Regeling vervallen per 17-06-2010

Verordening Rekenkamer Wageningen 2003

Geldend van 03-04-2003 t/m 16-06-2010

Intitulé

Verordening Rekenkamer Wageningen 2003

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen het voorstel van de rekenkamer gemeente Wageningen van 17 januari 2002;

gelet op artikel 213a Gemeentewet;

Besluit

De “Verordening Rekenkamer Wageningen 2003’ vast te stellen, onder gelijktijdige intrekking van de “Verordening Rekenkamer gemeente Wageningen”, zoals vastgesteld d.d. 19 maart 2001.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 17 maart 2003.

PARAGRAAF 1. INSTELLING EN DOELSTELLING REKENKAMER

Artikel 1 Instelling en doelstelling

  • 1. De Rekenkamer gemeente Wageningen (verder te noemen: de Rekenkamer) is ingesteld bij besluit van de Gemeenteraad.

  • 2. De Rekenkamer heeft ten doel om door middel van onderzoek en evaluatie een bijdrage te leveren aan de doeltreffendheid, doelmatigheid en rechtmatigheid van het beleid en bedrijfsvoering alsmede aan de publieke verantwoording hierover.

PARAGRAAF 2. SAMENSTELLING EN LIDMAATSCHAP VAN DE REKENKAMER

Artikel 2 Samenstelling Rekenkamer

  • 1. Benoeming en ontslag van de leden van de Rekenkamer is een bevoegdheid van de gemeenteraad.

  • 2. De Rekenkamer bestaat uit vijf leden, die door de raad op de volgende wijze worden aangewezen:

    • a.

      drie leden worden door de raad uit zijn midden aangewezen;

    • b.

      twee leden worden door de raad aangewezen buiten de kring van zijn leden. Deze leden voldoen ook overigens aan de bepalingen in artikel 81f Gemeentewet.

  • 3. De gemeenteraad benoemt de leden als bedoeld in het tweede lid, onder a, voor de duur van de raadsperiode.

  • 4. De gemeenteraad benoemt de externe leden als bedoeld in het tweede lid, onder b, voor een periode van drie jaar. Deze leden kunnen kunnen door de raad een keer worden herbenoemd voor een aansluitende periode van drie jaar.

  • 5. De externe leden als bedoeld in het tweede lid, onder b, worden door de raad benoemd op voordracht van de Rekenkamer.

  • 6. De externe leden als bedoeld in het tweede lid, onder b, maken openbaar welke andere functies dan het lidmaatschap van de Rekenkamer zij vervullen. Openbaarmaking geschiedt door terinzagelegging van een opgave van de bedoelde functies op het gemeentehuis.

Artikel 3 Einde van het lidmaatschap

  • 1. Het lidmaatschap van een lid als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder a, eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      indien het lid aftreedt als lid van de raad;

    • c.

      indien de raad van oordeel is dat het lid niet langer geschikt is de functie van lid van de Rekenkamer te vervullen.

  • 2. Het lidmaatschap van een extern lid als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, eindigt:

    • a.

      op eigen verzoek;

    • b.

      bij de aanvaarding van een functie die onverenigbaar is met het lidmaatschap;

    • c.

      wanneer hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • d.

      indien hij bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld;

    • e.

      indien hij naar het oordeel van de raad ernstig nadeel toebrengt aan het in hem gestelde vertrouwen.

  • 3. Een extern lid van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, kan door de raad worden ontslagen:

    • a.

      wanneer hij door ziekte of gebreken blijvend ongeschikt is zijn functie te vervullen;

    • b.

      indien hij handelt in strijd met artikel 5.

Artikel 4 Non-activiteit

  • 1. De raad stelt een extern lid van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, op non-activiteit indien:

    • a.

      hij zich in voorlopige hechtenis bevindt;

    • b.

      hij bij een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak wegens misdrijf is veroordeeld, dan wel hem bij zulk een uitspraak een maatregel is opgelegd die vrijheidsbeneming tot gevolg heeft;

    • c.

      hij onder curatele is gesteld, in staat van faillissement is verklaard, surséance van betaling heeft verkregen of wegens schulden is gegijzeld ingevolge een nog niet onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak.

