Regeling vervallen per 01-11-2016

Gemeenschappelijke Regeling Permar WS

Geldend van 01-11-2010 t/m 31-10-2016

Intitulé

Gemeenschappelijke Regeling Permar WS

De colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Barneveld, Ede, Renkum, Scherpenzeel en Wageningen, ieder voor zover zij voor de eigen gemeente bevoegd zijn,

Overwegende dat:

het wenselijk is om de gemeenschappelijke regeling Permar WS voor de uitvoering van de Sociale Werkvoorziening te wijzigen;

de Wet sociale werkvoorziening met ingang van 1 januari 2008 ingrijpend is gewijzigd,

het Algemeen Bestuur en de bevoegde organen van de deelnemende gemeenten door vaststelling van de nota “Voorstel Wsw-beleid voor de gemeenschappelijke regeling Permar WS” hebben besloten tot modernisering van de uitvoering van de Wet sociale werkvoorziening hetgeen aanleiding vormt voor genoemde wijziging;

deze wijziging onder meer inhoudt dat de gemeenschappelijke regeling zal worden voortgezet als een gemeenschappelijke regeling van de colleges van de deelnemende gemeenten;

gelet op:

  • de besluiten van de gemeenteraden van de deelnemende gemeenten waarbij zij de colleges toestemming geven tot voortzetting en wijziging van de gemeenschappelijke regeling Permar WS;

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Gemeentewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Wet sociale werkvoorziening;

besluiten:

tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling Permar WS door vaststelling van onderstaande integrale tekst van de gemeenschappelijke regeling.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1. Voor de toepassing van het bij deze regeling bepaalde wordt verstaan onder:

    • a.

      deelnemende gemeente: een aan deze regeling deelnemende gemeente;

    • b.

      college: het college van burgemeester en wethouders van een aan deze regeling deelnemende gemeente;

    • c.

      raad: de gemeenteraad van een aan deze regeling deelnemende gemeente;

    • d.

      werkvoorzieningschap: het openbaar lichaam Permar WS als bedoeld in artikel 2 van deze regeling

    • e.

      Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland;

    • f.

      geïndiceerde: inwoner van een deelnemende gemeente die is geïndiceerd voor de Wsw;

    • g.

      werknemer: de personen die krachtens de Wsw een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht hebben met het werkvoorzieningschap op grond van de geldende Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de sociale werkvoorziening;

    • h.

      personeel/personeelslid:

      • -

        persoon die een aanstelling als ambtenaar heeft bij het werkvoorzieningschap;

      • -

        andere persoon, zonder Wsw-indicatie, met wie het werkvoorzieningschap of een aan het werkvoorzieningschap gelieerde rechtspersoon een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht heeft gesloten;

    • i.

      arbeidsjaar Wsw: den arbeidsjaar bedoeld in artikel 9 en 10 van de Wsw en bepaald volgens artikel 15 van het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken;

    • j.

      gemeentelijke vergoeding: de totale gemeentelijke vergoeding per gerealiseerd arbeidsjaar Wsw bij of via Permar WS;

    • k.

      algemeen directeur: de algemeen directeur van Permar WS;

    • l.

      voorzitter: de voorzitter als bedoeld in artikel 20 van deze regeling;

    • m.

      secretaris: de secretaris als bedoeld in artikel 22 van deze regeling;

    • n.

      algemeen bestuur: het algemeen bestuur als bedoeld in artikel 12 van de Wgr;

    • o.

      dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur als bedoeld in artikel 14 van de Wgr;

    • p.

      beleidsregels: de beleidsregels als bedoeld in artikel 10:16 van de Algemene Wet Bestuursrecht;

    • q.

      Wsw: de Wet sociale werkvoorziening, alsmede de daarop gebaseerde Koninklijke Besluiten en ministeriële regelingen;

    • r.

      Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen van 20 december 1984;

    • s.

      Buswbw: het Besluit uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken van 24 september 2004;

    • t.

      Ruswbw: de Regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken van 18 december 2007;

    • u.

      Wia: de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen van 10 november 2005;

    • v.

      Awb: de Algemene wet bestuursrecht van 4 juni 1992;

    • w.

      Gemeentewet: de Gemeentewet van 14 februari 1992.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet van overeenkomstige toepassing worden verklaard, dient in de plaats van de gemeente, de raad, burgemeester en wethouders en de burgemeester respectievelijk te worden gelezen het werkvoorzieningschap, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Hoofdstuk 2 Rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam en bestuursorganen

Artikel 2 Openbaar lichaam

  • 1. Er is een rechtspersoonlijkheid bezittend openbaar lichaam als bedoeld in artikel 8 lid 1 van de Wgr;

  • 2. Het openbaar lichaam draagt de naam Permar WS, hierna te noemen werkvoorzieningschap;

  • 3. Het werkvoorzieningschap is statutair gevestigd in Ede.

Artikel 3 Bestuursorganen

Het werkvoorzieningschap kent de volgende bestuursorganen:

  • a.

    algemeen bestuur;

  • b.

    dagelijks bestuur;

  • c.

    voorzitter.

Hoofdstuk 3 Taken en bevoegdheden van het werkvoorzieningschap

Artikel 4 Taken werkvoorzieningschap

  • 1. Het werkvoorzieningschap heeft tot taak:

    • a.

      het oprichten en in stand houden van een uitvoeringsorganisatie gericht op de feitelijke uitvoering van de Wsw;

    • b.

      het bieden van arbeid onder aangepaste omstandigheden als bedoeld in artikel 1, lid 3 van de Wsw aan geïndiceerden, in de vorm van beschut werk, werken op locatie, detachering, begeleid werken of welke andere wettelijk toegestane vorm dan ook;

    • c.

      uitvoering van het gemeentelijk beleid ten aanzien van de Wsw voor zover dit door gemeenten aan de gemeenschappelijke regeling wordt opgedragen;

    • d.

      het te werk stellen en begeleiden naar een zo regulier mogelijke positie op de arbeidsmarkt van burgers van de gemeenten die vallen onder andere sociale wetgeving indien en voor zover gemeenten daartoe besluiten.

  • 2. De onder het lid 1, onderdeel a en b van dit artikel genoemde taken worden uitgevoerd ten behoeve van alle deelnemende gemeenten

Artikel 5 Bevoegdheden werkvoorzieningschap

  • 1. De colleges dragen de navolgende bevoegdheden en verantwoordelijkheden, alsmede de daarmee samenhangende uitvoeringstaken ten aanzien van de Wsw over aan het werkvoorzieningschap:

    • a.

      het aanbieden van dienstbetrekkingen voor het verrichten van werk onder aangepaste omstandigheden zoals genoemd in artikel 2 lid 1 van de Wsw;

    • b.

      het bedingen van een vergoeding voor de arbeid van de geïndiceerde werknemer die de concurrentieverhoudingen niet mag verstoren zoals genoemd in artikel 5 van de Wsw;

    • c.

      het opzeggen van de dienstbetrekking van de geïndiceerde werknemer onder de omstandigheden waarvan sprake is artikel 6 lid 2 Wsw en met inachtneming van de bepalingen van artikel 6 lid 3 van de Wsw;

    • d.

      het verstrekken en beëindigen van subsidies aan werkgevers die een dienstverband aangaan met een geïndiceerde op basis van begeleid werken en aan de begeleidingsorganisatie van de geïndiceerde zoals bedoeld in artikel 7 lid 1 en lid 6 van de Wsw;

    • e.

      de aanvraag voor herindicatie van geïndiceerde werknemers die gedurende een ononderbroken periode van 13 weken geen arbeid hebben verricht en daartoe duurzaam niet in staat zullen zijn zoals bedoeld in artikel 11 lid 3 van de Wsw;

    • f.

      het beheer van de wachtlijst zoals bedoeld in artikel 12 van de Wsw en alle daarbij bijbehorende taken en bevoegdheden zoals bedoeld in de artikelen 8, 9, alsmede 28 van het Buswbw en artikel 4 van de Ruswbw;

    • g.

      het intrekken van de (her)indicatiebeschikking van geïndiceerde burgers zoals bedoeld in artikel 12 lid 3 en 12 lid 5 van de Wsw, alsmede de verwerking van het intrekken of van rechtswege vervallen van de indicatie zoals bedoeld in artikel 12 lid 4 van de Wsw;

    • h.

      het verstrekken van informatie op grond van artikel 13 lid 5 en artikel 15 lid 2 en 15 lid 5 van de Wsw en de artikelen 9, 10 en 11 van de Ruswbw;

    • i.

      het in ontvangst nemen van de mededeling omtrent de (her)indicatiebeschikking waarvan sprake is in artikel 5 de leden 1 en 2 van het Buwbw;

    • j.

      de berichtgeving van het intrekken van de indicatie aan het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Buswbw;

    • k.

      het aanvragen van de herindicatie volgens de regels daartoe gesteld in artikel 6 de leden 1 en 4 van het Buswbw;

    • l.

      de bevoegdheden ten aanzien van begeleid werken zoals genoemd in de artikelen 11 de leden 1, 2 en 3 en artikel 14 de leden 1 en 2 van het Buswbw;

    • m.

      het houden van aantekening van het verloop van ziekte en re-integratie in een re-integratieverslag zoals bedoeld in artikel 25 van de WIA.

