Regeling vervallen per 01-07-2013

Huisvestingsverordening WERV - Wageningen

Geldend van 01-07-2007 t/m 30-06-2013

Intitulé

HUISVESTINGSVERORDENING WERV - WAGENINGEN

Considerans

De raad van de gemeente Wageningen

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders

van 19 september 2006, nr. 06.0059749, afd. SOwo

gelet op artikel 2 van de huisvestingswet;

BESLUIT:

Vast te stellen de huisvestingsverordening WERV WAGENINGEN.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 18 december 2006,

Versie 17 oktober 2006

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. Aanbodmodel:

woonruimteverdelingsysteem waarbij de vrijkomende huurwoningen worden aangeboden door middel van een advertentiemedium, waarbij woningzoekenden zelf reageren op de advertentie en de kandidaat wordt geselecteerd uit de binnengekomen reacties;

b. Actiegebiedaanwijzing:

gebied of complex waarover in het kader van herstructurering afspraken zijn of worden gemaakt;

c. Advertentiemedium:

uitgave waarin ter toewijzing beschikbare woonruimten in de regio worden aangeboden;

d. Aftoppingsgrens:

de grens als bedoeld in artikel 20 onder b van de Wet op de Huurtoeslag;

e.B&W:

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

f. Bereidverklaring:

de schriftelijke verklaring van de eigenaar dat hij bereid is de woonruimte aan de aanvrager van de huisvestingsvergunning in gebruik te geven;

g. Besluit:

het Huisvestingsbesluit;

h. Bijzondere doelgroepen:

woningzoekenden uit opvanghuizen en hulp- en dienstverlenings-instellingen, gehandicapten en ouderen met een zorgindicatie;

i. Combinatiemodel:

Een model waarvan het aanbodmodel de basis vormt, aangevuld met de modules loting en optie;

j. Economische binding:

de binding van een persoon aan de WERV daarin gelegen dat die persoon voor de voorziening in het bestaan is aangewezen op het verrichten van arbeid binnen of vanuit de WERV. Er moet dan minimaal sprake zijn van een contract van een halve werkweek met een duur van minstens 1 jaar. Ook degene die een dagopleiding volgt aan een in de WERV gevestigde instelling van onderwijs heeft deze binding;

k. Eigenaar:

degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van een woonruimte of een gebouw;

l. Huishouden:

een alleenstaande of twee of meer personen die een gemeenschappelijke huishouding voeren of willen gaan voeren;

m. Huisvestingsvergunning:

de vergunning als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Wet;

n. Huurprijs:

de prijs die bij huur en verhuur is verschuldigd voor het enkele gebruik van een woonruimte, uitgedrukt in een bedrag per maand;

o. Huurprijsgrens:

het bedrag dat wordt genoemd in artikel 13, eerste lid onder a, van de Wet op de huurtoeslag;

p. Huurtoeslag

een tegemoetkoming van het Rijk als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onder j, van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen in de kosten van het huren van een woning;

q. Huurwoning:

woonruimte waarvoor de gebruiker een vergoeding verschuldigd is, of ten aanzien waarvan de gebruiker een huurovereenkomst is aangegaan;

r. Ingezetene:

degene die in het bevolkingsregister van één van de WERV gemeenten is opgenomen en daar feitelijk hoofdverblijf heeft in een voor permanente bewoning aangewezen woonruimte;

s. Inkomen:

het rekeninkomen zoals bedoeld in artikel 1 onder i van de Wet op de Huurtoeslag;

t. Inschrijvingsduur:

de periode dat de woningzoekende aaneensluitend is ingeschreven in het register van woningzoekenden;

u. Klachtencommissie:

de – in overleg met de toegelaten instellingen – door het college van Burgemeester en Wethouders van Wageningen benoemde commissie, die belast is met klachten van woningzoekenden met betrekking tot de afhandeling van de verdeling van woonruimte;

v. Koopprijs:

de prijs die voor de enkele koop van een woonruimte daadwerkelijk is of zal worden betaald;

w. Koopprijsgrens:

vastgesteld op een bedrag van € 160.000,-;

x. Koopwoning:

woonruimte die is bestemd voor de verkoop en die niet eerder werd bewoond, of laatstelijk door de rechtsvoorganger van de koper als eigenaar is bewoond;

y. Maatschappelijke binding:

de binding van een persoon aan de WERV is daarin gelegen dat die persoon een redelijk met de plaatselijke samenleving verband houdend belang heeft zich in dit gebied te vestigen. Een maatschappelijke binding wordt in elk geval aangenomen ten aanzien van: een persoon die ten minste 1 jaar onafgebroken ingezetene is in één van de gemeenten in de WERV of gedurende de voorafgaande 20 jaar ten minste 6 jaar onafgebroken ingezetene is geweest van één van de gemeenten in de WERV. Een persoon die voor vertrek naar het buitenland laatstelijk ten minste gedurende één jaar in de WERV woonachtig is geweest wordt geacht maatschappelijke binding te hebben.

z. Onttrekkingsvergunning:

de vergunning als bedoeld in artikel 30 van de Wet;

aa. Overeenkomst:

de tussen B&W en woningcorporaties te sluiten overeenkomst over het in gebruik geven van woonruimte;

bb. Regio Veluwe:

het grondgebied van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde, Voorst, Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel;

cc. Rekenhuur

de rekenhuur als bedoeld in artikel 5 van de Wet op de Huurtoeslag;

dd. Splitsingsvergunning:

de vergunning als bedoeld in artikel 33 van de Wet;

ee. Stadsvernieuwingskandidaat:

een woningzoekende die op het moment van een actiegebiedaanwijzing met toestemming van de eigenaar als hoofdbewoner/huurder woonachtig is in een in het betreffende actiegebied gelegen zelfstandige woonruimte;

ff. Statushouder:

woningzoekende die ingevolge de Vreemdelingenwet als vluchteling is toegelaten;

gg. Urgentie:

het feit dat een woningzoekende als dringend woningbehoevende wordt aangemerkt;

hh. Urgentiecommissie:

de – in overleg met de toegelaten instellingen – door het college van Burgemeester en Wethouders van Wageningen ingestelde commissie;

ii. Urgentieverklaring:

de urgentieverklaring als bedoeld in artikel 18 van deze verordening;

jj. WERV:

de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal;

kk. Wet:

de Huisvestingswet;

ll. Woningruil:

het door twee of meer huishoudens wederkerig in gebruik nemen van elkaars woonruimte met het oogmerk van daadwerkelijke permanente bewoning;

mm. Woningzoekende:

perso(o)n(en) op zoek naar (andere) zelfstandige woonruimte;

nn. Woonoppervlakte:

het totaal van de oppervlakten van vertrekken, zoals gedefinieerd in het Woonwaarderingsstelsel;

oo. Zelfstandige woonruimte:

woonruimte die een eigen toegang heeft en die door een huishouden kan worden bewoond, zonder daarbij afhankelijk te zijn van wezenlijke voorzieningen buiten die woonruimte;

HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE

Paragraaf 2.1 Vergunningplichtige woonruimte

Artikel 2 Werkingsgebied

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op zelfstandige woonruimte:

  • a.

    met een huurprijs beneden de huurprijsgrens, en;

  • b.

    met een koopprijs beneden de koopprijsgrens.

Paragraaf 2.2 Aanbod en toewijzing van woonruimte

Artikel 3 Inschrijving als woningzoekende

  • 1. De woningcorporaties voeren een gezamenlijke registratie van woningzoekenden.

  • 2. Huishoudens die voldoen aan de criteria voor vergunningverlening zoals bedoeld in artikel 9 en in aanmerking willen komen voor een huurwoning kunnen zich laten inschrijven in het register van een woningcorporatie in de WERV.

  • 3. Als inschrijfdatum geldt het moment waarop de benodigde gegevens voor de beoordeling van de aanvraag tot inschrijving zijn ingediend en het inschrijfgeld is voldaan.

Artikel 4 Aanbod van huurwoningen

B&W verlenen woningzoekenden medewerking bij het verkrijgen van zelfstandige huurwoonruimte door middel van het combinatiemodel waarvan het aanbodsysteem de basis vormt.

Artikel 5 Toewijzing van huurwoningen

De toewijzing van een huurwoning vindt plaats door de woningcorporatie op basis van inschrijfduur waarbij de woningzoekende die het langst staat ingeschreven als eerste een aanbieding krijgt, daarna de tweede, enzovoorts.

ARTIKEL 6 UITZONDERINGEN

  • 1. Voor stadsvernieuwingskandidaten worden aparte afspraken gemaakt met de toegelaten instellingen. Deze afspraken worden vastgelegd in een sociaal plan.

  • 2. Wageningen huisvest binnen de gemeentegrenzen statushouders volgens de taakstelling van het ministerie. Hiervoor wordt het benodigde aantal woningen buiten het combinatiemodel gehouden.

  • 3. Voor bijzondere doelgroepen kunnen in een overeenkomst met de toegelaten instellingen aparte afspraken worden gemaakt.

Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning

Artikel 7 Vergunningvereiste

  • 1. Het is verboden zonder een huisvestingsvergunning een woonruimte, als bedoeld in artikel 2 in gebruik te nemen voor bewoning.

  • 2. Het is verboden de in artikel 2 bedoelde woonruimte voor bewoning in gebruik te geven aan een huishouden dat niet beschikt over een huisvestingsvergunning.

Artikel 8 Aanvragen van een huisvestingsvergunning

Voor de aanvraag van een huisvestingsvergunning wordt gebruik gemaakt van een door of namens B&W te verstrekken formulier. De aanvrager vult het formulier volledig in en voegt tevens de volgende actuele bewijsstukken bij:

  • a.

    Voor een koopwoning:

    • 1.

      Het eigendomsbewijs, de koopakte, de voorlopige koopakte of een verklaring van een notaris, waar ook de koopprijs uit blijkt;

    • 2.

      Gegevens over de economische of maatschappelijke binding;

    • 3.

      Gegevens over leeftijd, nationaliteit en verblijfsstatus.

  • b.

    Voor een huurwoning:

    • 1.

      Een bereidverklaring van de verhuurder behoudens de gevallen genoemd in de artikelen 267, 268, en 270 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

    • 2.

      Gegevens over de omvang van het huishouden;

    • 3.

