Regeling vervallen per 01-01-2021

Beleidsregels debiteuren 2018

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-12-2020

Intitulé

Beleidsregels debiteuren 2018

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dronten

gelet op de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de Jeugdwet, de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en de Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de Gemeentewet (GW);

overwegende dat het college bevoegd is beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van deze wetten;

B E S L U I T:

Vast te stellen de hierna volgende Beleidsregels debiteuren 2018

Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze regeling worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Jeugdwet, de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ), de Gemeentewet (GW), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Burgerlijk Wetboek (BW).

  • 2. In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      aflossingscapaciteit: de financiële ruimte voor de aflossing van een vordering.

    • b.

      Bbz 2004: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen 2004.

    • c.

      college: het college van burgemeester en wethouders van Dronten.

    • d.

      debiteuren: personen die aan de gemeente gelden verschuldigd zijn (schuldenaren).

    • e.

      debiteurenonderzoek: eerste onderzoek naar de betalingsmogelijkheden en/of afloscapaciteit van de debiteur.

    • f.

      debiteuren heronderzoek: periodiek uitgevoerd onderzoek naar de betalingsmogelijkheden en/of afloscapaciteit van de debiteur.

    • g.

      dwanginvordering: een pakket van maatregelen dat wordt ingezet als niet of niet tijdig wordt betaald.

    • h.

      Rv: Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

    • i.

      verhaalsbijdrage: kosten van bijstand die worden verhaald op een onderhoudsplichtige, zoals bedoeld in artikel 62 e.v. van de Participatiewet.

    • j.

      WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.

Artikel 2. Beleid intrekking, herziening en terugvordering

  • 1. Het college maakt volledig gebruik van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken of invorderen van ten onrechte verleende bijstand, uitkering, geldwaarde van een maatwerkvoorziening, een persoonsgebonden budget of inkomen.

  • 2. Het college maakt gebruik van de mogelijkheid om de kosten van bijstand, uitkering of inkomen, geldwaarde van een maatwerkvoorziening, geldwaarde van een re-integratievoorziening, een persoonsgebonden budget of inkomen terug te vorderen.

Artikel 3. Toepassingsbereik

Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle vorderingen op grond van de Participatiewet, de Wmo, de Jeugdwet, de IOAZ, de IOAW en de gemeentelijke minimaregelingen (GW).

Artikel 4. Beperking

Bijstand aan zelfstandig ondernemers, verstrekt krachtens het Bbz 2004, wordt teruggevorderd krachtens de daarvoor geldende wettelijke bepalingen.

Terugvordering

Artikel 5. Afzien terugvordering

Het college ziet gedeeltelijk of volledig van terugvordering af indien:

  • a.

    het bijstand, uitkering, geldwaarde van een maatwerkvoorziening, een persoonsgebonden budget of inkomen betreft welke 6 maanden na de ontvangst van een signaal nog is uitbetaald.

  • b.

    terugvordering tot onaanvaardbare financiële of sociale consequenties zou leiden bij debiteur of diens gezin.

  • c.

    het terug te vorderen bedrag lager is dan € 50,00, tenzij er sprake is van fraude.

Artikel 6. Bruto of netto terugvorderen

  • 1. Het college vordert de vordering bruto terug, voor zover de door het college krachtens de Wet op de Loonbelasting 1964 af te dragen loonbelasting en premies volksverzekeringen, alsmede de te betalen vergoeding, bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, door het college niet verrekend kunnen worden met de nog af te dragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding.

  • 2. Het college vordert de vordering netto terug, indien de vordering is ontstaan buiten toedoen van de debiteur en de debiteur niet kan worden verweten dat de betaling van de schuld niet reeds in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft, is voldaan.

  • 3. Een teruggave van de belastingdienst die van invloed is op de hoogte van de verleende uitkering, wordt netto teruggevorderd.

Artikel 7. Invulling bevoegdheid tot invorderen van wettelijke rente:

Bij gebreke van tijdige en correcte betaling bij dwanginvordering wordt de vordering niet verhoogd met wettelijke rente.

Artikel 8. Kosten bij inschakeling gerechtsdeurwaarder of incassobureau

Bij overdracht aan de gerechtsdeurwaarder of een incassobureau wordt de vordering verhoogd met de daarop betrekking hebbende gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten.

Verhaal

Artikel 9. Bevoegdheid tot verhaal

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid tot verhaal van kosten van bijstand en/of inkomen als genoemd in de artikelen 61 t/m 62i van de Participatiewet.

