Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders houdende regels omtrent standplaatsen Beleidsregels standplaatsen Westvoorne 2019

Geldend van 01-01-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels Standplaatsen Westvoorne 2019

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westvoorne;

gelet op artikel 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening Westvoorne en titel 4:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

overwegende dat:

  • in artikel 5:18 van de Algemene plaatselijke verordening Westvoorne is bepaald dat het verboden is om zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen;

  • de behoefte bestaat om in beleidsregels nader uit te werken hoe met die bevoegdheid wordt omgegaan;

 

BESLUIT:

vast te stellen de “Beleidsregels Standplaatsen Westvoorne 2019”

Artikel 1. Begripsomschrijving

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • b.

    Vaste standplaats: een locatie voor het innemen van een standplaats gedurende maximaal één dag per week.

  • c.

    Seizoensstandplaats: een locatie voor het innemen van een standplaats gedurende maximaal twee maanden per kalenderjaar, voor de verkoop van seizoensgebonden producten en/of diensten.

  • d.

    Incidentele standplaats: een locatie voor het innemen van een standplaats gedurende maximaal zes dagen van het jaar ten behoeve van en voor zover het betreft:

    • -

      een publiek belang

    • -

      een goed doel

  • e.

    Seizoensgebonden producten: producten die alleen in een bepaalde periode kunnen worden aangeboden, in het bijzonder:

    • -

      oliebollen (in de periode 1 november tot en met 5 januari)

    • -

      kerstbomen (in de periode 1 november tot en met 24 december)

Artikel 2. Aanvragen van een vergunning

  • 1. Voor toewijzing van een standplaats komt uitsluitend in aanmerking een handelingsbekwaam, natuurlijk persoon die de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en een aanvraag voor een vergunning heeft ingediend bij het college.

  • 2. Een standplaatsvergunning wordt aangevraagd door middel van het door de gemeente vastgestelde formulier. Dit formulier is beschikbaar op de website van de gemeente Westvoorne. Bij de aanvraag worden de volgende gegevens aangeleverd:

    • -

      Kopie van een geldig identiteitsbewijs van de aanvrager

    • -

      Inschrijfnummer in het Handelsregister

    • -

      Gewenste locatie van de standplaats

    • -

      Gewenste dag en tijden waarop de standplaats wordt ingenomen

    • -

      Aanduiding van de branche

    • -

      Vermelding of er sprake is van een kraam of verkoopwagen, inclusief foto van het verkoopmiddel

    • -

      Vermelding of stroom gewenst is

    • -

      Situatietekening op schaal waaruit blijkt hoe de locatie zal worden ingericht

    • -

      Bewijs van schriftelijke toestemming van de eigenaar van de grond, indien voor het innemen van- - de standplaats grond in particuliere eigendom wordt gebruikt.

Artikel 3. Indieningstermijn en loting

  • 1. Aanvragen voor standplaatsen kunnen op grond van artikel 1:2 APV uiterlijk 8 weken voor deze datum waarop de aanvrager voornemens is de standplaats in te nemen, worden ingediend.

  • 2. Aanvragen voor standplaatsen kunnen uitsluitend in het kalenderjaar waarin de aanvrager voornemens is een standplaats in te nemen, worden ingediend.

  • 3. Aanvragen worden op volgorde van ontvangst behandeld. Bij ontvangst van aanvragen op dezelfde dag voor dezelfde locatie, dag en tijden vindt de selectie plaats op basis van loting.

  • 4. De aanvragers voor een standplaats worden schriftelijk dan wel per e-mail van de datum en de plaats waar de loting plaatsvindt, in kennis gesteld. Zij worden in de gelegenheid gesteld bij de loting aanwezig te zijn.

  • 5. De loting geschiedt door twee medewerkers van de gemeente.

  • 6. Nadat de loting heeft plaatsgevonden, wordt aan diegene die de locatie heeft aanvaard, de standplaats toegewezen door het verstrekken van een vergunning.

Artikel 4. Persoonlijk innemen standplaats

  • 1. Op grond van artikel 1:5 APV is de standplaatsvergunning een persoonsgebonden vergunning

  • 2. De standplaats moet door de vergunninghouder persoonlijk worden ingenomen.

  • 3. De vergunninghouder is verplicht tot het daadwerkelijk benutten van de vergunning door het innemen van een standplaats.

  • 4. De vergunninghouder mag zich op de standplaats laten bijstaan door één of meerdere personen.