      Gegevens over de economische of maatschappelijke binding;

    • 4.

      Gegevens over leeftijd, nationaliteit en verblijfsstatus.

Artikel 9 Criteria voor vergunningverlening

B&W verlenen de huisvestingsvergunning als aan elk van de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a.

    In het geval van een huurwoonruimte is de eigenaar bereid de woning te verhuren en/of;

  • b.

    Het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt, behoort tot de ingevolge paragraaf 2.4 aangewezen categorieën van woningzoekenden die voor het verkrijgen van een huisvestingsvergunning in aanmerking komen en;

  • c.

    De woonruimte wordt met toepassing van het bepaalde in paragraaf 2.5 passend geacht voor het huishouden dat de huisvestingsvergunning aanvraagt;

Artikel 10 Vruchteloze aanbieding

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 9 wordt de vergunning altijd verleend indien de woonruimte door de eigenaar gedurende 8 weken vruchteloos is aangeboden aan woningzoekenden die ingevolge artikel 9 voor die woonruimte in aanmerking komen.

  • 2. De eigenaar moet de woonruimte tijdens de in het vorige lid genoemde termijn tenminste één maal door een advertentie te huur of te koop hebben aangeboden via een advertentie in een binnen de regio verschijnend dag- of weekblad en tenminste 8 weken op een algemeen bekende internetsite zijn aangeboden.

Artikel 11 Termijn en vergunningverlening

  • 1. Binnen acht weken na indiening van alle voor de vergunningverlening vereiste gegevens wordt door B&W op de aanvraag beslist. Het besluit wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de aanvrager.

  • 2. Het besluit op de aanvraag bevat ten minste de volgende gegevens:

    • a.

      De woonruimte waarop het besluit betrekking heeft;

    • b.

      De naam van de persoon die de woonruimte in gebruik wenst te nemen;

    • c.

      In geval de vergunning wordt geweigerd, de redenen waarom de vergunning wordt geweigerd;

    • d.

      In geval de vergunning wordt verleend, de mededeling dat binnen maximaal twee maanden van de huisvestingsvergunning gebruik moet worden gemaakt.

Artikel 12 Intrekking

B&W kunnen een huisvestingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    De vergunninghouder de erin vermelde woonruimte niet binnen de door B&W bij de verlening van de vergunning gestelde termijn in gebruik heeft genomen of;

  • b.

    De vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens, waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 2.4 Toelating

Artikel 13 Leeftijd, ingezetenschap, economische en maatschappelijke binding

  • 1. Burgemeester en Wethouders verlenen de vergunning als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      Tenminste één van de leden van het huishouden moet 18 jaar of ouder zijn én;

    • b.

      Tenminste één van de leden van het huishouden de Nederlandse nationaliteit bezit of over een geldige verblijfstitel in Nederland beschikt én;

    • c.

      Tenminste één der volwassen leden van het huishouden moet maatschappelijk of economisch gebonden zijn zoals bedoel in artikel 1 sub j en sub y.

  • 2. In afwijking van het eerste lid sub c geldt de eis van economische of maatschappelijke binding niet ten aanzien van woningzoekenden zoals genoemd in artikel 13c van de wet en artikel 6 van het Besluit.

Paragraaf 2.5 Passendheid en slaagkansen

Artikel 14 Slaagkansen

De woningcorporaties dragen zorg voor evenwichtige slaagkansen voor verschillende groepen woningzoekenden en rapporteren hierover jaarlijks aan de colleges van burgemeester en wethouders. Dit zal nader uitgewerkt worden in het convenant met de toegelaten instellingen.

Artikel 15 Bezettingsnorm

Woningen met een woonoppervlakte van 110 m2 en meer worden bij voorrang toegewezen aan huishoudens van 5 of meer personen.

Artikel 16 Seniorenhuisvesting

Woningen die speciaal bestemd zijn voor de huisvesting van senioren worden bij voorrang verhuurd aan huishoudens waarvan tenminste één van de leden 55 jaar of ouder is.

Paragraaf 2.6 Leegmelding

Artikel 17 Leegmelding

  • 1. Indien woonruimte langer dan twee maanden leegstaat, is de eigenaar van deze woonruimte verplicht deze leegstand binnen drie werkdagen na afloop van die twee maanden te melden aan B&W.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn begint op het moment dat:

    • a.

      Degene aan wie als laatste een huisvestingsvergunning is verleend, de woning definitief heeft verlaten of;

    • b.

      De huurovereenkomst is beëindigd of;

    • c.

      De woonruimte niet langer in gebruik is of;

    • d.

      Op enigerlei wijze is gebleken dat de woning te huur of vrij van huur, te koop is.

Paragraaf 2.7 Urgentie

Artikel 18 Urgentiecommissie

Het college van burgemeester en wethouders stelt een commissie in op grond van artikel 84 van de Gemeentewet, met als taak B&W op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Urgentieregeling.

Artikel 19 Urgentieregeling

Het college van burgemeester en wethouders stelt een Urgentieregeling vast waarin nadere regels worden gesteld voor het verlenen van een urgentie huisvesting.

Artikel 20 Urgentieverlening

  • 1. Een woningzoekende kan, indien hij dringend behoefte heeft aan (andere) woonruimte, B&W verzoeken hem / haar een urgentieverklaring voor huisvesting te verlenen.

  • 2. De Urgentiecommissie bepaalt aan de hand van de Urgentieregeling of een woningzoekende als urgent wordt aangemerkt.

  • 3. Indien aan een woningzoekende een urgentie huisvesting wordt verleend, wordt tevens aangegeven voor welk woningtype de woningzoekende in aanmerking komt (woningindicatie).

  • 4. Voor het in behandeling nemen van een aanvraag urgentie huisvesting is de aanvrager een vergoeding verschuldigd.

Artikel 21 Wijziging en intrekking urgentie

  • 1. Bij gewijzigde omstandigheden kan de Urgentiecommissie al dan niet op verzoek van de woningzoekende, besluiten de inhoud van de verleende urgentie te wijzigen. Dit wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de woningzoekende.

  • 2. De Urgentiecommissie kan een urgentie intrekken, indien de urgentie is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren. Dit wordt schriftelijk ter kennis gebracht aan de woningzoekende.

  • 3. De Urgentiecommissie trekt de urgentieverklaring in, indien een huisvestingsvergunning is verleend of een passend woningaanbod door de urgentverklaarde ten onrechte is geweigerd.

HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 22 Lokaal maatwerk

Door toepassing van lokaal maatwerk kunnen burgemeester en wethouders met besturen van woningcorporaties een overeenkomst sluiten waarin afspraken worden neergelegd over de toewijzing van maximaal 30% van de vrijkomende woningen van de corporatie. Deze overeenkomst zal betrekking hebben op in de monitoring geconstateerde problematiek ten opzichte van de slaagkansen van de doelgroepen van beleid. Over de aard, inhoud, rapportage, toepassingsgebied en de evaluatie worden in deze overeenkomst voor een periode van maximaal 2 jaar bindende afspraken gemaakt in de vorm van een experiment. Deze af te sluiten overeenkomst(en) vormen een aanvulling van deze verordening. Na maximaal 2 jaar wordt een experiment geëvalueerd. Na evaluatie van een experiment is één van de volgende vervolgstappen mogelijk:

  • -

    Indien, na evaluatie, aan de doelstellingen is voldaan: het experiment kan worden omgezet in structureel beleid.

  • -

    Indien, na evaluatie, niet aan de doelstellingen is voldaan: het experiment wordt stopgezet.

  • -

    Eventueel kan besloten worden het experiment, na evaluatie, nog voor een jaar te verlengen wanneer nog niet duidelijk is in hoeverre aan de doelstellingen is voldaan.

Artikel 23 Overeenkomsten

B&W kunnen met woningcorporaties overeenkomsten sluiten over het in gebruik geven van woonruimte.

Artikel 24 Klachtencommissie

Door het college van burgemeester en wethouders wordt een klachtencommissie ingesteld als bedoeld in artikel 4, tweede lid van de Wet. Deze commissie is onafhankelijk van de gemeente en woningcorporaties en geeft een bindend advies over klachten inzake de uitvoering van de woonruimteverdeling. Voor het functioneren en de samenstelling van de klachtencommissie wordt door het college van burgemeester en wethouders nadere regels vastgesteld in het reglement klachtencommissie. Het reglement klachtencommissie wordt vastgelegd in een overeenkomst.

Artikel 25 Mandatering

B&W kunnen de uitoefening van de bevoegdheden van hoofdstuk 2 mandateren aan de woningcorporaties.

HOOFDSTUK 4 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD

Paragraaf 4.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting

Artikel 26 Werkingsgebied

De bepalingen in dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle woonruimte.

Artikel 27 Vergunningvereiste

Het is verboden zonder onttrekkingsvergunning een woonruimte:

  • a.

    geheel of gedeeltelijk aan de bestemming tot bewoning te onttrekken. Onder het onttrekken aan de bestemming tot bewoning wordt in deze verordening verstaan het slopen of het gebruiken voor een ander doel dan permanente bewoning door een huishouden;

  • b.

    met andere woonruimte samen te voegen;

  • c.

    van zelfstandige in onzelfstandige woonruimte om te zetten.

Artikel 28 Aanvragen van een onttrekkingsvergunning

  • 1. De aanvraag voor een onttrekkingsvergunning wordt ingediend bij B&W en gaat vergezeld van de volgende informatie en bewijsstukken:

    • a.

      naam en adres van de eigenaar;

    • b.

      gegevens over de huidige situatie:

      • ·

        huur- of koopprijs;

      • ·

        aantal kamers;

      • ·

        woonoppervlak;

      • ·

        woonlaag;

      • ·

        staat van onderhoud;

    • d.

      gegevens over de beoogde situatie:

      • ·

        bestemming;

      • ·

        bouwtekening/bouwvergunning;

      • ·

        compensatievoorstel;

    • e.

      gegevens bij voorgenomen samenvoeging:

      • ·

        verwachte huur- of koopprijs;

      • ·

        naam van toekomstige bewoner(s);

      • ·

        omvang van het huishouden van de toekomstige bewoner(s);

      • ·

        schriftelijke verklaring van toestemming van de verhuurder;

  • 2. B&W kunnen bij de beoordeling van aanvragen tot een onttrekkingsvergunning ten behoeve van de uitoefening van een bedrijf advies inwinnen bij de Kamer van Koophandel;

  • 3. Bij de beoordeling van aanvragen tot onttrekking ten behoeve van de praktijkuitoefening door officieel erkende medici, paramedici of sociaal maatschappelijk werkende(n) of instellingen winnen B&W steeds het advies in van de Adviescommissie Huisvesting Beoefenaars van Medische en Paramedische Beroepen;

  • 4. De onttrekkingsvergunning bevat de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de onttrekkingsvergunning gebruik gemaakt kan worden;

    • b.

      de woonruimte waarop de vergunning betrekking heeft;

    • c.

      de opgelegde compensatie;

    • d.

      de verschuldigde leges;

  • 5. B&W kunnen een vergunning verlenen voor een tijdelijke onttrekking als de onttrekking voorziet in een tijdelijke behoefte.

