Haven- en Woonschepenverordening Middelburg

Geldend van 05-05-1990 t/m heden

Intitulé

Haven- en woonschepenverordening Middelburg

De raad der gemeente Middelburg;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van maart 1990, volgnummer 90-104;

gelet op artikel 168 van de gemeentewet;

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende verordening:

HAVEN- EN WOONSCHEPENVERORDENING MIDDELBURG.

HOOFDSTUK I

Artikel 1 Toepassing verordening

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de haven, haventerreinen en alle daarbij behorende werken, met name op:

    • a.

      de buitenhaven tussen Maisbaai en Punt/Havendijk met alle achterliggende binnenwateren tot aan de Stadsschuur en tot aan het Damplein, alsmede de Dokhaven;

    • b.

      de haven te Nieuw- en Sint Joosland;

    • c.

      de Loskade met bijbehorende vaarzone;

    • d.

      het overslagterrein van het Kleverskerksejaagpad;

    • e.

      het haventerrein aan de Arne met bijbehorende vaarzone;

    • f.

      de loswallen en kaden gelegen langs de wateren genoemd onder a. en b.;

    • g.

      de Spijkerbrug, Bellinkbrug, Dokbrug en Beatrixbrug;

    • h.

      de steigers, meerpalen, remmingswerken op, bij of in het water nabij de onder c, d, e en f genoemde kaden of terreinen,

      een en ander voor zover voor de wateren en de daarbij behorende werken welke geen eigendom van of in beheer of onderhoud bij de gemeente zijn, niet reeds voor hetzelfde onderwerp voorschriften door Rijk, provincie of waterschap zijn vastgesteld.

  • 2. Voor woonschepen gelden, naast en eventueel in afwijking van datgene dat ten aanzien van vaartuigen in het algemeen bij of krachtens deze verordening is bepaald, de bepalingen opgenomen in hoofdstuk V van deze verordening.

Artikel 2 Begripsbepalingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a)

    vaartuig: alle vaartuigen daaronder mede verstaan drijvende werktuigen, alsmede woonschepen, glijboten en ponten;

  • b)

    woonschip: elk vaartuig dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als, of te oordelen naar zijn constructie of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot en geschikt is als dag- of nachtverblijf van één of meer personen;

  • c)

    woonschepenhavens: de havens zoals zijn omschreven in artikel 44;

  • d)

    ligplaats als bedoeld het openbaar water, dat als zodanig voor woonschepen is aangewezen;

    in hoofdstuk V:

  • e)

    schipper: degene, die op het vaartuig het gezag uitoefent of degene, die hem vervangt dan wel als zodanig op treedt; voor het geval noch de schipper noch diens plaatsvervanger aanwezig is, wordt de eigenaar of gebruiker van het vaartuig aangemerkt als schipper;

  • f)

    rechthebbende: een ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • g)

    havenmeester: de ambtenaar of diens plaatsvervanger die als zodanig door burgemeester en wethouders is aangewezen en aan wie het toezicht op de haven, haventerreinen en de daarbij behorende werken is opgedragen.

Artikel 3 Vergunningen en ontheffingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk vergunning verlenen van de activiteiten bedoeld in de artikelen 10, sub b en c, 13, lid 1, 16, 17, 20, lid 1, 32, lid 2, 33, lid 1 en 45, lid 1.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen schriftelijk ontheffing verlenen van de verboden en/of verplichtingen gesteld in de artikelen 10, sub a, 31, lid 1, 32a, 34, 36, lid 1 en 43.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

  • 3. De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anderszins is bepaald.

Artikel 5 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1. De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn;

    • e.

      indien de houder of zijn rechtverkrijgende dit verzoekt.

  • 2. Een besluit tot intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing is met redenen omkleed. Dit besluit wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning of ontheffing in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit.

  • 3. Het bepaalde in het tweede lid blijft buiten toepassing in spoedeisende gevallen en voorts wanneer de intrekking of wijziging voortvloeit uit een besluit van het bevoegde orgaan ten aanzien van vergunningen of ontheffingen van een bepaalde soort, dat dientengevolge voor alle vergunning- of ontheffinghouders is bedoeld.

Artikel 6 Het tonen van vergunning of ontheffing

  • 1. Degene die handelt krachtens een vergunning of ontheffing welke hem op grond van deze verordening is verleend, dient deze vergunning of ontheffing op eerste vordering van een ambtenaar genoemd in de artikelen 54 en 55 te tonen en desverlangd tegen een bewijs van ontvangst af te staan.

  • 2. Degene die na eerste vordering de vergunning of ontheffing niet toont of ter inzage afgeeft aan de daartoe bevoegde ambtenaren, wordt geacht zonder vergunning of ontheffing te hebben gehandeld.

Artikel 7 Termijn voor het nemen van beschikkingen

  • 1. Het bevoegde orgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen zestig dagen na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Het bevoegde orgaan kan zijn beslissing voor ten hoogste zestig dagen verda-gen. Van het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn schriftelijk mededeling gedaan aan de aanvrager.

HOOFDSTUK II

De orde en veiligheid met betrekking tot de scheepvaart in het algemeen.

Artikel 8 Regeling aankomst en vertrek

  • 1. De schipper is verplicht zich bij aankomst in de haven terstond te melden bij de havenmeester.

  • 2. Tenminste drie uren voor vertrek moet door de schipper aan de havenmeester van het voornemen daartoe kennis worden gegeven.

Artikel 9 Inzage meetbrief en lading documenten

De schipper is desgevraagd verplicht aan een ambtenaar genoemd in de artikelen 54 en 55 de meetbrief van het vaartuig en de ladingdocumenten ter inzage te geven.

Artikel 10 Veiligheidsvoorschriften

Het is verboden in de wateren:

  • a)

    op zodanige wijze of met zodanige snelheid met een vaartuig te varen of enig kunstwerk te passeren, dat de vrijheid of de veiligheid van het scheepvaartverkeer wordt belemmerd of in gevaar gebracht of gevaar bestaat voor beschadiging van een oever of van een kunstwerk, dan wel dat letsel of andere schade aan derden wordt toegebracht of kan worden toegebracht;

  • b)

    zonder vergunning wedstrijden met vaartuigen te houden;

  • c)

    zonder vergunning te zwemmen of te waterskien;

  • d)

    met een vaartuig te varen, indien dit naar het oordeel van de havenmeester onvoldoende getuigd is, dan wel indien het overladen is. Onder overladen zijn wordt mede begrepen het zo diep geladen zijn dat de onderkant van een ijkmerk in het water ligt;

  • e)

    een vaartuig te bezigen, nadat dit door de havenmeester als zodanig ongeschikt is verklaard, zulks onverminderd het bepaalde in andere wettelijke regelingen.

Artikel 11 Het ankeren van vaartuigen

Het is een schipper verboden een anker te bezigen om zijn vaartuig te stoppen, tenzij hij daartoe genoodzaakt is ter voorkoming van schade en/of aanvaring.