Artikel 5. Vakantie en ziekte

  • 1. Bij ziekte en vakantie dient de vergunninghouder zich telefonisch of schriftelijk af te melden bij team Sport, Economische Zaken en Recreatie van de gemeente.

  • 2. Bij ziekte en vakantie kan de vergunninghouder zich laten vervangen door een door hem aangewezen natuurlijk persoon van 18 jaar of ouder die direct betrokken is bij de onderneming.

  • 3. De periode van vervanging wegens ziekte van de vergunninghouder bedraagt maximaal zes maanden, gerekend vanaf de eerste dag van afwezigheid.

  • 4. De periode van vervanging wegens vakantie van de vergunninghouder bedraagt maximaal zes weken per kalenderjaar.

Artikel 6. Intrekking of overschrijving van de vergunning

  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:6 APV kan het college een standplaatsvergunning intrekken bij het overlijden van de vergunninghouder, voor zover artikel 6, lid 2 of lid 3 niet van toepassing zijn.

  • 2. In geval van overlijden dan wel blijvende arbeidsongeschiktheid van de vergunninghouder kan de vergunning voor de vaste standplaats worden overgeschreven op de achterblijvende echtgenoot, de geregistreerde partner, de levenspartner of het wettelijk kind van de vergunninghouder mits deze voldoet aan de in artikel 2 lid 1 genoemde eis.

  • 3. De vergunning voor een standplaats kan, in afwijking van lid 2, ook worden overgeschreven op een medewerker van de vergunninghouder onder de volgende voorwaarde: de medewerker dient minimaal twee jaar onafgebroken in het bedrijf van de vergunninghouder te hebben gefunctioneerd.

  • 4. Indien de persoon op wie de vergunning voor de vaste standplaats wordt overgeschreven tegelijkertijd rechthebbende is op een andere vaste standplaats, verliest deze het recht op die vaste standplaats.

  • 5. Een aanvraag tot overschrijving kan worden ingediend binnen een maand na de in lid 2 genoemde gebeurtenissen.

Artikel 7. Wijziging van de vergunning

  • 1. Een verzoek om wijziging van de standplaatsvergunning wordt beschouwd als een aanvraag voor een nieuwe vergunning.

  • 2. Op een verzoek om wijziging van een standplaatsvergunning zijn dezelfde regels van toepassing als op een nieuwe aanvraag.

  • 3. Gedurende de tijd dat de aanvraag in behandeling is, mogen de aangevraagde wijzigingen niet worden aangebracht dan wel worden uitgevoerd.

Artikel 8. Wachtlijst

  • 1.

    Een aanvrager wordt op de wachtlijst ingeschreven indien geen standplaats kan worden toegewezen en hij schriftelijk te kennen heeft gegeven op de wachtlijst geplaatst te willen worden.

  • 2.

    De aanvrager wordt van de wachtlijst gehaald indien:

    • -

      de ingeschrevene niet jaarlijks vóór 1 januari schriftelijk om verlenging van de inschrijving heeftverzocht;

    • -

      de ingeschrevene een aangeboden vaste standplaats zonder dringende redenen weigert, of nietbinnen een redelijke termijn reageert op de uitnodiging om een vaste standplaats in te nemen.

Artikel 9. Weigeringsgronden

Een aanvraag voor een standplaatsvergunning wordt getoetst aan de in artikel 1:8 APV en artikel 5:18 APV genoemde weigeringsgronden.

Artikel 10. Geldigheidsduur

  • 1. Een vaste standplaats wordt voor maximaal drie jaar verleend en kan maximaal één dag per week worden ingenomen.

  • 2. Een seizoensstandplaats wordt per jaar voor maximaal twee maanden verleend en kan maximaal zeven dagen per week worden ingenomen.

  • 3. Een incidentele standplaats wordt per jaar voor maximaal zes dagen verleend en kan aaneengesloten of verspreid in hetzelfde jaar worden ingenomen.

Artikel 11. Vergunningsvoorschriften

  • 1. Aan een standplaatsvergunning worden in ieder geval voorwaarden verbonden ten aanzien van:

    • -

      de geldigheidsduur van de vergunning;

    • -

      de locatie en het middel (inclusief vierkante meters) waarmee de standplaats wordt ingenomen;

    • -

      de dag en de tijdsduur waarop de standplaats mag worden ingenomen;

    • -

      elektrische installaties en toestellen;

    • -

      het schoon opleveren van de standplaats na verkooptijd of de verkoopperiode.

