Regeling vervallen per 01-01-2016

Verordening op de heffing en de invordering van de scheepvaartrechten 2015

Geldend van 29-12-2014 t/m 31-12-2015

Intitulé

Verordening scheepvaartrechten 2015

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders aan de raad van 30 september 2014;

gelet op artikel 229, eerste lid, aanhef en onderdeel a en b, van de Gemeentewet;

Besluit de Verordening op de heffing en de invordering vanscheepvaartrechten 2015 vast te stellen.

HOOFDSTUK I - Algemene bepalingen

Artikel 1

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a.

haven:

het kanaal, beginnende aan de Nederrijn en voerende naar de havenkom, deze kom zelf, de opslag-, laad-, en losplaatsen en de toegangswegen, alsmede het gedeelte van de jachthaven dat niet in erfpacht is uitgegeven;

b.

kaden:

de bij de haven behorende, voor de openbare dienst bestemde kaden en wallen van de gemeente voor de opslag van geloste of ter inlading aangevoerde goederen;

c.

vaartuig:

elk voorwerp, dienende tot vervoer te water, met inbegrip van lichterschepen, vlotten, botenhuizen en woonschepen;

d.

zeevaartuig:

elk vaartuig, dat wordt gebruikt voor de vaart ter zee of dat daarvoor door bouw en uitrusting geschikt is;

e.

schipper:

hij/zij die aan boord van enig vaartuig het gezag voert of feitelijk met de uitvoering daarvan belast is;

f.

waterverplaatsing:

de in volumen uitgedrukte waterverplaatsing van een vaartuig tussen het vlak van de grootste toegelaten diepgang en het vlak van inzinking bij ledige toestand;

g.

havenmeester:

de ambtenaar aan wie het toezicht op de haven en de kaden is opgedragen of diens plaatsvervanger;

h.

lengte:

de afstand, gemeten tussen voorsteven en achtersteven, met inbegrip van uitstekende delen van het vaartuig;

i.

breedte:

de afstand op het grootspant, met inbegrip van uitstekende delen van het vaartuig;

j.

carrouselschepen:

schepen die via de Stichting Er-varen in het kader van de schepencarrousel als zodanig bij de gemeente worden aangemeld;

k.

week:

kalenderweek;

l.

maand:

kalendermaand;

m.

kwartaal:

kalenderkwartaal;

n.

jaar:

kalenderjaar.

Artikel 2 – Tarieftoepassing, bijzondere bepalingen

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening wordt de waterverplaatsing van een vaartuig berekend volgens de geldige meetbrief.

  • 2. Bij gebreke van een geldige meetbrief of bij weigering deze te tonen, wordt de waterverplaatsing door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar bepaald en het recht naar deze uitkomst geheven.

  • 3. De meting geschiedt overeenkomstig de voorschriften, welke van rijkswege voor het meten van vaartuigen gelden.

Artikel 3 – Rekenwijze

  • 1. In de gevallen, waarin krachtens de bepalingen van de verordening het recht wordt geheven naar de in te nemen plaatsruimte van het vaartuig, wordt deze berekend door de lengte ervan te vermenigvuldigen met de breedte.

  • 2. Bij de berekening van het recht worden onderdelen van tijdvakken en eenheden, waarover de tarieven worden berekend, voor een geheel gerekend.

Artikel 4 – Meetbrief

Als bruto-inhoud van een zeevaartuig wordt aangenomen, die volgens de voor het vaartuig geldende Nederlandse meetbrief of volgens de buitenlandse meetbrief, indien deze aanspraak geeft op vrijstelling van meting hier te lande.

Artikel 5 – Omzetbelasting

De in deze verordening opgenomen tarieven zijn inclusief 21 procent omzetbelasting.

HOOFDSTUK II - Havengeld

Artikel 6 – Aard van de heffing, belastbaar feit

Onder de naam van havengeld wordt een recht geheven wegens het gebruik maken van de haven ten behoeve van vaartuigen en wegens het genot van de aldaar door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.

Artikel 7 – Belastingplicht

Het havengeld wordt geheven van de schipper of bij gebreke daarvan van de eigenaar of beheerder van het aan dit recht onderworpen vaartuig.

Artikel 8 – Toepassing tarieven

  • 1. De retributieplichtige heeft, voor wat betreft het recht wegens het gebruik maken van de haven ten behoeve van vaartuigen, de keuze uit berekening per keer of per tijdvak.

  • 2. Bij berekening per keer mag door vaartuigen, met uitzondering van pleziervaartuigen, gedurende een periode van maximaal zeven aaneengesloten dagen van de haven gebruik worden gemaakt; voor elk volgend tijdvak van maximaal zeven aaneengesloten dagen wordt opnieuw havengeld geheven.

