Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016 

Geldend van 01-06-2016 t/m heden

Intitulé

Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016 

De raad van de gemeente Buren;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 april 2016;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016:

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening en de daarop berustende bepalingen verstaat het volgende onder:

  • -

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

  • -

    subsidieplafond: het subsidieplafond is het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste in de begroting beschikbaar is gesteld voor subsidies voor het betreffende beleidsterrein krachtens een bepaald wettelijk voorschrift.

  • -

    maatschappelijke effecten: de (hoofd)doelstellingen van een bepaald programma zoals benoemd in de Programmabegroting.

  • -

    algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • -

    de-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving;

  • -

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld;

  • -

    onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

  • -

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

Artikel 2 Reikweidte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door burgemeester en wethouders op het programma Inwonerszaken van de Programmabegroting, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is).

  • 2. Bij subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag aanwezig is kunnen burgemeester en wethouders deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing verklaren.

Artikel 3 Subsidieregelingen

Burgemeester en wethouders kunnen bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, kan in de nadere regeling ook staan:

  • 1.

    welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen;

  • 2.

    hoe de gemeente de subsidie berekent;

  • 3.

    hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4 Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat voor het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij staat dat het Europees steunkader toepasbaar is, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader toepasbaar is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader toepasbaar is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van dat steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader toepasbaar is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover het verstrekken van de subsidie voldoet aan de voorwaarden van dat steunkader.

Artikel 5 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen.

  • 2. In dat geval bepalen burgemeester en wethouders bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 3. De raad kan een subsidieplafond verlagen:

    • a.

      als het subsidieplafond wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; of

    • b.

      als de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 4. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging.

  • 5 Een subsidie ten laste van een begroting die de gemeenteraad nog niet is vaststelde of goedkeurde, verleent de gemeente onder de voorwaarde dat de gemeenteraad voldoende middelen op de begroting beschikbaar stelt. Bij de verleningsbeschikking wijst de gemeente hierop.

Artikel 6 Aanvraag

  • 1. Een aanvrager voor subsidie dient schriftelijk een aanvraag in bij burgemeester en wethouders. Daarbij gebruikt hij het hiervoor door burgemeester en wethouders vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. Als er voor de aanvraag geen formulier is waaruit blijkt welke gegevens de aanvrager aan moet leveren, staat in de aanvraag in ieder geval het volgende:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de aanvrager de subsidie vraagt;

    • b.

      maatschappelijke effecten die de gemeente wil bereiken, en de doelen en resultaten die de aanvrager met die activiteiten nastreeft, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

    • 1° een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de aanvrager subsidie vraagt;

    • 2° een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • e.

      als het een subsidie betreft die per boekjaar aan een rechtspersoon wordt verstrekt, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, alsmede van het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar toe aan de aanvraag.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die de gemeente per kalenderjaar verstrekt, dient de aanvrager uiterlijk 31 augustus in voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie dient de aanvrager in uiterlijk 8 weken voordat de aanvrager wilt beginnen met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college van burgemeester en wethouders andere termijnen stellen.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvrager de aanvraag indiende.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 8 weken nadat de aanvrager de volledige aanvraag indiende.

  • 3. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn uitgesteld totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9 Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt.

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard;.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigeren burgemeester en wethouders de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 3. Een subsidie kan in elk geval worden geweigerd:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op het behalen van de door de gemeente beoogde maatschappelijke effecten;

    • c.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor de aanvrager deze aanvraagt;

    • d.

      als de loonkosten van bestuurders, directie of andere medewerkers van subsidieaanvrager de in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector bedoelde norm (WNT-norm) overschrijden.

    • e.

      in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur;

    • f.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • g.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift;

    • h.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • i.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen een subsidie in ieder geval intrekken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur.

  • 5. Burgemeester en wethouders vorderen een subsidie met rente terug als dit nodig om een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak uit te voeren.

Artikel 10 Verantwoording

  • 1. Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, staat bij de verleningsbeschikking of een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11 Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1. Als aannemelijk is dat de subsidieontvanger een of meer van de activiteiten waarvoor de gemeente de subsidie verleent niet of niet geheel zal verrichten of dat hij niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal voldoen, meldt de subsidieontvanger dat direct aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert burgemeester en wethouders direct schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat de subsidieontvanger aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet of niet geheel zullen kan nakomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12 Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies vanaf € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de gemeente de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De gemeente vraagt de verantwoording niet vaker dan één keer per jaar.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan de gemeente aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht opleggen, voor zover deze bijdragen aan het verwezenlijken van het doel van de subsidie.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen burgemeester en wethouders verplichtingen die niet bijdragen aan het verwezenlijken van het doel van de subsidie aan de subsidie verbinden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling, verleningsbeschikking of een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a kunnen burgemeester en wethouders bepalen dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie leidde tot vermogensvorming, daarvoor aan burgemeester en wethouders een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht voordoet. Daarbij geeft de gemeente aan hoe ze de hoogte van de vergoeding bepaalt.