  • 2. Aan een standplaatsvergunning worden in ieder geval de voorwaarden uit bijlage 3 verbonden.

Artikel 12. Mobiel karakter standplaats

  • 1. De standplaats mag maximaal een uur voor aanvang van het tijdstip waarop de verkoop mag worden gestart, worden ingenomen.

  • 2. Vergunninghouders moeten aan het einde van de verkoopdag of aaneengesloten verkoopperiode de verkoopwagen of kraam weghalen van de standplaatslocatie. De verkoopwagen of kraam mag niet op de standplaatslocatie aanwezig zijn op dagen waarvoor de vergunning in het kader van deze beleidsregels niet is verleend.

Artikel 13. Locaties vaste standplaatsen

  • 1. Een vaste standplaats wordt uitsluitend ingenomen op locaties die zijn weergegeven in bijlage 1.

  • 2. Per locatie kan maximaal één vaste standplaats per dag worden ingenomen.

  • 3. Vaste standplaatsen mogen niet worden ingenomen wanneer op de betreffende locatie een weekmarkt als bedoeld in artikel 160 Gemeentewet, een evenement als bedoeld in artikel 2:24 APV, of werkzaamheden plaatsvinden.

  • 4. Indien als gevolg van werkzaamheden vaste standplaatsen tijdelijk niet kunnen worden ingenomen, kan door het college voor de duur van de werkzaamheden een vervangende standplaats worden aangewezen.

  • 5. Per locatie wordt een limiet gesteld aan het aantal vaste standplaatsen waarvoor een vergunning kan worden verleend. Deze maximering is als volgt:

    • -

      Rockanje: 3 vaste standplaatsen per locatie per jaar, waarvan maximaal één per dag

    • -

      Oostvoorne: 3 vaste standplaatsen per locatie per jaar, waarvan maximaal één per dag

Artikel 14. Locaties seizoensstandplaatsen

  • 1. Een seizoensstandplaats wordt uitsluitend ingenomen op de locatie die is weergegeven in bijlage 2.

  • 2. Per locatie kan maximaal één seizoensstandplaats per dag worden ingenomen.

  • 3. Seizoensstandplaatsen mogen niet worden ingenomen wanneer op de betreffende locatie een weekmarkt als bedoeld in artikel 160 Gemeentewet, een evenement als bedoeld in artikel 2:24 APV, of werkzaamheden plaatsvinden.

  • 4. Per locatie wordt een limiet gesteld aan het aantal seizoensstandplaatsen waarvoor een vergunning kan worden verleend. Deze maximering is als volgt:

    • -

      Rockanje: 2 seizoensstandplaatsen per locatie per jaar, waarvan maximaal één per dag

  • 5. Het eerste lid is niet van toepassing op standplaatsen op particulier terrein.

Artikel 15. Locaties incidentele standplaatsen

  • 1. Bij aanvragen voor locaties ten behoeve van een incidentele standplaats zal per aanvraag worden beoordeeld of er sprake is van belemmeringen die het innemen van een standplaats niet mogelijk maken.

  • 2. Een incidentele standplaats kan niet worden ingenomen op een locatie die is bezet door een vaste standplaats of seizoensstandplaats.

  • 3. Een incidentele standplaats kan niet worden ingenomen binnen 100 meter van een evenement als bedoeld in artikel 2:24APV, zonder schriftelijke toestemming van de evenementenorganisator van dat evenement.

Artikel 16. Locaties standplaatsen op particulier terrein

  • 1. Op grond van artikel 5:19 APV wordt een standplaats op particulier terrein niet ingenomen zonder vergunning van het college.

  • 2. Zonder schriftelijke toestemming van de grondeigenaar wordt de aanvraag voor een standplaats op particulier terrein niet in behandeling genomen.

  • 3. Per kern wordt een limiet gesteld aan het aantal standplaatsen op particulier terrein waarvoor een vergunning wordt verleend. Deze maximering is als volgt:

    • -

      Rockanje: 2 standplaatsen per jaar

    • -

      Oostvoorne: 2 standplaatsen per jaar

  • 4. Uit oogpunt van openbare orde en veiligheid worden geen vaste standplaatsen verleend op particulier terrein.

  • 5. De overige bepalingen van dit beleid, waaronder de vergunningvoorschriften, zijn van toepassing op standplaatsen op particulier terrein.