Artikel 12 Uitstekende voorwerpen

  • 1. De schipper van een vaartuig is verplicht ervoor te zorgen:

    • a.

      dat geen onderdelen van staand tuig van het vaartuig naar buiten steken;

    • b.

      dat de zeilen zijn vastgemaakt;

    • c.

      dat de ankers zodanig zijn geborgd, dat daardoor andere vaartuigen of goederen niet kunnen worden beschadigd, of zodanig in hun kluis hangen, dat zij in geval van aanvaring niet nabij of onder de waterlijn in enig ander vaartuig of goed kunnen binnendringen;

    • d.

      dat ankers of ankerkettingen niet zodanig uitstaan, dat deze hinder of schade kunnen veroorzaken aan andere vaartuigen of eigendommen van derden;

    • e.

      dat zich langs het berghout of aan een stootklos of zwaard van zijn vaartuig geen buiten het vaartuig uitstekende metalen pinnen, bouten of andere, al dan niet puntige, voorwerpen bevinden.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid onder e geldt niet voor de schipper van roeiboten, kano's en dergelijke kleine vaartuigen.

Artikel 13 Voorwerpen op, in of boven openbaar water

  • 1. Het is in verband met de veiligheid op het openbaar water verboden zonder vergunning een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water te plaatsen, aan te brengen of te hebben.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing op voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard.

  • 3. Het is verboden op, in of boven openbaar water voorwerpen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien deze door hun omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar opleveren voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.

Artikel 14 Te water doen geraken van voorwerpen of stoffen

Het is verboden vanaf de wal of vanaf het vaartuig voorwerpen of stoffen die de veiligheid van de scheepvaart in gevaar kunnen brengen te water te doen geraken.

Artikel 15 Verplichting reinigen kaden

De gebruikers van de loswallen, kaden, haventerreinen en overslagterreinen zijn verplicht, indien tengevolge van door hen of op hun last verrichte werkzaamheden, restanten lading, emballage, garnering, vuilnis, puin, gruis, kalk, sin-tels, kolen, aarde, olieproducten of afvallen daarvan, chemicaliën of andere daarmee gelijk te stellen stoffen, zijn achtergebleven, te zorgen dat de loswal-len, kaden, haventerreinen en overslagterreinen behoorlijk, zulks ter beoordeling van de havenmeester, van deze afvallen c.q. stoffen worden gereinigd binnen 24 uren na beëindiging der werkzaamheden en indien die werkzaamheden langer dan een dag duren, tenminste eenmaal per dag.

Artikel 16 Opleggen van vaartuigen

Het is verboden zonder vergunning een vaartuig op te leggen.

Artikel 17 Baggeren

Het is verboden zonder vergunning in de wateren te baggeren.

Artikel 18 Onbeheerd drijvende vaartuigen

De in de artikelen 54 en 55 genoemde ambtenaren zijn bevoegd onbeheerde vaartuigen welke in de wateren worden aangetroffen, te meren, te verhalen en in bewa-ring te nemen voor rekening en risico van de rechthebbende.

Artikel 19 Vervoer van zand en dergelijke stoffen

Het is verboden zonder toestemming van de havenmeester in de wateren zand, baggerspecie of dergelijke stoffen met onder- of zijlossers te vervoeren.

Artikel 20 Bouwen, herstellen, droogzetten en slopen van vaartuigen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning in de wateren of op de loswallen, kaden, haventerreinen en overslagterreinen vaartuigen te bouwen, te doen bouwen, te verbouwen of te doen verbouwen of daaraan herstellingen te verrichten of te doen verrichten.

  • 2. Het in het eerste lid vervatte verbod geldt niet voor het uitvoeren van noodreparaties en voor het uitvoeren van kleine reparaties.

Artikel 21 Hond aan boord

Schippers, die een hond of honden aan boord van hun vaartuig hebben, zijn, indien de in de artikelen 54 en 55 genoemde ambtenaren dit verlangen, verplicht om deze hond of honden bij het betreden van het vaartuig door die ambtenaren en gedurende hun verblijf aan boord vast te leggen en vastgelegd te houden.

Artikel 22 Gezonken vaartuigen en voorwerpen

1.De schipper van een gezonken vaartuig of de rechthebbende van een voor de scheepvaart hinderlijk voorwerp, is verplicht om onmiddellijk na het zinken daarvan kennis te geven aan de havenmeester.

Zowel bij dag als bij nacht dienen door of vanwege vorengenoemde schipper of rechthebbende zodanig bakens en/of lichten op of nabij het gezonken vaartuig of het voorwerp te worden geplaatst als door de beheerder van het water nodig wordt geoordeeld.

2.De schipper of rechthebbende dient ervoor zorg te dragen dat het gezonken vaartuig of het voorwerp binnen een door burgemeester en wethouders te stellen termijn uit het water is verwijderd, respectievelijk de lading is verwijderd en daarna het wrak wordt gelicht.

Artikel 23 Schadevaren

Wanneer een vaartuig schade heeft gevaren aan een voorwerp, een werk of een inrichting, is de schipper verplicht om hiervan onmiddellijk kennis te geven aan de havenmeester.

Artikel 24 Onbevoegd losmaken van vaartuigen

Het is verboden, zonder daartoe bevoegd te zijn, enig vaartuig los te maken, te verleggen of te verhalen, daarvan trossen te kappen of los te gooien of zich op of in een vaartuig te bevinden.

Artikel 25 Toegang tot openbare trappen en steigers

Het is verboden, zonder toestemming van de havenmeester, de toegang tot de trappen en steigers te belemmeren of daarvan gebruik te maken, anders dan voor de tijd die nodig is voor het in- of ontschepen van personen.

Artikel 26 Naam van vaartuigen

Het is verboden vaartuigen, welke tot het vervoer van personen of goederen zijn bestemd en welke in de gemeente worden gehouden dan wel in hoofdzaak of uitsluitend binnen de gemeente worden gebezigd, in de wateren te gebruiken zonder dat die vaartuigen zijn voorzien van een naam en thuishaven, duidelijk leesbaar en aangebracht ter weerszijden van de voor- en achtersteven.

Artikel 27 Verbod tot keren

  • 1. Het is verboden in de vaarzone, vermeld in artikel 1, onder e:

    • a.

      te keren met een vaartuig waarvan de lengte meer dan 50 meter bedraagt;

    • b.

      te keren met een niet onder a vallende coaster of tanker, zonder dat daarbij bijstand wordt verleend door een door burgemeester en wethouders toegelaten bootliedenwacht.

  • 2. De schipper van een vaartuig met een lengte van meer dan 50 meter is in het geval het vaartuig zal worden afgemeerd aan het in artikel 1, onder e vermelde haventerrein, verplicht dat vaartuig vanaf het Kanaal door Walcheren, achterwaarts de in artikel 1, onder e vermelde vaarzone te laten invaren.

Artikel 28 Brandbare stoffen

  • 1. Het is verboden aan boord van een vaartuig ontplofbare stoffen bij of boven vuur te hebben, te smelten, te koken of te verwarmen.

  • 2. Het is verboden open vuur aanwezig te hebben of te roken aan boord van een vaartuig, op minder dan 25 meter afstand daarvan, tijdens het laden en lossen van licht ontvlambare en ontplofbare stoffen en gassen.

  • 3. Het is verboden gasgestookte installaties met LPG-gas aan boord van vaartuigen te gebruiken.

Artikel 29 Brandalarm

De schipper van een vaartuig, waarop brand is ontstaan moet terstond alarm maken en trachten zijn vaartuig uit de nabijheid van andere vaartuigen te verwijderen.

HOOFDSTUK III

Bescherming van werken.

Artikel 30 Beschadigen van waterstaatswerken

  • 1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van bij de gemeente in beheer zijnde waterstaatswerken.

  • 2. Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover artikel 350 Wetboek van Strafrecht van toepassing is.

