden dusdanig te verbeteren, dat werkgevers het aantrekkelijk genoeg vinden om een dienstverband aan te bieden. Maar zoals hiervoor is aangegeven, het kenmerk van klanten op trede 5 is juist dat zij al over voldoende vaardigheden beschikken om direct, dan wel na een kortdurende ondersteuning door de gemeente, uit te stromen naar werk. Een aantal voorzieningen zoals projectinitiatieven, opstapbanen en praktijkbanen kunnen daarom van deze trede geschrapt worden.

trede 4

In vergelijking met de Kadernotitie Arbeidsparticipatie kunnen de voorzieningen die toegedeeld zijn aan trede 4 van de P-ladder vrijwel ongewijzigd blijven staan. Alleen de voorziening inburgering kan geschrapt worden, want met ingang van 1 januari 2013 is de wettelijke inburgeringstaak voor de gemeente vervallen. Dat betekent echter niet, dat er voor deze groep klanten geen voorzieningen meer aangeboden worden. Zo worden er voor deze klanten met name taalvoorzieningen ingezet. De klanten op trede 4 van de P-ladder zijn niet direct bemiddelbaar naar werk. Er worden voorzieningen aangeboden die belemmeringen wegnemen richting de arbeidsmarkt. Tussen de tredes 4 en 5 zit ook nog een grijs gebied waar zich klanten bevinden die tegen trede 5 aanleunen. Voor deze klanten kunnen de projectinitiatieven ingezet worden. Wel leert de praktijk dat er voor de voorzieningen op trede 4 minder budget nodig is dan aangenomen werd bij de vaststelling van de Kadernotitie. Ondanks dat er geen voorzieningen geschrapt worden, kan er op basis van ervaringscijfers toch minder budget aan deze trede toebedeeld worden.

trede 3

De meeste voorzieningen van trede 3 zijn erop gericht om belemmeringen weg te nemen die de uitstroom naar werk in de weg staan. Voorbeelden zijn de mental- en motivatie coaching en de lifecoaching. Pas als de belemmeringen opgelost zijn kan gedacht worden aan het aanbieden van een vervolgtraject en kan eventueel plaatsing op een hogere trede van de P-ladder aan de orde zijn.

In de Kadernotitie Arbeidsparticipatie worden de volgende voorzieningen op trede 3 van de P-ladder aangeboden:

projectinitiatieven;

life- en jobcoaching;

mentale coaching en motivatietrainingen;

werken met behoud van uitkering;

individuele trajecten op maat, eventueel in de vorm van een persoonsgebonden budget

(Pgb);

beroepsgerichte scholing;

inburgeringstrajecten

Projectinitiatieven zijn minder geschikt om aan de klanten van trede 3 aan te bieden. De klanten zijn nog niet in staat om werk te verrichten en hebben meer behoefte aan voorzieningen die de belemmeringen richting de arbeidsmarkt wegnemen. Daarom is ervoor gekozen om deze voorziening op trede 3 van de P-ladder te schrappen. Werken met behoud van uitkering als vrijwilligerswerk is wel een mogelijkheid. Het werken binnen een projectinitiatief lijkt meer op werken in dienstbetrekking. Er wordt meer van de klant verwacht, de druk is groter dan bij het vrijwilligerswerk als vorm van werken met behoud van uitkering. Ook bij trede 3 kan de inburgering als voorziening geschrapt worden.

