Regeling vervallen per 01-07-2016

Havenverordening van de gemeente Wageningen

Geldend van 27-06-1981 t/m 30-06-2016

Intitulé

Havenverordening van de gemeente Wageningen

Considerans

De raad der gemeente Wageningen,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 22 augustus 1975, nr.6154a, afdeling III;

Gelet op artikel 168 van de gemeentewet,

Besluit:

vast te stellen de volgende

Havenverordening der gemeente Wageningen

HOOFDSTUK I Algemene bepalingen

Artikel 1

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.

"haven"

:

de Rijnhaven en het naar deze haven voerende kanaal, welke voor de scheepvaart openstaan, alsmede de met het havenkanaal in open verbinding staande jachthaven, met uitzondering van het in erfpacht uitgegeven gedeelte van de jachthaven;

b.

"kaden"

:

de bij de haven behorende en bij de gemeente in eigendom, beheer of onderhoud zijnde kaden en wallen ten gerieve van het lossen en laden van vaartuigen;

c.

"andere havenwerken"

:

bij de gemeente in eigendom, beheer of onderhoud zijnde aanlegsteigers, los- en laadplaatsen, opslagterreinen, kunstwerken, oevers en verdere werken, verband houdende met of ten dienste van de scheepvaart;

d.

"vaartuig"

:

een lichaam, hetwelk wegens zijn drijfvermogen gebezigd wordt voor het vervoer te water van personen en/of goederen, dan wel daartoe bestemd of geschikt is, alsmede een ponton, vlot, lichter, baggerwerktuig en elk ander voorwerp, hoe ook genaamd, hetwelk tot drijven, berging, vervoer te water, dan wel uitsluitend of hoofdzakelijk als woning is bestemd of daartoe wordt gebruikt;

e.

"schipper"

:

degene, die op het vaartuig het gezag uitoefent of degene, die hem vervangt dan wel als zodanig optreedt; voor het geval noch de schipper noch diens plaatsvervanger aanwezig is, wordt de eigenaar of gebruiker van het vaartuig aangemerkt als schipper;

f.

"havenmeester"

:

het hoofd van de haven-, markt- en veerdienst, of degene, die hem vervangt.

Artikel 2

Deze verordening is van toepassing op de haven, kaden en andere havenwerken.

Artikel 3

Onverminderd de bevoegdheden van de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren en van de brandweer is de zorg voor de naleving van deze verordening opgedragen aan de havenmeester en de andere ambtenaren van de havendienst.

Artikel 4

Degenen, aan wie de zorg voor de naleving van de bepalingen dezer verordening is opgedragen, zijn bevoegd zich te begeven op en in de niet tot woning ingerichte gedeelten van vaartuigen.

Artikel 5

  • 1. Degene, die door een besluit van de havenmeester rechtstreeks in zijn belang is getroffen, kan daartegen bij burgemeester en wethouders administratief beroep instellen.

  • 2. Indien administratief beroep is ingesteld blijft het besluit van de havenmeester van kracht, tenzij burgemeester en wethouders besluiten de werking van het besluit waartegen het beroep is ingesteld, hangende de behandeling van het beroep op te schorten.

HOOFDSTUK II Orde en veiligheid in het algemeen

Artikel 6

Een ieder is verplicht de door of namens de havenmeester gegeven bevelen en aanwijzingen ter handhaving van de openbare orde en veiligheid, ter regeling van het scheepvaartverkeer, ter voorkoming van brand, aanvaring of andere onheilen, of ter uitvoering van deze verordening, behoorlijk na te komen.

Artikel 7

Van de aankomst van een vaartuig moet door de schipper binnen twee uren na de aankomst worden kennis gegeven aan de havenmeester.

Artikel 8

De schipper is verplicht aan de havenmeester op diens verzoek inzage te verstrekken van de meetbrief, de monsterrol, de ladingpapieren en andere van belang zijnde documenten.

Artikel 9

De havenmeester is bevoegd schippers de toegang met hun vaartuigen tot de haven te weigeren, indien dit naar zijn oordeel:

  • a.

    in het belang van de goede regeling van de scheepvaart, de openbare orde en veiligheid noodzakelijk is;

  • b.

    de toestand van het vaartuig en/of de lading en/of de aard van de lading daartoe aanleiding geeft.