Artikel 10. Afzien van verhaal

  • 1. Het college ziet af van het nemen van een verhaalsbesluit indien het op te leggen verhaalsbedrag lager is dan € 25,00 per maand of € 300,00 per jaar.

  • 2. Het college ziet geheel of gedeeltelijk af van het nemen van een verhaalsbesluit indien daarvoor, gelet op de omstandigheden van degene op wie verhaal wordt gezocht of degene die de bijstand ontvangt of heeft ontvangen, dringende redenen aanwezig zijn.

Artikel 11. Ingangsdatum verhaalsbijdrage

De verhaalsbijdrage wordt opgelegd met ingang van de eerste van de maand volgend op de datum van eerste aanschrijving.

Artikel 12. Invordering van verhaalsbijdragen

Indien de debiteur een door de rechter vastgestelde verhaalsbijdrage of een verhaalsbesluit ingevolge artikel 62b van de Participatiewet niet voldoet, zijn de artikelen met betrekking tot betaling, aflossing, verrekening, invordering aanmaning en het dwangbevel van overeenkomstige toepassing.

Invordering en aflossingscapaciteit

Artikel 13. Wijze van invordering

  • 1. De debiteur dient het bedrag ineens te betalen binnen zes weken na dagtekening van het besluit waarin de vordering is bekend gemaakt.

  • 2. De debiteur kan een verzoek doen om een betalingsregeling te treffen wanneer hij niet kan voldoen aan het onder het eerste lid bepaalde.

  • 3. Indien op enig moment blijkt dat debiteur beschikt of kan beschikken over een vermogen waaruit de vordering ineens kan worden voldaan, moet de vordering ineens worden afgelost.

  • 4. Bij betaling in termijnen geldt dat de vordering volledig en naar draagkracht, conform het vermelde in artikel 14 van deze beleidsregels, moet worden voldaan.

  • 5. Indien niet wordt voldaan aan een betalingsverplichting kan worden besloten tot: a. een bezoek aan het adres van de debiteur door een medewerker van de afdeling Sociale Zaken en/of; b. een telefonisch gesprek met de debiteur door een medewerker van de afdeling Sociale Zaken. Daarbij heeft de betreffende medewerker de bevoegdheid tot het treffen van een betalingsregeling.

  • 6. Indien de debiteur niet bereid is tot het treffen van een betalingsregeling of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet (meer) nakomt, dan wordt het besluit tot terugvordering ten uitvoer gelegd door middel van: a. verrekening met een betaling (uitkering, persoonsgebonden budget of andere betaling) van de gemeente, inclusief verrekening op grond van artikel 6:127 van het BW; b. verrekening op grond van artikel 60a Participatiewet en artikel 28, lid 4 IOAW/IOAZ;

    • c.

      een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g behoudens artikel 479e, tweede lid van het RV;

    • d.

      beslag in de zin van het Tweede Boek van het RV.

Artikel 14. Aflossingscapaciteit

  • 1. De aflossing voor een uitkeringsgerechtigde Participatiewet , IOAW of IOAZ bedraagt 6 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm of inkomensvoorziening per maand.

  • 2. De aflossing bedraagt 6 procent van de toepasselijke bijstandsnorm voor een debiteur met een ander inkomen dat niet hoger is dan 110 procent van de toepasselijke norm.

  • 3. Als het inkomen meer bedraagt dan 110 procent van de bijstandsnorm, bedraagt de aflossing 6 procent van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, vermeerderd met 50 procent.

  • 4. De aflossing vermeld in lid 1 wordt in geval van beslaglegging door een derde verhoogd naar 10 procent, tenzij er sprake is van aflossing op een verstrekte geldlening met een vooraf afgesproken aflossingspercentage (leenbijstand).

Artikel 15. Besluit met betrekking tot vaststelling aflossingsverplichting

Een besluit tot vaststelling van de aflossingsverplichting vermeldt:

  • a.

    de hoogte van de maandelijks te betalen aflossingsverplichting;

  • b.

    de ingangsdatum van de aflossingsverplichting;

  • c.

    de mededeling dat, bij gebreke van tijdige betaling, de vordering in zijn geheel, ingevorderd kan worden met behulp van een dwangbevel;

  • d.

    de wijze waarop het besluit, bij gebreke van tijdige betaling, ten uitvoer wordt gelegd waaronder tevens begrepen de aankondiging dat eventuele executiekosten vanwege inschakeling van derden voor rekening van debiteur zijn.