Keuze:

  • -

    Trajecten bij uitzondering aanbieden aan belanghebbenden werk hebben gevonden en hiermee het budget sterk terugbrengen (trede 6 van de Participatieladder);

  • -

    De instrumenten voor trede 5 beperken tot kortdurende trajecten op maat, en geen trajecten aanbieden die gericht zijn op het vergroten van de werkervaring;

  • -

    Trajecten die gericht zijn op het opdoen van arbeidservaring alleen beschikbaar stellen aan belanghebbenden die ingedeeld zijn op de treden 3 en 4 van de Participatieladder;

  • -

    Geen trajecten die als voorbereidingstraject gelden voor een arbeidscontract, aanbieden aan belanghebbenden die ingedeeld zijn op trede 3 van de Participatieladder. Voor deze groep personen de instrumenten beperken tot individuele trajecten op maat;

  • -

    Het maatwerkprincipe versterken door het uitvoeren van meer trajecten in eigen beheer. Dit i.p.v. het afsluiten van langdurige contracten met re-integratiebedrijven

7. De keuzes beperkt tot de voorzieningen op de Participatieladder

Voorgesteld wordt, om de volgende onderdelen binnen het Participatiebeleid in stand te laten en de keuze van de bezuinigingsopdracht van € 850.000 te beperken tot de voorzieningen op de Participatieladder. Bij de keuzes is niet bezuinigd op de uitvoering. Inkrimping van het aantal klantmanagers heeft tot gevolg dat het beleid niet volgens de doelen van de Kadernotitie uitgevoerd kan worden. Daarbij komt dat afvloeiing van medewerkers voor de gemeente extra kosten met zich meebrengen. Op Educatie kan niet bezuinigd worden omdat dit budget noodzakelijk is voor de uitvoering van de wettelijke taak op dit gebied. De vrijwilligerspremies willen wij ongemoeid laten, om de klanten op de tredes 1 en 2 te stimuleren een bijdrage te leveren aan de maatschappij door het verrichten van vrijwilligerswerk. Dit kan ook bijdragen tot het doorontwikkelen van deze klanten richting reguliere arbeid.

Keuze:

de bezuinigingen te beperken tot de voorzieningen op de Participatieladder

8. Bezuiniging van € 850.000 en herbestemming per trede

Per trede van de P-ladder zijn de voorzieningen in kaart gebracht met daarbij het budget en het aantal klanten dat aanspraak kan maken op deze voorzieningen. Voor het aantal klanten is een bandbreedte genomen. Deze budgetten en aantallen zijn in kaart gebracht op basis van de ontwikkelingen vanaf de zomer 2011. Het is mogelijk dat de aantallen en de budgetten op de treden van de P-ladder in de toekomst wijzigen. Het is dus mogelijk dat overschotten op bepaalde voorzieningen binnen een trede ontstaan en tekorten bij andere voorzieningen op die treden. Dan bestaat de mogelijkheid om de overschotten over te zetten naar de tekorten. Deze mogelijkheid is er ook als er op een van de treden van de P-ladder een tekort ontstaat en op de andere trede een overschot. Dus schuiven met de deelbudgetten is mogelijk.

Hoe zijn wij tot deze bezuinigingen gekomen?

Per trede van de P-ladder wordt aangegeven hoeveel budget er op basis van de huidige Kadernotitie beschikbaar is gesteld en hoeveel budget er resteert na bezuiniging en herbestemming. Daarnaast wordt gekeken naar de effectiviteit van de ingezette voorzieningen gedurende het afgelopen half jaar.

De praktijk wijst uit dat het werken met vaste aantallen klanten minder goed uitvoerbaar is. Daarom werken wij bij de bezuinigingsvoorstellen met marges, bandbreedtes. Deze marges komen beter overeen met de uitvoeringspraktijk.

Ook is het niet mogelijk om een exact bedrag per trede te noemen. Voor projectinitiatieven kunnen verschillende werkgevers bijvoorbeeld in beperkte mate van elkaar afwijkende bedragen in rekening brengen. Op basis van ervaringsgegevens hebben wij geprobeerd een inschatting te maken die de werkelijkheid het dichtste nadert.

Voor trede 6.

Op trede 6 staan voornamelijk personen die een kortdurende ondersteuning nodig hebben.