Artikel 10

Het is verboden zodanige handelingen te verrichten, dat schade of hinder kan worden veroorzaakt aan kaden en andere havenwerken, aan gemeerd of geankerd liggende vaartuigen of aan daarin aanwezige personen en/of goederen, of dat de vrijheid en veiligheid van het verkeer te water kan worden belemmerd of in gevaar gebracht.

Artikel 11

De schipper van een vaartuig, dat door de wijze van laden of lossen, door onvoldoende bemanning of uitrusting, dan wel om andere reden gevaar loopt te zinken of te kantelen, is verplicht:

  • a.

    van het gevaar terstond mededeling te doen aan de havenmeester;

  • b.

    onverwijld de nodige voorzieningen te treffen tot opheffing of vermindering van het gevaar en overigens zich ten deze te gedragen naar de door of namens de havenmeester gegeven aanwijzingen.

Artikel 12

De schipper van een vaartuig is verplicht, indien de havenmeester dit uit veiligheidsoverwegingen noodzakelijk acht, zich voor eigen rekening te bedienen van sleepbootassistentie.

Artikel 13

  • 1. Het is verboden anders te slepen dan met één vaartuig achter het slepende vaartuig.

  • 2. Het is verboden met naast elkaar gekoppelde vaartuigen te varen.

  • 3. Bij nadering van het in bijlage 7 van het Reglement van politie voor de Rijnvaart omschreven teken B.3.b. is de schipper van een vaartuig verplicht de zijde van het vaarwater aan stuurboord van het vaartuig te houden.

Artikel 14

  • 1. Het is verboden te varen met een grotere snelheid dan 5 kilometer per uur. Dit verbod wordt aangeduid door het in bijlage 7 van het Reglement van politie voor de Rijnvaart omschreven teken B.6.

  • 2. Op last van de havenmeester is de schipper verplicht zijn vaartuig onmiddellijk te doen stilliggen, te meren of de vaart van het vaartuig te verminderen of te versnellen.

Artikel 15

  • 1. De schipper van een vaartuig is verplicht te zorgen, dat het vaartuig niet aan de grond komt.

  • 2. De schipper van een vaartuig, dat aan de grond is geraakt, is verplicht daarvan onmiddellijk kennis te geven aan de havenmeester en op diens eerste aanzegging zoveel van de lading te lossen of te doen lossen als nodig is om het vaartuig vlot te maken en te doen blijven, dan wel het vaartuig of andere wijze te doen lichten.

Artikel 16

  • 1. De schipper van een gezonken vaartuig is verplicht:

    • a.

      onmiddellijk na het zinken daarvan kennis te geven aan de havenmeester;

    • b.

      de door of vanwege de havenmeester bevolen maatregelen te treffen om hinder voor de scheepvaart te voorkomen of te beperken;

    • c.

      zorg te dragen, dat het gezonken vaartuig binnen de door de havenmeester bepaalde tijd wordt verwijderd.

  • 2. Alle voorwerpen, van welke aard ook, die in de haven geraken en voor de scheepvaart gevaar of hinder kunnen opleveren, zullen onmiddellijk, op daartoe gegeven last van de havenmeester, uit de haven moeten worden verwijderd door degene, door wiens toedoen of nalatigheid de voorwerpen in de haven zijn geraakt, dan wel door de eigenaar van die voorwerpen, indien de schuldige of nalatige niet bekend is. Van het in de haven geraken van voorwerpen, als bedoeld in de vorige volzin, dient degene, door wiens toedoen of nalatigheid de voorwerpen in de haven zijn geraakt, terstond kennis te geven aan de havenmeester.

Artikel 17

De schipper is verplicht, wanneer met zijn vaartuig schade is veroorzaakt aan een ander vaartuig, aan kaden of aan andere havenwerken, hiervan onverwijld kennis te geven aan de havenmeester.

Artikel 18

Het is verboden, zonder daartoe bevoegd te zijn, enig vaartuig te betreden, los te maken, te verleggen of daarmede te varen.

Artikel 19

  • 1. Het is de schipper verboden een anker uit te werpen, een anker te gebruiken om het vaartuig te stoppen of met krabbend anker te varen. Dit verbod wordt aangeduid door het in bijlage 7 van het Reglement van politie voor de Rijnvaart omschreven teken A.6.

  • 2. Het in het eerste lid genoemde verbod is niet van toepassing, indien de schipper tot handelen genoodzaakt is teneinde schade aan enig vaartuig, aan kaden of aan andere havenwerken te voorkomen, dan wel indien gehandeld wordt met toestemming van de havenmeester.