Artikel 29 Criteria voor vergunningverlening

  • 1. B&W verlenen de onttrekkingsvergunning, indien naar hun oordeel het met de onttrekking, samenvoeging of omzetting gediende belang groter is dan het belang van het behoud of de samenstelling van de woonruimtevoorraad;

  • 2. Indien de aanvraag betrekking heeft op samenvoeging of omzetting van woonruimte en één of meer van de betrokken woonruimten een huur- of koopprijs heeft beneden de huur- of koopprijsgrens en er, ongeacht de nieuwe huur- of koopprijs, naar het oordeel van B&W voldoende compensatie als bedoeld in artikel 30 wordt geboden, wordt de onttrekkingsvergunning in ieder geval verleend, als:

    • a.

      de samenvoeging of omzetting een woonruimte oplevert met een huur- of koopprijs beneden de huur- of koopprijsgrens;

    • b.

      bij samenvoeging de vergunningaanvrager eigenaar-bewoner is, de bestemming tot bewoning gehandhaafd blijft en de samengevoegde woonruimte passend is voor het huishouden van de eigenaar-bewoner, of;

    • c.

      de aanvraag geschiedt door een verhuurder/beheerder ten behoeve van een te krap wonend huishouden dat na samenvoeging passend is gehuisvest.

  • 3. Indien B&W hebben vastgesteld, dat zowel het belang van de aanvrager als het belang van de volkshuisvesting zwaar wegen, of dat het belang van de aanvrager niet opweegt tegen het belang van de volkshuisvesting, wordt de onttrekkingsvergunning verleend als voldoende compensatie als bedoeld in artikel 30 wordt geboden en overigens aan door B&W gestelde voorwaarden en voorschriften is voldaan.

Artikel 30 Compensatie

  • 1. Compensatie kan worden geboden door het toevoegen aan de woningvoorraad van andere vervangende woonruimte die naar het oordeel van B&W gelijkwaardig is aan de te onttrekken woonruimte;

  • 2. Compensatie kan ook worden geboden door betaling van compensatiegeld. Daarbij gelden de volgende prijzen:

    • a.

      € 371,- per m2 in het geval van het geheel of gedeeltelijk onttrekken aan de woonbestemming van zelfstandige woonruimte;

    • b.

      € 286 per m2 in het geval van het geheel of gedeeltelijk onttrekken aan de woonbestemming van niet-zelfstandige woonruimte;

    • c.

      € 201,- per m2 in het geval van samenvoeging of omzetting van woonruimte.

    Voor het berekenen van de vloeroppervlakte van de te compenseren woonruimte wordt uitgegaan van de gebruiksoppervlakte als bedoeld in NEN 2580.

  • 3. Het fonds dat door deze compensatiegelden wordt gevormd kan uitsluitend binnen het kader van de volkshuisvesting worden aangewend.

  • 4. Bij het als compensatie toevoegen van woonruimte, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt door de aanvrager binnen vier weken na verzenddatum van het desbetreffende besluit van B&W, een waarborgsom betaald, die gelijk is aan het bedrag dat had moeten worden betaald indien hij voor de in dat besluit gestelde financiële compensatievoorwaarde zou hebben gekozen. Wanneer de compenserende woonruimte aantoonbaar is toegevoegd aan de woningvoorraad vindt teruggave van de waarborgsom plaats.

Artikel 31 Intrekking

B&W kunnen een onttrekkingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot onttrekking, samenvoeging of omzetting;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

Paragraaf 4.2 Splitsing in appartementsrechten

Artikel 32 Werkingsgebied

De bepalingen in deze paragraaf zijn van toepassing op alle gebouwen, bevattende woonruimte.

Artikel 33 Vergunningvereiste

  • 1. Het is verboden zonder splitsingsvergunning een recht op een gebouw, te splitsen in appartementsrechten als bedoeld in artikel 106, eerste en derde lid van het boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, indien één of meer appartementsrechten de bevoegdheid omvatten tot het gebruik van één of meer gedeelten van het gebouw als woonruimte;

  • 2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten of het aangaan van een verbintenis daartoe door een rechtspersoon voor een gebouw als bedoeld in het eerste lid.

Artikel 34 Aanvragen van een splitsingsvergunning

  • 1. De aanvraag van een splitsingsvergunning wordt ingediend bij B&W en gaat vergezeld van in ieder geval de volgende stukken:

    • a.

      een splitsingsplan dat voldoet aan de vereisten als neergelegd in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek en het krachtens dat artikel vastgestelde Besluit betreffende splitsing in appartementsrechten;

    • b.

      een taxatierapport betreffende het gebouw en de tot afzonderlijke woonruimte bestemde gedeelten van het gebouw, opgemaakt door een beëdigd makelaar. Dit rapport bevat in elk geval mede een beschrijving en beoordeling van de onderhoudstoestand van het gebouw;

    • c.

      indien B&W dat nodig achten, kan overlegging van andere stukken verzocht worden.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen omtrent een aanvraag om splitsing binnen drie maanden na de dag waarop zij de aanvraag hebben ontvangen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid kunnen Burgemeester en wethouders hun beslissing verdagen in geval zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 36.

  • 4. De splitsingsvergunning bevat in elk geval de volgende informatie:

    • a.

      de mededeling dat binnen één jaar van de splitsingsvergunning gebruik gemaakt moet worden;

    • b.

      het gebouwd onroerend goed waarop de splitsing betrekking heeft.

Artikel 35 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning

  • 1. B&W weigeren een splitsingsvergunning, indien:

    • a.

      het gebouw of het gedeelte van een gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat die verhuurd worden of laatstelijk verhuurd zijn geweest, of als het gebouw of het gedeelte van een gebouw, voor zover dit geheel of gedeeltelijk verhuurd is geweest voor bewoning, in strijd is met de voorschriften van een bestemmingsplan als bedoeld in artikel 10 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of met enig wettelijk voorschrift, geheel of gedeeltelijk voor een ander doel dan voor bewoning in gebruik genomen;

    • b.

      de huurprijs van één of meer van die woonruimten of voormalige woonruimten lager is dan de huurprijsgrens;

    • c.

      de aanvrager niet kan waarborgen, dat de woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing bestemd blijft of blijven, c.q. de voormalige woonruimte of woonruimten na de voorgenomen splitsing opnieuw bestemd zullen worden voor verhuur ter bewoning, en;

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij splitsing heeft niet opweegt tegen het belang van het behoud van de woonruimtevoorraad, voor zover die voor de verhuur is bestemd. Hierbij wordt mede de ligging en de te verwachten vraag naar de in het betreffende gebouw of een gedeelte van een gebouw opgenomen woonruimten betrokken.

  • 2. B&W weigeren eveneens een splitsingsvergunning, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft is gelegen, een stadsvernieuwingsplan als bedoeld in artikel 31 van de Wet op de Stads- en dorpsvernieuwing of leefmilieuverordening als bedoeld in artikel 9 van die wet van kracht is, dan wel een ontwerp voor zodanig plan of zodanige verordening of voor een herziening daarvan in procedure is;

    • b.

      het ontwerp voor dat plan of voor die verordening, dan wel voor de herziening daarvan ter inzage is gelegd voordat de aanvraag van de splitsingsvergunning is ingediend, dan wel, indien de aanvraag krachtens artikel 36 is aangehouden, voordat die aanhouding is geëindigd;

    • c.

      de voorgenomen splitsing naar het oordeel van B&W nadelige gevolgen heeft voor de met het plan of de verordening nagestreefde of na te streven doeleinden en;

    • d.

      het belang dat de vergunningaanvrager bij de splitsing heeft, niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van belemmering van stadsvernieuwing.

  • 3. B&W weigeren tenslotte een splitsingsvergunning, indien:

    • a.

      de toestand van het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft zich uit een oogpunt van indeling of staat van onderhoud geheel of ten dele tegen splitsing verzet en

    • b.

      de desbetreffende gebreken niet door het treffen van voorzieningen of het aanbrengen van verbeteringen kunnen worden opgeheven, dan wel onvoldoende is verzekerd dat die gebreken zullen worden opgeheven.

  • 4. Van gebreken als bedoeld in het vorige lid is in ieder geval sprake indien:

    • a.

      B&W ingevolge de artikelen 14 tot en met 25 van de Woningwet een aanschrijving hebben gedaan en deze aanschrijving nog niet is uitgevoerd;

    • b.

      het gebouw, waarop de aanvraag om een splitsingsvergunning betrekking heeft, één of meer woonruimten bevat, die ingevolge de artikelen 29 tot en met 38 van de Woningwet onbewoonbaar zijn verklaard.

Artikel 36 Aanhouding van de splitsingsaanvraag

  • 1. B&W houden de beslissing op de aanvraag van een splitsingsvergunning aan, indien:

    • a.

      voor het gebied waarin het gebouw is gelegen waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening van kracht is met het oog op de voorbereiding van een stadsvernieuwingsplan of een herziening daarvan;

    • b.

      dat besluit is genomen voordat de aanvraag om vergunning werd ingediend en

    • c.

      redelijkerwijs verwacht mag worden dat de in het stadsvernieuwingsplan op te nemen maatregelen nadelig kunnen worden beïnvloed door de voorgenomen splitsing.

  • 2. De aanhouding als bedoeld in het vorige lid duurt tot het moment dat het voorbereidingsbesluit ingevolge artikel 21 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening is vervallen.