Voor deze trede is in de Kadernotitie Arbeidsparticipatie € 159.091 beschikbaar gesteld. De instroom van WW-ers is per jaar ongeveer 100 geschat. Voor deze groep werd 75% van het budget gereserveerd. € 159.091x75%= € 119.318 afgerond € 120.000. Voor 100 personen was er dus € 1.200 per persoon bestemd. Volgens de Kadernotitie Arbeidsparticipatie bleef er ongeveer € 40.000 voor nazorg over. Nazorg te verstaan als bijvoorbeeld kortdurende jobcoaching bij het aanvaarden van een baan waarvoor de klant geen werkervaring had opgebouwd.

In de praktijk blijkt, dat er wel ondersteuning voor klanten op trede 6 verleend wordt, maar dat er in 2012 maar 14 cliënten op deze trede geplaatst zijn in tegenstelling tot de 100 cliënten waar in de Kadernotitie Arbeidsparticipatie nog van uitgegaan werd. De noodzaak om voorzieningen voor deze trede in te zetten was dus niet groot, omdat de meeste klanten van deze trede op eigen kracht (en soms met ondersteuning door de klantmanagers van de gemeente) werk vonden. De voorzieningen die vanaf juni 2011 werden aangeboden, zijn de kosten kinderopvang (kosten die niet gedekt werden door Belastingdienst, Gemeentelijke tegemoetkoming ondanks inkomen op bijstandsniveau), job- en lifecoaching, en korte cursussen (zoals heftruckchauffeur).

Op basis van ervaringsgegevens komen er 20 tot 30 klanten op trede 6 in aanmerking voor een voorziening. Wij willen hier een bedrag van € 30.000 voor reserveren. Het gaat hierbij dus niet om langdurige trajecten, maar om een gevarieerd aanbod zoals hiervoor is aangegeven.

Budget Kadernotitie Arbeidsparticipatie

€ 160.000

Budget op basis keuzenotitie

€ 30.000 (voor 20 tot 30 trajecten)

bezuiniging

€ 130.000

Voor trede 5.

Was het beeld voor trede 6 een “onderbezetting” in vergelijking met de inschattingen die in de Kadernotitie Arbeidsmarktparticipatie zijn gemaakt, trede 5 laat een tegenovergestelde ontwikkeling (volgens mij is er geen sprake van een ‘ontwikkeling’ maar van een ‘situatie’) zien. In 2012 zijn er 139 personen op de trede 5 geplaatst, terwijl in de Kadernotitie Arbeidsparticipatie uitgegaan werd van 63 personen. Het totaal aantal personen op de treden 3,4,5 en 6 bedroeg (op 1 december 2012) 366 personen. Dat betekent dat 38% van de personen die aangewezen zijn op arbeidsparticipatie op trede 5 staat.

Deze klanten zijn in de regel alleen werkzoekend omdat ze nog niet binnen korte tijd op eigen kracht de juiste werkgever gevonden hebben.

Gebleken is, dat de effectiviteit van langdurige en dure re-integratievoorzieningen voor klanten op trede 5 gering is. Het levert nauwelijks een bijdrage aan de arbeidsinschakeling. Deze klanten hebben voldoende vaardigheden om op eigen kracht en combinatie met intensieve ondersteuning door de (voor trede 5 gespecialiseerde) klantmanager uit te stromen naar werk. Daar waar de re-integratievoorzieningen toch ingezet (moeten) worden zijn kunnen deze sober blijven.

Dat betekent dat voorzieningen gericht op het vergroten van de arbeidsvaardigheden en die een voortraject zijn op arbeid in dienstbetrekking, voor deze trede geschrapt worden. Het gaat hierbij om de projectinitiatieven, de opstapbanen en de praktijkbanen. Hiervoor in de plaats komen de kortere individuele trainingen die dat extra stukje bagage aan de klant geven om uit te stromen.