  • 2. De colleges kunnen het werkvoorzieningschap mandateren voor een aantal uitvoeringstaken welke behoren tot de bevoegdheden en verantwoordelijkheden die de colleges in het kader van de Wsw niet aan het werkvoorzieningschap (kunnen) overdragen.

Artikel 6 Beleidsregels

Het college stelt beleidsregels op over de uitvoering van de aan het werkvoorzieningschap overgedragen verantwoordelijkheden en bevoegdheden en ter zake van de aan het werkvoorzieningschap gemandateerde bevoegdheden.

Hoofdstuk 4 – Het Algemeen bestuur

Paragraaf 1 Samenstelling

Artikel 7 Samenstelling algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur bestaat uit vijf leden, te weten:

  • a. de voorzitter;

  • b. de plaatsvervangend voorzitter;

  • c. de secretaris;

  • d. twee andere leden.

  • 2. De leden van het algemeen bestuur worden door de colleges uit hun midden, de voorzitter inbegrepen, aangewezen. De colleges wijzen elk één lid van het algemeen bestuur aan, alsmede één plaatsvervangend lid.

  • 3. Het college wijst bij voorkeur de wethouder die de zorg voor de Wsw in zijn portefeuille heeft aan als lid van het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur wordt ter zijde gestaan door een door het algemeen bestuur aan te wijzen commissaris: een adviseur van buiten de kring van dat bestuur, welke beschikt over aantoonbare deskundigheid met betrekking tot met name bedrijfseconomische aspecten van de aan het werkvoorzieningschap opgedragen taak.

  • 5. De commissaris adviseert het algemeen bestuur gevraagd en ongevraagd over bedrijfseconomische onderwerpen die het werkvoorzieningschap raken. Het staat het algemeen bestuur vrij het verstrekte advies al dan niet op te volgen.

  • 6. Het algemeen bestuur kan besluiten de commissaris uit te nodigen voor zijn vergadering. De commissaris kan niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen hij in de vergadering van het algemeen bestuur heeft gezegd of aan het algemeen bestuur schriftelijk heeft overgelegd.

Artikel 8 Onverenigbaarheid

Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met:

  • a.

    de betrekking van ambtenaar door of vanwege een deelnemende gemeente aangesteld of daaraan ondergeschikt. Dit geldt niet ten aanzien van collegeleden die tevens ambtenaar van de burgerlijke stand zijn;

  • b.

    de betrekking van personeelslid;

  • c.

    de betrekking van werknemer.

Artikel 9 Einde lidmaatschap algemeen bestuur

  • 1. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de colleges afloopt. De aftredende leden blijven in dat geval hun functie waarnemen tot het tijdstip waarop de nieuwe colleges de nieuwe leden van het algemeen bestuur hebben aangewezen.

  • 2. De colleges beslissen zo mogelijk in de eerste vergadering van de zittingsperiode, doch uiterlijk binnen 6 weken daarna, over de aanwijzing van de nieuwe leden van het algemeen bestuur. Aftredende leden kunnen opnieuw als lid worden aangewezen.

  • 3. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Zij stellen de voorzitter, alsmede het college dat hen heeft aangewezen, onverwijld van dit ontslag in kennis.

  • 4. Indien tussentijds een plaats in het algemeen bestuur openvalt, wijst het college van de deelnemende gemeente die het aangaat, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk twee maanden nadat de plaats in het algemeen bestuur is opengevallen, uit zijn midden een nieuw lid aan.

  • 5. Van elke aanwijzing tot lid van het algemeen bestuur en wijziging daarin doet het betrokken college binnen acht dagen mededeling aan de voorzitter van het algemeen bestuur.

  • 6. Datgene dat in deze regeling is bepaald ten aanzien van de leden van het algemeen bestuur is eveneens van toepassing op de plaatsvervangend leden.

Paragraaf 2 Werkwijze

Artikel 10 Vergaderingen algemeen bestuur

  • 1. Het algemeen bestuur kan als adviserende leden aan zijn vergaderingen doen deelnemen degenen die daartoe door het algemeen bestuur worden uitgenodigd.

  • 2. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd, noch een besluit worden genomen over:

  • a. het vaststellen of wijzigen van de begroting van het werkvoorzieningschap;

  • b. het vaststellen van de jaarrekening van het werkvoorzieningschap;

  • c. het aanwijzen en het ontslag van leden van het dagelijks bestuur.

Artikel 11 Reglement van orde

  • 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergadering en andere werkzaamheden een reglement van orde vast. Dit reglement mag geen bepalingen bevatten die strijdig zijn met deze regeling.

  • 2. Het algemeen bestuur brengt dit reglement en eventueel daarin aan te brengen wijzigingen zo spoedig mogelijk ter kennis van de colleges.

  • 3. Het bepaalde in de artikelen de artikelen 16, 17, 19, 20, 22, 26 en 28 t/m 33 van de Gemeentewet is, voor zover daarvan bij deze regeling niet is afgeweken, van overeenkomstige toepassing op de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 4. In afwijking van het in artikel 30 van de gemeentewet bepaalde is voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming een 4/5 meerderheid van hen die een stem hebben uitgebracht vereist.

Paragraaf 3 Bevoegdheden en taken

Artikel 12 Bevoegdheden en taken algemeen bestuur

Ter uitvoering van zijn bevoegdheden en taken besluit het algemeen bestuur in ieder geval over:

  • a.

    het jaarlijks vaststellen van een vier-jaren MeerJarenBeleidsplan, in dit plan dienen altijd door het bestuur vastgestelde onderwerpen aan de orde te komen, zoals marketing en acquisitiebeleid, personele aspecten en financieel beleid;

  • b.

    het vaststellen van het jaarplan met de daarin opgenomen begroting;

  • c.

    het vaststellen van begrotingswijzigingen;

  • d.

    het vaststellen van het jaarverslag met de daarin opgenomen jaarrekening;

  • e.

    het benoemen, schorsen en ontslaan van de algemeen directeur;

  • f.

    het jaarlijks vaststellen van de financiële vergoeding van de commissaris van het dagelijks bestuur zoals beschreven in artikel 17;

  • g.

    de vaststelling van de wijzigingen in de organisatie voor zover deze belangrijke personele, financiële of structurele consequenties tot gevolg hebben;

  • h.

    samenwerking met andere rechtspersonen;

  • i.

    de aankoop, verkoop of het geheel of gedeeltelijk vervreemden of het bezwaren van onroerend goed van het werkvoorzieningschap;

  • j.

    het onderhands verhuren, verpachten of in gebruik geven van onroerend goed van het werkvoorzieningschap;

  • k.

    het aangaan van kredietgaranties ten behoeve van het werkvoorzieningschap.

Artikel 13 Informatie- en verantwoordingsverplichtingen

    • 1.

      Een lid van het algemeen bestuur is aan het college dat hem heeft aangewezen, alsmede de raad van die gemeente, verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid.

    • 2.

      Een lid van het algemeen bestuur geeft het college dat hem heeft aangewezen, alsmede de raad van die gemeente, ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het algemeen bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

    • 3.

      Een lid van het algemeen bestuur geeft aan het college dat hem heeft aangewezen, alsmede de raad van die gemeente, schriftelijk alle inlichtingen die door één of meerdere leden van het college, respectievelijk de raad, wordt verlangd.

    • 4.

      Een lid van het algemeen bestuur kan hetzij schriftelijk, hetzij mondeling door de raad van de deelnemende gemeente vanuit welks college het lid is aangewezen, ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid. De raden van de deelnemende gemeenten regelen op welke wijze verantwoording wordt afgelegd.

    • 5.

      Het algemeen bestuur verstrekt op de in de desbetreffende gemeente gebruikelijke wijze aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die raden wordt verlangt. De raden van de deelnemende gemeenten kunnen nader regelen op welke wijze de inlichtingen worden verstrekt.

    • 6.