Artikel 31 Openen van bruggen

  • 1. Het is aan een ieder, behalve de havenmeester, verboden bruggen te openen of te sluiten.

  • 2. De tijden van openen en sluiten van de bruggen worden door burgemeester en wethouders bepaald.

HOOFDSTUK IV

Het innemen van ligplaatsen en laden/lossen van vaartuigen.

Artikel 32 Innemen van een ligplaats

  • 1. Het is verboden met een vaartuig ligplaats in te nemen of zich op een ligplaats te bevinden, tenzij dat geschiedt met toestemming van de havenmeester.

  • 2. Het is de schipper verboden zonder vergunning met zijn vaartuig te meren op een plaats, ten aanzien waarvan burgemeester en wethouders hebben bepaald, dat deze uitsluitend is bestemd tot ligplaats voor nader aangeduide categorieën van vaartuigen, waartoe het meergelegenheid zoekende vaartuig niet behoort.

  • 3. De schipper is verplicht zich ervan te overtuigen, dat de door de havenmeester aangewezen ligplaats voor zijn vaartuig veilig is.

  • 4. Het reserveren van een ligplaats dient tenminste 48 uren voor aankomst aan de havenmeester te worden verzocht.

  • 5. Op vordering van de havenmeester is de schipper te allen tijde verplicht zijn vaartuig in openbare wateren te doen stil liggen, te meren, te verhalen, of in de door deze ambtenaar aangewezen richting te doen verwijderen, dan wel de vaart van zijn vaartuig te doen verminderen of te doen vermeerderen.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaarstellen van een ligplaats:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

Artikel 32a Verbod gebruik aggregaten

  • 1. Het is de schipper van een vaartuig dat een ligplaats heeft ingenomen aan de Loskade verboden gebruik te maken van aggregaten ten behoeve van de opwekking van elektriciteit.

  • 2. De schipper is verplicht voor de afname van elektriciteit gebruik te maken van de daartoe aan de Loskade geplaatste walaansluitkasten.

Artikel 33 Bedrijfsmatige recreatie te water

  • 1. Het is verboden zonder vergunning een vaartuig te verhuren ten behoeve van de pleziervaart of de sportvisserij, dan wel in de uitoefening van een bedrijf of nevenbedrijf of tegen betaling de gelegenheid open te stellen om met dat vaartuig mee te varen in enig openbaar water.

  • 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde bij of krachtens de Schepenwet en het bepaalde bij of krachtens de Wet Openbare Vervoermiddelen van toepassing zijn.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet voor de houder van een vergunning, afgegeven door burgemeester en wethouders van enig andere gemeente in de provincie Zeeland, op grond van een gelijkluidende bepaling als het in dit artikel gestelde.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen met betrekking tot het in het eerste lid bedoelde vaartuig eisen stellen ten aanzien van de deugdelijkheid, inrichting en uitrusting, alsmede betreffende de bemanning en het maximum aantal passagiers voor het vaartuig.

  • 5. Burgemeester en wethouders geven voor een vaartuig waarop tegen betaling de gelegenheid is opengesteld om mee te varen slechts een vergunning af, indien daartoe een gunstig advies is uitgebracht door het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.

  • 6. De vergunning wordt afgegeven voor de tijd van ten hoogste twaalf maanden.

Artikel 34 Gebruik van vaartuigen als opslagruimte of bedrijfsruimte

Het is verboden met een vaartuig een permanente ligplaats in te nemen waarbij dit vaartuig gebruikt wordt als opslagruimte, bedrijfsruimte of voor handelsdoeleinden.

Artikel 35 Beveiligingsmaatregelen bij het meren

Waar geen remmingswerken aanwezig zijn, is de schipper verplicht door het aan-brengen van kurkzakken of drijfbalken of op andere wijze er voor zorg te dragen, dat tengevolge van het meren van zijn vaartuig geen schade aan enig eigendom van derden kan worden veroorzaakt.

Artikel 36 Laad- en losvoorschriften

  • 1. Vaartuigen mogen alleen geladen en g7lost worden op de daartoe bestemde of door burgemeester en wethouders aangewezen plaatsen, zulks met toestemming van de havenmeester.

  • 2. De schipper is verplicht ervoor te zorgen, dat de touwen en/of trossen of draden van zijn vaartuig zodanig met de meergelegenheid zijn verbonden dat aan andere vaartuigen bij de doorvaart van bruggen of van de gebruikelijke vaarweg geen hinder kan worden veroorzaakt.

  • 3. De schipper is verplicht ervoor zorg te dragen dat zijn vaartuig, zolang het een ligplaats inneemt, deugdelijk is vastgemaakt.

  • 4. Het vastmaken mag niet anders geschieden dan aan de daartoe bestemde middelen of aan vaartuigen welke aan zodanige middelen zijn vastgemaakt.

Artikel 37 Betreden en lossen van vaartuigen

Ingeval aan de buitenkant van een vaartuig een of meer vaartuigen gemeerd zijn, is de schipper van eerstgenoemd vaartuig verplicht op last van de havenmeester zijn plaats in te ruimen, indien hij niet wil toestaan dat personen zich over het vaartuig begeven van de wal naar laatstbedoelde vaartuigen en omgekeerd of dat in de nabijheid liggende vaartuigen over zijn vaartuig laden of lossen.

Artikel 38 Plaatsmaken voor andere vaartuigen

De schipper van een vaartuig, dat langs de zijde ligt van een ander vaartuig is verplicht zijn vaartuig te verwijderen, indien dat andere vaartuig een vaartuig langs die zijde behoeft in verband met het laden en lossen.

Artikel 39 Laden en lossen van gevaarlijke stoffen

Burgemeester en wethouders kunnen, onverminderd het bepaalde bij of krachtens de Wet gevaarlijke stoffen, bepaalde ligplaatsen aanwijzen voor het laden en/of lossen en/of ontgassen van ontplofbare en/of licht ontvlambare en/of schadelijke en/of hinderlijke en/of giftige stoffen. Aan deze aanwijzing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 40 Het laden en lossen van zand en andere stoffen

Het is verboden op de wateren zand, baggerspecie of soortgelijke stoffen te lossen of te laden op zodanige wijze dat die stoffen op enigerlei wijze in de wateren geraken.

Artikel 41 Draaiverbod voortstuwer

Het is zonder toestemming van de havenmeester verboden de voortstuwer van een vastgemeerd vaartuig te laten draaien, tenzij en voor zover nodig ter voorbereiding van het vertrek en op zodanige wijze, dat daardoor geen schade of letsel aan derden kan worden veroorzaakt.

Artikel 42 Het laten vertrekken van vaartuigen

Indien een schipper met zijn voertuig wil vertrekken, terwijl een of meer vaartuigen tegen dit vaartuig zijn gemeerd, zijn schippers van laatstgenoemde vaartuigen verplicht om, tenzij zulks tengevolge van bijzondere omstandigheden niet uitvoerbaar is, het vaartuig dat wil vertrekken in de gelegenheid te stellen dat te doen.

HOOFDSTUK V

Bijzondere regels inzake woonschepen.

Artikel 43 Algemeen verbod

Het is de rechthebbende op een woonschip verboden binnen de gemeente een woonschip ligplaats te doen innemen of ingenomen te doen houden op een andere plaats dan die in artikel 44 van deze verordening daarvoor is aangewezen.