  • 3. B&W kunnen de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning aanhouden, indien de aanvrager aannemelijk kan maken dat hij binnen de daarvoor redelijke termijn de gebreken als bedoeld in artikel 35, lid 3, met het oog op de voorgenomen splitsing zal opheffen.

  • 4. Indien B&W de beslissing op een aanvraag om een splitsingsvergunning overeenkomstig het bepaalde in het vorige lid aanhouden, vermelden zijn in het besluit tot aanhouding welke gebreken met het oog op de voorgenomen splitsing moeten worden hersteld en binnen welke termijn zij dit redelijk achten. Indien de in het besluit tot aanhouding vermelde gebreken zijn hersteld binnen de in datzelfde besluit aangegeven termijn, wordt de vergunning verleend.

Artikel 37 Intrekking

B&W kunnen een splitsingsvergunning intrekken, indien:

  • a.

    niet binnen één jaar nadat de beschikking onherroepelijk is geworden, is overgegaan tot overschrijving in de openbare registers van de akte van splitsing in appartementsrechten, bedoeld in artikel 109 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, of tot het verlenen van deelnemings- of lidmaatschapsrechten;

  • b.

    de vergunning is verleend op grond van door de vergunninghouder verstrekte gegevens waarvan deze wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren.

HOOFDSTUK 5 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 38 Hardheidsclausule

B&W zijn bevoegd in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt ten gunste van de aanvrager af te wijken van deze verordening.

Een urgentie huisvesting die wordt verleend op basis van de hardheidsclausule is alleen geldig in de gemeente van afgifte.

Artikel 39 Strafbepalingen

Degene die handelt in strijd met artikel 7, 27 of 33 wordt gestraft met een hechtenis van ten hoogste vier maanden of een geldboete van de derde categorie. De genoemde strafbaar gestelde feiten zijn overtredingen.

Artikel 40 Handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de daartoe door B&W aangewezen ambtenaren en de overige genoemde personen in artikel 75, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering;

  • 2. De in het eerste lid genoemde ambtenaren hebben de bevoegdheden als genoemd in artikel 77 van de Wet.

Artikel 41 Overleg bij wijziging

Bij de voorbereiding van een besluit tot wijziging van deze verordening plegen de colleges van Burgemeester en Wethouders van de WERV gemeentes primair overleg met de toegelaten instellingen binnen de WERV en indien nodig met de verder in de WERV werkzame, ingevolge artikel 70, eerste lid, of artikel 70j, eerste lid, van de Woningwet (Stbl. 1991, 439) toegelaten instellingen en met andere daarvoor naar hun oordeel in aanmerking gekomen organisaties die binnen de WERV op het gebied van de woonruimteverdeling werkzaam zijn.

Artikel 42 Onderzoek en rapportage

De toegelaten instellingen binnen de WERV-gemeenten rapporteren tenminste éénmaal per jaar voor 1 juli aan het college van B&W over de situatie op de plaatselijke woningmarkt.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 43 Overgangsbepaling

In Wageningen ingeschreven woningzoekenden kunnen opgebouwde rechten gedurende een periode van 6 maanden na inwerkingtreding van de huisvestingsverordening laten omzetten. De woningzoekende dient dit kenbaar te maken bij de woningcorporatie. Bij de omzetting wordt de volgende formule gehanteerd:

  • a.

    Bij doorstromers (uit huur- en koopwoningen) wordt de huidige woonduur vermenigvuldigd met de factor 3/5.

  • b.

    Doorstromers uit een sociale huurwoning krijgen gedurende de eerste zes maanden van de werking van het systeem ook de mogelijkheid om een optie te nemen op een nader vast te stellen deel van de woningen die zijn ondergebracht in de optiemodule. Voor de optiedatum geldt dat de huidige woonduur wordt vermenigvuldigd met de factor 3/5.

  • c.

    Bij starters van 18 tot en met 27 jaar wordt de huidige leeftijd minus 18 gedeeld door de factor 2. Bij starters van 28 jaar en ouder wordt de huidige leeftijd minus 18 gedeeld door de factor 2,7.

  • d.

    Indien bij starters al inschrijftijd wordt gehanteerd, gaat deze ongewijzigd over.

Artikel 44 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als Huisvestingsverordening WERV – Wageningen.

Artikel 45 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt alleen in werking op 1 juli 2007 nadat de gemeenteraden in Ede, Veenendaal en Rhenen hun huisvestingsverordening WERV hebben vastgesteld en gepubliceerd.

  • 2. Op de datum van inwerkingtreding, en na goedkeuring en toestemming van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland wordt de Huisvestingsverordening Wageningen 1996, laatstelijk gewijzigd februari 2004 ingetrokken.

Ondertekening

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van Wageningen van 18 december 2006

Griffier
Voorzitter

BIJLAGE 1 Regels inzake urgentie 2007

De urgentieregeling is op 29-05-2007 door het college van B&W vastgesteld.

Dit is bijlage 1 bij de Huisvestingsverordening WERV - Wageningen

DE URGENTIEREGELING

A. Algemeen

Urgentie is een vangnet op woninggeboed. Voorrang op woonruimte wordt slechts in uitzonderlijke gevallen toekened. Essentieel voor het in de urgentietraject is dat zo min mogelijk woningzoekenden door het krijgen van een 'Urgentie Wonen'inbreuk maken ophet in de Huisvestingsverordening omschreven verdeelsysteem.

Het krijgen van een 'Urgentie Wonen' is mogelijk:

1) voor alle toegelaten woningzoekenden in de gemeente Wageningen, Ede, Rhenen of Veenendaal;

2) die in een acute noodsituatie verkeren;

3) én waarvoor binnen zes maanden alternatieve huisvestingsmogelijkheden ontbreken.

ad 1. De aanvrager van een 'Urgentie Wonen' moet als woningzoekende in het WERV gebied toegelaten zijn. De woningzoekende moet dus bij een woningcorporatie in dit gebied geregistreerd zijn.

ad. 2. De Urgentie Commissie WERV (UCW) gaat bij het vaststellen van de acute noodsituatie uit van de feitelijke omstandigheden. De eigen verantwoordelijkheid van de urgentievrager wordt nadrukkelijk meegewogen en wordt nagetrokken aan de hand van de door de woningzoekende ondernomen acties. Toegelaten woningzoekenden met een woongelegenheid gelegen buiten de regio moeten daarnaast aan kunnen tonen dat er stappen zijn ondernomen om het ontstane huisvestingsprobleem op te lossen in de gemeente c.q. de regio waar de aanvrager laatstelijk woonachtig is/was.

ad. 3. Naast zelfstandige woonruimte worden kamerbewoning, al of niet tijdelijke inwoning bij derden en dergelijke onder alternatieve huisvestingsmogelijkheden begrepen.

B. Indicaties

Op één van de volgende woninggerelateerde indicaties kan voorrang op passende woonruimte door de commissie verleend worden:

a) Medisch: medisch geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met een geobjectiveerde medische aandoening permanent ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in combinatie met de huidige woonsituatie.

b) Sociaal: sociaal geïndiceerden zijn woningzoekenden die in verband met psychosociale problemen permanent ernstige hinder, belemmering of verslechtering ondervinden in combinatie met de huidige woonsituatie.

c) Financieel: financieel geïndiceerden zijn woningzoekenden die buiten hun eigen schuld door acute en onvoorziene omstandigheden te maken hebben met een grote inkomensachteruitgang waardoor de huidige woonruimte niet langer betaalbaar is.

d) Echtscheiding/verbreken samenwoning: woningzoekenden die van echt scheiden of hun samenwoning verbreken.

C. Toelichting

a). Medisch.

De medische aandoening moet een duidelijke relatie hebben met de woonsituatie en gerelateerd zijn aan de noodzaak tot een oplossing binnen een maximum termijn van een half jaar. Voorwaarde is dat de medische klacht door de huidige huisvestingsomstandigheden ernstige hinder veroorzaakt of verslechtert. Dit kan erin resulteren dat geen gebruik meer kan worden gemaakt van de huidige woning. Verzoeken om woningaanpassing of eventueel (her)huisvesting op medische gronden worden over het algemeen in behandeling genomen in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning.

b). Sociaal

De sociale en/of psychische omstandigheden van de woningzoekende moeten zodanig zijn dat binnen een termijn van een half jaar (andere) woonruimte noodzakelijk is. De commissie kan over deze omstandigheden schriftelijk advies van de HGM vragen. Ruimtetekort in de huidige woonsituatie als gevolg van zwangerschap, gezinsuitbreiding, gezinshereniging/vorming, inwoning door kinderen en/of derden of het woonachtig zijn in niet legale woonruimte op een camping zijn onvoldoende voor het krijgen van een urgentieverklaring.

c). Financieel.

Een uitdrukkelijke voorwaarde voor toepassing van deze regel is dat de aanvrager aan kan tonen dat deze financiële situatie buiten eigen schuld ontstaan is. Onvrijwillig werklozen of arbeidsongeschikten welke de eigen woning niet meer kunnen betalen, kunnen hiertoe behoren.

d). Echtscheiding/verbroken samenwoning.

Om in aanmerking te komen voor een urgentie moet aan alle onderstaande voorwaarden voldaan zijn:

1. de aanvraag moet binnen twee maanden na de gerechtelijke uitspraak/verbreken samenwoning worden gedaan;

2. de aanvraag kan alleen plaatsvinden vanuit een zelfstandige èn legale huisvesting;

3. de poging om het huur- annex kooprecht van de huidige woning te behouden is niet geslaagd;

4. verzorging van één of meer kinderen van 21 jaar of jonger is een vereiste;

5. de samenwoning/het huwelijk moet ten minste één jaar hebben bestaan aan te tonen door registratie in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA);

6. slechts één urgentie wonen per echtscheiding/verbroken samenwoning kan worden toegekend.

Echtscheiding/verbroken samenwoning is een persoonlijke aangelegenheid waarbij de gemeente om hulp gevraagd kan worden als er sprake is van het ontbreken van woonruimte. De commissie stelt bij urgentieaanvragen op basis van een echtscheiding waarbij één of meerdere kinderen betrokken zijn het belang van deze centraal. Wanneer voor deze(n) na de echtscheiding/verbroken samenwoning van hun ouders geen woonruimte meer aanwezig is, kan als aan alle voorwaarden is voldaan passende woonruimte geleverd worden.