Artikel 20

Het is de schipper verboden de voortstuwer van zijn vaartuig, wanneer dit gemeerd ligt of aan de grond zit, in werking te stellen of te hebben, tenzij dit nodig is in verband met aankomst of vertrek of indien gehandeld wordt na verkregen toestemming van de havenmeester.

Artikel 21

Het is de schipper verboden zijn vaartuig zodanig te hebben liggen, te laden of te lossen, dat andere vaartuigen bij de doorvaart van de vaarweg hiervan hinder ondervinden of dat hierdoor gevaar voor beschadiging van kaden of andere havenwerken ontstaat.

Artikel 22

  • 1. Het is verboden brandbare vloeistoffen, restanten van olie of enige andere vloeistof, welke tot verontreiniging van het water in de haven aanleiding kan geven, overboord of van de wal in de haven te pompen of te laten vloeien.

  • 2. Het is verboden het uitwendige van een vaartuig op zodanige wijze te behandelen, dat daardoor verontreiniging van het water in de haven kan ontstaan.

Artikel 23

  • 1. Het is verboden aan boord van een vaartuig ontplofbare of licht ontvlambare stoffen bij of boven vuur te hebben, te smelten, te koken of te verwarmen.

  • 2. Het is verboden open vuur aanwezig te hebben of te roken aan boord van een vaartuig, of op minder dan 25 meter afstand daarvan, tijdens het laden of lossen van licht ontvlambare en ontplofbare stoffen en gassen.

Artikel 24

De schipper, op wiens vaartuig brand is ontstaan, moet terstond alarm maken en zijn vaartuig uit de nabijheid van andere vaartuigen verhalen en verhaald houden.

Artikel 25

Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders:

  • a.

    de haven op enigerlei wijze te overdekken of daarop of daarboven een werkplaats of bergplaats aan te brengen of te hebben;

  • b.

    in, op of over de haven touwen, kettingen, kabels of draden, voorzover niet dienende tot het meren of slepen van vaartuigen, te leggen, te spannen of te hebben.

Artikel 26

Schippers, die een hond of honden aan boord hebben, zijn, indien een ambtenaar van de havendienst dit verlangt, verplicht deze aan boord vast te leggen of te doen vastleggen.

Artikel 27

Het is verboden zonder schriftelijke vergunning van de burgemeester in, op of boven het water van de haven een wedstrijd te houden, dan wel een vertoning of andere openbare vermakelijkheid te geven.

HOOFDSTUK III Ligplaatsen

Artikel 28

  • 1. Het is de schipper verboden met zijn vaartuig een andere dan een door of namens de havenmeester aangewezen ligplaats in te nemen.

  • 2. De aanwijzing van een ligplaats ontheft de schipper niet van de verplichting zich er van te overtuigen, dat die ligplaats voor zijn vaartuig veilig is.

Artikel 29

  • 1. Het is de schipper verboden zijn vaartuig op een andere wijze te meren dan aan de daarvoor bestemde meermiddelen of aan de vaartuigen, welke aan zodanige middelen zijn vastgemaakt.

  • 2. De schipper is verplicht zorg te dragen, dat zijn vaartuig, zolang het een ligplaats inneemt, behoorlijk is vastgelegd.

Artikel 30

De schipper is verplicht zijn vaartuig op eerste aanzegging van de havenmeester naar de door deze aangewezen plaats te verhalen.

Artikel 31

Indien de schipper niet wenst, dat in de nabijheid liggende of langszij gemeerde vaartuigen over zijn vaartuig worden geladen of gelost of dat opvarenden van die vaartuigen zich over zijn vaartuig begeven teneinde de wal of hun vaartuig te bereiken, is hij verplicht op eerste aanzegging van de havenmeester zijn ligplaats met zijn vaartuig te verlaten.

Artikel 32

De schipper is verplicht zorg te dragen, dat een deugdelijke verbinding met de kade, de steiger of de oever, waarlangs zijn vaartuig is gemeerd, wordt in stand gehouden, langs welke op behoorlijke en ongevaarlijke wijze personen zich van en aan boord kunnen begeven en dat deze verbinding bij nacht behoorlijk is verlicht, een en ander ter beoordeling van de havenmeester.

Artikel 33

Het is zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden in de haven ligplaats in te nemen met een vaartuig, hetwelk gebruikt wordt tot magazijn of bergplaats van goederen, tot het uitoefenen van enig ander bedrijf dan vervoer of tot het drijven van handel.