Artikel 44 Aanwijzing ligplaatsen

Als ligplaatsen voor woonschepen binnen de gemeente Middelburg zijn aangewezen:

  • a)

    het gedeelte langs de noordwestelijke kade van de Binnenhaven, gelegen tussen de Koningsbrug en de Bellinkbrug, te Middelburg;

  • b)

    het gedeelte van het Arnezijkanaal, gelegen tussen de steiger ter hoogte van het perceel Arnestraat 22 en het doodlopend einde bij de Nieuwlandseweg, langs de oevers aan de Arnestraat, Kanaaldijk en Nieuwlandseweg te Arnemuiden;

verder te noemen woonschepenhavens.

Artikel 45 Ligplaatsvergunning

  • 1. Het is de rechthebbende op een woonschip verboden zonder vergunning in de woonschepenhavens ligplaats te hebben.

  • 2. Een vergunning als bedoeld in het eerste lid wordt in ieder geval geweigerd indien:

    • a.

      in de woonschepenhavens geen ligplaats of geen ligplaats van voldoende grootte beschikbaar is;

    • b.

      het woonschip belemmeringen zal kunnen veroorzaken aan het verkeer te water of te land;

    • c.

      het woonschip niet voldoet aan redelijke eisen van welstand;

    • d.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat niet voldaan zal worden aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

    • e.

      redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat het woonschip niet uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebruikt voor permanente bewoning;

    • f.

      niet aannemelijk is dat daadwerkelijk een ligplaats kan worden ingenomen binnen twee maanden na indiening van de aanvraag met een reeds bestaand woonschip of binnen een jaar na indiening van de aanvraag indien het woonschip nog gebouwd moet worden.

  • 3. Het is de rechthebbende op een woonschip, waarvoor een vergunning tot het hebben van een ligplaats in de woonschepenhavens is verleend, verboden met zijn woonschip een andere ligplaats in te nemen dan die welke in de vergunning is aangewezen.

Artikel 46 Wachtlijst

  • 1. Indien een aanvraag om een vergunning op grond van het bepaalde in artikel 45, tweede lid onder a moet worden geweigerd, wordt de naam van de rechthebbende op het woonschip op een door burgemeester en wethouders aan te houden wachtlijst geplaatst.

  • 2. Indien een ligplaats in de woonschepenhavens vrijkomt, stellen burgemeester en wethouders de op de wachtlijst geplaatste gegadigden, te beginnen met de hoogst geplaatste, schriftelijk, in de gelegenheid een nieuwe aanvraag om een vergunning bij hun college in te dienen.

  • 3. Indien een zodanige aanvraag niet binnen een maand na de datum van verzending van het in het tweede lid bedoelde schrijven is ontvangen, wordt aangenomen dat geen prijs meer op een vergunning wordt gesteld en wordt de naam van de desbetreffende gegadigde van de wachtlijst geschrapt.

Artikel 47 Wijziging ligplaatsvergunning

  • 1. Indien de rechthebbende op een woonschip, waarvoor een vergunning tot het hebben van een ligplaats in de woonschepenhavens is verleend, het in de vergunning vermelde woonschip vervangt door een ander woonschip, of indien de overige gegevens, vermeld in de vergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie, dient hij vooraf aan burgemeester en wethouders te verzoeken de vergunning te wijzigen.

  • 2. Op een verzoek om wijziging, bedoeld in het eerste lid, is het bepaalde in artikel 45, tweede lid, sub b tot en met f van overeenkomstige toepassing.

Artikel 48 Intrekken ligplaatsvergunning

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning tot het hebben van een ligplaats in de woonschepenhavens intrekken indien:

    • a.

      de gegevens zoals deze zijn vermeld in de vergunning niet meer overeenstemmen met de werkelijke situatie en de rechthebbende op het woonschip niet binnen 3 maanden na het tijdstip waarop deze omstandigheid is ingetreden een verzoek tot wijziging van de vergunning bij burgemeester en wethouders heeft ingediend;

    • b.

      niet langer voldaan wordt aan de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften;

    • c.

      zich een omstandigheid, als bedoeld in artikel 45, tweede lid onder b, c en e voordoet.

  • 2. Het met redenen omklede besluit tot intrekking van de ligplaats wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk aan de rechthebbende op het woonschip medegedeeld.

Artikel 49 Vervallen ligplaatsvergunning

  • 1. De vergunning tot het hebben van een ligplaats in de woonschepenhavens vervalt van rechtswege zodra het gebruik van de ligplaats door ontruiming wordt beëindigd.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet in die gevallen, waarbij er sprake is van tijdelijke beëindiging van het gebruik, onder de voorwaarden dat:

    • a.

      de rechthebbende op het woonschip waarvoor de vergunning is verleend voorafgaand aan de ontruiming van de ligplaats burgemeester en wethouders schriftelijk op de hoogte heeft gesteld;

    • b.

      de ligplaats binnen zes maanden na de dag van vertrek weer zal worden ingenomen.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen de in het tweede lid onder b genoemde termijn verlengen tot maximaal een jaar.

  • 4. Ontruimingen korter dan een week kunnen telefonisch bij de havenmeester worden gemeld.

Artikel 50 Aansluiting water, elektriciteit en riolering

De rechthebbende op het woonschip waarvoor de vergunning tot het hebben van een ligplaats in de woonschepenhavens is verleend is verplicht ervoor te zorgen, dat het woonschip is aangesloten op de drinkwaterleiding, het elektriciteitsnet en de riolering. Alle kosten, zowel voor het aanbrengen als het opheffen van de aansluiting komen voor rekening van genoemde rechthebbende.

Artikel 51 Nakoming aanwijzingen

Bij het innemen, het veranderen en het gebruik van een ligplaats in de woonschepenhavens, zo ook bij het uitvoeren van werkzaamheden aan of nabij de ligplaats, dienen de door of namens burgemeester en wethouders gegeven aanwijzingen in acht te worden genomen.

Artikel 52 Nadere regelen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen, hebben of beschikbaarstellen van een ligplaats:

    • a.

      nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    • b.

      beperkingen stellen naar soort en aantal woonschepen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de rechthebbende op het woonschip waarvoor de vergunning tot het hebben van een ligplaats in de woonschepenhavens is verleend, verplichten een andere ligplaats in de woonschepenhavens in te nemen indien zulks noodzakelijk is met het oog op een evenredige verdeling van de ligplaatsen. Zij gaan tot deze maatregel niet over dan na overleg met de betrokken rechthebbende.

HOOFDSTUK VI

Straf- en slotbepalingen

Artikel 53 Aanwijzingen

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aanwijzingen geven in het belang van de orde en veiligheid, in het bijzonder ter regeling van het scheepvaartverkeer en het innemen van ligplaats en ter voorkoming van gevaar, schade of hinder.

  • 2. Degene tot wie een aanwijzing is gericht, is gehouden de aanwijzing onmiddellijk op te volgen.

Artikel 54 Delegatie uitvoering aan gemeente-ambtenaren

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de uitvoering van bepalingen van deze verordening, voor zover die uitvoering tot hun bevoegdheid behoort, overdragen aan door hen aan te wijzen gemeente-ambtenaren.

  • 2.

    Degene die van een beslissing door een ambtenaar, genomen krachtens een overdracht bedoeld in het eerste lid, rechtstreeks in zijn belang is getroffen, kan daartegen beroep instellen bij burgemeester en wethouders.

  • 3.

    Het beroepschrift moet gemotiveerd zijn. Het moet worden ingediend binnen dertig dagen na de dag waarop de aangevallen beslissing genomen is of de aangevraagde vergunning of ontheffing geacht wordt geweigerd te zijn.