Binnen het geschetste kader komt de volgende persoon in aanmerking voor een ‘Urgentie Wonen’:

1. Van de ouder die het hoofdverblijf van de (het) kind(eren) van de rechter krijgt toegewezen, wordt verwacht dat hij/zij alles doet om de eigen koopwoning in bezit te houden. Wanneer dit door bijvoorbeeld het ontbreken van voldoende financiële armslag niet tot de mogelijkheden behoort, kan deze met het hoofdverblijf belaste ouder een urgentieaanvraag doen die gehonoreerd wordt.

2. Wanneer de voormalige partners besluiten tot co-ouderschap of opdeling van de kinderen en beiden kunnen de eigen koopwoning niet bekostigen, zal slechts één van beiden in aanmerking kunnen komen voor een ‘Urgentie Wonen’. Ook hier geldt dat het hebben van woonruimte voor het (de) kind(eren) centraal wordt gesteld. De voormalige partners moeten samen een keuze maken wie de urgentievrager wordt en dit schriftelijk door beide partners ondertekend aan de commissie aanbieden. Pas dan kan er één ‘Urgentie Wonen’ worden toegekend.

In alle andere situaties wordt geen “Urgentie Wonen’ toegekend.

Voorbeelden waarbij woonruimte voor één of meerdere kinderen aanwezig is na de echtscheiding/verbroken samenwoning en waarbij dus geen sprake is van het verlenen van voorrang op de woningmarkt:

1. Van de ouder die belast wordt met het hoofdverblijf van het (de) kind(eren) en die woont in een huurwoning, wordt als voorliggende voorziening verwacht dat het huurrecht van de woning wordt geclaimd. Bij een toegekende claim volgt uiteraard geen aanvraag urgentie. Als de verzorgende ouder deze claim nalaat, bestaat er geen recht op een ‘Urgentie Wonen’.

2. De voormalige niet met het hoofdverblijf van het (de) kind(eren) belaste partner die de huur- of koopwoning zal moeten verlaten, kan zich oriënteren op alternatieve huisvestingsmogelijkheden. Deze persoon komt conform de regelgeving niet in aanmerking voor een ‘Urgentie Wonen’.

3. Bij een keuze voor het co-ouderschap waarbij beide ouders de opvoeding voor de helft ter hand nemen of de kinderen opdelen, is een eigen plek voor het (de) kind(eren) aanwezig. Immers, één van beiden zal de voormalige echtelijke koop- of huurwoning blijven bewonen. Een ‘Urgentie Wonen’ is voor beide voormalige partners uitgesloten.

Daarnaast worden bij een echtscheiding/verbroken samenwoning zonder kind(eren) de voormalige partners door de commissie gezien als twee alleenstaande woningzoekenden. Een alleenstaande kan - conform de uitgangspunten voor een urgentieaanvraag - binnen 6 maanden alternatieve woonruimte vinden bijvoorbeeld door kamerbewoning of inwoning bij derden. Geen van beide voormalige partners zal voor een urgentie in aanmerking komen.

D. Beperkte keuze

1. De urgentie aanvrager geeft op het formulier één voorkeursgemeente van vestiging aan;

2. De commissie stelt bij een urgentietoekenning het ‘Zoekprofiel Woonruimte’ vast;

3. Dit ‘Zoekprofiel Woonruimte’ is de minimaal passende woning met de kortste wachttijden;

4. Urgent woningzoekenden reageren zelf op passende woningen;

5. Bij reacties van twee of meer urgenten op dezelfde woning, gaat de urgente met de oudste toekenningsdatum bij het aanbieden van de woning eerst;

6. Als er geen verschil in deze datum is, gaat de oudste inschrijfdatum bij de corporatie als eerste;

7. Een urgentieverklaring is 6 maanden geldig;

8. In uitzonderlijke gevallen kan de commissie besluiten om de urgentie gedurende een bepaalde periode te verlengen.

E. Intrekken urgentie

1) De commissie trekt een urgentieverklaring in als:

* niet langer aan de vereisten voor het verkrijgen van een urgentieverklaring wordt voldaan;

* de urgentieverklaring is verstrekt op grond van gegevens waarvan de woningzoekende wist of redelijkerwijs kon vermoeden dat zij onjuist of onvolledig waren;

* de urgente in de zes maanden na het verkrijgen van de urgentie niet zelf actief heeft gereageerd op aantoonbaar passend aanbod;

* de urgente een naar het oordeel van de commissie passende woonruimte in de regio heeft geweigerd.

2) Het aanvragen van een urgentie na intrekking van de urgentieverklaring op grond van dezelfde omstandigheden is niet mogelijk.

F. Procedure

1. De woningzoekende verzoekt op een door de WERV colleges vastgesteld aanvraagformulier om een ‘Urgentie Wonen’.

2. Dit formulier wordt ingediend in de eigen woonplaats of in de plaats van gewenste vestiging.

3. De aanvraag bevat een motivering van:

- de aard van de persoonlijke problematiek;

- de relatie met de huidige woonsituatie.

-4. De leges voor een urgentieaanvraag bedraagt € 50,-- welk bedrag jaarlijks kan worden aangepast.

5. De secretaris van de commissie beoordeeld eventueel in overleg met de corporatie of er naar verwachting binnen een half jaar voldoende woonalternatieven op de markt zijn.

6. De aanvrager wordt schriftelijk verzocht een onvolledig ingevulde aanvraag binnen een termijn van 30 dagen aan te vullen.

7. De commissie besluit bij niet tijdige aanvulling de aanvraag niet-ontvankelijk te verklaren waarbij de leges wel in rekening wordt gebracht. 8. Een compleet ingevulde aanvraag die voldoet aan de basisvoorwaarden wordt in behandeling genomen.

9. De secretaris kan aanvragen met betrekking tot sociale en/of medische urgentie om advies verzenden aan de HGM.

10. De adviezen van de HGM, de gemeente en de woningcorporatie kunnen een voorstel bevatten over het ‘zoekprofiel woonruimte’ die aangegeven wordt bij urgentie toekenning.

11. De commissie beslist gemandateerd door Burgemeester en Wethouders over de urgentieaanvraag.

12. De commissie laat zich bij deze beslissing leiden door:

- de aanvraag van de woningzoekende;

- de advisering van gemeente en/of woningcorporatie;

- de eventuele advisering van de HGM;jurisprudentie rond urgentie;

- de doelstellingen van het woonruimteverdelingsysteem;

- de urgentiebepalingen.

13. De secretaris verzendt binnen 2 weken het besluit.

14. De secretaris stelt de WERV woningcorporaties op de hoogte.

15. Het besluit wordt voorzien van alle relevante stukken gedeponeerd in het archief bij de gemeente van aanvraag.

16. De commissie rapporteert jaarlijks over haar werkzaamheden.

17. De commissie biedt het jaarverslag ter kennisname aan burgemeester en wethouders aan en zendt een exemplaar naar de WERV woningcorporaties.

B&W heeft op 18-03-2008 een nadere uitwerking van de urgentieregeling vastgesteld.

Nadere uitwerking:

Aantonen relatieverbreking in het kader van aanvragen urgentie Wonen

Inleiding

Deze nadere uitwerking betreft een verscherping/verfijning van de criteria zoals genoemd in de Regels Inzake Urgentie 2007, onderdeel C, sub d. (vastgesteld B&W d.d. 29 mei 2007, nr. 07.0018606). Na goedkeuring van B&W en publicatie in de huis aan huis bladen zal deze regeling rechtskracht hebben en in werking treden.

Aantonen relatieverbreking in het kader van urgentieaanvragen

Echtscheiding/verbroken samenwoning is een persoonlijke aangelegenheid waarbij de gemeente om hulp gevraagd kan worden als er sprake is van het ontbreken van woonruimte. De commissie stelt bij urgentieaanvragen op basis van een echtscheiding waarbij één of meerdere kinderen betrokken zijn het belang van deze centraal. Wanneer voor deze(n) na de echtscheiding/verbroken samenwoning van hun ouders geen woonruimte meer aanwezig is, kan als aan alle voorwaarden is voldaan passende woonruimte geleverd worden.

Om die verzoeken te kunnen beoordelen moet de Urgentiecommissie WERV inzicht hebben in de aard van de relatie en in de manier waarop de relatie wordt beëindigd. In het algemeen kan dit inzicht verschaft worden door het overleggen van documenten.

Daarom dient bij een aanvraag urgentie wonen bij voorkeur een echtscheidingsconvenant te worden overlegd plus één of meer van de andere hierna genoemde documenten.

1. Bij het beëindigen van een huwelijk

- Gezamenlijk echtscheidingsverzoek. Partners kunnen er voor kiezen om zich door één raadsman/vrouw te laten bijstaan en een gezamenlijk echtscheidingsverzoek in te dienen. Zo’n verzoek zal inhoudelijk grote gelijkenis vertonen met een convenant; er zullen immers weinig of geen strijdpunten zijn.

- Eenzijdig echtscheidingsverzoek. Eén van de partners kan zonder medewerking van deandere partner een echtscheidingsverzoek indienen. Daarin zal de verzoekende partij zijn eisen neerleggen m.b.t. het regelen van de gevolgen van de echtscheiding.

- Beschikking van de rechtbank. Naarmate de partners het over meer zaken eens zijn blijft er minder over voor arbitrage door de rechtbank. Maar er moet in ieder geval een beschikking worden afgegeven. Door inschrijving van deze beschikking in het register van de burgerlijke stand van de gemeente waar het huwelijk gesloten is, is het huwelijkdefinitief ontbonden.

2. Bij het beëindigen van een geregistreerd partnerschap

- Overeenkomst tot beëindiging van het partnerschap.

Als de partners het daarover eenszijn, kunnen zij het geregistreerd partnerschap beëindigen zonder tussenkomst van derechter. Het ‘wederzijds goedvinden’ moet wel aantoonbaar en goed geregeld zijn.Daarom zijn de partners verplicht een overeenkomst op te stellen. In die overeenkomstmoet in elk geval staan dat het geregistreerd partnerschap duurzaam is ontwricht en datde partners om die reden de registratie ongedaan willen maken. Verder moeten in zo’novereenkomst afspraken staan over belangrijke zaken als de verdeling van bezittingen(en schulden), alimentatie, woonruimte en de verrekening of verevening van pensioenrechten.