      Het algemeen bestuur informeert de raden van de deelnemende gemeenten actief door:

  • a. minimaal twee informatiebijeenkomsten per jaar voor de raden te organiseren. Een van de informatiebijeenkomsten heeft het jaarverslag, het jaarplan en de begroting van het werkvoorzieningschap voor het daaropvolgende kalenderjaar als onderwerp;

  • b. door de agenda en de vastgestelde verslagen van de vergaderingen van het algemeen bestuur te publiceren en aan de raadsgriffies toe te zenden. Van het bepaalde in dit lid kan slechts worden afgeweken na unanieme besluitvorming door de raden van alle deelnemende gemeenten.

Hoofdstuk 5 - Het Dagelijks Bestuur

Paragraaf 1 Samenstelling

Artikel 14 Samenstelling dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit vijf leden, te weten:

  • a. de voorzitter;

  • b. de plaatsvervangend voorzitter;

  • c. de secretaris;

  • d. twee andere leden.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur worden door het algemeen bestuur aangewezen. Elk college heeft één vertegenwoordiger in het dagelijks bestuur.

  • 3. Bij verhindering van een lid van het dagelijks bestuur wordt, voor zover nodig, het lid dat volgens artikel 7 lid 2 van deze regeling als zijn vervanger in het algemeen bestuur is aangewezen tevens aangewezen als zijn vervanger in het dagelijks bestuur.

  • 4. Het dagelijks bestuur wordt ter zijde gestaan door een door het algemeen bestuur aan te wijzen commissaris: een adviseur van buiten de kring van dat bestuur, welke beschikt over aantoonbare deskundigheid met betrekking tot met name bedrijfseconomische aspecten van de aan het werkvoorzieningschap opgedragen taak.

  • 5. De commissaris adviseert het dagelijks bestuur gevraagd en ongevraagd over bedrijfseconomische onderwerpen die het werkvoorzieningschap raken. Het staat het dagelijks bestuur vrij het verstrekte advies al dan niet op te volgen.

  • 6. Het dagelijks bestuur kan besluiten de commissaris uit te nodigen voor zijn vergadering. De commissaris kan niet in rechte worden vervolgd of aangesproken voor hetgeen hij in de vergadering van het dagelijks bestuur heeft gezegd of aan het dagelijks bestuur schriftelijk heeft overgelegd.

Artikel 15 Einde lidmaatschap van het dagelijks bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur treden als lid van dat bestuur af op de dag, waarop de zittingsperiode van het algemeen bestuur afloopt.

  • 2. Zolang er geen nieuw dagelijks bestuur is gekozen, blijft het aftredend dagelijks bestuur belast met de behandeling van de lopende zaken.

  • 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen door daarvan schriftelijk mededeling te doen aan het algemeen bestuur.

  • 4. Het lid van het dagelijks bestuur bedoeld in artikel 14, eerste lid van deze regeling, dat tussentijds ophoudt lid te zijn van het algemeen bestuur, houdt tevens op lid te zijn van het dagelijks bestuur.

  • 5. Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur vrijkomt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk een nieuw lid van het dagelijks bestuur aan. Gaat het openvallen van een plaats in het dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats in het algemeen bestuur, dan stelt het algemeen bestuur de aanwijzing van een nieuw lid van het dagelijks bestuur uit, totdat de opengevallen plaats in het algemeen bestuur weer is bezet.

  • 6. Indien langdurige verhindering of ontstentenis van een lid van het dagelijks bestuur wordt verwacht, kan het algemeen bestuur op voorstel van het dagelijks bestuur in diens tijdelijke vervanging voorzien.

Paragraaf 2 Werkwijze

Artikel 16 Vergaderingen van het dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert ten minste vier maal per jaar en voorts zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of ten minste twee andere leden van het dagelijks bestuur dit, onder opgave van de te behandelen onderwerpen, schriftelijk verzoeken.

  • 2. Het dagelijks bestuur kan als adviserende leden aan haar vergadering doen deelnemen degenen die zij daartoe uitnodigt.

  • 3. Het bepaalde in de artikelen 52 tot en met 60 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op vergaderingen van het dagelijks bestuur.

  • 4. In afwijking van het in artikel 58 juncto artikel 30 van de gemeentewet bepaalde is voor het tot stand komen van een beslissing bij stemming een 4/5 meerderheid van hen die een stem hebben uitgebracht vereist.

Paragraaf 3 Financiële vergoeding

Artikel 17 Financiële vergoeding commissaris

De commissaris als bedoeld in de artikelen 7 lid 4 en 14 lid 4 van deze regeling ontvangt een vergoeding voor de door hem ten behoeve van het werkvoorzieningschap te verrichten werkzaamheden. Deze vergoeding wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld.

Paragraaf 4 Bevoegdheden en taken

Artikel 18 Taken dagelijks bestuur

  • 1. Het dagelijks bestuur heeft tot taak:

  • a. het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter informatie, ter overweging en ter beslissing wordt voorgelegd en het voorbereiden van de vergaderingen van het algemeen bestuur;

  • b. het uitvoeren van besluiten van het algemeen bestuur;

  • c. het nemen van spoedeisende besluiten;

  • d. het behandelen van bezwaarschriften, uitgezonderd bezwaren op beslissingen, voorvloeiende uit door de gemeenten gemandateerde bevoegdheden;

  • e. het aangaan van contracten die de waarde van het in het directiestatuut bepaalde bedrag te boven gaan;

  • f. al hetgeen nodig is voor de goede uitvoering van de Wsw, voorzover de colleges verantwoordelijkheden en bevoegdheden in het kader van de Wsw en bijbehorende uitvoeringstaken aan het werkvoorzieningschap hebben overgedragen of uitvoeringstaken aan het werkvoorzieningschap hebben gemandateerd.

  • 2. Het dagelijks bestuur draagt een aantal taken op aan de algemeen directeur. Deze taken zijn neergelegd in het directiestatuut.

Artikel 19 Informatie- en verantwoordingsplicht leden dagelijks bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door het dagelijks bestuur gevoerde beleid. Het algemeen bestuur regelt in zijn reglement van orde op welke wijze verantwoording wordt afgelegd.

  • 2. De leden van het dagelijks bestuur geven het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door een of meer leden van het algemeen bestuur gevraagde inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.

  • 3. Het algemeen bestuur is bevoegd een door hem aangewezen lid van het dagelijks bestuur tussentijds ontslag te verlenen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Het bepaalde in de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

Hoofdstuk 6 - De voorzitter

Artikel 20 Aanwijzing voorzitter en beëindiging voorzitterschap

  • 1. De voorzitter is voorzitter van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur en wordt door en uit het algemeen bestuur gekozen.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst tevens uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 3. Bij verhindering van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter worden de voorzitterstaken waargenomen door een lid van het dagelijks bestuur, door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen.

  • 4. Het voorzitterschap eindigt tegelijk met het lidmaatschap van het algemeen bestuur.

  • 5. Indien een voorzitter tussentijds aftreedt, wijst het algemeen bestuur zo spoedig mogelijk, met inachtneming van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel, een nieuwe voorzitter aan.

Artikel 21 Bevoegdheden en taken voorzitter

  • 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter is belast met het toezicht op de uitvoering van de besluiten van het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter ondertekent met de secretaris alle stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.

  • 4. Ten aanzien van de bevoegdheden en taken van de voorzitter zijn de bepalingen van de artikelen 26, 73, 74, 171 en 273 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. In gedingen en rechtshandelingen tussen het werkvoorzieningschap en de gemeente van welks college de voorzitter deel uitmaakt, wordt het werkvoorzieningschap vertegenwoordigd door een ander daartoe door het dagelijks bestuur uit zijn midden gekozen lid.

Hoofdstuk 7 – De secretaris

Artikel 22 Aanwijzing secretaris en taken

  • 1. Het algemeen bestuur wijst uit de leden van het dagelijks bestuur, die tevens lid zijn van het algemeen bestuur, niet zijnde de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter, een secretaris van het bestuur aan.

  • 2. Het dagelijks bestuur regelt bij verhindering van de secretaris zijn vervanging.

  • 3. De secretaris ziet toe op een tijdige convocatie voor vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur. Hij ziet toe op een correcte notulering van die vergaderingen. De secretaris geniet administratieve bijstand van een functionaris behorende tot de organisatie van het werkvoorzieningschap. In de door het dagelijks bestuur op te stellen instructie van deze functionaris dient de rechtstreekse verantwoordelijkheid aan de secretaris te worden geregeld.

  • 4. Alle besluiten die van het algemeen bestuur of het dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede-ondertekend.

Hoofdstuk 8 – Personeel

Artikel 23 Verantwoordelijkheden en taken algemeen directeur

  • 1. De algemeen directeur heeft de dagelijkse leiding ten aanzien van de uitvoering van de aan het werkvoorzieningschap opgedragen taken. Hij is daarvoor verantwoording verschuldigd aan het dagelijks bestuur, zoals vastgelegd in het directiestatuut.