Het tweede en vierde lid van artikel 9 van de Wet Administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen zijn van overeenkomstige toepassing.

4.Burgemeester en wethouders kunnen - al dan niet op verzoek van de belanghebbende - de beslissing van een ambtenaar, genomen krachtens een overdracht bedoeld in het eerste lid schorsen dan wel in verband met een zodanige beslissing of een weigering bedoeld in het derde lid een voorlopige voorziening treffen totdat op het beroep is beslist.

Artikel 55 Opsporingsambtenaren; Binnentreden van woningen

  • 1. Naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde ambtenaren zijn met de zorg voor de naleving van deze verordening belast de door burgemeester en wethouders aangewezen ambtenaren. Het aanwijzingsbesluit vermeldt op welke artikelen van de verordening de opsporingsbevoegdheid betrekking heeft. Dit besluit wordt ter openbare kennis gebracht.

  • 2. De in het vorige lid van dit artikel genoemde ambtenaren zijn bevoegd om in het belang van de opsporing te allen tijde al dan niet afgesloten terreinen en ruimten, woningen en vaartuigen daaronder begrepen, te betreden, zulks voor zover het woningen of tot woning ingerichte gedeelten van vaartuigen betreft, met inachtneming van het bepaalde bij de Wet van 31 augustus 1853, Stb. 83.

Artikel 56 Strafbepaling

Overtreding van de bepalingen, bij of krachtens deze verordening gesteld (alsme-de overtreding van de regelen, door burgemeester en wethouders op grond van de artikelen 32 en 52 vastgesteld), wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

Artikel 57 Overgangsbepalingen

  • 1. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening vervallen de bepalingen van de Havenverordening Middelburg, vastgesteld bij raadsbesluit d.d. 23 november 1970, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit d.d. 26 september 1988.

  • 2. Met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening wordt de Algemene Politieverordening Middelburg als volgt gewijzigd:

    • a.

      In artikel 2 dient het cijfer "27" te vervallen.

    • b.

      De aanduiding boven paragraaf 1 van de afdeling 3 van hoofdstuk III wordt gewijzigd in: "Woonwagens".

    • c.

      Artikel 25 dient als volgt te worden gelezen:

      "Voor de toepassing van deze paragraaf wordt onder een woonwagen verstaan hetgeen daaronder in artikel 1 van de Woonwagenwet wordt verstaan.".

    • d.

      Artikel 27 vervalt.

    • e.

      Artikel 212 vervalt.

    • f.

      Artikel 246, lid 1, aanhef en sub b dient als volgt te worden gelezen:

      "a. het voorwaardelijk verlenen, het weigeren, het wijzigen of het intrekken van de vergunning als bedoeld in artikel 30, 34, 61, 80, 81, 189 tweede lid onder a, 212 en 228;".

  • 3. De vergunningen en ontheffingen die zijn verleend krachtens de in het eerste en tweede lid genoemde bepalingen blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening - van kracht totdat de termijn waarvoor zij zijn verleend of gegeven, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 4. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de bepalingen bedoeld in het eerste lid, blijven - indien en voorzover de bepalingen ingevolge welke deze voorschriften en beperkingen zijn opgelegd, ook zijn vervat in deze verordening - van kracht totdat de termijn waarvoor zij zijn opgelegd, is verstreken of totdat zij worden ingetrokken.

  • 5. Vergunningen en ontheffingen bedoeld in het derde lid en voorschriften en beperkingen bedoeld in het vierde lid, worden geacht vergunningen, ontheffingen, voorschriften en beperkingen in de zin van deze verordening te zijn.

  • 6. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing op grond van de bepalingen bedoeld in het eerste en tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvrage is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van deze verordening toegepast.

  • 7. Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het derde lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het vierde lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 59, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn wordt beslist met toepassing van deze verordening.

  • 8. Aan de rechthebbende op een woonschip die op het in artikel 59 bedoelde tijdstip een daartoe ingerichte ligplaats in de woonschepenhaven inneemt wordt binnen twee maanden een vergunning verleend van het verbod in artikel 45 van deze verordening.

  • 9. Aan de geregistreerde rechthebbende op het woonschip gelegen in de haven van Cebeco, nabij de Kleverskerkseweg, wordt binnen twee maanden na het artikel 59 bedoelde tijdstip een ontheffing verleend van het verbod in artikel 43 van deze verordening.

  • 10. Aan de handelsonderneming Jos Boone wordt binnen twee maanden na het artikel 59 bedoelde tijdstip een ontheffing verleend van het verbod in artikel 34 van deze verordening om met het winkelschip "Helena Maria" ligplaats in te nemen aan de Maisbaai.

Artikel 58 Titel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Haven- en Woonschepenverordening Middelburg".

Artikel 59 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de derde dag volgende op die van haar afkondiging.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 23 april 1990.
de secretaris, de voorzitter,
A.Kerkhove. C.G.J. Rutten.
Van toepassing verklaard voor de gehele gemeente Middelburg, met uitzondering van het gebied Arnemuiden: 21 december 1998
Publicatie: 28 december 1998
Inwerkingtreding: 1 januari 1999
Gewijzigd: 15 februari 2010
Publicatie: 24 februari 2010
Inwerkingtreding: 4 maart 2010
Ook van toepassing verklaard op het gebied Arnemuiden.

TOELICHTING

Artikel 1

In dit artikel wordt de werkingssfeer in die zin beperkt, dat deze verordening niet geldt voor zover voor de wateren en de daarbij behorende werken, welke geen eigendom van of in beheer of onderhoud bij de gemeente zijn, voorschriften door rijk, provincie en waterschap zijn vastgesteld, die reeds in hetzelfde onderwerp voorzien.

In het tweede lid is neergelegd dat de bepalingen van deze verordening ook van toepassing zijn op de woonschepen echter voor zover de bepalingen in Hoofdstuk V daarvan niet afwijken en de bepalingen op de woonschepen passen. Bijvoorbeeld artikel 41 (draaiverbod stuwer) is in het algemeen niet op woonschepen toepasselijk.

Artikel 2

Dit artikel is een algemeen definitie-artikel. Begrippen die meermalen in de verordening voorkomen, worden hier omschreven. De definities zijn zonder toelichting duidelijk.

Artikel 3

Terwille van de overzichtelijkheid en de leesbaarheid is een algemeen artikel opgenomen, waarin alle mogelijkheden tot het verlenen van vergunningen c.q. ontheffingen zijn vermeld.

Op grond van overwegingen van zuiverheid van terminologie is verschil gemaakt tussen ontheffing en vergunning, waarbij de term ontheffing wordt gebruikt bij handelingen, die in principe strafwaardig zijn, maar in uitzonderlijke gevallen dit karakter kunnen verliezen, en het begrip vergunning wordt gebezigd bij handelingen, die in beginsel niet strafwaardig zijn, maar ten aanzien waarvan regeling gewenst is.

Artikel 4

In deze verordening wordt in plaats van het begrip voorwaarde, dat onder bepaalde omstandigheden aanleiding kan geven tot juridische misverstanden het begrip voorschrift gebruikt.

Niet-nakoming van voorschriften die aan een vergunning/ontheffing verbonden zijn, kan grond opleveren voor intrekking van de vergunning/ontheffing of voor toepassing van andere administratieve sancties. In artikel 5 is deze intrekkingsbevoegdheid vastgelegd.