Artikel 16. De afboeking van de betaling

Bij de afboeking van betalingen gelden de volgende richtlijnen:

  • a.

    bij voorrang wordt een betaling afgeboekt op een opgelegde bestuurlijke boete;

  • b.

    betalingen waarvan de bestemming is aangegeven worden afgeboekt overeenkomstig de opgave van de betaler;

  • c.

    ongerichte betalingen worden afgeboekt op de oudste openstaande vordering, met dien verstande dat de aard van de vorderingen aanleiding kan zijn hiervan af te wijken;

  • d.

    de betaling strekt in de eerste plaats tot mindering van de kosten en vervolgens tot mindering van de hoofdsom.

Artikel 17. Teveelbetaling

Als de aangegeven bestemming van de betaling een vordering betreft die al is betaald terwijl nog een andere vorderingen openstaat, wordt die betaling aangemerkt als een ongerichte betaling.

Artikel 18. Ontvangen bedragen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling en faillissement

Uit de wettelijke schuldsaneringsregeling of uit een faillissement ontvangen bedragen dienen steeds te worden afgeboekt overeenkomstig de gegevens van de uitdelingslijst.

Artikel 19. Verlenen van uitstel van betaling

  • 1. Het college kan aan de debiteur, op verzoek, uitstel van betaling geven voor de duur van maximaal 1 jaar, indien de (financiële) omstandigheden daartoe aanleiding geven.

  • 2. Een verzoek tot uitstel van betaling wordt zonder onderzoek toegekend indien:

    • a.

      aan de debiteur in de periode van 24 maanden voor het verzoek niet eerder een uitstel van betaling is toegekend en het uitstel van betaling niet langer duurt dan drie maanden;

    • b.

      er sprake is van een moratorium als bedoeld in de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

    • c.

      er bezwaar is gemaakt tegen de terugvordering. Het uitstel wordt verleend voor de duur van de bezwaarprocedure.

  • 3. De gemeente verleent op verzoek van de debiteur of ambtshalve uitstel van betaling, indien naar het oordeel van de gemeente het uitstel bijdraagt tot de oplossing van een schuldenproblematiek of het overbruggen van de periode van bezwaar of beroep.

  • 4. Voorts kan uitstel van betaling worden verleend indien er sprake is van zeer dringende redenen die het uitstel noodzakelijk maken.

  • 5. Gedurende het uitstel zal er niet worden aangemaand of ingevorderd.

  • 6. De termijn waarvoor het uitstel geldt, wordt vastgelegd in de beschikking tot uitstel van betaling. Aan deze beschikking zullen voorwaarden worden verbonden, zoals de plicht om mee te werken aan een betalingsregeling of een verplichting tot het stellen van zekerheid.

  • 7. Indien er sprake is van uitstel van betaling volgens lid 2 van dit artikel, wordt geen beschikking gestuurd.

Artikel 20. Weigeren van uitstel van betaling

Een verzoek om uitstel van betaling wordt in ieder geval afgewezen als:

  • a.

    de medewerking van de verzoeker aan de gemeente naar het oordeel van het college onvoldoende is;

  • b.

    onjuiste gegevens in het kader van het betalingsuitstel worden verstrekt;

  • c.

    de gevraagde gegevens niet (volledig) binnen de daartoe gestelde termijn zijn verstrekt;

  • d.

    de gevraagde zekerheid niet wordt gesteld;

  • e.

    de waarde van vermogensobjecten in redelijkheid te gelde kan worden gemaakt om daarmee de verschuldigde vordering af te lossen;

  • f.

    de berekende betalingscapaciteit zodanig is dat de schuld direct voldaan kan worden;

  • g.

    de voorgestelde betalingsregeling zich over een onaanvaardbare termijn uitstrekt;

  • h.

    de betalingsproblemen structureel zijn en een betalingsregeling geen uitkomst zal bieden;

  • i.

    sprake is van een verzoek om uitstel van betaling in verband met betalingsmoeilijkheden en voorafgaande aan dat verzoek uitstel is verleend in verband met een bezwaar- of beroepsprocedure, terwijl gedurende die procedure betalingsmiddelen ter beschikking hebben gestaan, waarmee de vordering kon worden betaald;

  • j.

    als met de debiteur al eerder een regeling is afgesproken, maar hij deze niet is nagekomen.

Artikel 21. Intrekken of wijzigen beschikking tot uitstel van betaling

In de volgende gevallen zal de beschikking tot uitstel van betaling worden gewijzigd of ingetrokken:

  • a.

    als de getroffen regeling niet wordt nageleefd;

  • b.

    als de debiteur onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van de juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking zou hebben geleid;

  • c.

    als veranderde omstandigheden zich verzetten tegen de voortduring van het uitstel.