Trede 5 Instrumenten

Instrumenten volgens kadernotitie

aantal personen

bedrag 2011

projectinitiatieven

11

€ 110.000

opstapbanen

15

€ 150.000

praktijkbanen

10

€ 150.000

Taaltrainingen op maat

15

€ 20.000

Inburgering

12

€ 54.000

Totaal

63

€ 484.000

Trede 5 na keuze bezuiniging

Instrumenten

aantal personen

bedrag 2014

sollicitatietrainingen

35 tot 45

€ 36.000

Individuele opleidingen (voorbeeld: heftruckchaufeur)

30 to 40

€ 28.000

Individuele relatief goedkope voorzieningen

45 tot 55

€ 50.000

Taaltrainingen op maat

8 tot 12

€ 20.000

Totaal trede 5

118 tot 152

€ 134.000

Bezuiniging bedraagt voor deze trede:

Bedrag opgenomen in de Kadernotitie: € 484.000

Nieuw bedrag n.a.v. keuzenotitie € 134.000

Bezuiniging voor deze trede €350.000

Trede 4.

Klanten die zijn ingedeeld op trede 4 van de P-ladder hebben langdurigere en intensievere ondersteuning nodig om aan het werk te komen. Naast de ondersteuning door de klantmanager zijn er de instrumenten die ook in de Kadernotitie genoemd worden. Deze ondersteuning is er op gericht om klanten binnen een periode van 6 tot 12 maanden gereed te maken voor de reguliere arbeidsmarkt. Meer dan bij trede 3 het geval is, wordt geïnvesteerd in trajecten die ook daadwerkelijk direct perspectief op werk geven.

De praktijk wijst uit dat er voor een aantal voorzieningen minder budget noodzakelijk is dan eerst werd aangenomen. Een voorbeeld hiervan zijn de Opstapbanen en de Praktijkbanen. Het is gebleken dat klantmanagers in hun besprekingen met werkgevers gunstiger afspraken hebben kunnen maken over de hoogte en de duur van de aan deze banen verbonden loonkostensubsidies. Ook zijn er door de klantmanagers vormen van ‘werken met behoud van uitkering’ georganiseerd (namelijk in de vorm van stages bij werkgevers) waaraan niet of nauwelijks kosten verbonden zijn. Aan deze werkwijze zal meer gevolg worden gegeven hetgeen gunstig is voor het budgetbeslag.

Besteding budget trede 4 volgens de Kadernotitie Arbeidsparticipatie

Instrumenten

aantal personen

bedrag 2012

projectinitiatieven

11

€ 110.000

arbeidstrainingen

12

€ 48.000

individuele trajecten

11

€ 55.000

taaltrainingen op maat

15

€ 20.000

life- en jobcoaching

15

€ 30.000

opstapbanen

10

€ 100.000

werken met behoud van uitkering

25

€ 50.000

inburgering

16

€ 72.000

Totaal voor trede 4

115

€ 485.000

Instrumenten

aantal personen

bedrag 2014

Projectinitiatieven (werkgelegenheidsprojecten)

14 tot 17

€ 150.000

arbeidstrainingen

12 tot 14

€ 20.000

individuele trajecten (vaak individuele opleidingen in bijvoorbeeld de zorg)

12 tot 16

€ 50.000

Taaltrainingen op maat

13 tot 17

€ 20.000

life- en jobcoaching

9 tot 11

€ 20.000

opstapbanen

6 tot 9

€ 40.000

werken met behoud van uitkering (anders dan trede 3, nl via Fitalis)

24 tot 27

€ 40.000

Totaal voor trede 4

90 tot 111

€ 340.000

Bezuiniging bedraagt voor deze trede:

Bedrag opgenomen in de Kadernotitie: € 485.000

Nieuw bedrag n.a.v. keuzenotitie € 340.000

Bezuiniging voor deze trede € 145.000

Trede 3.