In de in deze verordening opgenomen algemene strafbepaling (artikel 56) wordt overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde met straf bedreigd. Daardoor is ook het overtreden van aan een vergunning/ontheffing verbonden voorschrift met straf bedreigd.

Artikel 5

In dit artikel worden de gronden genoemd waarop een vergunning/ontheffing kan worden ingetrokken respectievelijk waarop de daaraan verbonden voorschriften kunnen worden gewijzigd. De in het eerste lid genoemde intrekkings- en wijzigingsgronden hebben een facultatief karakter ("kan"). Het hangt van de omstandigheden af of tot intrekking c.q. wijziging wordt overgegaan. Zo zal niet iedere niet-nakoming van vergunning/ontheffingsvoorschriften nopen tot toepassing van de administratieve sanctie van intrekking van de vergunning/ontheffing. In het tweede lid is de verplichting neergelegd om de houder van de vergunning/ontheffing te horen, alvorens tot wijziging van de voorschriften of tot intrekking van de vergunning/ontheffing kan worden overgegaan. Het niet horen van een vergunning/ontheffinghouder voordat tot intrekking wordt besloten, is - aldus vaste Arob-jurisprudentie - in strijd met het beginsel van behoorlijk bestuur, dat een beschikking zorgvuldig moet worden voorbereid.

In geval van een wijziging of intrekking die het gevolg is van een algemene beleidsbeslissing van gemeenteraad of b. en w., is het echter vaak niet doenlijk alle betrokkenen te horen (lid 3). Wel is het dan gewenst met vertegenwoordigers van belanghebbenden te overleggen.

Artikel 6

Dit artikel is zonder toelichting duidelijk.

Artikel 7

Dit artikel verplicht het orgaan, dat bevoegd is tot het nemen van een beschikking, dit te doen binnen de daarvoor gestelde termijn. Hiermee wordt beoogd een stuk zekerheid voor de burger te scheppen.

Na het overschrijden van de in dit artikel genoemde termijn(en) is er sprake van een fictieve weigering in de zin van artikel 3 van de Wet Arob. Tegen deze fictieve weigering kunnen de voorzieningsmogelijkheden van artikel 7 van de Wet Arob en artikel 80 Wet op de Raad van State worden aangewend. Artikel 3 van de Wet Arob heeft echter niet de strekking het bevoegde orgaan te verbieden na verloop van de termijn voor het aannemen van een fictieve weigering alsnog ten principale een beslissing te nemen op de aanvraag. De in dit artikel genoemde termijnen zijn dus geen fatale termijnen, maar termijnen van orde.

Artikel 8

Het direct aanmelden van de aankomst van vaartuigen is belangrijk in verband met het algemene toezicht dat op de ligplaatsen in de wateren moet worden uitgeoefend.

Artikel 9

Dit artikel is zonder toelichting duidelijk.

Artikel 10

Het sub a bepaalde vormt de basis van het gedeelte "veiligheid" van het tweede hoofdstuk. Het houdt een in algemene bewoordingen gesteld verbod in om zo te varen, dat de vrijheid of veiligheid van het scheepvaartverkeer in gevaar wordt gebracht. Van het artikel is ontheffing mogelijk. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn bij grote transporten, zoals een grote kraan, waardoor gemakkelijk schade kan worden veroorzaakt. Een aan de ontheffing te verbinden voorschrift kan bijvoorbeeld zijn de plicht om het transport te verzekeren.

Artikel 11

Het algemeen verbod om te ankeren dient om omwoeling van de bodem tegen te gaan. Met name is dit van belang met het oog op de op of onder de bodem liggende buizen, leidingen en zinkers. Een uitzondering is gemaakt, indien acuut gevaar voor schade of aanvaring dreigt.

Artikel 12

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 13

Bepalingen die eveneens als artikel 13 tot doel hebben de veiligheid op het water te waarborgen, komen in zowel het Algemeen reglement van politie voor rivieren en rijkskanalen (artikel 88, lid 2) als in provinciale reglementen voor. Zowel het Algemeen reglement in artikel 1, als provinciale reglementen geven aan voor welke wateren zij van toepassing zijn. Het onderhavige artikel 13 is dan ook bedoeld om de overige openbare wateren te vrijwaren van activiteiten die de veiligheid op enigerlei wijze in gevaar zouden kunnen brengen.

Artikel 14

Een soortgelijk artikel kent het Binnenvaartpolitiereglement (art. 1.15) en beoogt voorkoming gevaarlijke situatie door het in het water drijven van gevaarlijke voorwerpen of stoffen.

Artikel 15

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 16

Onder opgelegde vaartuigen worden verstaan vaartuigen welke tijdelijk of permanent uit de vaart zijn genomen.

Artikel 17

Het artikel beoogt met name in het bedrijfsmatig baggeren een zekere orde te scheppen. Bovendien zou een dergelijke activiteit de op of onder de bodem liggende buizen, leidingen en zinkers kunnen beschadigen, zodat het gewenst is hierop toezicht te kunnen houden.

Het artikel heeft een ander motief dan de Ontgrondingenwet. Deze laatste wet stelt zich tot doel het tegengaan van ontgrondingen die het landschap aantasten. Strijdigheid met de Ontgrondingenwet is er derhalve niet.

Artikel 18

Dit artikel geeft de gemeente de mogelijkheid in te grijpen in verband met het gevaar voor de veiligheid en de schade die onbeheerd drijvende vaartuigen kunnen veroorzaken.

Artikel 19

Dit artikel is opgenomen opdat de havenmeester zijn toestemming kan weigeren, indien geen of onvoldoende maatregelen worden genomen ter voorkoming van het terechtkomen in de wateren van de hier bedoelde stoffen.

Artikel 20

Het in lid 1 van dit artikel bedoelde verbod is belangrijk. De op de wateren te behartigen veiligheid gebiedt ook in dit opzicht voorschriften te geven.

Aan de op grond van artikel 3 van deze verordening te verlenen vergunningen van het hier gestelde verbod kunnen verschillende voorschriften worden verbonden. Te denken valt aan maatregelen om het scheepvaartverkeer niet te belemmeren, om vervuiling van en werpen van voorwerpen in de wateren tegen te gaan (verbod anti-fouling gebruik).

Om het verbod van lid 1 niet een te ruime strekking te geven zijn in lid 2 uitzonderingen opgenomen voor nood- resp. kleine reparaties.

Artikel 21

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 22

Dit artikel bepaalt - beknopt weergegeven - dat het zinken van een vaartuig of voorwerp moet worden aangemeld, en dat bakens moeten worden geplaatst en voor verwijdering moet worden zorggedragen. Deze bepaling is niet in strijd met de Wrakkenwet 1934, omdat die wet aan de overheid alleen de bevoegdheid geeft die vaartuigen zelf te verwijderen, hetgeen zal geschieden als de schipper, eigenaar of reder in gebreke blijft.

Artikel 23

De hier bedoelde verplichting om snel aanvaringen te melden is zeer belangrijk. Met name om snel te kunnen constateren of er strafbare feiten zijn gepleegd, iets waartoe "verse" getuigenverklaringen zeer kunnen bijdragen. Ook om later de aansprakelijkheid naar burgerlijk recht juist te kunnen vaststellen kan het artikel vruchten afwerpen.