  • 2. De raad kan een extern lid van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, op non-activiteit stellen, indien tegen hem een gerechtelijk onderzoek ter zake van een misdrijf wordt ingesteld of indien er een ander ernstig vermoeden is van het bestaan van feiten en omstandigheden die tot ontslag, anders dan op gronden vermeld in artikel 3, tweede lid, onder a, en artikel 3, derde lid, onder a, zouden kunnen leiden.

  • 3. De raad beëindigt de non-activiteit zodra de grond voor de maatregel is vervallen, met dien verstande dat in een geval als bedoeld in het tweede lid de non-activiteit in ieder geval eindigt na zes maanden. In dat geval kan de raad de maatregel telkens voor ten hoogste drie maanden verlengen.

Artikel 5 Verboden betrekkingen en verboden handelingen

  • 1. Een extern lid van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, kan in ieder geval niet tevens een betrekking vervullen als bedoeld in artikel 81f, eerste lid onder a tot en met r van de Gemeentewet. De uitzonderingen als bedoeld in artikel 81f, tweede lid van de Gemeentewet, zijn van toepassing.

  • 2. Het is de externe leden van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, verboden de handelingen te verrichten als bedoeld in artikel 15 van de Gemeentewet. De raad kan, gehoord de Rekenkamer, een lid van de Rekenkamer dat heeft gehandeld in strijd met dit verbod van zijn functie ontslaan.

Artikel 6 Vergoeding externe leden

  • 1. De externe leden van de Rekenkamer als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, ontvangen voor het bijwonen van de vergaderingen van de Rekenkamer op basis van artikel 96 van de Gemeentewet en artikel 14 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden de maximale vergoeding volgens tabel IV van het genoemde Rechtspositiebesluit.

  • 2. Indien de raad dit nader bepaalt kan op basis van artikel 15 van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden een vergoeding worden toegekend die naar boven afwijkt van de bedragen genoemd in tabel IV van het genoemde Rechtspositiebesluit.

PARAGRAAF 3. DE WERKWIJZE VAN DE REKENKAMER

Artikel 7 Aanwijzing en taken voorzitter

  • 1. De Rekenkamer wijst uit haar externe leden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 2. De voorzitter draagt zorg voor het tijdig en periodiek bijeenroepen van de vergadering van de Rekenkamer, het leiden van de vergaderingen, het bewaken van de voortgang van de onderzoeken en de werkwijze en het bevorderen van een zorgvuldige besluitvorming. Hij voert hiertoe regelmatig overleg met de onderzoekers en met de ambtelijke secretaris.

  • 3. De voorzitter is verantwoordelijk voor de verdediging van onderzoeksrapporten en jaarverslagen van de Rekenkamer bij bespreking in de raad of in raadscommissies, waarbij hij zich kan laten bijstaan door de overige leden van de Rekenkamer, de onderzoekers en/of deskundigen. De voorzitter onderhoudt bovendien de externe contacten en de contacten met de pers.

Artikel 8 Onderzoeksinitiatief

  • 1. De Rekenkamer kiest de onderwerpen voor haar onderzoek, formuleert de probleemstelling en de onderzoeksvragen en stelt de onderzoeksopzet vast.

  • 2. De in het vorige lid bedoelde onderzoeksopzet wordt door de Rekenkamer rechtstreeks ter kennisneming voorgelegd aan de gemeenteraad.

  • 3. Gemotiveerde verzoeken tot het verrichten van een onderzoek kunnen gedaan worden door:

    • a.

      de gemeenteraad;

    • b.

      het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      inwoners van Wageningen.

  • 4. Een in het vorige lid bedoeld verzoek van de raad of het college dient naast de probleemstelling tevens zoveel mogelijk de gewenste onderzoeksvragen te bevatten.

  • 5. Indieners van een gemotiveerd verzoek tot het verrichten van een onderzoek krijgen schriftelijk bericht over wat er met het verzoek wordt gedaan.