  • 2. De algemeen directeur is belast met het opstellen en bedrijfsmatig uitvoeren van het beleids- en strategisch plan als bedoeld in artikel 12, onderdeel a van deze regeling, voor zover die uitvoering niet krachtens enige wettelijke bepaling of deze regeling is voorbehouden aan het dagelijks bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt het directiestatuut vast.

Artikel 24 Rechtspositie ambtelijke medewerkers

Op het personeel van het werkvoorzieningschap zijn, voor zover het medewerkers met een ambtelijke aanstelling betreft, van overeenkomstige toepassing de rechtspositieregelingen van het personeel in ambtelijke dienst van de gemeente Ede, behoudens voor zover het algemeen bestuur voor bepaalde categorieën personeelsleden een andere regeling heeft vastgesteld of van toepassing heeft verklaard.

Hoofdstuk 9 - Werknemers

Artikel 25 Indienstname werknemers

  • 1. De algemeen directeur besluit, gelet op de gemeentelijke taakstelling Wsw en de ruimte binnen de Permar-organisatie, over de indienstname en plaatsing van geïndiceerden van de wachtlijst. Nadere afspraken over de indienstname en plaatsing van geïndiceerden van de wachtlijst worden opgenomen in de beleidsregels. Het werkvoorzieningschap meldt de gemeenten wie er binnen het schap geplaatst is, ongeacht de herkomst van de aanmelding.

  • 2. Op verzoek van de gemeente worden zo mogelijk eveneens personen toegelaten of in dienst genomen in het kader van andere sociale wet- en regelgeving dan de Wsw of met behoud van uitkering, indien naar het oordeel van het gemeentebestuur dit wenselijk is voor de desbetreffende personen op het terrein van behoud, herstel of bevordering van de arbeidsgeschiktheid.

Hoofdstuk 10 - Financiële bepalingen

Artikel 26 Financieel beheer

Met betrekking tot de financiële organisatie en het kasbeheer van het werkvoorzieningschap en met betrekking tot de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding van het werkvoorzieningschap zijn de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

Artikel 27 Begroting

    • 1.

      De artikelen 208 en 209 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing met betrekking tot het opstellen van de ontwerp-begroting van het werkvoorzieningschap door het dagelijks bestuur en het vaststellen van de begroting van het werkvoorzieningschap door het algemeen bestuur.

    • 2.

      Aanvullend op het volgens het eerste lid bepaalde, geldt dat:

  • a. het dagelijks bestuur de ontwerpbegroting, voorzien van een toelichting, voor 1 mei van het voorafgaande jaar toezendt aan de raden;

  • b. het dagelijks bestuur in de ontwerpbegroting de voorgestelde gemeentelijke vergoeding per arbeidsjaar Wsw, als bedoeld in artikel 28, derde lid van deze regeling, weergeeft;

  • c. de raden voor 1 juli van het jaar, voorafgaande aan het jaar waarop de begroting betrekking heeft, bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren kunnen brengen.

Artikel 28 Financiering

  • 1. De deelnemende gemeenten betalen het werkvoorzieningschap een vergoeding per gerealiseerd arbeidsjaar Wsw voor de vanuit die gemeenten afkomstige werknemers die conform de opdracht van die gemeente door of via het werkvoorzieningschap werk wordt geboden.

  • 2. Over de bevoorschotting van het werkvoorzieningschap door de deelnemende gemeenten worden nadere afspraken opgenomen in de beleidsregels.

  • 3. Onder- en overrealisatie worden berekend ten opzichte van de door het Ministerie per gemeente vastgestelde taakstelling. Kosten van onder- en overrealisatie voortkomend uit een wijziging van de taakstelling komen ten laste van de gemeenschappelijke regeling.

  • 4. Individuele gemeenten kunnen een beleidsmatige keuze maken voor overrealisatie. Kosten die samenhangen met een dergelijke beleidskeuze komen voor rekening van de gemeente die besluit tot overrealisatie.

  • 5. Wanneer in enig jaar een positief exploitatiesaldo wordt verkregen anders dan door onderrealisatie, wordt dat saldo toegevoegd aan de algemene reserve/het weerstandsvermogen van het werkvoorzieningschap.

  • 6. Wanneer in enig jaar een negatief exploitatiesaldo wordt gerealiseerd anders dan door overrealisatie als bedoeld in lid 4 van dit artikel wordt dat saldo ten laste van de algemene reserve/het weerstandsvermogen van het werkvoorzieningschap gebracht.

  • 7. Indien in enig jaar de algemene reserve/het weerstandsvermogen niet toereikend is voor de verrekening van een negatief exploitatiesaldo, wordt het resterende tekort op de jaarrekening door de gemeenten aangevuld door storting van een extra gemeentelijke bijdrage.

  • 8. De hiervoor benodigde bijdrage wordt per gemeente berekend naar rato van het aantal gerealiseerde arbeidsjaren Wsw gerekend naar hele maanden in het jaar waarover het negatieve exploitatiesaldo is opgebouwd.

  • 9. Indien aan het algemeen bestuur blijkt dat een deelnemende gemeente weigert deze uitgaven op de begroting te zetten, doet het algemeen bestuur onverwijld aan Gedeputeerde Staten het verzoek over te gaan tot toepassing van de artikelen 194 en 195 van de Gemeentewet.

Artikel 29 Rekening en verantwoording

  • 1. Van de inkomsten en uitgaven wordt door het dagelijks bestuur over elk kalenderjaar verantwoording gedaan aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening en de daarbij behorende bescheiden. Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag van het onderzoek naar de deugdelijkheid van de rekening, ingesteld door een deskundige, alsmede hetgeen het voor zijn verantwoording verder dienstig acht. Het bepaalde in artikel 213 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening van het werkvoorzieningschap vast vóór 1 mei van het jaar volgend op het verslagjaar.

  • 3. Het dagelijks bestuur zendt de rekening binnen twee weken na de vaststelling, maar in ieder geval vóór 15 juli van het jaar volgend op het verslagjaar, met alle bijbehorende stukken aan de raden.

  • 4. De vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot decharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Hoofdstuk 11 - Archief

Artikel 30 Archiefbepalingen

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg en het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van het werkvoorzieningschap, overeenkomstig een door het algemeen bestuur met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling.

  • 2. De algemeen directeur is belast met de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het vorige lid, overeenkomstig de door het algemeen bestuur vast te stellen regeling.

Hoofdstuk 12 - Toetreding, uittreding, wijziging en beëindiging

Artikel 31 Toetreding

  • 1. Toetreding van andere gemeenten tot de regeling kan plaatsvinden door een daartoe strekkend verzoek van het college aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur doet de colleges van de deelnemende gemeenten een voorstel voor de toetreding waarin zij aangeeft welke voorwaarden aan de toetreding zijn verbonden.

  • 3. Het algemeen bestuur stemt niet in met de toetreding dan na een daartoe strekkend besluit van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 4. De toetreding vindt plaats op de achtste dag volgend op de instemming van het algemeen bestuur, tenzij het besluit een latere datum aangeeft.

Artikel 32 Uittreding

  • 1. Een gemeente kan uittreden uit de regeling door een daartoe strekkend verzoek van het college aan het algemeen bestuur.

  • 2. In het geval een college aan het algemeen bestuur kenbaar maakt uit deze regeling te willen treden, benoemt het dagelijks bestuur een commissie die de gevolgen van de uittreding onderzoekt. De commissie brengt hieromtrent advies uit aan het algemeen bestuur.

  • 3. Het algemeen bestuur bewilligt niet in uittreding dan na een daartoe strekkend besluit van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de voorwaarden vast waaronder de uittreding kan plaatsvinden.

  • 5. Indien geen bewilliging wordt verleend, is sprake van een geschil zoals bedoeld in artikel 28 van de Wet gemeenschappelijke regelingen.

  • 6. Het algemeen bestuur regelt, onder goedkeuring van Gedeputeerde Staten, de financiële en andere gevolgen van de uittreding.

  • 7. Uittreding vindt te allen tijde plaats op 1 januari van het tweede jaar volgende op het jaar waarin het algemeen bestuur in de uittreding heeft bewilligd.

Artikel 33 Wijziging

  • 1. De regeling kan worden gewijzigd door een daartoe strekkend verzoek van het algemeen bestuur, al dan niet op voorstel van het dagelijks bestuur, of van (een van) de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Indien het voorstel uitgaat van het algemeen bestuur, zendt het algemeen bestuur het voorstel aan de colleges, die binnen twee maanden na ontvangst van dit voorstel een besluit nemen en dit terstond aan het algemeen bestuur meedelen.