  • 3. Berekening per tijdvak (zogenaamd abonnement) kan worden aangevraagd door de schipper, reder c.a., die geregeld met een zelfde schip, dan wel met een gelijk aantal wisselende schepen van gelijke tonnage van de haven gebruik maakt.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, is het voor carrouselschepen alleen mogelijk het havengeld per keer te berekenen.

Artikel 9 – Tarieven

  • 1. Het havengeld wegens het gebruik maken van de haven ten behoeve van vaartuigen bedraagt, indien het per keer wordt berekend:

    a.

    voor sleepboten, baggermolens, elevatoren, drijvende werktuigen en werkinrichtingen, zogenaamd aannemersmateriaal, boten- en badhuizen, woonschepen, houtvlotten, balken, aanlegsteigers en dergelijke, voor iedere m2 in te nemen plaatsruimte:

    € 0,152;

    b.

    voor passagiersschepen voor iedere m2plaatsruimte

    € 0,152;

    c.

    voor pleziervaartuigen voor iedere m2 in de te nemen plaatsruimte en per dag:

    € 0,192;

    d.

    voor carrouselschepen, voor iedere m2 oppervlakte:

    € 0,169;

    e.

    voor alle overige vaartuigen met uitzondering van zeevaartuigen per m3 waterverplaatsing:

    € 0,152;

    f.

    voor zeevaartuigen, geen pleziervaartuigen zijnde, per bruto-ton draagvermogen:

    € 0,164.

  • 2. In geval door een vaartuig minder dan de helft van de totale scheepstonnage en/of kubieke meters inhoud wordt geladen of gelost, wordt het havengeld berekend over de helft van de scheepstonnage en/of kubieke meters inhoud, ongeacht hoeveel minder dan de helft wordt gelost of geladen.

Artikel 10 – Tarieven per tijdvak

Het havengeld wegens het gebruik maken van de haven ten behoeve van vaartuigen bedraagt, indien het per tijdvak wordt berekend:

  • a.

    voor alle overige vaartuigen, bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder e, per m3 waterverplaatsing:

    1.

    voor een aaneengesloten periode van 28 dagen:

    € 0,372;

    2.

    voor een jaar:

    € 3,966;

  • b.

    voor zeevaartuigen bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder f, per m3 bruto –inhoud:

    1.

    voor een aaneengesloten periode van 28 dagen:

    € 0,383;

    2.

    voor een jaar:

    € 4,608.

Artikel 11 – Overige diensten

  • 1. Voor het leveren van drinkwater wordt per 1000 liter of een gedeelte daarvan een bedrag geheven van: € 2,64..

  • 2. Voor het leveren van elektriciteit (walstroom) wordt per kilowattuur of een gedeelte daarvan een bedrag geheven van: € 0,21.

  • 3. Voor de heffing van havengeld uit hoofde van het eerste en tweede lid van dit artikel zijn de artikelen 12, 15 en 16 van deze verordening niet van toepassing.

Artikel 12 – Vrijstellingen

Geen havengeld wordt geheven terzake van:

  • a.

    rijksvaartuigen, uitsluitend bestemd voor de openbare dienst;

  • b.

    gemeentevaartuigen;

  • c.

    hospitaalschepen en oorlogsschepen;

  • d.

    vaartuigen, waarvan de schippers aantonen dat zij wegens ernstige familieomstandigheden of om redenen van overmacht van de haven gebruik moeten maken, mits niet wordt geladen en/of gelost;

  • e.

    bij vaartuigen behorende roeiboten;

  • f.

    vaartuigen die ten gevolge van ijsgang of weersgesteldheden gedwongen zijn langer dan veertien achtereenvolgende dagen in de haven te verblijven;

  • g.

    woonschepen, gedurende de eerste veertien al dan niet achtereenvolgende dagen per kalenderjaar;

  • h.

    pleziervaartuigen die zich direct varende van de monding van het kanaal naar het gedeelte van de jachthaven begeven dat in erfpacht is uitgegeven;

  • i.

    vaartuigen, waarvoor niet langer dan twee achtereenvolgende uren gebruik wordt gemaakt van een speciaal daartoe door de havenmeester aan te wijzen ligplaats, mits deze uitsluitend wordt benut om in de gemeente inkopen te doen of zaken te behandelen, daaronder niet begrepen het laden of lossen van goederen en/of het in- en ontschepen van passagiers, behoudens die, behorende tot het gezin van de schipper of diens bemanning;

  • j.

    vaartuigen, bestemd of geschikt voor de wedstrijdsport of voor roeionderricht, voorzover de retributieplichtige ten minste vijf vaartuigen in de haven in gebruik heeft. Het aantal bij de watersportverenigingen in gebruik zijnde boten wordt bepaald op de helft van het aantal boten, opgeslagen in de bij de vereniging in gebruik zijnde stallingsruimte(n) op de wal.