- Inschrijving van de beëindiging bij de burgerlijke stand.

De overeenkomst moet tot stand komen met hulp van een advocaat of notaris. Deze geeft aan de burgerlijke stand de verklaring af dat de overeenkomst tot beëindiging is gesloten. De verklaring is ondertekend door de advocaat of notaris en door de partners. Inschrijving van deze verklaring bij de burgerlijke stand moet plaatsvinden binnen drie maanden na het sluiten van de overeenkomst. Pas door deze inschrijving eindigt het geregistreerd partnerschap.

- Eenzijdig verzoek aan de rechter tot ontbinding van het partnerschap.

Bij ontbreken van het wederzijds goedvinden kan één van de partners een verzoek indienen bij de rechtbank tot ontbinding van het partnerschap.

- Beschikking van de rechtbank.

De beëindiging van het geregistreerd partnerschap via derechter is gelijk aan een scheidingsprocedure bij het huwelijk. De beslissing van de rechter wordt ingeschreven in het register van de burgerlijke stand. Pas door deze inschrijving eindigt het geregistreerd partnerschap.

3. Bij het beëindigen van een relatie op basis van een samenlevingsovereenkomst

Een relatie op basis van een samenlevingsovereenkomst kan op twee manieren beëindigd worden:

- Overeenkomst tot beëindiging van de samenlevingsovereenkomst.

In de samenlevingsovereenkomst is een artikel opgenomen dat regelt hoe de overeenkomst ontbonden kan worden, meestal middels het (eenzijdig) opzeggen van de relatie, met inachtneming van een bepaalde opzegtermijn.

- Eenzijdige opzegging van de samenlevingsovereenkomst.

Bij het ontbreken van wederzijds goedvinden resteert niet veel anders dan de eenzijdige opzegging, conform het daarover bepaalde in de samenlevingsovereenkomst.

Bij het aanvragen van een urgentieverklaring zal informatie verschaft moeten worden over de manier waarop de relatie was vormgegeven, hoe de relatie ontbonden wordt en hoe de gevolgen daarvan geregeld worden. Dit kan plaatsvinden door overlegging van een formele “overeenkomst tot beëindiging van de samenlevingsovereenkomst”, qua inhoud en vormgeving vergelijkbaar met een convenant bij echtscheiding c.q. beëindiging geregistreerd partnerschap.

Indien dat niet mogelijk is dient een geformaliseerd document te worden aangeleverd.Zie hiervoor onder punt 4 (“Bij het beëindigen van een samenwoonrelatie waarbij nietsformeel geregeld is”).

4. Bij het beëindigen van een samenwoonrelatie waarbij niets formeel geregeld is

Waar niets formeel verbonden is valt er ook weinig te ontbinden. Bij het aanvragen vaneen urgentieverklaring zal informatie verschaft moeten worden over de manier waaropde relatie was vormgegeven, hoe de relatie ontbonden wordt en hoe de gevolgen daarvangeregeld worden. Dit kan plaats vinden door overlegging van een geformaliseerddocument, waarin het volgende is vastgelegd:

- De aanvangsdatum van het samenwonen, blijkend uit de inschrijving in het GBA (te controleren door de secretaris)

- De regeling omtrent hoofdverblijfplaats en zorgverdeling van kinderen, uitgedrukt inexacte tijden.

- Een regeling omtrent verdeling van gezamenlijk onroerend goed en eventueel andergezamenlijk vermogen.

- Bij bewoning van een huurwoning informatie over de positie van de beide partners in dehuurovereenkomst, om te kunnen vaststellen of eventueel het huurrecht geclaimd zou kunnen worden.

- De ontbinding van de relatie.

Onder “geformaliseerd document” wordt verstaan:

Een notariële akte dan wel een vaststellingsovereenkomst, opgemaakt ten overstaan vaneen notaris of advocaat, ondertekend door beide partners en meeondertekend door denotaris c.q. advocaat.

Slechts in zeer uitzonderlijke situaties kan volstaan worden met een eenzijdige ondertekening.De reden hiervoor moet aan de hand van geobjectiveerde informatie aangeleverdworden, b.v. voormalige partner verblijft in het buitenland of een contact met de voormalige partner levert ernstig gevaar op voor de aanvrager of voormalige partner is met onbekende bestemming vertrokken.De aanvangsdatum van het samenwonen is van belang om de duur van het samenwonente kunnen vaststellen.

Aantonen ouderlijke zorg

Er heerst nog altijd verwarring over co-ouderschap en gedeelde ouderlijke zorg.

Co-ouderschap of beter gezegd: de handhaving van de beide ouders in de ouderlijke macht, is een juridische status van de beide ouders na de echtscheiding. Tegenwoordig is dat de standaardsituatie na echtscheiding, tenzij één van de partijen iets anders gevraagd heeft en dit verzoek ook door de rechter in de beschikking is gehonoreerd. In het kader van de urgentieregeling is dit niet echt relevant. Belangrijker is de vraag waar de kinderen hun hoofdverblijf zullen hebben na de echtscheiding en hoe de ouderlijke zorg geregeld is.

Hoofdverblijf

Wanneer een aanvrager claimt dat één of meer kinderen het hoofdverblijf bij hem zal/zullen hebben en dit gegeven medebepalend is voor het eventueel toekennen van een urgentie, dan zal dit altijd uit een officieel document moeten blijken (b.v. convenant, overeenkomst beëindiging geregistreerd partnerschap, overeenkomst beëindiging samenlevingsovereenkomst, verklaring beëindiging samenwoning).

BIJLAGE 2 Reglement klachtencommissie Woonruimteverdeling WERV - Wageningen

Het regelement klachtencommissie Woonruimteverdeling WERV is op 29-05-2007 door het college van B&W vastgesteld.

Dit is bijlage 2 bij de Huisvestingsverordening WERV - Wageningen

A. Uitgangspunt

De Klachtencommissie woonruimteverdeling WERV is een onafhankelijke commissie die wordt ingesteld op grond van de Huisvestingswet (artikel 4 lid 2). De commissie behandelt klachten van individuele woningzoekenden die door een besluit ter uitvoering van de overeenkomst rechtstreeks in zijn belang is getroffen. De Klachtencommissie beoordeelt of de toegelaten instellingen de afspraken welke zijn neergelegd in de overeenkomst met de gemeente, juist worden uitgevoerd. Zij is onafhankelijk en wordt benoemd door de colleges. Het advies wat de Klachtencommissie uitbrengt is bindend voor klager, verweerder en de corporaties.

B. Het Reglement

Hoofdstuk 1 begripsbepalingen

Artikel 1.

In dit reglement wordt verstaan onder:

  • 1.

    Klachtencommissie woonruimteverdeling WERV-Wageningen, (verder: de commissie) de commissie als bedoeld in artikel 4, tweede lid van de Huisvestingswet.

  • 2.

    Corporaties: de toegelaten instellingen als bedoeld in artikel 70 Woningwet waarmee een samenwerkingsovereenkomst is afgesloten.

  • 3.

    WERV-gemeenten: burgemeester en wethouders van de gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal.

  • 4.

    Het Reglement: het reglement Klachtencommissie Woonruimteverdeling WERV-Wageningen.

  • 5.

    Klager: een woningzoekende die een schriftelijke klacht indient bij deze commissie.

  • 6.

    Verweerder: een persoon of instelling die de verdediging voert.

  • 7.

    Privacygevoelige gegevens: gegevens die herleidbaar zijn tot een persoon.

Hoofdstuk 2 Behandeling van de klachten

Artikel 2. Inleidende bepaling

Inzake de woonruimteverdeling zoals nader uitgewerkt in het convenant tussen de corporaties en de WERV-gemeenten, bestaat er een onafhankelijke klachtencommissie.

Artikel 3. Recht indienen klacht

Een belanghebbende kan een klacht bij de commissie indienen gericht tegen besluiten genomen ter uitvoering van de afspraken inzake woonruimteverdeling zoals overeengekomen in de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 4. Samenstelling commissie

De commissie bestaat uit vier stemhebbende leden waarvan één voorzitter en drie leden met een sociale-, medische- en/of juridische achtergrond.

Artikel 5. Benoeming leden

Burgemeester en wethouders van de vier WERV-gemeentes benoemen de leden van de commissie.

Artikel 6. Onverenigbare betrekkingen

De leden van de commissie zijn onafhankelijk van de betrokken gemeentes en hebben geen beroepshalve binding of ander belang met de woonruimteverdeling en/of andere woningzoekenden.

Artikel 7 Zittingsduur

De voorzitter en de leden worden benoemd voor een periode van twee jaar. Zij kunnen twee keer worden herbenoemd waardoor de maximale zittingsduur zes jaar bedraagt. De voorzitter en de leden kunnen op ieder moment ontslag nemen. Een lid krijgt ontslag als hij niet meer voldoet aan artikel 6. De aftredende voorzitter en de aftredende leden blijven hun functie vervullen tot in hun opvolging is voorzien.

Artikel 8 Vergoeding

De voorzitter en de leden van de commissie ontvangen een vergoeding per zitting. Deze vergoeding is conform de Verordening geldelijke voorzieningen commissieleden. De vergoedingen komen ten laste van het WERV-budget.

Artikel 9 Vergaderfrequentie

De commissie vergadert zo vaak als nodig is voor een tijdige behandeling van ingediende klachten maar in ieder geval één keer per jaar.

Artikel 10 Secretaris

De commissie wordt bijgestaan door een ambtelijk secretaris per WERV-gemeente. Ieder college wijst een ambtenaar aan als secretaris. De secretaris heeft geen stemrecht. Bij afwezigheid van de secretaris neemt een andere medewerker van de betreffende gemeente de functie/werkzaamheden over.

Artikel 11 Taak secretaris

De ambtelijk secretaris handelt alle administratieve taken af waaronder in ieder geval:

- oproepen van de commissie voor een vergadering;

- namens de commissie onderzoek doen en hierover rapporteren;

- opstellen en verzenden van de agenda en te bespreken stukken;

- verslaglegging.

Hoofdstuk 3 De klachtenprocedure

Artikel 12 Verzoekschrift

  • 1.

    Klager dient de klacht in bij het secretariaat van de commissie in de plaats waar de klacht is ontstaan.