Artikel 9 Bevoegdheden en bereik van onderzoeken

  • 1. De Rekenkamer is bevoegd, zowel schriftelijk als mondeling, alle relevante informatie te verzamelen die zij in het belang van het onderzoek noodzakelijk en wenselijk acht. De Rekenkamer kan de secretaris, onderzoekers en deskundigen die haar bij de uitvoering van haar taak terzijde staan, machtigen tot het inwinnen van deze inlichtingen en het verzamelen van deze informatie. De leden van het gemeentebestuur en degenen die in opdracht van de gemeente werkzaamheden verrichten zijn verplicht de gevraagde inlichtingen binnen de door de Rekenkamer gestelde termijn juist en volledig te verstrekken.

  • 2. Indien de zorg voor een administratie aan een derde is uitbesteed, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing op de administratie van de betrokken derde dan wel van degene die de administratie in opdracht van die derde voert.

  • 3. Het werkterrein van de Rekenkamer strekt zich uit over alle gemeentelijke instellingen en organisatieonderdelen. De Rekenkamer heeft bovendien de bevoegdheden zoals deze voor de (onafhankelijke) rekenkamer bepaald zijn in artikel 184, lid 1, van de Gemeentewet. De overige leden van artikel 184 Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 4. De Rekenkamer stelt betrokkenen in de gelegenheid om, binnen een door haar te stellen termijn die ten minste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het conceptonderzoeksrapport aan de Rekenkamer kenbaar te maken. Betrokkenen zijn degenen waarvan de taakuitoefening (mede) onderwerp van onderzoek is of is geweest. De Rekenkamer bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 5. De leden van de Rekenkamer, de secretaris, de onderzoekers, de deskundigen en anderen die ten behoeve van de Rekenkamer werkzaam zijn of zijn geweest, zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hen in hoedanigheid als lid, secretaris, onderzoeker, deskundige of medewerker, ter kennis is gekomen.

Artikel 10 Rapportage en jaarverslag

  • 1. De Rekenkamer legt haar bevindingen en haar oordeel vast in rapporten, met dien verstande dat hierin niet worden opgenomen gegevens en bevindingen die naar hun aard vertrouwelijk zijn.

  • 2. De Rekenkamer deelt aan de raad, het college en, indien van toepassing, aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken gemeenschappelijk orgaan, de opmerkingen en bedenkingen mee die zij naar aanleiding van haar bevindingen van belang acht. Aan de raad of het college kan zij ter zake voorstellen doen.

  • 3. Alvorens een rapport openbaar te maken kan de Rekenkamer het voor een eerste reactie voorleggen aan het college. Het college dient zijn eventuele reactie binnen 15 werkdagen schriftelijk mee te delen aan de Rekenkamer. De Rekenkamer voegt de eventuele reactie van het college met haar eventuele wederreactie als bijlage toe aan het rapport.

  • 4. De Rekenkamer stelt elk jaar voor 1 april een verslag op van haar werkzaamheden over het voorgaande jaar.

  • 5. De Rekenkamer zendt een afschrift van haar rapporten en jaarverslagen aan de raad en het college. Indien zij met toepassing van artikel 9, derde lid, tweede en derde volzin, een onderzoek heeft ingesteld, zendt de Rekenkamer tevens een afschrift van het rapport aan de betrokken rechtspersoon of het betrokken openbaar lichaam.

  • 6. De rapporten en de jaarverslagen van de Rekenkamer zijn openbaar.

  • 7. De raad bespreekt de rapporten en jaarverslagen van de Rekenkamer binnen een redelijke termijn, doch uiterlijk binnen 4 maanden na openbaarmaking. De raad nodigt de voorzitter van de Rekenkamer uit bij de bespreking aanwezig te zijn.

Artikel 11 Vergaderingen

  • 1. De Rekenkamer vergadert in beslotenheid.

  • 2. De Rekenkamer kan openbare informatieve vergaderingen beleggen.

  • 3. De Rekenkamer beslist bij meerderheid van stemmen. Indien de stemmen staken beslist de stem van de voorzitter. Voor de definitieve vaststelling van onderzoeksrapporten en jaarverslagen van de Rekenkamer is steeds de stem van de meerderheid van het aantal zitting hebbende leden vereist.

PARAGRAAF 4 ONDERSTEUNING EN BUDGET REKENKAMER

Artikel 12 Ambtelijke secretaris

  • 1. De Rekenkamer wordt ondersteund door een ambtelijke secretaris.