  • 3. Indien het voorstel uitgaat van één of meer colleges, zenden deze het voorstel aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur doet het voorstel met haar beschouwingen ter zake binnen twee maanden aan de colleges van alle deelnemende gemeenten toekomen. De colleges nemen binnen twee maanden na ontvangst van dit voorstel een besluit en delen dit terstond mee aan het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de wijziging van de regeling niet vast dan na een daartoe strekkend besluit van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 5. De colleges dragen zorg voor de bekendmaking van het besluit tot wijziging op de in de gemeente gebruikelijke wijze.

Artikel 34 Opheffing

  • 1. De regeling kan worden opgeheven door een daartoe strekkend verzoek van het algemeen bestuur, al dan niet op voorstel van het dagelijks bestuur, of van (een van) de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Indien het voorstel uitgaat van het algemeen bestuur, zendt het algemeen bestuur het voorstel aan de colleges, die binnen twee maanden na ontvangst van dit voorstel een besluit nemen en dit terstond aan het algemeen bestuur meedelen.

  • 3. Indien het voorstel uitgaat van één of meer colleges, zenden deze het voorstel aan het algemeen bestuur. Het algemeen bestuur doet het voorstel met haar beschouwingen ter zake binnen twee maanden aan de colleges van alle deelnemende gemeenten toekomen. De colleges nemen binnen twee maanden na ontvangst van dit voorstel een besluit en delen dit terstond mee aan het algemeen bestuur.

  • 4. Het algemeen bestuur gaat niet over tot opheffing van de regeling dan na een daartoe strekkend besluit van de colleges van de deelnemende gemeenten.

  • 5. De opheffing van de regeling wordt van kracht op de achtste dag volgend op de vaststelling door het algemeen bestuur van de besluiten van de colleges van de deelnemende gemeenten, tenzij in overleg wordt gekozen voor een latere datum.

  • 6. In geval van opheffing van de regeling is het algemeen bestuur belast met de liquidatie. Het doet daartoe de nodige voorstellen aan de colleges van de gemeenten. Onverminderd het bepaalde in dit artikel kan hierbij van de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.

  • 7. Het liquidatieplan voorziet in de verplichting van de deelnemende gemeenten tot deelneming in de financiële en personele gevolgen van de beëindiging van deze regeling.

  • 8. De organen van het werkvoorzieningschap blijven zo nodig na het tijdstip van de beëindiging in functie totdat de liquidatie is beëindigd.

Hoofdstuk 13 - Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 35 Inwerkingtreding, duur van de regeling en bekendmaking

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 november 2010.

  • 2. Met de inwerkingtreding van deze regeling komen alle voorgaande regelingen te vervallen.

  • 3. Het college van burgemeester en wethouders van Ede wordt aangewezen als het college verantwoordelijk voor de toezending van de gewijzigde regeling aan gedeputeerde staten van de provincie.

  • 4. De colleges van de deelnemende gemeenten dragen zorg voor de bekendmaking van de regeling op de in de gemeente gebruikelijke manier.

Nota-toelichting

Aanleiding

De gemeenten Ede, Wageningen, Scherpenzeel, Barneveld en Renkum werken voor de uitvoering van de sociale werkvoorziening samen in de gemeenschappelijke regeling Permar WS (de letters “WS” staan voor Werkvoorzieningschap). Ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving maken aanpassing van de gemeenschappelijke regeling noodzakelijk. De belangrijkste daarvan zijn de dualisering van het gemeentebestuur en de modernisering van de sociale werkvoorziening.

 

Dualisering gemeentebestuur

In 2002 is een begin gemaakt met de dualisering van het gemeentebestuur. De taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van colleges van burgemeester en wethouders en gemeenteraden werden duidelijker gescheiden dan voorheen het geval was. Kern van de dualisering is de scheiding van bestuur en controle. De raad heeft in het nieuwe bestuursmodel kaderstellende en controlerende taken. Het college van burgemeester en wethouders is verantwoordelijk voor de uitvoering.

 

In de jaren na de doorvoering van de dualisering werd steeds meer wet- en regelgeving aangepast aan de striktere scheiding van taken en bevoegdheden. De Wet dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden wijzigt een groot aantal wetten en regelingen  waarin gemeenten uitvoering geven aan landelijke maatregelen. Waar voorheen taken en bevoegdheden in de wet in algemene zin aan de gemeenten werden opgedragen, werd dat door de genoemde wet gewijzigd in een specifieke opdracht aan college of raad.

 

Voor de dualisering was de opdracht tot het uitvoeren van de Wet sociale werkvoorziening gericht aan de gemeente. De gezamenlijke verantwoordelijkheid van college- en raadsleden werd weerspiegeld in de structuur van de uitvoering. De gemeenten Ede, Wageningen, Scherpenzeel, Barneveld en Renkum werkten samen in de gemeenschappelijke regeling Permar WS. Het algemeen bestuur van de regeling bestond uit zowel college- als raadsleden.

 Sinds de wet dualisering gemeentelijke medebewindbevoegdheden ligtde verantwoordelijkheid voor de uitvoering echter bij de colleges. De wet stelt dat  gemeenschappelijke regelingen die zijn aangegaan voor de uitvoering van taken die na de dualisering het domein zijn van het college worden geacht te zijn aangegaan door colleges. De wet gemeenschappelijke regelingen schrijft voor dat het algemeen bestuur van een dergelijke collegeregeling slechts bestaat uit collegeleden. Hiertoe moet de gemeenschappelijke regeling worden gewijzigd.  

Modernisering sociale werkvoorziening

Regeringen van verschillende politieke kleur hebben sinds het eind van de vorige eeuw grote wijzigingen aangebracht in het stelsel van sociale zekerheid. Na wijzigingen in het wettelijk kader en de uitvoering rond ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, bijstand en re-integratie was het tijd voor modernisering van de sociale werkvoorziening. Na een brede sectorale discussie werd de Wet sociale werkvoorziening in 2008 ingrijpend gewijzigd. 

 

Een van de belangrijke elementen in de modernisering van de sociale werkvoorziening is de positie van de gemeente ten opzichte van de uitvoering. In de periode voor de wetswijziging stonden veel gemeenten ver van de uitvoering af. Hoewel de uitvoering van de sociale werkvoorziening een gemeentelijke verantwoordelijkheid was, werd de financiering en controle van de vele gemeenschappelijke regelingen rechtstreeks geregeld door het Ministerie van SZW.

 

Doel van de wetswijziging is onder andere gemeenten de regie over de uitvoering van de sociale werkvoorziening terug te geven. De gewijzigde wet laat de mogelijkheid voor gemeenten om taken en bevoegdheden over te dragen aan een gemeenschappelijke regeling grotendeels ongemoeid. Wel maakt de wet een einde aan de rechtstreekse financierings- en verantwoordingsrelatie tussen het rijk en de uitvoering. Bevoegdheden op het terrein van financiering en verantwoording kunnen niet langer worden overgedragen. De gemeenschappelijke regeling moet hierop worden aangepast.

 

De wetswijziging voorziet daarnaast tevens in een aantal inhoudelijke vernieuwingen van de sociale werkvoorziening. Een van de belangrijkste daarvan is de introductie van een persoonsgebonden budget begeleid werken. Geïndiceerden die kunnen instromen of reeds werkzaam zijn in de sociale werkvoorziening kunnen volgens de regels die zijn vastgelegd in de verordening PGB begeleid werken zelf een werkgever zoeken en een begeleidingsorganisatie uitkiezen. De gemeente subsidieert de werkgever, de begeleidingsorganisatie en eventuele werkplekaanpassingen. Deze nieuwe mogelijkheid leidt tot aanpassingen in de gemeenschappelijke regeling.

Wijziging van de bestuurlijke structuur

Gezien de voorgaande toelichting ligt het voor de hand dat de belangrijkste en meest in het oog springende wijziging in de gemeenschappelijke regeling is gelegen in de verandering van de bestuurlijke structuur. Raadsleden kunnen niet langer zitting hebben in het algemeen bestuur van een regeling die is aangegaan door de colleges. Deze wijziging heeft gevolgen voor de tekst van veel artikelen die betrekking hebben op het bestuur van Permar.

 

Daarnaast werpt de beëindiging van de bestuurlijke verantwoordelijkheid van raadsleden de vraag op naar de nieuwe samenstelling van het algemeen en dagelijks bestuur. De wet gemeenschappelijke regelingen geeft daarvoor de nodige mogelijkheden. Feitelijk kan het algemeen bestuur bestaan uit één of meerdere collegeleden van twee of meer deelnemende gemeenten. Het dagelijks bestuur moet bestaan uit een voorzitter en twee of meer andere leden die niet uit één gemeente afkomstig mogen zijn.

