Beleidsregel verplaatsing woningbouw

Geldend van 29-08-2017 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 29-08-2017

Intitulé

Beleidsregel verplaatsing woningbouw

Burgemeester en wethouders van Bronckhorst,

Overwegende,

Dat zij in toenemende mate geconfronteerd worden met verzoeken tot verplaatsing van woningbouwmogelijkheden;

Dat medewerking hieraan niet in alle gevallen gewenst is, gelet op de demografische ontwikkelingen en de gevolgen hiervan voor de woningvoorraad;

Besluit met inachtneming van het bepaalde in titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht de volgende beleidsregels vast te stellen:

 

1. Elk verzoek om verplaatsing van een woningbouwmogelijkheid wordt besproken in de bestuurlijk/ambtelijk samengestelde regiegroep Wonen of regiegroep Wonen en Zorg;

2. Aan een verplaatsing wordt slechts medewerking verleend, als:

a. Met een verplaatsing een ruimtelijk en/of sociaal knelpunt wordt voorkomen of opgelost op zowel de locatie waar de woning(bouwmogelijkheid) aanwezig is als op de locatie waar de woningbouwmogelijkheid naartoe verplaatst wordt;

b. De verplaatsing past binnen de regionale afspraken met betrekking tot woningbouw en niet ten koste gaat van het aantal woningen voor de doelgroep jongeren en ouderen;

c. Het aantal woningen per saldo niet toeneemt.

3. Herinvulling van bestaande gebouwen heeft de voorkeur boven nieuwbouw;

4. Ingeval van nieuwbouw dient deze aansluitend aan danwel in de onmiddelijke nabijheid van bestaande bebouwing gesitueerd te worden;

5. Er mogen verder geen ruimtelijke beletselen zijn, blijkend uit een goede ruimtelijke onderbouwing.

 

Hengelo (Gld.), 29 augustus 2017.

Burgemeester en wethouders van Bronckhorst,

de secretaris, de burgemeester,

B.J. Drewes, M. Besselink

Toelichting.

In toenemende mate worden verzoeken ingediend om verplaatsing van woningbouwmogelijkheden. Denk hierbij aan het verplaatsen van een onbenutte woningbouwmogelijheid naar een andere locatie, het terugbouwen van een gesloopte woning op een andere plek in de gemeente of het samenvoegen van 2 woningen tot 1 woning en het verplaatsen van de 2e woning naar elders.

Gelet op de toenemende druk op de woningmarkt en de toekomstige gevolgen van de demografische ontwikkelingen is de verwachting dat het aantal verzoeken zal toenemen.

Op dit moment is er behoefte aan huisvesting voor jongeren en ouderen. Op termijn dreigt er een overschot aan bestaande woningen. Enige sturing is gewenst om een toekomstige scheefgroei in de woningmarkt te voorkomen. Deze scheefgroei zou inhouden dat er op termijn een overschot ontstaat aan onverkoopbare oudere en gedateerde woningen.

Het in alle gevallen medewerking verlenen aan verplaatsing van woningbouwmogelijkheden kan deze trend versterken. Daarom is het stellen van beleidsregels over hoe om te gaan met deze verzoeken om verplaatsing van woningbouwmogelijkheden gewenst.

Het uitgangspunt is dat geen medewerking wordt verleend aan verzoeken tot verplaatsing van woningbouwmogelijkheden. Er kunnen zich echter situaties voordoen waarin afwijking van deze algemene regel gerechtvaardigd is.

Het moet daarbij gaan om gevallen waarin er sprake is van ruimtelijke en/of sociale knelpunten.

Bij ruimtelijke knelpunten kan gedacht worden aan langdurig leegstaande, vervallen panden op beeldbepalende plekken waarvan de sloop gewenst is, herinvulling van monumentale panden, bijvoorbeeld kerken of bebouwing binnen historische landgoederen).

In het kader van de duurzame instandhouding zijn historische landgoederen veelal op zoek naar nieuwe economische dragers voor bestaande, veelal als monument aangewezen, panden. Vaak wordt daarbij gedacht aan woningbouw (al dan niet op erfpachtbasis). Door deze panden een nieuwe invulling te geven krijgen de landgoederen een nieuwe impuls en wordt verval van historische panden voorkomen.

Sociale knelpunten kunnen zeer divers zijn en kunnen veroorzaakt zijn door bijvoorbeeld medische of financiële problemen.

Om uiteindelijk medewerking te kunnen verlenen zal een ruimtelijke procedure gevoerd moeten worden in de vorm van een bestemnningsplanplanprocedure of een afwijking van het bestemmingsplan via een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Er moet dan sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. Hergebruik van bestaande bestaande bebouwing heeft daarbij de voorkeur boven nieuwbouw en ingeval van nieuwbouw is clustering uitgangspunt. Verder zal uit onderzoeken moeten blijken dat er geen belemmeringen zijn op het gebied van milieu, archeologie, flora en fauna, etc.

In gevallen waarin geen medewerking wordt verleend omdat er geen sprake is van een sociaal en/of ruimtelijk knelpunt komt de vrijgevallen woningbouwmogelijkheid toe aan de gemeente.

Voor de goede orde wordt opgemerkt dat deze beleidsregels alleen het college van burgemeester en wethouders binden. Als er een raadsbesluit vereist is, bijvoorbeeld bij een bestemmingsplan, dan binden deze beleidsregels de gemeenteraad niet (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2017:3003, rechtsoverweging 7.1).