  • 2. De secretaris wordt door de raad benoemd op voordracht van de Rekenkamer. De raad benoemt tevens een plaatsvervangend secretaris.

  • 3. De secretaris en de plaatsvervangend secretaris verrichten niet tevens werkzaamheden voor een ander orgaan van de gemeente, uitgezonderd de gemeenteraad en raadscommissies ex artikel 82 Gemeentewet.

  • 4. Ter zake van hun werkzaamheden voor de Rekenkamer zijn de secretaris en de plaatsvervangend secretaris uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de Rekenkamer.

Artikel 13 Budget Rekenkamer

  • 1. De gemeenteraad stelt, na overleg met de Rekenkamer, de Rekenkamer bij de gemeentebegroting voldoende budget beschikbaar voor een goede uitoefening van haar werkzaamheden.

  • 2. De Rekenkamer is bevoegd binnen het haar beschikbaar gestelde budget uitgaven te doen ten behoeve van de uitvoering van haar werkzaamheden.

  • 3. Ten laste van het budget van de Rekenkamer worden de kosten gebracht van:

    • a.

      de vergoedingen die bij of krachtens artikel 6 zijn toegekend aan de externe leden als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b;

    • b.

      de ambtelijke secretaris;

    • c.

      de externe deskundigen en onderzoekers;

    • d.

      de eventuele overige uitgaven die de Rekenkamer nodig oordeelt voor de uitvoering van haar taak.

  • 4. De Rekenkamer is voor de besteding van haar budget uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de gemeenteraad.

PARAGRAAF 5 SLOTBEPALINGEN

Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als “Verordening Rekenkamer Wageningen 2003”.

  • 2. Deze verordening treedt in werking na publicatie op de gemeentepagina in de Veluwepost. De “Verordening Rekenkamer gemeente Wageningen”, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 19 maart 2001, nr. 01/18619, vervalt per zelfde datum.

Artikel 15 Overgangsbepaling

In afwijking van het bepaalde in artikel 2 vindt de eerste benoeming van de leden van de Rekenkamer plaats binnen drie maanden na vaststelling van deze verordening. De eerste benoeming van de externe leden als bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, vindt plaats op voordracht van de huidige Rekenkamer. Indien de eerste benoeming van de leden van de Rekenkamer gemotiveerd niet kan plaatsvinden binnen drie maanden na vaststelling van deze verordening, kan de raad de termijn voor de eerste benoeming eenmalig met drie maanden verlengen.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 17 maart 2003, nr. 03/15484, Rekenkamer Wageningen.

Artikelsgewijze toelichting “Verordening rekenkamer wageningen 2003”.

In de notitie “In het verleden ligt de toekomst; Zelfevaluatie en verslag 2001 en 2002” van de Rekenkamer Wageningen zijn in algemene zin de motieven aangegeven voor de herziening van de “Verordening Rekenkamer gemeente Wageningen”. De genoemde notitie bepaalt de hoofdrichting van de herziening. Op deze plaats wordt, waar nodig, een toelichting op de artikelen gegeven.

Een paar leesopmerkingen vooraf: de “Verordening Rekenkamer gemeente Wageningen”, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 19 maart 2001, nr. 01/18619, wordt in onderstaande toelichting kortheidshalve aangeduid als ‘de oude verordening’. Een ander punt van aandacht betreft de term ‘rekenkamer’. De Gemeentewet onderscheidt een rekenkamer en een rekenkamerfunctie. In een rekenkamerfunctie kunnen ook raadsleden zitting hebben, in een rekenkamer niet. In Wageningen is zowel in de oude als de nieuwe verordening in feite sprake van een rekenkamerfunctie. Kortheidshalve wordt de rekenkamerfunctie van Wageningen in de verordening en in onderstaande toelichting aangeduid met de term Rekenkamer of Rekenkamer Wageningen. Indien in de verordening en in onderstaande toelichting de combinatie ‘(onafhankelijke) rekenkamer’ wordt gebruikt, wordt hiermee de rekenkamer bedoeld zoals genoemd in de Gemeentewet, derhalve de tegenhanger van de rekenkamerfunctie.