Artikel 22. Betalingsherinnering, aanmaning en dwanginvordering

  • 1.

    Als de aard of omvang van de schuld, de persoon van de debiteur, dan wel het betalingsgedrag van de debiteur daartoe aanleiding geven, zal de gemeente de debiteur eerst (kosteloos) een schriftelijke betalingsherinnering toezenden.

  • 2.

    Als er geen betalingsherinnering wordt verzonden of als deze niet of niet tijdig tot complete voldoening van de belastingschuld leidt, verzendt de gemeente een aanmaning.

  • 3.

    Indien de debiteur in verzuim is, zoals bedoeld in artikel 4:97 Awb, wordt na constatering van het verzuim een schriftelijke aanmaning verzonden, waarin de debiteur wordt gemaand om binnen twee weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de aanmaning is toegezonden, tot betaling over te gaan (artikel 4:112 lid 1 Awb).

  • 4.

    De debiteur wordt daarbij ook gewezen op de betaling van het achterstallig bedrag, ineens die verschuldigd is vanaf het moment dat het college overgaat tot dwanginvordering.

  • 5.

    De aanmaning vermeldt dat bij niet tijdige betaling deze zal worden afgedwongen door op kosten van de debiteur uit te voeren invorderingsmaatregelen (artikel 4:112 lid 3 Awb).

  • 6.

    De gemeente brengt voor een aanmaning geen vergoeding in rekening (artikel 4:113 Awb).

  • 7.

    Als na de verzending van een aanmaning een gedeelte van het achterstallige bedrag wordt voldaan, dan wordt de uitvaardiging van een dwangbevel voor het restant niet door een nieuwe aanmaning voorafgegaan.

  • 8.

    Als niet (volledig) binnen de aanmaningstermijn is betaald, vaardigen burgemeester en wethouders een dwangbevel uit (artikel 60 lid 2 Participatiewet, artikel 28 lid 1 IOAW of IOAZ en artikel 4:117 lid 1 Awb).

  • 9.

    De gemeente maakt zoveel mogelijk gebruik van de mogelijkheid het dwangbevel per post te bezorgen.

  • 10.

    Als bezorgen per post niet mogelijk of wenselijk is, bijvoorbeeld omdat beslag op goederen of beslag op een bankrekening de voorkeur verdient, wordt de betekening overgelaten aan de deurwaarder, op de wijze zoals omschreven in artikel 4:123 Awb.

  • 11.

    Voor zover van toepassing worden de aanmaningskosten en de kosten van het dwangbevel bij dwangbevel ingevorderd (artikel 4:119 lid 1 Awb).

  • 12.

    Indien bij dezelfde debiteur meerdere vorderingen tot een dwangbevel leiden, worden de verschillende vorderingen zoveel mogelijk in één dwangbevel gebundeld (artikel 4:119 lid 2 Awb).

Afzien van verdere terugvordering

Artikel 23. Afzien van verdere terugvordering

  • 1. Het college ziet af van verdere terugvordering indien:

  • a. de debiteur gedurende 10 jaar (120 maandtermijnen) volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b. de debiteur gedurende 10 jaar (120 maandtermijnen) niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over de periode vermeerderd met de daarover verschuldigde kosten, alsnog heeft betaald;

  • c. de debiteur gedurende 10 jaar (120 maandtermijnen) geen betalingen heeft verricht en het niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten;

  • d. de debiteur een bedrag, overeenkomend met ten minste 50 procent van de hoofdsom in één keer aflost.

  • 2. Het college ziet af van verdere terugvordering als de (rest) vordering een bedrag van € 150,00 niet te boven gaat en het treffen van (verdere) invorderingsmaatregelen niet (langer) doelmatig is.

  • 3. Bedraagt de vordering van € 150,00 of meer, dan kan het college ook omwille van doelmatigheidsredenen besluiten om van verdere terugvordering af te zien, indien incasso van de vordering gedurende vijf jaar onmogelijk is gebleken en het niet aannemelijk is dat debiteur op enig moment betalingen zal gaan verrichten.

  • 4. Het gestelde onder punt 1 tot en met 3 is niet van toepassing op vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt en op leenbijstand, behoudens voor zover dit niet op die goederen verhaald kan worden.