De afstand tot de arbeidsmarkt is dermate groot, dat het weinig zin heeft om voorzieningen aan te bieden die als voortraject gezien worden tot arbeidsinschakeling. Projectinitiatieven hebben voor deze groep klanten weinig zin, omdat de kans van slagen, namelijk volledige uitstroom naar arbeid, nog niet mogelijk is. Hiervoor zijn de belemmeringen die deze klanten ondervinden nog te groot. Wij hebben er dan ook voor gekozen om deze voorziening te schrappen voor trede 3 van de P-ladder. De meeste voorzieningen die op deze trede worden aangeboden, zijn erop gericht om belemmeringen weg te nemen richting arbeid. Wel is werken met behoud van uitkering mogelijk, maar dan in de sfeer van het traditionele vrijwilligerswerk gericht op het opdoen van arbeidsritme.

In vergelijking met de Kadernotitie Arbeidsparticipatie zien de bezuinigingen er als volgt uit:

Volgens de Kadernotitie Arbeidsparticipatie zijn de volgende voorzieningen beschikbaar gesteld voor trede 3:

Instrumenten

aantal personen

budget 2012

projectinitiatieven

11

€ 110.000

Life en jobcoaching

15

€ 30.000

Mental- motivatiecoaching

15

€ 60.000

Werken met behoud van uitkering

20

€ 100.000

Individuele trajecten

15

€ 112.500

inburgering

16

€ 72.000

Totaal voor trede 3

92

€ 484.500

Volgens deze keuzenotitie worden de volgende voorzieningen beschikbaar gesteld:

aantal personen

budget 2014

Life en jobcoaching (eigenlijk alleen lifecoaching)

10 tot 15

€ 20.000

Mental- motivatiecoaching

12 tot 18

€ 60.000

Werken met behoud van uitkering

15 tot 25

€ 10.000

Individuele trajecten

18 tot 25

€ 130.500

Totaal voor trede 3

55 tot 83

€ 220.500

Bezuiniging bedraagt voor deze trede:

Bedrag opgenomen in de Kadernotitie: € 484.500

Nieuw bedrag n.a.v. keuzenotitie € 220.500

Bezuiniging voor deze trede € 264.000

De bezuinigingen op en rij:

trede 6: € 130.000

trede 5: € 300.000

trede 4: € 145.000

trede 3: € 264.000

rest inburgering € 29.000 (voor de handhavingstaak, rest budget is versleuteld over bijv. taal) totaal: € 850.000,-

Het totale participatiebudget voor 2014 wordt na de bezuiniging van € 850.000 als volgt besteed:

Beschikbaar: € 2.610.000

Af:

Uren klantmanagers (uitvoering) € 896.659

Educatie € 198.000

Vrijwilligerspremies trede 1 en 2 € 225.000

Voorzieningen € 1.290.341

9. Inzet beschikbaar bedrag

Er wordt niet gekozen voor de toedeling aan de onderdelen uitvoering, educatie en vrijwilligerspremies. De uitvoering kan binnen de bestaande formatie op een verantwoorde wijze plaatsvinden. Educatie is een vast budget dat het ministerie ter beschikking stelt voor verplichte besteding bij het ROC. Dit bedrag is afgestemd op de behoefte aan taalonderwijs binnen de gemeente. Een hoger bedrag is niet noodzakelijk. Het budget voor de premies voor vrijwilligerswerk willen wij ongemoeid laten. Met de toekenning van deze premies is sinds kort een begin gemaakt. Na verloop van tijd is duidelijk wat de werkelijke behoefte is. Blijven over de voorzieningen op de Participatieladder.

Bij de vaststelling van de Kadernotitie Arbeidsparticipatie is al besloten dat het P-budget niet ingezet wordt voor de treden 1 en 2.

Voorgesteld wordt om het beschikbare bedrag van € 1.290.341 over de treden 3, 4, 5 en 6 van de Participatieladder te verdelen.

Keuze

Het beschikbare bedrag van € 1.290.341 over de treden 3, 4, 5 en 6 van de Participatieladder te verdelen.