Voor de herziening van de verordening is naast de genoemde zelfevaluatie van een aantal bronnen gebruik gemaakt. Op de eerste plaats uiteraard de oude verordening, waar mogelijk zijn bepalingen overgenomen. Daarnaast heeft de “Verordening op de Rekenkamercommissie 2001”, vastgesteld door de gemeenteraad van Utrecht d.d. 15 februari 2001, als voorbeeld gediend. De belangrijkste bron ten slotte is de Gemeentewet zoals die luidt na inwerkingtreding van de Wet dualisering gemeentebestuur op 7 maart 2002. Zoals uit onderstaande toelichting blijkt is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Gemeentewet.

Artikel 1 Instelling en doelstelling

Dit artikel sluit grotendeels aan bij artikel 1 en artikel 2, eerste lid, van de oude verordening. Door opname van de term ‘rechtmatigheid’ in het tweede lid van dit artikel, wordt aangesloten bij artikel 182, eerste lid van de Gemeentewet. De artikelen 182 en 185 van de Gemeentewet zijn voor de uitoefening van de rekenkamerfunctie van overeenkomstige toepassing (artikel 81o, lid 2, Gemeentewet). In artikel 182, eerste lid, van de Gemeentewet is overigens bepaald: “Een door de rekenkamer ingesteld onderzoek naar de rechtmatigheid van het door het gemeentebestuur gevoerde bestuur bevat geen controle van de jaarrekening als bedoeld in artikel 213, tweede lid.”

Artikel 2 Samenstelling rekenkamer

In dit artikel wordt geregeld dat de Rekenkamer een gemengde samenstelling heeft: deels raadsleden en deels onafhankelijke leden. Onafhankelijkheid is een relatief begrip; dit dient derhalve nader gespecificeerd te worden. Voor deze specificatie is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de Gemeentewet en in het bijzonder bij “Hoofdstuk IVa. De rekenkamer.” In de verordening heeft dit zijn weg gevonden in een aantal artikelen:

  • Artikel 2, tweede lid, onder b.

  • Artikel 3, tweede en derde lid.

  • Artikel 4.

  • Artikel 5.

Artikel 2, tweede lid, onder b, van de verordening bepaalt dat de externe leden door de raad buiten zijn kring worden aangewezen en dat de externe leden ook overigens voldoen aan de bepalingen in artikel 81f Gemeentewet. In artikel 81f Gemeentewet zijn die functies opgenomen die onverenigbaar zijn met het lidmaatschap van een (onafhankelijke) rekenkamer, en de uitzonderingen op de onverenigbaarheid.

In de Gemeentewet is bepaald dat de leden van een (onafhankelijke) rekenkamer voor zes jaar benoemd worden. In de verordening wordt in artikel 2, vierde lid, uitgegaan van een benoeming voor drie jaar van de externe leden, teneinde de ontwikkelingsrichting van de Rekenkamer Wageningen zoveel mogelijk open te houden.

De raad benoemt weliswaar alle leden van de Rekenkamer, maar de externe leden worden benoemd op voordracht van de Rekenkamer (artikel 2, vijfde lid, van de verordening). Dit is met name bedoeld als een verdere versterking van de onafhankelijkheid van de Rekenkamer Wageningen. Overigens regelt de Gemeentewet iets dergelijks ook voor de (onafhankelijke) rekenkamer: in artikel 81c is onder meer bepaald dat de raad de leden benoemt, maar voorafgaand daaraan overleg pleegt met de rekenkamer.

Voor raadsleden is in de Gemeentewet in artikel 12 al bepaald dat zij hun nevenfuncties openbaar moeten maken. In aansluiting hierop wordt dit in het zesde lid van artikel 2 van de verordening ook geregeld voor de externe leden.

Artikel 3 Einde van het lidmaatschap

In de oude verordening is wel bepaald dat benoeming en ontslag van de leden van de Rekenkamer een bevoegdheid is van de raad, maar zijn geen ontslaggronden opgenomen. Artikel 3 van de verordening regelt de ontslaggronden voor zowel de raadsleden als de externe leden in/van de Rekenkamer. De ontslaggronden en de mogelijke ontslaggronden van de externe leden zijn volledig gelijk aan de desbetreffende bepalingen in de Gemeentewet, zoals vastgelegd in artikel 81c, zesde en zevende lid.