 

De samenwerkende gemeenten vinden het ondanks deze wettelijke mogelijkheden belangrijk dat zij allen vertegenwoordigd zijn in zowel het algemeen als het dagelijks bestuur van de gemeenschappelijke regeling. Het aanwijzen van twee collegeleden per gemeente in het algemeen bestuur wordt gezien het takenpakket van het algemeen bestuur en de omvang van de kleinere gemeenten wenselijk noch noodzakelijk geacht. Er is daarom voor gekozen zowel het algemeen als het dagelijks bestuur te laten bestaan uit de vakwethouders.

 

Overdracht van bevoegdheden

Een andere belangrijke wijziging is gelegen in de overdracht van bevoegdheden aan Permar WS. In de huidige gemeenschappelijke regeling is simpelweg opgenomen dat alle taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden die de wet de gemeenten toekent worden overgedragen. De wijziging van de Wet sociale werkvoorziening maakt een dergelijke figuur onmogelijk. Bevoegdheden op het terrein van financiën en verantwoording kunnen niet langer worden gedelegeerd.

 

De gemeenten kiezen er tevens voor om de beslissing over het toekennen van het bij de wetswijziging ingevoerde persoonsgebonden budget begeleid werken in eigen hand te houden. Hiermee wordt voorkomen dat Permar als belanghebbende een oordeel velt over de aanvraag van burgers met betrekking tot een andere begeleidingsorganisatie. De overige taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de colleges worden gedelegeerd aan de gemeenschappelijke regeling.

 

Nieuw in de regeling zijn beleidsregels. Hierin stelt het college regels over de uitoefening van de aan het werkvoorzieningschap overgedragen verantwoordelijkheden en bevoegdheden en ter zake van de aan het werkvoorzieningschap gemandateerde bevoegdheden zoals opgenomen in artikel 5 van de GR. Hierin komt de regiefunctie van de gemeenten tot uitdrukking. Daarnaast hebben de gemeenten op individuele basis de mogelijkheid niet-overgedragen taken te mandateren aan Permar. Bij een dergelijke constructie blijft de eindverantwoordelijkheid bij het college, maar kunnen de werkzaamheden worden uitgevoerd door Permar.

 

Redactionele wijzigingen

Tenslotte zijn een aantal redactionele wijzigingen doorgevoerd in de nieuwe gemeenschappelijke regeling. In de huidige tekst staan een groot aantal verwijzingen naar wetten als de Wet gemeenschappelijke regelingen of de Algemene wet bestuursrecht. Deze verwijzingen maken de regeling moeilijk leesbaar. Ze zijn bovendien overbodig: ook zonder een dergelijke vermelding zijn deze wetten van toepassing. Daarom is de keuze alleen verwijzing naar niet zonder meer van toepassing zijnd recht op te nemen.

 

De tekst van de huidige regeling kent ook inhoudelijk veel passages die min of meer letterlijk zijn overgenomen uit van toepassing zijnde wetten. Deze passages zijn juridisch overbodig en maken de tekst erg lang en moeilijk leesbaar. Hoewel de tekst door opname van dergelijke passages compleet lijkt is dat slechts schijn: niet alle elementen uit de van toepassing zijnde wetten zijn immers overgenomen. Daarom is ook hier de keuze gemaakt teksten uit bovenliggende wetten zonder toegevoegde waarde te schrappen.

 

Uiteraard is van de gelegenheid gebruik gemaakt de regeling te wijzigen op onderdelen waarvoor de gemeenten dat voor de huidige of toekomstige uitvoeringspraktijk van belang achten of waarvan de tekst van de huidige regeling juridische of praktische vraagtekens oproept. In de onderstaande toelichting per artikel wordt op dergelijke wijzigingen ingegaan.

 

Toelichting per artikel

 

NB: indien in de tekst wordt verwezen naar "huidige GR Permar WS", wordt hiermee bedoeld de tekst van de GR zoals geldig tot 1 november 2010 (op te vragen bij Permar WS of de deelnemende gemeenten).

 

Artikel 1

Er zijn verschillende wijzigingen en toevoegingen (bijvoorbeeld college, raad, geïndiceerde, gemeentelijke vergoeding) doorgevoerd. Vroeger werd gesproken over standaardeenheden (SE), in de nieuwe Wsw van arbeidsjaren.

 

Artikel 2

De officiële naam van het schap is “Permar WS”. Onder deze naam staat Permar ingeschreven bij onder andere de Kamer van Koophandel. De letters WS staan voor Werkvoorzieningschap.

 

Artikel 3

Niet inhoudelijk gewijzigd.

 

Artikel 4

Naast de uitvoering van de Wsw heeft de gemeenschappelijke regeling eveneens een taak op het gebied van re-integratie voor gemeenten die besluiten activiteiten op dit gebied te beleggen bij Permar. 

 

Artikel 5

In de huidige situatie zijn alle taken en bevoegdheden die de colleges op grond van de wet hebben overgedragen (gedelegeerd) aan de GR. De wet maakt de delegatie van de bevoegdheden ten aanzien van financiën en verantwoording expliciet onmogelijk. Daarnaast wensen de gemeenten de bevoegdheid te beslissen over het toekennen van een persoonsgebonden budget begeleid werken nadrukkelijk voor te behouden voor zichzelf. Dat betekent dat niet langer kan worden volstaan met het delegeren van alle in de wet aan de colleges toekomende beslissingen.

 

In dit artikel is gekozen voor een uitputtende opsomming van alle taken een bevoegdheden die de colleges op grond van de Wsw en de onderliggende regelgeving zoals het besluit uitvoering sociale werkvoorziening (Buswbw) en begeleid werken, en de regeling uitvoering sociale werkvoorziening en begeleid werken (Ruswbw) overdragen aan de GR. Uit jurisprudentie kan worden geconcludeerd dat met het oog op eventuele geschillen de uitputtende opsomming de voorkeur verdient boven een passage waarin bepaalde van deze bevoegdheden worden uitgesloten van overdracht.

 

Artikel 6

De ingrijpende wijziging van de Wsw heeft als doel de gemeenten in de regierol te brengen. Dat betekent dat de gemeente niet langer de taken en bevoegdheden genoemd in artikel 5 zonder meer overdraagt aan de GR. De gemeenten maken met de GR afspraken over de uitvoering van de bevoegdheden die zijn overgedragen of gemandateerd. Het gaat daarbij zowel om beleidsmatige aanwijzingen als om afspraken over de te behalen prestaties. Omdat er in artikel 5 sprake is van delegatie, geschiedt dat in de vorm van beleidsregels als bedoeld in artikel 10:16 van de Algemene wet bestuursrecht.  

 

Daarnaast zijn er gemeenten die een aantal taken en bevoegdheden wensen te mandateren aan de GR. Gemeenten kunnen daarover nadere instructies geven en de vastlegging daarvan kan ook via beleidsregels. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om die taken en bevoegdheden die niet kunnen worden gedelegeerd zoals de financiën en de verantwoording. Het verschil tussen delegatie en mandaat is dat in het laatste geval de gemeenten zelf verantwoordelijk blijven, maar de uitvoering overdragen.

Beleidsregels worden vastgesteld door het college en bekendgemaakt. Het spreekt voor zich dat over de uitvoering van de gedelegeerde of gemandateerde bevoegdheden overleg wordt gevoerd c.q. zoveel mogelijk overeenstemming wordt bereikt met Permar WS.

Tot slot: eventuele bezwaarschriften die worden ingediend tegen besluiten die in het kader van mandaat zijn genomen, dienen door de mandans (mandaatgever) zelf te worden behandeld. Bij delegatie neemt het Dagelijks Bestuur een beslissing op bezwaar. Dit laatste is vastgelegd in artikel 18 lid 1 onder d.

 

Artikel 7

Dit artikel is aangepast aan de in de algemene toelichting besproken wijziging van raadsregeling naar collegeregeling. In de GR hebben daarom nog slechts collegeleden zitting. De raad heeft een controlerende functie. Raadsleden hebben geen zitting meer in het algemeen bestuur. De functie van de commissaris uit de huidige gemeenschappelijke regeling is gebleven. Wel is de formele positie van de commissaris uitgebreider beschreven in de tekst van de regeling.

 

Artikel 8

Is aangepast ten opzichte van de huidige GR. In de voorgestelde wijziging worden zowel werknemers als personeelsleden als ambtenaren van het schap of aan het schap gelieerde rechtspersonen uitgesloten van lidmaatschap van het algemeen bestuur.

 

Artikel 9

Dit artikel is aangepast aan de omvorming van de GR tot een collegeregeling wordt. Voor de volledigheid is een aantal leden (4, 6) aan dit artikel toegevoegd.