  • 5. Als de bijstand is verleend als leenbijstand wordt besloten van (verdere) terugvordering af te zien als de debiteur: a. gedurende 5 jaar (60 maandtermijnen) volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan;

  • b. gedurende 5 jaar (60 maandtermijnen) niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan, maar het achterstallige bedrag over die periode alsnog heeft betaald;

  • c. gedurende 5 jaar (60 maandtermijnen) geen mogelijkheden tot invordering zijn geweest en die mogelijkheid zich naar verwachting ook niet zal voordoen.

  • d. Het door het college verleende uitstel van aflossing telt mee voor de bepaling van de termijn.

Artikel 24. Gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering bij schuldregeling

  • 1. Op verzoek van de debiteur kan worden besloten geheel of gedeeltelijk van (verdere) terugvordering af te zien, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de debiteur niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, en;

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, en;

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand, inkomen of uitkering ten minste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang, en;

    • d.

      het verzoek tot medewerking aan een schuldsanering/bemiddeling wordt ingediend door een erkende schuldbemiddelingsorganisatie, of een Nederlandse gemeente.

  • 3. Indien het een fraudeschuld betreft, wordt niet afgezien van (verdere) terugvordering.

  • 4. Het besluit tot het afzien van (verdere) terugvordering treedt niet in werking voordat een schuldregeling overeenkomstig het eerste lid tot stand is gekomen.

Artikel 25. Intrekking besluit tot (verdere) terugvordering schuldenproblematiek

Het besluit tot (verdere) terugvordering van bijstand, inkomen of uitkering wordt ingetrokken of ten nadele van de debiteur gewijzigd indien:

  • a.

    niet binnen twaalf maanden nadat dat besluit is bekendgemaakt, een schuldregeling tot stand is gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in artikel 32 eerste lid;

  • b.

    de debiteur zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;

  • c.

    onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

Overgangsrecht en citeertitel

Artikel 26. Overgangsrecht

  • 1. Alle bestaande terugvorderings- , invorderings- en verhaalsbesluiten vallen onder de werking van deze beleidsregels indien dit niet leidt tot een nadelige situatie voor de debiteur.

  • 2. Alle terugvorderings- , invorderings- en verhaalsbesluiten die na de inwerkingtredingsdatum van deze beleidsregels zijn genomen, vallen onverkort en zonder uitzondering onder de werkingskracht van deze beleidsregels. Toekomstige wetswijzigingen werken automatisch door in de geformuleerde beleidsregels.

Artikel 26. Inwerkingtreding

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2018.

  • 2. Tegelijkertijd met de inwerkingtreding van deze beleidsregels wordt het “Debiteurenbeleid Dronten 2015” ingetrokken.

Artikel 27. Citeerartikel

Dit beleid wordt aangehaald als “Beleidsregels debiteuren 2018”.

Dronten, 19 december 2017

Het college van Dronten

mr. D.G.C. van der Spek mr. A.B.L. de Jonge

secretaris burgemeester

Algemeen

De gemeente Dronten verstrekt uitkeringen, voorzieningen, persoonsgebonden budgetten e.d. op basis van de Participatiewet, de Wmo, de Jeugdwet, de Ioaz, de Ioaw en de gemeentewet (minimaregelingen). Soms blijkt dat deze verstrekkingen ten onrechte zijn gedaan en is het noodzakelijk om terug te vorderen.

Deze beleidsregels hebben als doel:

  • ·

    inkaderen van de bevoegdheid van het college tot terugvordering, verhaal en invordering;

  • ·

    geven van richtlijnen bij de uitvoering van de werkzaamheden.

Uitgangspunt hierbij is dat:

  • ·

    volledig gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheid tot het herzien of intrekken of terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand, voorzieningen, persoonsgebonden budgetten en andere uitkeringen;

  • ·

    volledig gebruik wordt gemaakt van de bevoegdheden tot verhaal van bijstand.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Lid 2 onder g: Onder het pakket van maatregelen dat wordt ingezet bij dwanginvordering wordt verstaan: aanmaning dwangbevel beslaglegging.

Artikel 2. Beleid intrekking, herziening, terugvordering en verhaal

Vastgelegd is dat het college volledig gebruik maakt van zijn wettelijke bevoegdheden.

Artikel 3. Toepassingsbereik

Geen nadere toelichting.

Artikel 4. Beperking

Voor zelfstandigen gelden specifieke terugvorderingsregels, die zijn opgenomen in het Bbz2004. Deze regeling wordt voor de gemeente Dronten uitgevoerd door het Zelfstandigenloket Flevoland.