10. Meer bezuinigen,wat zijn dan de gevolgen?

Onder het vorige punt zijn keuzes gemaakt die geleid hebben tot een bezuiniging van € 850.000. De vraag kan gesteld wat de gevolgen zijn van een groter bedrag aan bezuinigingen.

Bezuinigingen hebben invloed op de aantallen die per trede van de P-ladder zijn ingedeeld. Een bezuiniging op trede 5 heeft tot gevolg dat een aantal klanten geen voorzieningen volgens deze trede meer aangeboden krijgen. Hun afstand tot de arbeidsmarkt wordt groter en de consequentie hiervan kan zijn een lagere indeling op de P-ladder. Een bezuiniging op trede 3 kan betekenen dat klanten terugzakken naar trede 2 en geen gefinancierd aanbod meer kunnen krijgen vanuit het Participatiebudget. De druk op het WMO-budget kan hierdoor toenemen.

Maar dat is niet het enige. Minder uitstroom betekent dat er meer mensen langer afhankelijk blijven van een bijstandsuitkering.

Minder besteding uit het werkdeel vergroot de druk op het inkomensdeel. De “winst” wordt hierdoor voor een deel gematigd. Bij het extra bezuinigingsbedrag moeten de effecten op het Inkomensdeel van de WWB mee worden genomen.

11. Minder bezuinigen,wat zijn dan de gevolgen?

Meer bezuinigen levert dus een besparing op die gematigd wordt doordat een aantal klanten terugvalt op de P-ladder met als gevolg een langduriger beslag op het I-deel. Deze situatie doet zich niet voor bij een vergroting van het budget als gevolg van minder bezuinigingen. Er blijft voldoende budget beschikbaar om klanten die ingedeeld zijn op die ladder dusdanig te ondersteunen, dat het risico van terugval naar een lagere trede nihil is. Ook het inkomensdeel wordt minder belast, want door meer inzet van middelen uit het werkdeel wordt een grotere uitstroom uit de uitkering gerealiseerd.

12. Samenvatting en conclusies

Bij de vaststelling van de Kadernotitie Arbeidsparticipatie heeft de gemeenteraad bovenop de Rijksbijdrage uit eigen middelen budget beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het arbeidsparticipatiebeleid.

De middelen werden verdeeld over de participatievoorzieningen die aan de treden van de participatieladder zijn toegevoegd. Per participatievoorziening werd een budget berekend. Als gevolg van de verdieping van de economische crisis werden ingrijpende bezuinigingen onvermijdelijk. Ook het eigen gemeentelijk aandeel op het arbeidsparticipatiebeleid ontkwam hier niet aan. De opdracht was om een bedrag van € 850.000 te bezuinigen. Deze bezuinigingsoperatie gaf tevens de mogelijkheid om een kritisch naar de voorzieningen per trede te kijken. Uit ervaringen van de klantmanagers ondersteund door onderzoeken van de RWI en het rekenkamerrapport van de gemeente Nijmegen, blijkt dat het aanbieden van langere en duurdere reïntegratietrajecten voor klanten op de treden 5 en 6 van de P-ladder geen echte meerwaarde hebben. Deze klanten zijn namelijk in de meeste gevallen direct bemiddelbaar en hebben (indien nodig) meer behoefte aan een kort en minder kostbaar traject. Voor mensen die geplaatst zijn op de treden 3 en 4 van de P-ladder hebben langere re-integratietrajecten meer effect. Zij zijn namelijk niet direct bemiddelbaar en bij hen moet een aantal belemmeringen opgeruimd worden die uitstroom naar werk in de weg staan. Het heeft weinig zin om voorschakeltrajecten als de projectinitiatieven aan te bieden aan klanten op trede 3, want de belemmeringen staan ook werk volgens de projectinitiatieven in de weg. Dus het oplossen van deze belemmeringen moet eerst gebeuren, voordat trajecten aangeboden worden die gericht zijn op werk.