 

Artikel 10 (vervangt artikelen 9 en 10 van huidige GR Permar WS):

Dit artikel is ten opzichte van de huidige GR vereenvoudigd. Alle tekst die rechtstreeks is ontleend aan de WGR en de van toepassing verklaarde artikelen uit de gemeentewet zijn verwijderd.

 

Artikel 11 (artikel 13 in huidige GR Permar WS):

In lid 3 van dit artikel worden een aantal artikelen van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard. In deze artikelen wordt de wijze waarop vergaderingen van het algemeen bestuur worden uitgeschreven en verlopen geregeld.

 

In de huidige regeling Permar WS worden besluiten genomen op basis van unanimiteit. In lid 4 wordt geregeld dat in de nieuwe regeling een 4/5 meerderheid volstaat. Hoewel het streven naar solidariteit onverkort de basis onder de regeling blijft, doet instemming van 4 van de 5 partners meer recht aan de getalsmatige verhoudingen tussen de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 11 huidige GR Permar WS:

Vervalt omdat dit overeenkomt met het bepaalde in artikel 20 van de WGR.

 

Artikel 12 huidige GR Permar WS:

Vervalt omdat dit overeenkomt met het bepaalde in artikel 23 van de WGR.

 

Artikel 12 (artikel 14 in huidige GR Permar WS):

Ten opzichte van de huidige GR is het onderdeel d over het toelatings- en plaatsingsbeleid geschrapt. Het toelatingsbeleid is reeds geruime tijd een zaak van het UWV-WERKbedrijf. Het plaatsingsbeleid is geregeld in de Wsw. De wet geeft aan dat gemeenten daarvoor door middel van het vaststellen van een wachtlijstverordening een gemeentelijk kader kunnen scheppen. De onderdelen h, i en j zijn toegevoegd.

 

Artikel 13 (artikel 15 in huidige GR Permar WS):

Is op verschillende punten aangepast aan het feit dat de leden van het algemeen bestuur in de nieuwe situatie vanuit de colleges worden aangewezen. Lid 6 is toegevoegd naar aanleiding van de besluitvorming op basis van de kaderstellende notitie (Notitie aanpassing van de gemeenschappelijke regeling Permar WS en het te volgen tijdpad).

 

Artikel 14 (artikel 16 in huidige GR Permar WS):

Dit artikel is aangepast aan de wijziging van raads- naar collegeregeling. De gemeenten hadden bij het aanwijzen van de bestuursleden de optie om het algemeen bestuur samen te stellen uit twee collegeleden. De gemeenten zijn echter van mening dat de aanwezigheid van een extra collegelid nauwelijks meerwaarde heeft.

 

Een ander optie zou zijn geweest om een kleiner aantal leden van het dagelijks bestuur aan te wijzen. Dit heeft echter als nadeel dat dan niet alle gemeenten zijn vertegenwoordigd in het dagelijks bestuur. Om die reden is van deze optie afgezien.

 

De wet gemeenschappelijke regelingen biedt de mogelijkheid om de leden van het algemeen bestuur tevens te benoemden tot leden van het dagelijks bestuur. De aanwijzing van de leden van het DB door het AB wordt daarmee natuurlijk pro forma omdat de leden van het AB ook het DB vormen.

 

De functie van de commissaris uit de huidige gemeenschappelijke regeling is gebleven. De functie van de commissaris is echter in de nieuwe regeling ook expliciet beschreven voor het dagelijks bestuur. In de tekst van de nieuwe regeling is de formele positie van de commissaris uitgebreider beschreven dan in de huidige regeling het geval was.

 

Artikel 15 (artikel 17 in huidige GR Permar WS):

In lid 3 is de opzegtermijn van 6 maanden geschrapt. In het geval dat een lid van het dagelijks bestuur ontslag neemt, zal dit veelal dusdanige redenen hebben dat het hanteren van een opzegtermijn niet effectief zal zijn. Bovendien heeft elke gemeente een plaatsvervangend lid van het AB die de plek van de aftredende bestuurder kan innemen.

 

Lid 6 is toegevoegd, het plaatsvervangend lid van het AB aangewezen door het college van de betreffende gemeente, kan bijvoorbeeld tijdelijk het lid van het AB en het DB vervangen.

 

Artikel 16 (artikel 18 in huidige GR Permar WS):

Lid 2 is toegevoegd om het dagelijks bestuur de formele mogelijkheid te geven de nodige specifieke expertise bij de bestuursvergadering uit te nodigen.

 

Lid 3 (oude lid 2) is enigszins gewijzigd; er zijn ook enkele andere artikelen van de gemeentewet van overeenkomstige toepassing verklaard. Hierin wordt de wijze waarop vergaderingen van het dagelijks bestuur worden uitgeschreven en verlopen geregeld.

 

In de huidige regeling Permar WS worden besluiten genomen op basis van unanimiteit. In lid 4 wordt geregeld dat in de nieuwe regeling een 4/5 meerderheid volstaat voor besluitvorming. Hoewel het streven naar solidariteit onverkort de basis onder de regeling blijft, doet instemming van 4 van de 5 partners meer recht aan de getalsmatige verhoudingen tussen de deelnemende gemeenten.

 

Artikel 17 (artikel 19 in huidige GR Permar WS):

Het bestuurlijk toezicht van gedeputeerde Staten op gemeenschappelijke regelingen is in 2006 gewijzigd. In dit licht is het tweede lid van dit artikel waarin werd gesproken over het toesturen van besluiten van het algemeen bestuur aan Gedeputeerde Staten geschrapt. 

 

Artikel 18 (artikel 20 in huidige GR Permar WS):

Aan lid f is het gedeelte na de komma toegevoegd (vanaf ‘voorzover’). Dit vanwege de gewijzigde overdracht van taken en bevoegdheden aan de GR.

 

Punt e is toegevoegd met het oog op de criteria die gelden voor een eventuele toekomstige inbesteding van werk door de gemeenten bij de GR.

 

Artikel 19 (artikel 21 in huidige GR Permar WS):

Dit artikel is inhoudelijk niet gewijzigd.

 

Artikel 20 (artikel 22 in huidige GR Permar WS):

Het oude zesde lid is geschrapt. Als de voorzitter het eind van de zittingsperiode haalt, dan blijft hij/zij AB-lid en DB-lid (en dus voorzitter) totdat de colleges de nieuwe leden van het AB hebben aangewezen en is dit dus al geregeld in de artikelen die gaan over het AB en het DB. Bij tussentijds vertrek van de voorzitter (bijvoorbeeld omdat hij/zij niet meer tot het college behoort door wie hij is aangewezen) dan is het ook direct einde voorzitterschap en zal het AB zo snel mogelijk een nieuwe voorzitter moeten aanwijzen. Het kan dan niet zijn dat de voorzitter de lopende zaken blijft behandelen.

Artikel 21 (artikel 23 in huidige GR Permar WS):

Het derde lid is toegevoegd.

 

Het vierde lid in de huidige GR is vervangen door lid 5. Dit lid handelt specifiek over gedingen of rechtshandelingen tussen het werkvoorzieningschap en de gemeente van waaruit de voorzitter afkomstig is. Het werkvoorzieningschap wordt dan vertegenwoordigd door een ander lid van het DB dat vanuit het DB wordt gekozen.

Artikel 24 huidige GR Permar WS:

Dit artikel is geschrapt omdat er niet langer sprake is van een indicatiecommissie die wordt benoemd door het DB. De indicatie is op 1 januari 2005 overgegaan naar het CWI (nu UWV Werkbedrijf).

Artikel 22 (artikel 25 in huidige GR Permar WS):

Inhoudelijk niet gewijzigd.

 

Artikel 23 (artikel 26 in huidige GR Permar WS):

Inhoudelijk niet gewijzigd.

 

Artikel 24 (artikel 27 in huidige GR Permar WS):

Inhoudelijk niet gewijzigd.

 

Artikel 25 (artikel 28 in huidige GR Permar WS):

Aan lid 1 is toegevoegd dat nadere afspraken tussen colleges en werkvoorzieningschap over indienstname en plaatsing van personen van de wachtlijst kunnen worden vastgelegd in de beleidsregels. Het schap meldt de plaatsingen aan de gemeenten zodat zij in de nieuwe situatie, waarin er sprake is van een gemeentelijke financiering en verantwoording, de uitputting van de taakstelling kunnen monitoren.  

 

Sinds de vaststelling van de huidige GR is het nodige gewijzigd in de wet- en regelgeving. In het tweede lid is daarom de niet meer bestaande “Wet inschakeling werkzoekenden” gewijzigd in “andere sociale wet- en regelgeving dan de Wsw”. Door een algemene omschrijving te gebruiken wordt de GR minder gevoelig voor toekomstige wijzigingen.