Artikel 17. Schoonhouden standplaats en omgeving

  • 1. De vergunninghouder is verplicht zorg te dragen dat etensresten, verpakkingsmaterialen, foldermaterialen en al het overige afval welke zich op de grond bevinden binnen een afstand van 50 meter van de standplaats, tijdens het innemen van de standplaats en uiterlijk een half uur na de beëindiging van de verkoop worden opgeruimd.

  • 2. Vergunninghouders, wie het is toegestaan op hun standplaats eet- en drinkwaren voor consumptie aan te bieden, dienen aan de voorzijde van hun kraam of verkoopgelegenheid een tweetal afvalbakken van voldoende grootte te plaatsen.

Artikel 18. Elektriciteitsvoorzieningen ten behoeve van standplaatsen

  • 1. Op de standplaatslocatie kunnen door de vergunninghouder deugdelijke elektriciteitsvoorzieningen worden aangebracht na schriftelijke toestemming van het college.

  • 2. Alle kosten voor aanleg en verwijdering van de elektriciteitsvoorzieningen komen voor rekening van de vergunninghouder.

  • 3. Na afloop van de vergunningstermijn wordt de standplaatslocatie in dezelfde staat opgeleverd als waarin deze is uitgegeven, tenzij het college instemt met het handhaven van de gerealiseerde voorzieningen.

  • 4. Bij een aantal standplaatsen kan, voor zover aanwezig, gebruik worden gemaakt van een gemeentelijke elektriciteitsvoorziening.

  • 5. Voor het gebruik van de gemeentelijke elektriciteitsvoorziening worden kosten in rekening gebracht.

  • 6. Het is niet toegestaan wijzigingen aan te brengen aan gemeentelijke elektriciteitsvoorzieningen.

Artikel 19 Kosten

Voor het in behandeling nemen van een aanvraag voor een standplaatsvergunning worden leges in rekening gebracht op grond van de Legesverordening.

Artikel 20 Overgangsrecht

  • 1. De ten tijde van de inwerkingtreding van deze beleidsregels geldende vergunningen behouden hun geldigheid gedurende de termijn waarvoor ze zijn afgegeven.

  • 2. Het eerste lid geldt niet voor standplaatsvergunningen die zijn verleend voor onbepaalde tijd.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van het beleid een aanvraag om een standplaatsvergunning is ingediend, waarop nog niet is beslist, wordt daarop dit beleid toegepast.

Artikel 21. Inwerkingtreding

  • 1. Het besluit treedt in werking op 1 januari 2019.

Artikel 22. Citeertitel

  • 1. Dit besluit wordt aangehaald als “Beleidsregels standplaatsen Westvoorne 2019”.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het college van Burgemeester en wethouders van Westvoorne van 18 december 2018,
Rob Beek
secretaris
Peter de Jong
burgemeester

Bijlage 1. Standplaatsenkaart: locaties vaste standplaatsen

Locatie: Dorpsplein Rockanje

afbeelding binnen de regeling

Locatie: Stationsweg/Voorweg Oostvoorne

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2. Standplaatsenkaart: locaties seizoensstandplaatsen

Locatie: Dorpsplein Rockanje

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3. Vergunningvoorschriften standplaatsvergunning

Terrassen

  • 1.

    Bij de standplaats mag geen terras worden geplaatst.

  • 2.

    Het is toegestaan om maximaal twee statafels te plaatsen op de standplaats.

  • 3.

    De statafels moeten binnen een strook van 1,5 meter vanuit de standplaats worden geplaatst en mogen maximaal over de breedte van de standplaats worden geplaatst.

Vrije doorgang

  • 4.

    Voor hulpverleningsdiensten dient te allen tijde een vrije doorgang van tenminste 4,5 meter vrijgehouden te worden langs alle zijden van de kraam of verkoopwagen.

  • 5.

    Voor voetgangers dien te allen tijde een vrije doorloopruimte van ten minste 1,50 meter gewaarborgd te blijven.

Geur

  • 6.

    Het is niet toegestaan geuroverlast te veroorzaken.

  • 7.

    De vergunninghouder draagt zorg voor een ontgeuringsinstallatie ter voorkoming van geuroverlast.

Geluid

  • 8.

    Om geluidsoverlast door aggregaten te voorkomen geldt het volgende:

    • a.

      de vergunninghouder moet gebruik maken van een zogenaamd fluisterstil aggregaat, met een maximale geluidsproductie van 50dB.

    • b.

      de afstand van de standplaats tot het dichtstbijzijnde gevoelige object moet zodanig zijn dat voor de bewoners/gebruikers daarvan het aggregaat niet overmatig hoorbaar is.