Artikel 13 Topinkomens

  • 1. De subsidieontvanger zendt op verzoek van burgemeester en wethouders aan de gemeente de gegevens en de motivering zoals bedoeld in de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

  • 2. Indien de subsidieontvanger de in het eerste lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling worden verminderd met maximaal 25 procent.

  • 3. De subsidieontvanger is verplicht om de bezoldigingsnorm zoals bepaald bij of krachtens deze wet voor een ieder bij de subsidieontvanger in acht te nemen. Indien voor een sector een hoger bezoldigingsmaximum is afgesproken tussen de sector en de minister, dan geldt dit maximum.

  • 4. Indien de subsidieontvanger de in het vorige lid bedoelde verplichting niet nakomt, kan het in de verleningsbeschikking genoemde subsidiebedrag bij de subsidievaststelling worden verminderd. De vermindering is gelijk aan het bedrag van de overschrijding van de geldende inkomensgrens in het kalenderjaar waarop de verleningsbeschikking betrekking heeft.

Artikel 14 Voorschotten

  • 1. 1. Op een verleende subsidie kan de gemeente voorschotten verlenen voordat ze is vastgesteld.

  • 2. 2. Als de gemeente een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, geeft, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 3. 3. Als de gemeente een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, geeft, dan bevoorschot de gemeente volledig.

Artikel 15 Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

  • 1. Subsidies tot 5.000 euro stelt het college:

    • a.

      direct vast of;

    • b.

      stelt de gemeente ambtshalve vast binnen 13 weken, nadat de subsidieontvanger de activiteiten uitvoerde.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om:

    • a.

      op de door de gemeente aangegeven manier aan te tonen dat de aanvrager de activiteiten uitvoerde waarvoor de gemeente subsidie gaf,  

    • b.

      aan te tonen dat de aanvrager voldoet aan verplichtingen die horen bij de verleende subsidie

Artikel 16 Eindverantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot en met € 50.000

  • 1. Bij subsidies vanaf € 5.000 tot en met € 50.000 dient de subsidieontvanger uiterlijk 13 weken nadat hij de gesubsidieerde activiteiten verrichtte, een aanvraag in om de subsidie vast te stellen.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteiten verrichtte en in hoeverre deze bijdroegen aan het behalen van de door de gemeente beoogde maatschappelijke effecten waarop de gesubsidieerde activiteiten gericht waren.

Artikel 17 Eindverantwoording subsidies vanaf € 50.000

  • 1. Bij subsidies vanaf € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die de gemeente per kalenderjaar verstrekt, uiterlijk op 1 april van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde de activiteiten verrichtte

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de subsidieontvanger de gesubsidieerde activiteiten verrichtte en in hoeverre deze bijdroegen aan het behalen van de door de gemeente beoogde maatschappelijke effecten waarop de gesubsidieerde activiteiten gericht waren;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een controleverklaring, opgesteld door een onafhankelijk accountant.

Artikel 18 Subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen de subsidie vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag om de subsidie vast te stellen, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 16, eerste lid en 17, tweede lid, aanhef en onder a, b of c, is ingediend, kunnen burgemeester en wethouders de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kunnen zij overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 19 Hardheidsclausule

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen deze verordening, met uitzondering van de artikelen 2, 3 en 4, in individuele gevallen buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover de toepassing van die bepalingen voor de subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die onevenredig zijn in verhouding tot de met de betrokken bepalingen te dienen doelen.

  • 2. Toepassing van het vorige lid motiveert het college van burgemeester en wethouders in het besluit. Daarnaast doen burgemeester en wethouder hiervan periodiek verslag aan de raad.

Artikel 20 Slotbepalingen

  • 1. De gemeenteraad trekt de Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2011 in.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op 1 juni 2016.

  • 3. Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor 1 juni 2016 zijn de bepalingen van de Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2011 van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening

    maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016.

Ondertekening

Deze verordening is vastgesteld in de vergadering van 24 mei 2016,

De Griffier,
G. van Droffelaar
De voorzitter,
J.A. de Boer MSc

Toelichting Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel staan een aantal definities. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities staan dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen. Ook wijkt de gemeente hier niet van af.

Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen in ieder geval zowel de in dit artikel benoemde algemene groepsvrijstellingsverordeningen als de in dit artikel benoemde de-minimisverordeningen.

Artikel 2. Reikwijdte

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Subsidieverordening maatschappelijke ontwikkeling gemeente Buren 2016 (hierna: SVMO) van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies in het genoemde programma, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is. Het programma komt terug in de Programmabegroting van de gemeente Buren.

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag aanwezig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de SVMO in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de SVMO (deels) van toepassing te verklaren als dat nodig is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, moet dit ook in de subsidieregeling te gebeuren.

Andere artikelen van SVMO geven bevoegdheden aan het college die betrekking hebben op de inhoud van de subsidieregeling:

  • -

    het afwijken van termijnen,

  • -

    het verbinden van bepaalde verplichtingen aan de subsidie,

  • -

    de wijze van verdelen van het subsidieplafond.  

Als het college geen gebruik maakt van deze bevoegdheid is het slechts in beperkte mate mogelijk om subsidies te verlenen. De hoofdregel van de Awb is namelijk dat het geven van subsidie gebaseerd moet zijn op een wettelijk voorschrift, zoals een subsidieregeling, waarin de te subsidiëren activiteiten staan vermeld. Op grond van artikel 4:23, derde lid, van de Awb, bestaan hierop maar vier uitzonderingen:

  • a.

    de spoedeisende subsidieverstrekking (tijdelijk, vooruitlopend op de vaststelling van een wettelijk voorschrift);

  • b.

    de subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost (de begroting dient de subsidieontvanger en het bedrag dat ten hoogste kan worden vastgesteld te vermelden);

  • c.

    de incidentele subsidieverstrekking (voor uitzonderlijke gevallen, als er in beginsel slechts eenmalig subsidie zal worden toegekend);

  • d.

    de Europese subsidies (is voor gemeenten nauwelijks van belang).

     

Artikel 4. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn om af te wijken van de SVMO, of om deze aan te vullen. Het eerste lid zorgt ervoor dat het college dit mag doen.

 

Het tweede en derde lid zijn een gevolg van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader ook moet worden genoemd.

 

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).

 

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De raad stelt de subsidieplafonds vast (lid 1). Vervolgens bepaalt het college bij subsidieregeling de wijze van verdelen (tweede lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds door de raad wordt er, indien van toepassing, gewezen om de mogelijkheid het subsidieplafond te verlagen (derde en vierde lid).

 

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vijfde lid).

 

Artikel 6. Aanvraag

In het eerste lid staat dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk moet gebeuren via het daarvoor door burgemeester en wethouders vastgestelde formulier. Met ‘schriftelijk’ is meer bedoeld dan ‘op papier geschreven’. Zo kan een aanvraag ook digitaal worden gedaan, als de digitale weg open is gesteld. In het tweede en derde lid is bepaald welke stukken en gegevens bij de aanvraag overlegd dienen te worden, voor die gevallen dat dit niet blijkt uit een aanvraagformulier. Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Het gaat naast subsidie bijvoorbeeld om garanties, leningen, korting op de grondprijs, etc. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring moet het college controleren of verlenen van de subsidie klopt met de de-minimisverordening.

 

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. De gemeente maakt verschil tussen subsidies die de gemeente per kalenderjaar geeft en andersoortige subsidies.

 

Artikel 8. Beslistermijn

Hier staan de termijnen gegeven waarbinnen het college moet beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. Ook hierbij maakte de gemeente onderscheid tussen subsidies per kalenderjaar, en andere.

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt uitgesteld totdat de Europese Commissie een eindbeslissing neemt (vierde lid). Dit om te voorkomen dat de gemeente subsidie geeft, die niet klopt met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en die de gemeente vervolgens terug moet vorderen.

 

Artikel 9. Weigerings- en intrekkingsgronden

Het eerste lid vult de algemeen geldende weigeringsgronden van artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, aan met verplichte gronden.

 

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a).

 

Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b merkt de gemeente het volgende op. Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de SVMO echter neer op een verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

 

In het tweede lid staat een absolute weigeringsgrond voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat de gemeente dan subsidie zou verstrekken aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert zoals het toepasselijke steunkader dit beschrijft of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren [van de Europese Commissie] voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er moet sprake zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders – zonder de steun – niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de gemeente geen steun mag geven voordat de activiteit start.

 

In het derde lid staan nog een paar mogelijke weigeringsgronden. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht.

 

Onderdelen a, f en g spreken voor zichzelf. Onderdeel c geeft de mogelijkheid de subsidie te weigeren als de aanvrager over voldoende eigen middelen beschikt.