Artikel 4 Non-activiteit

Dit artikel regelt de omstandigheden waaronder de raad een extern lid op non-activiteit moet of kan stellen. Overigens is dit artikel overeenkomstig artikel 81d Gemeentewet.

Artikel 5 Verboden betrekkingen en handelingen

Dit artikel regelt de verboden betrekkingen en handelingen van externe leden van de Rekenkamer. Voor de raadsleden hoeft dit niet in de verordening geregeld te worden, aangezien dit al in de Gemeentewet geregeld is.

Bij de (her)benoeming van externe leden zijn de desbetreffende betrekkingen en handelingen zonder meer verboden en zijn ze derhalve een uitsluitinggrond voor het lidmaatschap. Gaat een extern lid na zijn benoeming een van de genoemde betrekkingen aan of een van de genoemde handelingen verrichten, dan kàn de raad het betrokken externe lid op grond van artikel 3, derde lid, van de verordening ontslaan.

Artikel 6 Vergoeding externe leden

De standaardvergoeding voor de externe leden voor het bijwonen van de vergaderingen is op grond van het eerste lid gelijk aan het maximumbedrag van tabel IV van het Rechtspositiebesluit raads- en commissieleden. De bedragen van deze tabel worden jaarlijks door de minister van Binnenlandse Zaken herzien. De vergoeding voor 2003 voor een gemeente met een inwonertal van 20.001 tot 50.000 bedraagt € 62,32 per vergadering. Indien de raad dit noodzakelijk acht kan hij in afwijking van het eerste lid de vergoeding met toepassing van het tweede lid hoger vaststellen dan de bedragen van tabel IV van het genoemde Rechtspositiebesluit. In artikel 13, derde lid, is ten slotte geregeld dat de vergoedingen voor de externe leden ten laste komen van het budget van de Rekenkamer.

Artikel 7 Aanwijzing en taken voorzitter

In het eerste lid is geregeld dat de voorzitter uit de externe leden gekozen wordt. Hier zijn twee redenen voor. Op de eerste plaats zijn er drie raadsleden tegen twee externe leden. Het ligt derhalve voor de hand uit de externe leden de voorzitter aan te wijzen. Op de tweede plaats versterkt dit opnieuw de onafhankelijkheid van de Rekenkamer.

Het tweede lid is, afgezien van de keuze van de voorzitter, gelijk aan artikel 4 van de oude verordening. Het derde lid is geheel nieuw ten opzichte van de oude verordening: hierin worden enkele afspraken die zich in de praktijk ontwikkeld hebben, formeel vastgelegd.

Artikel 8 Onderzoeksinitiatief

Artikel 8, eerste lid, vormt een van de pijlers van de onafhankelijkheid van de Rekenkamer: de vrije onderzoekskeuze. Dit is een wijziging ten opzichte van de oude verordening, waarin het de raad was die besloot over de uit te voeren onderzoeken. Wel is het zo dat de Rekenkamer een onderzoek waartoe besloten is, ter kennisneming van de raad brengt (artikel 8, tweede lid). Voor dit laatste is om twee redenen gekozen. Op de eerste plaats wordt beoogd zo mede te waarborgen dat onderzoeken worden uitgevoerd met een voldoende bestuurlijk en maatschappelijk belang en op de tweede plaats vergroot dit de transparantie van de Rekenkamer.

In artikel 8, derde lid, is geregeld dat onderzoeksverzoeken gedaan kunnen worden door de raad, het college en de inwoners van Wageningen. In de oude verordening was deze mogelijkheid al geregeld voor de raad en het college. Nieuw is derhalve dat nu ook inwoners een onderzoeksverzoek kunnen indienen. Bezien vanuit de Gemeentewet is het voldoende als de raad over de genoemde mogelijkheid beschikt, maar bewust is in de verordening voor een ruimere invulling gekozen.