Artikel 13 – Wijze van heffing/verschuldigdheid

  • 1. Het havengeld wordt geheven bij wege van het vorderen van een bedrag.

  • 2. Het gevorderde bedrag wordt vermeld op een schriftelijke kennisgeving. Als zodanig geldt de nota van de gemeentelijke havendienst.

  • 3. De rechten zoals bedoelt in artikel 10 zijn verschuldigd bij aanvang van het tijdvak.

  • 4. De overige rechten in dit hoofdstuk zijn verschuldigd zodra het genot van de door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten begint of bij de aanvang van het gebruik maken van de haven ten behoeve van vaartuigen.

Artikel 14 – Tijdstip van betaling

  • 1. Indien het recht wegens het gebruik maken van de haven ten behoeve van vaartuigen per keer wordt berekend, moet het havengeld worden voldaan zodra het gebruik van de haven een aanvang neemt. In de overige gevallen moet het recht wegens het gebruik maken van de haven ten behoeve van vaartuigen worden betaald op het tijdstip, waarop het eerste gebruik van de haven binnen de geldigheidsduur een aanvang neemt.

  • 2. Het recht wegens het genot van de door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten moet worden voldaan zodra het genot begint.

  • 3. De retributieplichtige heeft de keuze tussen contante betaling en betaling op rekening. Betaling op rekening dient plaats te vinden binnen veertien dagen na dagtekening van de nota.

Artikel 15 – Restitutie en overschrijving

Indien in de loop van het jaar het havengeld per keer is geheven en er wordt overgegaan tot heffing bij abonnement, wordt het reeds geheven havengeld niet teruggegeven of verrekend.

Artikel 16 – Overschrijven abonnement

  • 1. Indien een vaartuig, waarvoor het havengeld bij abonnement is voldaan, in de loop van een jaar wordt vervangen door een ander vaartuig, wordt op schriftelijk verzoek van de houder het abonnement geldig verklaard voor het nieuwe vaartuig. Zou voor het nieuwe vaartuig het havengeld hoger zijn dan voor het vaartuig waarvoor het abonnement is afgegeven, dan moet het verschil in havengeld, berekend over de nog resterende maanden in het kalenderjaar, worden bijbetaald. Hierbij geldt dat voor iedere maand of gedeelte daarvan één twaalfde deel van het verschil in havengeld wordt bijberekend.

  • 2. Indien een vaartuig van eigenaar (schipper) wisselt, wordt het havengeld dat over een bepaalde periode door de vorige eigenaar (schipper) is vooruitbetaald, geacht over deze periode te zijn voldaan ten behoeve van de nieuwe eigenaar (schipper). De eerste volzin van dit lid is niet van toepassing, indien op grond van het eerste lid van dit artikel het havengeld voor een ander vaartuig geldig is verklaard.

  • 3. Het eerste lid van dit artikel is niet van toepassing op havengeld welke berekend is over een tijdvak van een aaneengesloten periode van 28 dagen.

Artikel 17 – Overmacht

Aan de schippers der vaartuigen, die van de haven uitsluitend als vluchthaven gebruik hebben gemaakt, worden de geheven rechten teruggegeven.

HOOFDSTUK III – Kadegeld

Artikel 18 – Aard van de heffing, belastbaar feit

Onder de naam van kadegeld wordt een recht geheven voor het lossen of laden van een vaartuig in de haven.

Artikel 19 – Belastingplicht

Kadegeld wordt geheven van een ieder die goederen ontvangt van, of verzendt met, enig vaartuig dat in de haven lost of laadt.

Artikel 20 – Tarieven

Het kadegeld bedraagt:

  • a.

    voor goederen aangevoerd of afgevoerd per vaartuig, per 1.000 kg massa, per keer:

    1.

    bij gebruik van openbare kades:

    € 0,270;

    2.

    bij gebruik van eigen laad- en lossteigers:

    € 0,248;

    3.

    in geval van overslag van vaartuig op vaartuig:

    € 0,113;

  • b.

    voor containers en stukgoed, per kubieke meter:

    1.

    bij gebruik van openbare kades danwel van eigen laad- en lossteigers:

    € 0,169;

    2.

    in geval van overslag van vaartuig op vaartuig

    € 0,113.

Artikel 21 – Wijze van heffing/verschuldigdheid

  • 1. Het kadegeld wordt geheven bij wege van het vorderen van een bedrag.

  • 2. Het gevorderde bedrag wordt vermeld op een schriftelijke kennisgeving. Als zodanig geldt de nota van de gemeentelijke havendienst.