    • c.

      een aggregaat dient rondom minimaal 5 meter vrijgehouden te worden.

Elektriciteit

  • 9.

    Indien er gebruik wordt gemaakt van elektrische toestellen dienen deze te voldoen aan de NEN 1010.

  • 10.

    Een kabel, slang of leiding in een vluchtroute is zodanig opgehangen, afgeplakt of onder matten weggeborgen dat personen er tijdens het vluchten niet door gehinderd worden of tijdens gebruik beschadigd kunnen raken.

  • 11.

    Schakelaars en zekeringkasten dienen onbereikbaar te zijn voor publiek.

  • 12.

    De voor de standplaats noodzakelijke voedingskabels voor de elektriciteitsvoorziening mogen niet in de vrije doorgang voor het publiek worden aangebracht.

  • 13.

    Elektriciteitskabels welke over de weg zijn gespannen dienen minimaal 4,20 meter boven het straatniveau te worden aangebracht.

  • 14.

    Bij gebruik van verlengsnoeren dienen deze geheel afgerold te zijn.

Blusmiddelen

  • 15.

    Rondom ondergrondse brandkranen moet 1,80 meter worden vrijgehouden.

  • 16.

    Nabij gastoestellen voor verwarming of verlichting en op plaatsen waar wordt gebakken of gekookt, moet een draagbaar blustoestel met een inhoud van tenminste 6 kg poeder, 5 kg koolzuursneeuw of gelijkwaardige vulling aanwezig zijn.

  • 17.

    Het blustoestel moet zijn voorzien van een label of sticker waarop de laatste controledatum is aangegeven.

  • 18.

    In de onmiddellijke nabijheid van een bak-, kook- of frituurtoestel moet een goed passende deksel of een blusdeken aanwezig zijn.

  • 19.

    Er dient een juist blustoestel gebruikt te worden voor uw activiteiten. Hiernaast een overzicht van de verschillende brandklassen:

    afbeelding binnen de regeling

Apparatuur voor bereiden van voedsel

  • 20.

    Een toestel of een installatie wordt uitsluitend volgens de toepasselijke specificaties van de leverancier gebruikt en onderhouden en bij een defect enkel gerepareerd door een deskundig persoon.

  • 21.

    De wanden en het draagvlak grenzend aan het baktoestel dienen onbrandbaar te zijn.

  • 22.

    Een frituurtoestel is thermisch zodanig beveiligd dat de temperatuur van het bakmedium niet boven 200°C kan oplopen.

Gasinstallaties

  • 23.

    Een gasinstallatie is veilig.

  • 24.

    Voor een gasverbruikstoestel met toebehoren gelden de volgende voorschriften:

    • a.

      de in het gasverbruikstoestel en toebehoren toegepaste brandstof is overeenkomstig de technische specificaties van de leverancier van het toestel (welke aanwezig is op de locatie), het toestel is goed onderhouden en is niet beschadigd.

    • b.

      de verbinding tussen een gastank of gasfles en gasverbruikstoestel bestaat uit een deugdelijke samenstelling van slang of leiding, een drukreduceersysteem en aansluitingen en afsluitkranen. Deze verkeert in goede staat van onderhoud, is niet uitgedroogd, vertoont geen andere beschadigingen en is niet ouder dan 10 jaar of dan het aantal jaren dat volgens de productspecificatie als levensduur kan worden aangehouden.

    • c.

      een gastank of gasfles en een gasverbruikstoestel staan niet in een vluchtroute en zijn stabiel opgesteld.

    • d.

      het toegepaste drukreduceersysteem is direct op de kraan van de gastank of gasfles gemonteerd of door gebruik te maken van een geschikte flexibele hogedrukslang tussen gasfles en drukredueersysteem, die niet langer is dan 0,4 meter, of dan 0,75 meter indien een uitschuiflade wordt toegepast voor het plaatsen van de flessen.

    • e.

      de gasslang of gasleiding tussen het drukreduceersysteem en het gasverbruikstoestel is niet langer dan 10 meter.

  • 25.

    Een gasfles of gastank wordt tot niet meer dan 80% gevuld. Een lege gasfles wordt met gesloten afsluiter bewaard.

  • 26.

    Gezamenlijk mogen gasflessen worden opgesteld met een totale waterinhoud van maximaal 125 liter.

  • 27.

    Een gasfles van meer dan 25 liter moet tegen omvallen zijn beschermd.