 

Onder b staat dat gesubsidieerde activiteiten moeten bijdragen aan het behalen van door de gemeente beoogde maatschappelijke effecten. Deze beoogde maatschappelijke effecten neemt de gemeente op in de Programmabegroting.

 

Onderdeel d gaat in op het hanteren van de norm uit de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (WNT) voor topinkomens. Dit heeft betrekking op alle subsidieaanvragers, niet alleen op instellingen die al onder de WNT vallen.

 

Onderdeel e gaat over het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (hierna: Wet Bibob) niet kan doorstaan. Bij deze weigeringsgrond is niet van belang of de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat hierbij alleen om de integriteit van de persoon dan wel rechtspersoon van de aanvrager aan wie het college op grond van de Wet Bibob geen subsidie wil verlenen. Naast subsidie weigeren, kan het college in dergelijke gevallen ook een reeds verleende en vastgestelde subsidies intrekken (vierde lid).

 

Onder h staat een weigeringsgrond waarmee het college een aanvraag kan weigeren als de gemeente geen subsidie mag geven, tenzij deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) de Europese Commissie deze goedkeurde. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet mag vanwege de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan stelt het college verband met de standstill-verplichting de beslistermijn uit totdat de Europese Commissie een eindbeslissing neemt (zie artikel 8, derde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan het college uiteraard ook op een andere grond weigeren.

 

Onderdeel i ten slotte geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

 

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vijfde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

 

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvanger

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt.

 

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

 

Wat betreft het tweede en derde lid wordt het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking of een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a.

 

Het tweede lid ziet op de verplichtingen die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren.

 

Het derde lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief, deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen. Als het college van deze aanvullende mogelijkheid gebruik maakt moet dat duidelijk gemotiveerd worden.

 

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • -

    als de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • -

    als de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • -

    als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • -

    als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • -

    de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening, subsidieregeling of de beschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het vierde lid krijgt het college de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven.

 

Artikel 13. Topinkomens

Als burgemeester en wethouders informatie verzoeken over het hanteren van de WNT-norm bij een subsidieontvanger, moet de subsidieontvanger deze gegevens aan burgemeester en wethouders zenden (lid 1). Doen ze dit niet, dan kunnen burgmeester en wethouders bij de subsidievaststelling de subsidie met maximaal 25 procent verminderen (lid 2). In lid 3 bepalen we dat een subsidieontvanger zich moet houden aan de WNT-norm. Als een subsidieontvanger dit niet doet, kunnen burgemeester en wethouders de subsidie lager vaststellen.

 

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies tot en met € 5.000

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000 is dat de gemeente deze op basis van vertrouwen verleent. De gemeente vraagt niet meer standaard om verantwoording. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger als hij de voorwaarden niet nakomt (zie artikel 11). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Artikel 16. Eindverantwoording subsidies vanaf € 5.000 tot en met € 50.000

In dit artikel staat op welke wijze subsidieontvangers subsidie vanaf € 5.000 tot en met € 50.000 aan het college moeten verantwoorden; de ontvanger moet een aanvraag tot vaststelling indienen (eerste lid). Deze bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht (tweede lid). Volgens artikel 10 maakt de gemeente de manier waarop de ontvanger de subsidie verantwoord al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend.

 

Voor het inhoudelijk verslag kan de gemeente vooraf bij het verlenen van de subsidie al aangeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. De ontvanger daarbij verschillende instrumenten gebruiken, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enzovoort. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het verslag moet in ieder geval duidelijk maken dat de aanvrager de subsidie gebruikte voor het doel waarvoor de gemeente de subsidie verstrekte.

Artikel 17. Eindverantwoording subsidies vanaf € 50.000

Bij subsidies vanaf € 50.000 gaat de verordening uit van de traditionele manier om subsidies af te rekenen; op basis van gerealiseerde kosten en baten. Het vaststellen van de subsidie vindt plaats op basis van de uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Hierbij vraagt de gemeente ook een accountantsverklaring.

Artikel 18. Subsidievaststelling

In het eerste lid staat – passend bij artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de gemeente de beschikking moet geven. Het merendeel van de aanvragen zal de gemeente binnen deze beslistermijn af kunnen handelen. Meer ingewikkelde aanvragen vragen soms meer tijd. Het uitstellen van de beslistermijn geeft dan uitkomst. De aanvrager mag bezwaar maken tegen het uitstellen van een besluit.

Artikel 19. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule staat op welke onderdelen van de subsidieverordening deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening, die niet in de verordening is voorzien, moet altijd binnen de doelstellingen van de subsidie passen.