  • 2.

    De klacht moet binnen zes weken na verzending van het betreffende besluit zijn ingediend bij het secretariaat van de commissie.

  • 3.

    In de schriftelijke, ondertekende klacht staat in ieder geval:

a. de naam en het adres van de klager;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van het besluit waartegen de klacht is gericht;

d. de motivering van de klacht.

Artikel 13 Ontvangstbevestiging

De secretaris van de commissie zendt na ontvangst van een klacht een ontvangstbevestiging aan de klager. De klacht en de daarbij overgelegde stukken worden zo spoedig mogelijk aan de commissie gezonden. Op de klacht wordt de datum van ontvangst aangetekend. Bij het bericht van ontvangst wordt vermeld dat de commissie een bindende uitspraak voor partijen doet en wordt tevens de termijn van afhandeling genoemd. De commissie vraagt verweerder zo spoedig mogelijk na ontvangst van de klacht, maar uiterlijk binnen 14 dagen, schriftelijk op de klacht te reageren.

Artikel 14 Vergaderingen commissie

  • 1.

    De secretaris bepaalt in overleg met de commissie de plaats en het tijdstip van de vergadering.

  • 2.

    De commissie kan klager en verweerder uitnodigen voor de vergadering om daar de klacht nader toe te lichten en door de commissie te worden gehoord.

  • 3.

    Klager kan zich laten bijstaan of zich door een gemachtigde laten vertegenwoordigen.

  • 4.

    De vergaderingen van de commissie zijn niet openbaar.

Artikel 15 Verschoningsrecht

De voorzitter en de leden nemen geen deel aan de behandeling van een klacht, indien daarbij hun onpartijdigheid in het geding kan zijn.

Artikel 16 Besluitvorming

  • 1.

    De commissie beraadslaagt en beslist achter gesloten deuren over haar uitspraak.

  • 2.

    De commissie beslist bij meerderheid van stemmen over haar uitspraak.

  • 3.

    De commissie neemt geen besluit als de stemmen staken. Een nieuwe vergadering wordt dan belegd.

  • 4.

    De uitspraak op de klacht is gemotiveerd.

  • 5.

    De uitspraak wordt door de voorzitter en de secretaris van de commissie ondertekend.

  • 6.

    Tegen de uitspraak van de commissie kan geen beroep worden ingesteld.

Artikel 17 Termijn uitspraak

De commissie besluit binnen tien weken na ontvangst van de klacht. Zij kan deze termijn met maximaal vier weken verdagen. Van een besluit tot verdaging ontvangen de leden van de commissie en betrokkenen schriftelijk bericht.

Artikel 18 Bindende uitspraak

Uitspraken gedaan door de commissie strekken partijen tot bindend advies.

Artikel 19 Verslag van werkzaamheden

Jaarlijks stelt de commissie een verslag op van haar werkzaamheden. Het verslag bevat ten minste een overzicht van behandelde klachten, de aard van de klachten en de wijze van afhandeling.

Artikel 20 Waarborgen privacy van klager en derden

  • 1.

    De voorzitter van de commissie kan besluiten de klager op zijn verzoek inzage te geven in zijn klachtendossier voor zover de privacy van derden daardoor niet geschaad wordt.

  • 2.

    De leden van de commissie zijn verplicht tot geheimhouding van privacygevoelige gegevens.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 21 Overgangsregeling

Klachten ontvangen voor de inwerkingtreding van dit Reglement worden afgehandeld volgens de tot die datum in de deelnemende gemeenten van kracht zijnde regelingen.

Artikel 22 Vaststelling en wijziging

  • 1.

    Dit reglement treedt in werking nadat de colleges van Wageningen, Ede, Veenendaal en Rhenen hun Reglement klachtencommissie woonruimteverdeling WERV hebben vastgesteld en gepubliceerd.

  • 2.

    Bij wijziging vindt overleg plaats met de vier colleges en worden de leden van de commissie gehoord.

Artikel 23 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Op onderwerpen waarin dit Reglement onvoldoende voorziet, kunnen de vier colleges na samenspraak voorzieningen treffen.

  • 2.

    Dit reglement treedt in werking als Huisvestingsverordening WERV-Wageningen 2007 in werking treed en kan worden aangehaald als ´Reglement Klachtencommissie Woonruimteverdeling WERV-Wageningen 2007.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING HUISVESTINGSVERORDENING WERV-WAGENINGEN

Versie 14 december 2006

Voor de wetsartikelen zoals deze in de Huisvestingsverordening WERV-Wageningen zijn genoemd is een aparte bijlage gemaakt: Wetsartikelen genoemd HVO WERV-Wageningen, op versie 17 oktober 2006.

Hierin staan de wetsartikelen uit de diverse wetten.

Deze toelichting is geschreven om de leesbaarheid van de HVO WERV-Wageningen te verbeteren en hier en daar een verklaring op de artikelen te geven.

ALGEMEEN

Open woningmarkt

Binnen WERV (Wageningen, Ede, Rhenen en Veenendaal) zal sprake zijn van een open woningmarkt tussen de vier gemeenten. Dit houdt in dat inwoners binnen de WERV zich vrij kunnen bewegen op de woningmarkt.

De Provincie Utrecht wil deze bindingseisen per 31 december 2006 in iedere Utrechtse gemeente. Dit houdt in dat inwoners van een in de provincie Utrecht gelegen woonplaats zich vrij mag vestigen in de gemeenten Rhenen en Veenendaal. De huidige bindingseisen aan de regio Veluwe blijven gehandhaafd. Dit houdt in dat een persoon met een economische of maatschappelijke binding aan Regio Veluwe zich mag vestigen binnen de gemeente Ede (Regio Veluwe is het grondgebied van de gemeenten Elburg, Ermelo, Harderwijk, Nunspeet, Oldebroek, Putten, Apeldoorn, Brummen, Epe, Hattem, Heerde, Voorst, Barneveld, Ede, Nijkerk, Scherpenzeel).

Urgentieregeling

Uitgangspunt is een streng doch rechtvaardig systeem van criteria om in aanmerking te komen voor een urgentie huisvesting. Momenteel werken de WERV gemeenten al met een vergelijkbare regeling, deze verschilde echter op een aantal punten onderling. Nieuw voor de gemeente Rhenen en Veenendaal is dat de besluitvorming voor een urgentie huisvesting bij een onafhankelijke Urgentiecommissie ligt. Basis voor de besluitvorming is de Urgentieregeling welke tevens een onderdeel is van de huisvestingsverordening.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Onder i, combinatiemodel

Het aanbodmodel wordt onder begripsbepaling a uitgelegd.

Het lotingmodel is een woonruimteverdelingsysteem waarin vrijkomende huurwoningen worden aangeboden door middel van een advertentiemedium, waarbij woningzoekenden zelf reageren. Onder de kandidaten die hebben gereageerd wordt de woning verloot.

Het optiemodel is een woonruimteverdelingsysteem waarin woningzoekenden op een cluster van woningen een optie kunnen nemen. Deze woningen zijn niet direct beschikbaar. De woningzoekende wacht tot een woning uit het cluster vrijkomt. Wanneer de woning vrij komt, biedt de corporaties de woning aan de langst wachtende aan.

Onder t, koopprijsgrens

Deze grens is vastgesteld op een bedrag van € 160.000,-. Hiervoor hebben Gedeputeerde Staten van de Provincies Gelderland en Utrecht toestemming verleend. Deze toestemming is noodzakelijk omdat deze afwijkt van de koopprijsgrens als genoemd in de Huisvestingswet.

Onder jj, woonoppervlakte

Met het woningwaarderingsstelsel (wws) wordt de kwaliteit van een huurwoning in punten uitgedrukt. Het wws wordt ook wel 'puntenstelsel' genoemd. Als u de punten van uw woning weet, kunt u bepalen wat de maximale huurprijs van de woning mag zijn. Meer informatie hierover kunt u o.a. krijgen bij het ministerie van VROM en de huurcommissie.

HOOFDSTUK 2 VERDELING VAN WOONRUIMTE

Paragraaf 2.2 Aanbod en toewijzing van woonruimte

Artikel 3 Inschrijving als woningzoekende

De wijze van inschrijving veranderd. De zogenaamde selectiecriteria verschillen nu in de WERV gemeenten. In een open woningmarkt is het noodzakelijk te komen tot een éénduidig systeem van deze criteria. Om ervoor te zorgen dat mensen opgebouwde ‘rechten’ niet verliezen is een overgangsregeling opgesteld ( zie ook artikel 43, overgangsbepaling)

Artikel 4 Aanbod van huurwoningen

In de vier WERV gemeenten worden momenteel vrijkomende huurwoningen van de toegelaten instellingen aangeboden via het aanbodmodel. Dit houdt in dat vrijgekomen woningen worden aangeboden via lokale kranten en/of de website van de woningcorporaties. Woningzoekenden kunnen hierop actief reageren. Dit aanbodmodel blijft in de WERV huisvestingsverordening gehandhaafd en wordt aangevuld met de modules loting en optie (tezamen het combinatiemodel).

Paragraaf 2.3 Huisvestingsvergunning

Artikel 7 Vergunningvereiste

Alleen voor zelfstandige woonruimte is een huisvestingsvergunning vereist. Onzelfstandige studenteneenheden, onvrije woningen, bejaardenoorden zijn niet vergunningplichting.

Uit dit artikel spreekt wederzijdse verantwoordelijkheid van huurder en verhuurder.

Een onvrije woning is een woning waarvan de vertrekken uitkomen op een gemeenschappelijke verkeersruimte, maar waarin alle wezenlijke voorzieningen alleen aan de huurder ter beschikking staan en de vertrekken bovendien afsluitbaar zijn.

Artikel 8 Criteria voor vergunningverlening

Weigering, alsook intrekking van een huisvestingsvergunning zijn besluiten waartegen bezwaar openstaat op grond van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 10 Vruchteloze aanbieding

Dit artikel is bedoeld om huurwoningen die niet in het aanbodsysteem vallen (van bijvoorbeeld particuliere eigenaren) en koopwoningen die niet binnen 8 weken verhuur/verkocht worden ook aan mensen aan te kunnen bieden/te kunnen verkopen die geen binding aan de WERV hebben.