Artikel 34

Het is verboden zonder vergunning van burgemeester en wethouders in de haven een vaartuig op te leggen.

Artikel 35

  • 1. De schipper, aan wie bij vorst of ijsgang een ligplaats voor zijn vaartuig is aangewezen, of die onder deze omstandigheden een ligplaats wenst te verlaten, dan wel het bevel daartoe ontvangt, is verplicht zo nodig het ijs te breken.

  • 2. Indien een vaartuig is ingevroren, is de schipper daarvan verplicht in de nabijheid van zijn vaartuig een brandbijt van ten minste 0,50 m2 te maken en open te houden.

HOOFDSTUK IV Laden en lossen

Artikel 36

Het is verboden een vaartuig te laden of te lossen op een wijze, die naar het oordeel van de havenmeester gevaarlijk kan zijn voor het scheepvaartverkeer, voor kaden en andere havenwerken of voor de veiligheid van personen.

Artikel 37

  • 1. Het is verboden een vaartuig te laden of te lossen zonder voldoende maatregelen te hebben genomen ter voorkoming van verontreiniging van de haven, kaden en andere havenwerken, alsmede van roerende en onroerende goederen, onverschillig wie krachtens een zakelijk of persoonlijk recht de beschikking of het beheer daarover heeft.

  • 2. Indien bij het laden of lossen dan wel transporteren van goederen, voorwerpen of stoffen of bij andere werkzaamheden de kaden en andere havenwerken, alsmede roerende en onroerende goederen - onverschillig wie krachtens een zakelijk of persoonlijk recht de beschikking of het beheer daarover heeft - worden verontreinigd, is degene, door wie of op wiens last de werkzaamheden worden verricht, verplicht te zorgen, dat deze kaden, andere havenwerken en goederen behoorlijk, ter beoordeling van de havenmeester, worden gereinigd.

Artikel 38

Het is verboden de kaden in gebruik te nemen voor het opslaan van goederen, of welke andere doeleinden dan ook, anders dan met inachtneming van de aanwijzingen van de havenmeester en langer dan een door de havenmeester te bepalen termijn.

Artikel 39

  • 1. Het is verboden:

    • a.

      vaste of verplaatsbare mechanische los- en laadinrichtingen - zoals kranen, transporteurs en lostrechters - alsmede steigers, loopbruggen en andere voorwerpen in, op of boven de kaden of oevers te hebben;

    • b.

      een loods, walkantoor, of enig ander gebouw of opstal op de kaden op te richten, te plaatsen of te hebben.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd van het bepaalde in het eerste lid van dit artikel ontheffing te verlenen onder door hen te stellen voorwaarden en bepalingen. Een zodanige heffing kan te allen tijde door burgemeester en wethouders worden ingetrokken.

  • 3. Het verbod, vervat in het eerste lid, onder a, van dit artikel, is niet van kracht voor inrichtingen, welke onmiddellijk vóór het lossen en laden van een vaartuig worden aangevoerd en onmiddellijk na het lossen of laden worden verwijderd.

HOOFDSTUK V Straf- en slotbepalingen

Artikel 40

Behalve de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren is de havenmeester met het opsporen van overtredingen dezer verordening belast.

Artikel 41

Aan de ambtenaren, die met het opsporen van overtredingen van deze verordening zijn belast, wordt de last verstrekt te allen tijde de tot woning ingerichte gedeelten van vaartuigen, ook tegen de wil van de bewoners, te betreden, zo dikwijls de zorg voor de naleving van deze verordening zulks vereist en voorts met inachtneming van de bepalingen van de wet van 31 augustus 1853, Stb. 83.

Artikel 42

Overtreding van enige bepaling van deze verordening wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Artikel 43

Wegens overtreding van een door straffen te handhaven bepaling van deze verordening door of vanwege een rechtspersoon, een vennootschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen, worden de bestuurders, de leden van het bestuur of de commissarissen, alsmede de personen, die tot het feit opdracht hebben gegeven of die feitelijk leiding hebben gehad bij het verboden handelen of nalaten gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 44

De verordening, houdende Politiebepalingen op het gebruik der Buitenhaven te Wageningen, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 februari 1889, zoals deze sedertdien is gewijzigd, wordt ingetrokken.

Artikel 45

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag van de maand, volgende op die, waarin zij is afgekondigd.

  • 2. Zij kan worden aangehaald als "Havenverordening".

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 15 september 1975, nr. 6154, afd. III.