Dit alles heeft ertoe geleid dat er binnen de P-ladder een aantal voorzieningen van trede zijn veranderd of helemaal zijn verdwenen, zoals de inburgering. De inburgering is sinds 1.1.2013 geen gemeentelijk taak meer. De voorzieningen zijn dus op een logischere wijze over de treden verdeeld.

Ook bij de inkoop van trajecten is een bezuiniging mogelijk. Het contracteren van marktpartijen door middel van een aanbestedingsprocedure heeft plaatsgemaakt voor het uitvoeren van trajecten in eigen beheer. Dit houdt in dat de klantmanagers in samenwerking met de klant naar behoefte een participatietraject samenstellen. Dan wordt er eventueel een marktpartij ingeschakeld. In deze situatie zijn wij niet gedwongen om in zee te gaan met re-integratiebureaus waarmee langdurige contracten zijn afgesloten met een vaste prijs. Het uitvoeren in eigen beheer voldoet aan het uitgangspunt dat er maatwerk toegepast moet worden bij het aanbieden van een participatievoorziening.

Verder bleek uit interviews met de klantmanagers dat veel voorzieningen voor een lagere prijs ingezet zijn dan begroot op de P-ladder. Bij het vinden van de bezuinigingen kon mooi bij deze ontwikkeling aangesloten worden.

Bij de bezuinigingen hebben wij de onderedelen uitvoering, educatie en premies vrijwilligerswerk ontzien. Op de uitvoering kan niet bezuinigd worden, omdat dan de begeleiding van de klanten ondr druk komt te staan. Educatie is een wettelijke taak met als bijzonderheid dat de diensten volgens de wet verplicht bij het ROC ingekocht moeten worden. De premies voor vrijwilligerswerk voor mensen die op de tredes 1 en 2 zijn ingedeeld willen wij ongemoeid laten omdat wij verwachten dat deze premies na verloop van tijd meer en meer worden toegekend.

Na de bezuiniging met € 850.000 bleef er nog een bedrag van € 1.290.341 beschikbaar. Dit bedrag wordt over de treden 3, 4, 5 en 6 van de Participatieladder verdeeld.

Met deze keuzenotitie zijn de bezuinigingen gehaald, zonder dat de kaders van de Kadernotie Arbeidsparticipatie gewijzigd zijn. Wij kunnen dus concluderen dat er ook met minder budget een effectief arbeidsparticipatiebeleid uitgevoerd kan worden dat toekomstbestendig is en naadloos de uitgangspunten van de nieuwe Participatiewet in kan passen. De is vooral toe te schrijven aan de verschuiving van de accenten binnen de P-ladder en de inzet van de klantmanagers.

13. Samenvatting keuzes

1. Niet bezuinigen op het uitvoeringsbudget, het onderdeel educatie en het budget vrijwilligerswerk ten behoeve van belanghebbende die geplaatst zijn op trede 2 van de Participatieladder. De bezuinigingen alleen doorvoeren op instrumenten genoemd op de treden 3, 4, 5 en 6 van de Participatieladder;

2. Trajecten bij uitzondering aanbieden aan belanghebbende die werk hebben gevonden (trede 6 van de Participatieladder);

3. De instrumenten voor trede 5 beperken tot kortdurende trajecten op maat en geen trajecten aanbieden die gericht zijn op het vergroten van de werkervaring;

4. Trajecten die gericht zijn op het opdoen van arbeidservaring alleen beschikbaar stellen aan belanghebbende die ingedeeld zijn op de treden 3 en 4 van de Participatieladder;

5. Geen trajecten die als voorbereidingstraject gelden voor een arbeidscontract, aanbieden aan belanghebbende die ingedeeld zijn op trede 3 van de Participatieladder;

6. Het beschikbare bedrag na de bezuinigingsopdracht in te zetten op de treden 3, 4, 5 en 6 van de Participatieladder;

7. Het maatwerkprincipe versterken door het uitvoeren van meer trajecten in eigen beheer.