  • 3. Het kadegeld is verschuldigd bij de aanvang van het lossen of laden van een vaartuig in de haven.

Artikel 22 – Tijdstip van betaling

  • 1. Het kadegeld, bedoeld in artikel 20, moet worden voldaan op het tijdstip, waarop met het lossen of laden een aanvang wordt gemaakt.

  • 2. In de gevallen dat het niet mogelijk is het bedrag van het te heffen kadegeld vast te stellen op het moment dat met het lossen of laden wordt begonnen, zijn de retributieplichtigen verplicht een voorlopig gevorderd bedrag te voldoen. Het voorlopig gevorderd bedrag wordt bepaald op het naar schatting te heffen kadegeld, terwijl na het beëindigen van het lossen of laden onverwijld afrekening van het voorlopig gevorderde dient te volgen.

HOOFDSTUK IV – Opslaggeld

Artikel 23 –Aard van de heffing, belastbaar feit

Onder de naam van opslaggeld wordt een recht geheven wegens het gebruik maken van de kade ten behoeve van het daarop plaatsen van voorwerpen en gebouwen of het opslaan van goederen - uitgezonderd de installaties als bedoeld in hoofdstuk V.

Artikel 24 – Belastingplicht

Het opslaggeld wordt geheven van degene die van de kade gebruik maakt, dan wel van degene die toestemming van de havenmeester heeft gekregen voor het gebruik maken van de kade.

Artikel 25 – Tarieven

Het opslaggeld bedraagt:

a.

per week, per m2:

€ 0,44;

b.

per maand, per m2:

€ 1,62;

c.

per kwartaal, per m2:

€ 4,04;

d.

per jaar, per m2:

€ 12,04.

Artikel 26 – Wijze van heffing/verschuldigdheid

  • 1. Het opslaggeld wordt geheven bij wege van het vorderen van een bedrag.

  • 2. Het opslaggeld is verschuldigd bij aanvang van het het gebruik maken van de kade.

Artikel 27 – Tijdstip van betaling

Het opslaggeld, bedoeld in artikel 25, moet worden voldaan op het tijdstip dat met de activiteiten, omschreven in artikel 23, een aanvang wordt gemaakt.

Artikel 28 – Restitutie

Indien het opslaggeld per jaar is geheven en aan de belastingplichtige het genot wordt opgezegd, zullen aan hem worden gerestitueerd zoveel twaalfde gedeelten van de retributie, als hij volle maanden het genot niet (meer) heeft gehad.

HOOFDSTUK V – Kraangeld

Artikel 29 – Aard van de heffing, belastbaar feit

Onder de naam van kraangeld wordt een recht geheven wegens het plaatsen op de kade van een met de grond verbonden installatie, zoals een kraan, een elevator en dergelijke of van een voertuig, waarop deze installatie is aangebracht.

Artikel 30 – Bijzondere bepalingen

  • 1. Voor het plaatsen op de kade van een met de grond verbonden installatie is een al dan niet aan voorwaarden gebonden schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders vereist.

  • 2. Voor het plaatsen van een voertuig, waarop een installatie is aangebracht, kan met de toestemming van de havenmeester worden volstaan.

Artikel 31 – Belastingplicht

Het kraangeld wordt geheven van degene op wiens naam de vergunning staat of aan wie de toestemming is verleend.

Artikel 32 – Tarieven

Het kraangeld bedraagt:

  • a.

    voor iedere mobiele installatie:

    -

    bij gebruik van de kade gedurende één dag:

    € 11,83;

    -

    bij gebruik van de kade gedurende één week:

    € 49,93;

    -

    bij gebruik van de kade gedurende één maand:

    € 166,69;

  • b.

    € 115,52 voor iedere periode van twaalf maanden voor iedere vaste of mobiele installatie, verhoogd met het bedrag, genoemd in artikel 25, aanhef en onder d, berekend over de kadeoppervlakte, welke door de installatie bestreken kan worden.

Artikel 33 – Wijze van heffing/verschuldigdheid

  • 1. Het kraangeld wordt geheven bij wege van het vorderen van een bedrag.

  • 2. Het kraangeld is verschuldigd bij aanvang van de in artikel 29 omschreven activiteiten.

Artikel 34 – Tijdstip van betaling

Het kraangeld, bedoeld in artikel 32, moet worden voldaan op het tijdstip dat met de in artikel 29 omschreven activiteiten een begin wordt gemaakt.

HOOFDSTUK VII – Slotbepalingen

Artikel 35 – Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de scheepvaartrechten.

Artikel 36 – Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening scheepvaartrechten 2014 van 11 november 2013 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2015.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening scheepvaartrechten 2015.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 10 november 2014, voortgezet op 11 november 2014

de voorzitter

,

de griffier

,