Om te voorkomen dat een onderzoek wordt uitgevoerd zonder een duidelijke aanleiding of probleemstelling moet ieder onderzoeksverzoek gemotiveerd zijn (artikel 8, derde lid, aanhef). Wordt het onderzoeksverzoek gedaan door de raad of het college dan dient deze tevens zoveel mogelijk van tevoren de onderzoeksvragen te formuleren (artikel 8, vierde lid): bij het uitbrengen van een rapportage moet de discussie gaan over de inhoud van het rapport en niet opnieuw over de probleemstelling of vraagstelling. Het staat de Rekenkamer overigens vrij, voorafgaande aan haar beslissing over een onderzoeksverzoek, aan het betrokken bestuursorgaan nadere voorstellen te doen omtrent probleemstelling, vraagstelling en/of onderzoeksopzet, indien deze naar de mening van de Rekenkamer onvoldoende duidelijk is of zijn.

De Rekenkamer stelt de indiener(s) van een onderzoeksverzoek schriftelijk in kennis van haar beslissing op het verzoek (artikel 8, vijfde lid). In haar afweging zal de Rekenkamer in ieder geval moeten betrekken of het onderzoeksverzoek past binnen de doelstelling van de Rekenkamer. Daarnaast zal de Rekenkamer ook moeten toetsen of een onderzoek voldoende bestuurlijk en maatschappelijk belang heeft. Doelstelling en belang sluiten een onderzoek naar incidenten in wezen uit. Voor onderzoek naar of op basis van incidenten biedt bijvoorbeeld de Gemeentewet voldoende andere instrumenten, zoals het enquêterecht van de raad.

Artikel 9 Bevoegdheden en bereik van onderzoeken

De bevoegdheden van de Rekenkamer en het bereik van de onderzoeken waren al opgenomen in de oude verordening, maar zijn in deze verordening geactualiseerd en verder geëxpliciteerd. De actualisaties en toevoegingen worden verder toegelicht.

Doorgaans zal onderzoek zich richten op de gemeentelijke organisatie zelf, maar meer en meer worden taken door gemeenten in Nederland uitbesteed. In artikel 9, tweede lid, is bepaald dat onderzoeken van de Rekenkamer zich ook uitstrekken tot de uitbestede werkzaamheden. De formulering is gelijk aan een overeenkomstige bepaling voor de (onafhankelijke) rekenkamer in de Gemeentewet (artikel 183, derde lid).

In de oude verordening was al bepaald dat het werkterrein van de Rekenkamer zich ook uitstrekte tot instellingen waarvoor de gemeente bestuurlijke verantwoordelijkheid draagt of waarvan de activiteiten geheel of in belangrijke mate door de gemeente worden bekostigd. De oude verordening bood echter nogal wat ruimte voor interpretatie. In artikel 9, derde lid, van de verordening is daarom aangesloten op artikel 184 van de Gemeentewet. Omdat dit derde lid verwijst naar artikel 184 van de Gemeentewet, wordt deze hieronder aangehaald, zoals deze op dit moment luidt:

Artikel 184

  • 1.

    De rekenkamer heeft de in de volgende leden vermelde bevoegdheden ten aanzien van de volgende instellingen en over de volgende periode:

    • a.

      openbare lichamen en gemeenschappelijke organen ingesteld krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen, waaraan de gemeente deelneemt, over de jaren dat de gemeente deelneemt in de regeling;

    • b.

      naamloze vennootschappen en besloten vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid waarvan de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt, over de jaren dat de gemeente meer dan vijftig procent van het geplaatste aandelenkapitaal houdt;

    • c.

      andere privaatrechtelijke rechtspersonen waaraan de gemeente of een derde voor rekening en risico van de gemeente rechtstreeks of middellijk een subsidie, lening of garantie heeft verstrekt ten bedrage van ten minste vijftig procent van de baten van deze instelling, over de jaren waarop deze subsidie, lening of garantie betrekking heeft.

  • 2.

    De rekenkamer is bevoegd bij de betrokken instelling nadere inlichtingen in te winnen over de jaarrekeningen, daarop betrekking hebbende rapporten van hen die deze jaarrekeningen hebben gecontroleerd en overige documenten met betrekking tot die instelling die bij het gemeentebestuur berusten. Indien een of meer documenten ontbreken, kan de rekenkamer van de betrokken instelling de overlegging daarvan vorderen.

  • 3.

    De rekenkamer kan, indien de documenten, bedoeld in het tweede lid, daartoe aanleiding geven, bij de betrokken instelling dan wel bij de derde die de administratie in opdracht van de instelling voert, een onderzoek instellen. De rekenkamer stelt de raad en het college van haar voornemen een dergelijk onderzoek in te stellen in kennis.