Artikelen 24 en 25

Deze artikelen behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 26

De verplichting tot aanbrenging van nummer en naam bestaat alleen ten aanzien van vaartuigen die in de gemeente worden gehouden dan wel in hoofdzaak of uitsluitend binnen de gemeente worden gebezigd. Het artikel geldt voor alle vaartuigen (mits tot vervoer bestemd; woonschepen bijvoorbeeld vallen er dus niet onder) en beoogt opsporing van eigenaars te vergemakkelijken, hetgeen vooral van belang is na aanvaringen of voor de verwijderingsplicht van gezonken vaartuigen.

Artikel 27

Het is bekend dat op de Arne, nabij het gemeentelijk haventerrein zo nu en dan manoeuvres met schepen worden uitgevoerd welke aanzienlijke schade aan de taluds en dijkbescherming tot gevolg kunnen hebben. Met name hebben wij hier op het oog het keren van tankschepen, coasters en andere vrij grote schepen.

Gelet op de plaatselijke situatie moet het uit een oogpunt van (brand)veiligheid ongewenst worden geacht, dat grote schepen vanaf het Kanaal door Walcheren voorwaarts de Arne invaren en in deze vaarrichting afmeren. In geval van een calamiteit kunnen aldus afgemeerde grote schepen niet snel worden verwijderd.

Artikelen 28 en 29

Deze artikelen zijn zonder nadere toelichting duidelijk.

Artikel 30

Deze bepaling is het supplement van o.a. artikelen 88 e.v. van het Algemeen re-glement van politie voor rivieren en rijkskanalen. Daarin staat een aantal acti-viteiten opgesomd dat de instandhouding van waterstaatswerken in beheer bij het rijk in gevaar kan brengen en om die reden verbonden is, of in sommige gevallen uitsluitend nadat vergunning is verkregen, is toegestaan. Daarnaast kennen provinciale waterstaatsverordeningen veelal ook een dergelijke bepaling voor waterstaatswerken die bij hen in beheer zijn. Dit artikel vormt het sluitstuk, namelijk voor de waterstaatswerken die in beheer zijn bij de gemeenten.

Artikel 31

Geregeld zou bijv. kunnen worden de bediening van de bruggen door de havenmeester op vastgestelde uren, terwijl voor de bediening van de Spijkerbrug en Dokbrug andere uren gelden.

Het openen en sluiten van deze bruggen wordt uitgevoerd door de havenmeester van de W.S.V. "De Arne". Ontheffing van dit artikel zal alleen worden verleend aan particuliere havenmeesters.

Artikel 32

Het eerste lid maakt het mogelijk, dat de havenmeester regelend optreedt ten aanzien van de ligplaatsen.

Het tweede lid kan bijvoorbeeld toegepast worden als een aantal ligplaatsen door burgemeester en wethouders bestemd is voor recreatieve vaartuigen. Als ligplaatsen voor watersport zijn als zodanig aangewezen: Dokhaven, Kinderdijk, Rouaansekaai, Prins Hendrikdok, Rotterdamsekaai/Punt en Maisbaai. Het is dan voor vrachtschepen verboden daaraan ligplaats in te nemen. Het toewijzen van ligplaatsen in de Dokhaven/Balkengat, Kinderdijk, Rouaansekaai, Prins Hendrikdok, Rotterdamsekaai/Punt en Maisbaai geschiedt in de praktijk namens de gemeentelijke havenmeester door de havenmeester van de W.S.V. "De Arne".

Het derde lid verplicht de schipper zich van de veiligheid van een ligplaats te overtuigen. Op niet-nakoming staat een strafsanctie. Nevengevolg is, dat de aansprakelijkheid van de gemeente voor eventuele onveiligheid van de ligplaatsen wordt beperkt.

De overige leden behoeven geen nadere toelichting.

Artikel 33

Dit artikel betreft het stellen van regels m.b.t. de bedrijfsmatige recreatie te water. Deze voorschriften zijn opgesteld door een werkgroep op regionaal niveau. Op grond van dit artikel kunnen eisen worden gesteld aan de vaartuigen, welke worden gebezigd voor de sportvisserij en de pleziervaart.

Daarbij kunnen twee categorieën vaartuigen worden onderscheiden, namelijk de grotere vaartuigen, waarvan de eigenaar of gebruiker optreedt als vervoerder van een aantal personen en de kleinere vaartuigen, die veelal door de eigenaar aan sportvissers en andere recreanten worden verhuurd. Krachtens het vierde lid van het artikel kunnen ten aanzien van de deugdelijkheid, inrichting, uitrusting, de bemanning en het maximaal aantal te vervoeren passagiers eisen worden gesteld. Aangenomen moet worden, dat in het algemeen de vergunning zal worden afgegeven door burgemeester en wethouders van de gemeente waar het vaartuig zijn thuishaven zal hebben. Door het hoofd van de scheepvaartinspectie zijn eisen opgesteld, welke zullen worden gehanteerd bij het keuren van de vaartuigen. Dit hoofd zal ten aanzien van vaartuigen, waarop de gelegenheid is opengesteld om tegen betaling mee te varen een keuringsrapport uitbrengen aan burgemeester en wethouders. De andere vaartuigen zullen niet door de Scheepvaartinspectie worden gekeurd. Dit zal van gemeentewege geschieden aan de hand van de vast te stellen keuringseisen. Zoals uit het tweede lid van het artikel blijkt is het artikel niet van toepassing op vaartuigen, waarop de Wet Openbare Vervoermiddelen (een vaartuig ingericht of gebezigd voor het vervoer van tenminste dertig personen buiten de bemanning) en de Schepenwet (een vaartuig ingericht voor vervoer van meer dan 12 passagiers naar buitengaats) van toepassing zijn. Op grond van deze wetten zijn namelijk reeds certificaten van deugdelijkheid vereist.

Artikel 34

Deze bepaling waakt er tegen, dat de gemeente ontsierd wordt door drijvende opslagruimten, winkels, kantoorruimte e.d..

Voor het huidige winkelschip van de heer J. Boone zal op grond van de overgangsbepalingen een voorziening getroffen worden.

Artikel 35

Dit artikel is zonder toelichting duidelijk.

Artikel 36

In verband met de ontwikkeling van woningbouw aan de Maisbaai zal het laden en lossen aan de Loskade niet worden toegestaan.

Het innemen van een ligplaats aan de Loskade is wel toegestaan. Het haventerrein aan de Arne is aangewezen als de plaats waar laden en lossen van schepen is toegestaan.

De leden 2, 3 en 4 dienen de veiligheid van het scheepvaartverkeer, terwijl lid 4 ook nog eens waakt tegen het vastmaken van vaartuigen aan bomen of aan zelf in de grond geslagen haken en andere voorwerpen, waardoor bijvoorbeeld de kade kan worden beschadigd.

Artikelen 37 en 38

Deze artikelen bevatten verplichtingen voor de schippers van vaartuigen onderling. Het openbaar belang is hier echter dusdanig bij betrokken dat direct moet kunnen worden opgetreden indien moeilijkheden zouden kunnen rijzen.

Artikel 39

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 40

Dit artikel beoogt verzanding en ondiep worden door andere oorzaken tegen te gaan.

Artikel 41

Dit artikel heeft mede tot doel de ondermijning van kaden tegen te gaan.

Artikel 42

Zie toelichting bij artikelen 37 en 38.

Artikelen 43 en 44

Deze artikelen bevatten een algemeen ligplaatsverbod voor woonschepen buiten de woonschepenhavens. Van dit verbod mag slechts bij hoge uitzondering en voor tijdelijke situaties ontheffing worden verleend.