 

Artikel 26

Dit artikel is toegevoegd. De bewuste artikelen in de Gemeentewet regelen een aantal zaken rond de financiële organisatie en het kasbeheer, alsmede rond de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding, bijvoorbeeld over de regels voor het afschrijven van activa en het aanwijzen van de accountant.

 

Artikel 27 (artikel 29 in huidige GR Permar WS):

Bepalingen uit de huidige GR die in de WGR staan zijn geschrapt. De WGR is van toepassing zijnd recht. De bepalingen uit de WGR behoeven niet te worden herhaald. Het is evenmin nodig ernaar te verwijzen.

 

In plaats daarvan wordt in lid 1 verwezen naar de van toepassing zijnde artikelen in de Gemeentewet. De gemeentewet is niet per se van toepassing op de gemeenschappelijke regeling en moet worden genoemd.

 

Het tweede lid geeft een aantal zaken waarin wordt afgeweken van, of die aanvullend zijn op, het bepaalde in deze artikelen van de WGR en de Gemeentewet.

 

Tweede lid, onderdeel a.

Termijn van toezenden van ontwerp-begroting aan de raden is gesteld op uiterlijk 1 mei van het voorafgaande jaar. Reden is dat de periode van zes weken voorafgaand aan de vaststelling van de begroting door het AB die daarvoor in de WGR worden gesteld, in de praktijk te kort is om de procedure (inbrengen in college en raad) binnen de gemeenten te doorlopen.

 

Tweede lid, onderdeel b.

De ontwerp-begroting bevat ook de voorgestelde gemeentelijke vergoeding per Wsw-arbeidsjaar. De gemeentelijke vergoeding is volgens artikel 1 de totale gemeentelijke vergoeding per arbeidsjaar Wsw.

 

Tweede lid, onderdeel c.

Geeft de termijn weer tot welke datum (1 juli) de raden hun zienswijze over de ontwerp-begroting bij het DB kenbaar kunnen maken.

Artikel 28 (artikel 30 in huidige GR Permar WS):

De gemeenten zijn formeel-juridisch niet gehouden om te allen tijde te zorgen voor financiële dekking van de door het schap aangegane verplichtingen. Technisch gesproken kan het schap dus failleren. In de praktijk zal dit echter niet zo snel voorkomen. De gemeente kan bij een faillissement van de gemeenschappelijke regeling immers niet langer voldoen aan de wettelijke opdracht om de Wsw uit te voeren.   

 

De gemeenschappelijke regeling kent voldoende controlemechanismen om onvoorziene uitgaven aan banden te leggen. De begroting vormt het kader voor de financiële controle door de raden van de deelnemende gemeenten. Beslissingen van bestuursleden met een grote financiële reikwijdte dienen te worden vervat in een begrotingswijziging. De Algemeen Directeur heeft slechts mandaat voor het nemen van beslissingen met vergaande financiële gevolgen binnen het afgesproken kader van de begroting. Indien het schap desondanks in financiële problemen geraakt, verbinden de gemeenten zich aan het zoeken naar een gezamenlijke oplossing.

 

Als gevolg van de modernisering van de Wsw maakt het Ministerie de rijksbijdrage niet langer rechtstreeks over naar de gemeenschappelijke regeling. De deelnemende gemeenten ontvangen elk op basis van een landelijke verdeelsleutel een bedrag per gerealiseerd arbeidsjaar. Dit bedrag vormt de basis van het financieringsmodel van de gemeenschappelijke regeling zoals blijkt uit lid 1 van dit artikel. Er wordt overigens niet gesproken over de hoogte van dit bedrag, hierover kunnen de gemeenten en Permar nadere afspraken maken.

 

Sinds de modernisering van de sociale werkvoorziening zijn gemeenten individueel verantwoordelijk voor de realisatie van de per gemeente berekende taakstelling. Deze taakstelling wordt jaarlijks door het Ministerie van SZW vastgesteld. Daarbij komen van jaar tot jaar forse wijzigingen voor. Vooral een verlaging van de taakstelling is vaak niet binnen de tijdspanne van een jaar met de natuurlijke uitstroom te compenseren. De gemeenten die deelnemen aan Permar werken volgens het solidariteitsprincipe. De kosten die samenhangen met onder- en overrealisatie van individuele gemeenten worden gedragen door de gemeenschappelijke regeling. Dit wordt geregeld in lid 3.

 

Natuurlijk kunnen gemeenten er ook om beleidsmatige redenen voor kiezen bewust meer arbeidsjaren te realiseren dan door het Ministerie toegekend in de taakstelling. Hier is geen sprake van een niet vermijdbare overrealisatie die voortkomt uit een wijziging van de taakstelling. Een dergelijke overrealisatie komt voor rekening van de gemeente die een dergelijke beslissing neemt. Hierover worden afspraken gemaakt in lid 4 van dit artikel.

 

De gemeenten hebben onderling afspraken gemaakt over de financiering van eventuele tekorten van het schap. In de leden 6 en 7 van dit artikel wordt geregeld dat tekorten die worden veroorzaakt door niet-vermijdbare onder- of overrealisatie ten opzichte van de taakstelling worden verrekend met de algemene reserve c.q. het opgebouwde weerstandsvermogen. Mocht de algemene reserve/het weerstandsvermogen daarvoor niet toereikend zijn dan wordt het resterende tekort door de gemeenten naar rato van het aantal arbeidsjaren voldaan. 

 

De gemeenten maken overigens op voorhand onderling afspraken over de omvang van de algemene reserve. Daartoe wordt jaarlijks een risico-inventarisatie gedaan. Gekeken  wordt welke risico’s er zijn, wat de omvang van deze risico’s is, alsmede wat de kans is dat ze zich voordoen. Op basis van deze analyse wordt in het jaarplan de benodigde omvang van de algemene reserve vastgelegd.

 

Artikel 29 (artikel 31 in huidige GR Permar WS):

Dit artikel is inhoudelijk nauwelijks gewijzigd. In lid 2 is het woord ‘voorlopig’ geschrapt.

Lid 3 is in overeenstemming gebracht met artikel 34, lid 4 van de WGR.

 

Artikel 30 (artikel 32 in huidige GR Permar WS):

Dit artikel is niet gewijzigd.

Artikel 31 (artikel 33 in huidige GR Permar WS):

De strekking van dit artikel is niet gewijzigd. Wel wordt nu consequent gesproken van “colleges” omdat de GR een collegeregeling wordt.

 

Daarnaast is ten opzichte van de huidige GR sprake van een formele beslissing over toetreding van het algemeen bestuur. In de huidige GR wordt toetreding automatisch een feit nadat de colleges hebben ingestemd. In verband met de datum waarop een dergelijke beslissing van kracht wordt is in een formele beslissing van het algemeen bestuur voorzien. Dit is geregeld in het vierde lid. Het algemeen bestuur kan kiezen voor een andere datum door deze in het besluit op te nemen.

 

Artikel 32 (artikel 34 in huidige GR Permar WS):

In de huidige GR is uittreding van een der deelnemers onmogelijk als er niet door een meerderheid van de colleges wordt ingestemd. Uit algemene rechtsprincipes en jurisprudentie volgt dat het de gemeenten niet onmogelijk gemaakt kan worden om uit te treden. Daarom is voorzien in de bepaling dat als de gemeenten daarmee niet instemmen de zaak wordt voorgelegd aan Gedeputeerde Staten, dat in de WGR wordt genoemd als beroepscollege in eerste aanleg.

Ook in dit artikel is ten opzichte van de huidige GR voorzien in een duidelijk formeel beslismoment van het algemeen bestuur, waar dat moment in de tekst van de huidige regeling in de lucht hangt, afhankelijk van de datum waarop het laatste college zijn beslissing neemt en kenbaar maakt.  

 

Verder is de termijn van uittreding aan strengere regels gebonden dan in de huidige GR. Het huidige lid 3 bepaalt dat een gemeente binnen een maand kan uittreden. Dit is gezien de grote gevolgen die een dergelijke beslissing kan hebben wel heel snel. In overeenstemming met de heersende praktijk is hier gekozen voor het oprekken van de uittredingstermijn naar het tweede jaar na de beslissing.

 

Artikel 33 (artikel 35 in huidige GR Permar WS):

Er is een aantal leden toegevoegd om duidelijk te maken volgens welke procedures/lijnen wijzigingen tot stand kunnen komen.

 

Artikel 34 (artikel 36 in huidige GR Permar WS):

Niet wezenlijk gewijzigd.

 

Artikel 35 (artikel 37 in huidige GR Permar WS):

Spreekt voor zich.

 

Artikel 36

Spreekt voor zich.

 

Ondertekening:

Vindt alleen nog plaats door de colleges (het is een collegeregeling).