Het vierde en vijfde lid van artikel 9 kwamen vrijwel gelijkluidend ook voor in de oude verordening. Wel nieuw is een weglating in deze verordening. In de oude verordening was de mogelijkheid opgenomen dat onderzoeksmedewerkers betrokken konden worden uit de ambtelijke organisatie. In het streven naar vergroting van de onafhankelijkheid van de Rekenkamer past dat onderzoeken worden uitgevoerd door de Rekenkamer zelf en/of door externe onderzoekers. Bovendien wordt zo voorkomen dat medewerkers uit de ambtelijke organisatie terecht kunnen komen in een belangenconflict of verantwoordelijkheidsconflict.

Artikel 10 Rapportage en jaarverslag

In dit artikel is de verordening met name in overeenstemming gebracht met artikel 185 van de Gemeentewet. Nieuw ten opzichte van de oude verordening is dat de Rekenkamer naast haar rapporten voortaan ook openbare jaarverslagen gaat uitbrengen. Ten opzichte van artikel 185 Gemeentewet zijn er twee aanvullingen in de verordening opgenomen. In het derde lid van artikel 10 is geregeld dat de Rekenkamer een conceptrapport voor een eerste reactie aan het college kan voorleggen, in lijn met de ontwikkelde praktijk. Het gaat hier evenwel om een bevoegdheid van de Rekenkamer niet om een verplichting. Wordt een conceptrapport voor een eerste reactie aan het college aangeboden, dan heeft het college een voldoende maar gelimiteerde reactietermijn. Conceptrapporten zijn overigens niet openbaar. Een rapport is altijd eerst openbaar op het moment dat de Rekenkamer het openbaar maakt.

De gelimiteerde reactietermijn van het college vloeit voort uit de wenselijkheid dat rapporten van de Rekenkamer zo snel mogelijk in de raad behandeld worden. Immers: een onderzoeksrapport boet meer of minder snel aan betekenis in, naarmate het langer onbehandeld blijft en bovendien blijven mogelijke maatregelen ter verbetering nodeloos langer uit. Om deze reden is in de verordening tevens de bepaling opgenomen dat de raad rapporten en jaarverslagen van de Rekenkamer binnen een redelijke termijn bespreekt.

Artikel 11 Vergaderingen

Geen verdere toelichting.

Artikel 12 Ambtelijke secretaris

Binnen de oude verordening kon de secretaris zowel uit de ambtelijke organisatie komen als daarbuiten; een raadsgriffie bestond nog niet ten tijde van de vaststelling van de oude verordening. Artikel 12, derde lid, van de verordening sluit voortaan uit dat de ambtelijke secretaris afkomstig is uit de ‘reguliere’ ambtelijke organisatie. De ambtelijke secretaris kan alleen nog afkomstig zijn uit de raadsgriffie of van buiten betrokken worden.

Artikel 13 Budget rekenkamer

De verschillende bepalingen van artikel 13 kwamen grotendeels al voor in de oude verordening. Nieuw is met name het eerste lid, waarin bepaald is dat de raad de Rekenkamer een voldoende budget beschikbaar moet stellen. Deze bepaling is overeenkomstig artikel 81j, eerste lid, van de Gemeentewet.

Artikel 14 Citeertitel en inwerkingtreding

Geen verdere toelichting.

Artikel 15 Overgangsbepaling

Artikel 15 heeft ten doel een soepele overgang van de huidige rekenkamer naar de nieuwe te bewerkstelligen onder waarborging van de continuïteit van de werkzaamheden. De Rekenkamer zorgt in haar huidige samenstelling voor werving en selectie van de aan de raad voor te dragen externe leden. Er wordt van uitgegaan dat dit binnen drie maanden geregeld kan worden; lukt dat niet dan kan de raad de termijn met nog eens drie maanden verlengen. Binnen een termijn van maximaal zes maanden moet de nieuwe Rekenkamer in ieder geval kunnen zijn ingevuld. De leden van de nieuwe Rekenkamer worden benoemd onder gelijktijdig ontslag door de raad van de huidige leden van de Rekenkamer.

Rekenkamer gemeente Wageningen, 17 januari 2003