Op 1 januari 2007 is het Arnezijkanaal, door de provincie genaamd het noordelijke gedeelte van het Kanaal door de Oude Arne, in eigendom, beheer en onderhoud overgedragen door de provincie Zeeland aan de gemeente Middelburg.

De provincie Zeeland had voor de woonschepen in het Arnezijkanaal op grond van de Vaarwegverordening ligplaatsvergunningen afgegeven. Als gevolg van de overdracht van het kanaal zullen door de gemeente Middelburg nieuwe ligplaatsvergunningen worden verstrekt.

In artikel 44 is het gedeelte van het Arnezijkanaal, gelegen tussen de steiger ter hoogte van het perceel Arnestraat 22 en het doodlopend einde bij de Nieuw-landseweg, aangewezen als ligplaats voor (dertien) woonschepen. Hierdoor is het vergunningenstelsel uit de Haven- en Woonschepenverordening Middelburg ook van toepassing geworden op de ligplaatsen voor woonschepen in het Arnezijkanaal.

Artikel 45

Ingevolge het eerste lid van dit artikel is het zonder vergunning van burgemeester en wethouders verboden een ligplaats met een woonschip in de in artikel 44 genoemde woonschepenhavens in te nemen. Een aanvraag om een ligplaatsvergunning wordt in elk geval geweigerd indien zich een omstandigheid voordoet als vermeld in het tweede lid van dit artikel.

In het tweede lid, onder c, is een welstandstoets ingevoerd. In de Welstandsnota zijn welstandscriteria opgenomen voor woonboten. De woonschepen in de Binnenhaven zijn gelegen in het beschermd stadsgezicht waarop welstandsniveau 1 van toepassing is. Welstandsniveau 2 is op de woonschepen in Arnemuiden van toepassing.

Voor de nieuw aangewezen woonschepenhaven in Arnemuiden zullen lopende rechten en plichten worden gerespecteerd. In artikel B van deze verordening is daarom bepaald dat aan de rechthebbenden van deze woonschepen binnen drie maanden een ligplaatsvergunning moet worden verleend

Artikel 46

Dit artikel geeft aan hoe te handelen indien een aanvraag voor een vergunning moet worden geweigerd indien in de in artikel 44 genoemde woonschepenhavens geen ligplaats beschikbaar is of de beschikbare plaats in verband met de grootte van het schip niet kan worden toegewezen. Alsdan wordt de naam van de rechthebbende op het woonschip op een door burgemeester en wethouders aan te houden wachtlijst geplaatst. Indien een ligplaats van voldoende afmetingen vrijkomt dan stellen burgemeester en wethouders de op deze lijst hoogst geplaatste het eerst in de gelegenheid een nieuwe aanvraag om vergunning in te dienen.

Artikel 47

Dit artikel is zonder toelichting duidelijk. Opgemerkt zij dat in principe de vergunning wordt overgeschreven met voorbij gaan van de wachtlijst.

Artikel 48

Onder bepaalde omstandigheden kan het nodig zijn een vergunning in te trekken.

In dit artikel is een opsomming gegeven in welke gevallen burgemeester en wethouders deze bevoegdheid hebben. Dit artikel behoeft naar onze mening geen verdere toelichting. Er bestaat uiteraard een nauwe samenhang met artikel 50.

Artikel 49

Op grond van dit artikel vervalt de vergunning terstond nadat de ligplaats wordt ontruimd. Bij tijdelijke beëindiging van het gebruik blijft de ligplaatsregeling van kracht, mits aan de voorwaarden genoemd in lid 2 is voldaan.

Artikel 50

Dit artikel vormt voor woonschepen een handzame analogie met de Bouwverordening. Deze verplicht namelijk dat bouwwerken, zijnde een woning, over een deugdelijke afvalwaterafvoer dienen te beschikken en aangesloten moeten zijn op het drinkwater- en elektriciteitsnet. Woonschepen die eveneens als woning worden gebruikt, vallen vanwege het feit dat het geen bouwwerken zijn, niet onder de werking van de Bouwverordening.

De mogelijkheden tot aansluiting op de riolering, drinkwater- en elektriciteitsnet zijn aanwezig.

Artikel 51

Dit artikel is zonder toelichting duidelijk.

Artikel 52

Het is wenselijk dat burgemeester en wethouders de bevoegdheid verkrijgen nadere regelen ten aanzien van het gebruik van de ligplaats te stellen. Gedacht kan hierbij bijvoorbeeld worden aan het afmeren van pleziervaartuigen e.d. langs of naast het woonschip. Voorts kan het nodig zijn ter wille van een doelmatig gebruik een wisseling van een ligplaats in de haven te bewerkstelligen.

Uiteraard moet - gelet op de consequenties - van een dergelijke bevoegdheid een terughoudend gebruik worden gemaakt. Voorafgaand overleg met betrokkenen is verplicht gesteld.

Artikel 53

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 54

Artikel 211 van de gemeentewet geeft de raad de mogelijkheid burgemeester en wethouders te machtigen de uitvoering van een of meer bepalingen op te dragen aan ambtenaren. De mogelijkheid hiertoe wordt in dit artikel geopend. Voorts wordt in dit artikel aangegeven op welke wijze beroep op burgemeester en wethouders openstaat tegen de wijze van uitvoering door gemeente-ambtenaren. In het eerste lid wordt gesproken over de "uitvoering van bepalingen van deze verordening". Er zij op gewezen dat overdracht van deze bevoegdheden tevens inhoudt dat de bevoegdheid tot intrekking van vergunningen en ontheffingen kan worden overgedragen.

Artikel 55

De in artikel 141 van het Wetboek van strafvordering genoemde ambtenaren zijn de "gewone" politie-ambtenaren. Voor de overige ambtenaren geldt, dat zij alleen ten aanzien van bepaalde artikelen van de onderhavige verordening opsporingsbevoegdheid hebben. Hierbij valt te denken aan de havenmeester. Het binnentreden van woningen tegen de wil van de bewoner door de opsporingsambtenaren is alleen mogelijk, indien zij vergezeld zijn van de kantonrechter of de burgemeester. De burgemeester kan zich laten vervangen door de commissaris van Politie.

Artikel 56

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 57

  • -

    De eerste twee leden trekken de bestaande regelingen in.

  • -

    Van belang is in de overgangsbepalingen aan te geven of bestaande vergunningen, ontheffingen etc. al dan niet hun rechtskracht blijven behouden na de inwerkingtreding van deze verordening. Dit geldt ook voor de vraag of het oude dan wel het nieuwe recht van toepassing is bij beroepszaken, aanhangig gemaakt voor de inwerkingtreding van het nieuwe recht, maar behandeld na de inwerkingtreding. Voor de in het vierde lid bedoelde voorschriften en beperkingen geldt eenzelfde regeling.

  • -

    In het zesde lid wordt het nieuwe recht van toepassing verklaard op aanvragen voor een vergunning en ontheffing, die voor de inwerkingtreding van deze verordening zijn ingediend maar waarop na dit tijdstip wordt beslist. Voorwaarde is wel dat de nieuwe verordening een overeenkomstig gebod of verbod kent.

  • -

    Het zevende lid bepaalt dat het nieuwe recht is van toepassing op tijdig ingediende beroep- of bezwaarschriften of beperkingen, die gebaseerd zijn op de vervallen verordeningen.

  • -

    De leden 8 tot en met 10 geven overgangsrecht voor de huidige woonschepen etc.

Artikelen 58 en 59

Deze artikelen behoeven geen toelichting.