Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting riolering Grintweg (1e wijziging)

Geldend van 01-01-2002 t/m heden

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een baatbelasting riolering Grintweg (1e wijziging)

Considerans

De raad van de gemeente Wageningen;

Gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 20 november 2001;

Gelet op artikel 222 van de Gemeentewet en het ‘Bekostigingsbesluit riolering Grintweg’, vastgesteld bij raadsbesluit van 20 juni 1997;

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder een onroerende zaak:

  • 1.

    een gebouwd eigendom;

  • 2.

    een gedeelte van een onder 1 bedoeld eigendom dat blijkens zijn indeling is bestemd om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt;

  • 3.

    een samenstel van twee of meer van de onder 1 bedoelde eigendommen of onder 2 bedoelde gedeelten daarvan die naar de omstandigheden beoordeeld bij elkaar horen.

Artikel 2 Belastbaar feit

  • 1. Onder de naam baatbelasting riolering Grintweg wordt in de vorm van een heffing ineens een directe belasting geheven terzake van de onroerende zaken gelegen in de gemeente binnen de rode omlijning op de bij deze verordening behorende als zodanig gewaarmerkte kaart, die op 1 januari 1998 zijn gebaat door de in het tweede lid genoemde voorzieningen die tot stand zijn gebracht door of met medewerking van het gemeentebestuur.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde voorzieningen omvatten de aanleg van riolering in de Grintweg te Wageningen.

Artikel 3 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die van een onroerende zaak als bedoeld in artikel  2, eerste lid, het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die op het tijdstip van ingang van de heffing dan wel, indien de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting, bij de aanvang van het belastingjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

  • 3. Indien in de kosten verbonden aan de voorziening genoemd in artikel 2, tweede lid, terzake van een onroerende zaak krachtens overeenkomst een bijdrage is of wordt voldaan gelijk aan de op basis van deze verordening verschuldigde belasting, wordt de belasting terzake van die onroerende zaak niet geheven.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

De maatstaf van de heffing is een bedrag per onroerende zaak.

Artikel 5 Belastingtarief

De belasting bedraagt per:

  • a.

    onroerende zaak, waarvoor op de voorziening uitsluitend lozing kan/zal plaatsvinden van afvalstoffen voortkomend uit het gebruik van de onroerende zaak als woning, op de in artikel 2, onder 1, genoemde kaart in groen aangegeven, € 2.268,90;

  • b.

    onroerende zaak, waarvoor op de voorziening lozing kan/zal plaatsvinden van bedrijfsafvalwater eventueel via één aansluiting gecombineerd met afvalstoffen voortkomend uit het gebruik van de onroerende zaak als woning, op de in artikel 2, onder 1, genoemde kaart in geel aangegeven,

    € 5.445,36.

Artikel 6 Regeling inzake heffing in de vorm van een jaarlijkse belasting

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2 wordt op verzoek van de belastingplichtige de belasting geheven in de vorm van een jaarlijkse belasting gedurende 30 jaren. Het verzoek genoemd in de eerste volzin dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 2. Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

  • 3. De jaarlijkse belasting bedraagt de annuïteit van het totaal verschuldigde, berekend op basis van een periode van 30 jaren en een rentevoet van 5,6%.

  • 4. De belasting over de nog niet verstreken belastingjaren kan elk jaar worden afgekocht. De afkoopsom wordt bepaald op de contante waarde van de op 1 januari van het belastingjaar, waarin de afkoop plaatsvindt, nog te verschijnen belastingbedragen berekend naar een rentevoet van 5,6%.

  • 5.

    • a.

      Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en de belastingplicht in de loop van het belastingtijdvak als bedoeld in het eerste lid eindigt of wijzigt als gevolg van het overdragen van eigendom, bezit of beperkt recht, wordt de nieuwe genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, met ingang van het eerstvolgende belastingjaar een aanslag ineens opgelegd voor de resterende belastingjaren van het belastingtijdvak, berekend overeenkomstig het vierde lid van dit artikel.

    • b.

      In afwijking van het bepaalde in onderdeel a, wordt op verzoek van de in dat onderdeel bedoelde belastingplichtige de jaarlijkse heffing overeenkomstig het eerste lid gecontinueerd. Het verzoek daartoe dient binnen zes weken na de dagtekening van de aanslag ingevolge onderdeel a, schriftelijk bij de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar te worden ingediend.

  • 6. Ingeval de belasting wordt geheven in de vorm van een jaarlijkse heffing en in de loop van het belastingtijdvak de eigendom, het bezit of het beperkt recht van een gedeelte van de onroerende zaak wordt overgedragen, wordt, voor de verdeling van de resterende belastingschuld, de maatstaf van heffing als bedoeld in artikel 4 voor de desbetreffende onroerende zaken opnieuw vastgesteld voor de nog niet verstreken belastingjaren.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8 Termijnen van betaling

De aanslagen moeten worden betaald binnen twee maanden na de dagtekening van het aanslagbiljet.

Artikel 9 Kwijtschelding

Bij de invordering van de baatbelasting wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de baatbelasting.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeerartikel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag nà die van bekendmaking.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2002.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als 'Verordening baatbelasting riolering Grintweg' (1e wijziging)

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 17 december 2001, nr. 01/31668.9, afdeling Bfbe.