Artikel 12 Intrekking

Dit artikel dient om te vermijden dat woningen onnodig lang leegstaan. Redelijkerwijs kan een huurder/koper binnen een termijn van 2 maanden worden geacht zijn intrek te hebben genomen in de woning/ zijn hoofdverblijf te hebben. Indien hieraan niet voldaan kan de huisvestings-vergunning ingetrokken worden.

Paragraaf 2.4 Toelating

Paragraaf 2.5 Passendheid en slaagkansen

Artikel 15 Bezettingsnorm

Het woonoppervlakte wordt berekend a.d.h.v. het woningwaarderingsstelsel (zie toelichting artikel 1 onder jj, woonoppervlakte).

Paragraaf 2.7 Urgentie

Artikel 18 Urgentiecommissie WERV

De Urgentiecommissie WERV is een onafhankelijke commissie, benoemd door de WERV colleges. De Urgentiecommissie is door de colleges gemandateerd om beslissingen te nemen op aanvragen voor een urgentie huisvesting

HOOFDSTUK 3 ORGANISATIE EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 22 Lokaal maatwerk

Dit artikel is opgenomen om de colleges en de toegelaten instellingen de mogelijkheid te kunnen geven op kleine schaal (maximaal 30% van het vrijkomende aanbod van woonruimte van een corporatie) te experimenteren met de manier van toewijzen. Daarover worden in een convenant met de toegelaten instellingen nadere afspraken gemaakt. Afgesproken is dat lokaal maatwerk aan de volgende voorwaarden moet voldoen:

  • a.

    Lokaal maatwerk is toegestaan op maximaal 30% van het vrijkomende aanbod van woonruimte in een gemeente.

  • b.

    Lokaal maatwerk heeft betrekking op:

    • -

      het percentage en type van de te verdelen woningen via andere modellen dan het combinatiemodel, waarvan het aanbodmodel de basis vormt;

    • -

      eventuele afwijkende passenheids-, urgentie- en selectiecriteria;

    • -

      eventuele afspraken in het kader van het bestrijden van leefbaarheidsproblemen;

    • -

      regeling Experimenten (zie sub 2).

  • 2.

    In afwijking van de overige toepassingen van lokaal maatwerk wordt de experimentenregeling vooraf ter goedkeuring aangeboden aan burgemeester en wethouders. Dit dient te gebeuren met inachtneming van de in sub a-c bedoelde regels:

    • a.

      een experiment mag niet strijdig zijn met de Huisvestingswet;

    • c.

      een experiment heeft een looptijd van maximaal 2 jaar;

    • d.

      over de aard, inhoud en rapportage over het experiment, het toepassingsgebied en de evaluatie worden in een overeenkomst bindende afspraken opgenomen.

Huisvesting van statushouders valt buiten 30% lokaal maatwerk.

Artikel 24 Klachtencommissie

De Klachtencommissie is een onafhankelijke commissie, benoemd door de colleges. De Klachtencommissie behandeld klachten die gericht zijn tegen de uitvoering van de overeenkomst die is gesloten tussen de toegelaten instellingen en de gemeente.

De Klachtencommissie beoordeelt of de toegelaten instellingen de afspraken welke zijn neergelegd in de overeenkomst met de gemeente, juist worden uitgevoerd.

Artikel 25 Mandatering

Dit houdt in dat de colleges de bevoegdheden zoals vermeld in hoofdstuk 2 in deze verordening aan de woningcorporaties kunnen overdragen.

HOOFDSTUK 4 WIJZIGING SAMENSTELLING VAN DE WOONRUIMTEVOORRAAD

Paragraaf 4.1 Onttrekking, samenvoeging en omzetting

Artikel 27 Vergunningvereiste

Het vergunningenstelsel in het kader van de onttrekking van woningen aan de woonbestemming is opgenomen teneinde de colleges zicht te laten blijven houden op de ontwikkelingen in deze , dit vanwege de schaarste op de woningmarkt.

Artikel 29 Criteria voor vergunningverlening

Uitgangspunt is dat er een afweging moet plaatsvinden tussen twee belangen: het belang dat de aanvrager bij de onttrekking, samenvoeging of omzetting heeft en het volkshuisvestelijke belang.

Artikel 30 Compensatie

Compensatie mag niet als afschrikmiddel worden gebruikt. Compensatie moet dienen om de woonruimte die verloren gaat elders terug te winnen (het woningtekort in de regio is dusdanig dat er in principe geen woningen verloren moeten gaan t.b.v. andere doeleinden.) Dit vereiste is van invloed op de hoogte van de compensatie. Die moet in redelijke verhouding staan tot het met de compensatie te bereiken doel (vervangen/realiseren woonruimte).

Of er sprake is van een reële compensatie, is ter beoordeling van de colleges. Hierbij kunnen de volgende criteria een rol spelen:

  • -

    soort woning (huur/koop)

  • -

    oppervlakte

  • -

    huur- of koopprijs

  • -

    woningtype.

Bedragen die door deze compensatiegelden worden ontvangen, worden (conform artikel 29, 3e lid) uitsluitend in het kader van de volkshuisvesting aangewend (bijv. herstructurering, inrichting woonomgeving etc.)

De verschillen in compensatiebedragen zijn het gevolg van de invloed die een onttrekkingsmaatregel op de woningmarkt heeft.

De compensatiebedragen jaarlijks, per 1 januari, geïndexeerd met toepassing van het inflatiepercentage van het voorafgaande kalenderjaar.

Paragraaf 4.2 Splitsing in appartementsrechten

Artikel 33 Vergunningvereiste

De colleges binnen deWERV hebben met het opnemen van deze paragraaf in de verordening geen andere intentie dan het ordenen van de regelgeving. Daarom is in deze verordening aansluiting gezocht bij artikel 56 a t/m i van de Woningwet, dat met de inwerkingtreding van de Huisvestingswet is komen te vervallen.

Artikel 34 Aanvragen van een splitsingsvergunning

De verlangde bewijsstukken zijn overgenomen uit het voorheen op splitsing van toepassing zijnde Woningwetartikel 56e. Vanzelfsprekend kunnen hier, afhankelijk van de criteria voor vergunningverlening, nadere bewijsstukken worden verlangd.

Artikel 35 Gronden tot weigering van een splitsingsvergunning

Dit artikel bevatbepalingen die betrekking hebben op de drie afwijzingsgronden (limitatief genoemd in het Huisvestingsbesluit). Deze afwijzingsgronden zijn de samenstelling van de woonruimtevoorraad, belemmering van de stadsvernieuwing en bepalingen uit oogpunt van indeling of staat van onderhoud.

Alleen op deze drie gronden kan de vergunning geweigerd worden.

Er is in dit artikel een combinatie gemaakt van de bepalingen in hoofdstuk 3 van het Huisvestingsbesluit. In dit artikel zijn, voor wat betreft de staat van onderhoud, minimaal de bepalingen uit het voormalige artikel 56, lid b van de Woningwet opgenomen.

Artikel 36 Aanhouding van de splitsingsaanvraag

Dit artikel bevat de mogelijkheid om, op grond van dreigende belemmering van de stadsvernieuwing, een aanvraag voor een splitsingsvergunning aan te houden indien voor het gebied waarin het gebouw waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, is gelegen, reeds een voorbereidingsbesluit als bedoeld in artikel 21 van de Wet op de ruimtelijke ordening (Stb. 1985, 626) van kracht is.

HOOFDSTUK 5 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 38 Hardheidsclausule

Dit artikel geeft de colleges van de gemeenten de bevoegdheid om in uiterst bijzondere gevallen af te wijken van de bepalingen in deze verordening. Uitgangspunt is dat dit artikel slechtst met uiterste terughoudendheid kan worden toegepast.

Artikel 40 Handhaving

In dit artikel wordt bepaald welke handelingen in strijd zijn met de bepalingen van deze verordening. Ook wordt hier de strafmaat bepaalt.

Artikel 41 Overleg bij wijziging

De inhoud van dit artikel is gelijk aan die van artikel 3, eerste lid, van de Huisvestingswet.

Alle, naar oordeel van de colleges daarvoor in aanmerking komende woonconsumentenorganisaties, vallen hier in elk geval onder.

Artikel 42 Onderzoek en rapportage

Aangezien het deel betreffende de verdeling van de woonruimte is gemandateerd aan de toegelaten instellingen binnen WERV wordt van hen een jaarlijkse rapportage verwacht over de uitvoering van die taken.

HOOFDSTUK 6 SLOTBEPALINGEN

Artikel 43 Overgangsbepaling

Inschrijfduur wordt het uitgangspunt voor alle corporaties én voor alle doelgroepen. Voor de overgang naar het nieuwe toewijzingssysteem is er een overgangsregeling die rekening houdt met de opgebouwde rechten.

Voor de overgangsregeling zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • 1.

    De overgangsregeling moet helder en transparant zijn.

  • 2.

    Woningzoekenden behouden hun opgebouwde rechten.

  • 3.

    Na de invoering van de huisvestingsverordening geldt een periode van 6 maanden waarin woningzoekenden de gelegenheid hebben om hun opgebouwde rechten te verzilveren dan wel om te laten zetten.

  • 4.

    De omgerekende rechten blijven onbeperkt geldig.

  • 5.

    In Ede, Wageningen en Rhenen wordt bij de starters momenteel al gewerkt met inschrijfduur. Deze inschrijfduur wordt niet gewijzigd en blijft behouden bij de overgang naar het nieuwe systeem.

  • 6.

    In Veenendaal wordt bij starters gewerkt met leeftijd. Bij de omzetting naar het nieuwe systeem wordt bij starters van 18 tot en met 27 jaar wordt de huidige leeftijd minus 18 gedeeld door de factor 2. Bij starters van 28 jaar en ouder wordt de huidige leeftijd minus 18 gedeeld door de factor 2,7.

  • 7.

    Doorstromers hebben in het huidige systeem een sterkere uitgangspositie in vergelijking met de starters. Dit voordeel moet in de overgangsregeling tot uitdrukking komen, echter wel worden verminderd. Daartoe wordt de huidige woonduur vermenigvuldigd met de factor 3/5.

  • 8.

    Voor de invoering van de huisvestingsverordening wordt bekend gemaakt op welke wijze woningzoekenden hun opgebouwde rechten kunnen laten omzetten.