Artikel 5. Afzien terugvordering

In onderdeel a is vastgelegd dat het college zich houdt aan de “maanden jurisprudentie” van de Centrale Raad van Beroep.

In onderdeel c is het zgn. kruimelbedrag vastgelegd. Bij bedragen lager dan € 50,00 wegen de kosten van terug- en invordering niet op tegen de opbrengst. Fraudebedragen zijn uitgezonderd van deze regel om te voorkomen dat fraude (ongeacht de hoogte van het bedrag) lonend zou kunnen zijn.

Artikel 6. Bruto of netto terugvorderen

Geen nadere toelichting.

Artikel 7. Invulling bevoegdheid tot invorderen van wettelijke rente

Er wordt afgezien van de bevoegdheid tot het verhogen van de vordering met de wettelijke rente. De reden hiervan is dat de berekening van de wettelijke rente een zeer arbeidsintensieve handeling is. Daarbij is het al moeilijk om de vordering zelf volledig in te vorderen (zie ook artikel 31 en 32 van deze beleidsregels). De totale opbrengst (vordering + rente) zal naar verwachting niet veel hoger zijn dan de opbrengst van de vordering zelf.

Artikel 8. Kosten bij inschakeling gerechtsdeurwaarder of incassobureau

Geen nadere toelichting.

Artikel 9. Bevoegdheid tot verhaal

De Participatiewet geeft het college de bevoegdheid om verleende bijstand te verhalen op:

  • -

    echtgenoten, ex-echtgenoten, ouders, minderjarige kinderen en meerderjarige kinderen tussen 18-21 jaar

  • -

    schenkingen en nalatenschappen.

Het college maakt volledig gebruik van deze bevoegdheid tot verhaal.

Artikel 10. Afzien van verhaal

In lid 1 is geregeld dat bij kruimelbedragen uit efficiency overwegingen wordt afgezien van verhaal

Artikel 11. Ingangsdatum verhaalsbijdrage

Geen nadere toelichting.

Artikel 12. Invordering van verhaalsbijdragen

Geen nadere toelichting.

Artikel 13. Wijze van invordering

Hier is de incassoprocedure ten aanzien van vorderingen geregeld. Tevens is aangegeven wanneer wordt overgegaan tot dwanginvordering.

Indien gebruik gemaakt wordt van de mogelijkheden die zijn neergelegd in lid 5 van dit artikel, wordt bij het treffen van deze betalingsregeling zoveel mogelijk gehandeld conform artikel 14 van deze beleidsregels.

Artikel 14. Aflossingscapaciteit

Hier is de wijze van berekening van de hoogte van het periodieke aflossingsbedrag geregeld. Beslag mag worden gelegd tot 90% van de bijstandsnorm. Dit betekent dat maximaal 10% van het inkomen aangewend wordt voor aflossing van een vordering. Het percentage van 6 is gekozen om debiteuren ook nog de mogelijkheid te geven om te reserveren voor andere kosten.

Het aflossingsbedrag wordt hoger naarmate het inkomen hoger wordt.

Lid 4 is toegevoegd om te voorkomen dat bij beslaglegging een deel van de betaling naar de beslaglegger gaat. De gemeente Dronten hanteert immers een aflossingspercentage van 6. Dit betekent dat er nog 4% overblijft om beslag op te leggen. Dit is niet de bedoeling van deze 4% ruimte. Daarom wordt het percentage verhoogd naar 10 indien er beslag door derden wordt gelegd op de uitkering.

Artikel 15. Besluit met betrekking tot vaststelling aflossingsverplichting

Geen nadere toelichting

Artikel 16. De afboeking van de betaling

In dit artikel worden “voorrangsregels” gegeven over de afboeking van de betaling. Het gestelde onder punt a (voorrang boete) sluit aan bij hetgeen is gesteld in de beleidsregels boete 2017.

Artikel 17. Teveelbetaling

Geen nadere toelichting.

Artikel 18. Ontvangen bedragen uit de wettelijke schuldsaneringsregeling en faillissement

Geen nadere toelichting.

Artikel 19. Verlenen van uitstel van betaling

In dit artikel is geregeld of, wanneer en onder welke voorwaarden uitstel van betaling wordt verleend.

Artikel 20. Weigeren van uitstel van betaling

In dit artikel is geregeld wanneer géén uitstel van betaling wordt verleend. De redenen hiervoor zijn veelal:

  • -

    geen, onvoldoende of niet tijdige medewerking of inlichtingen van de debiteur

  • -

    aanwezigheid van middelen

  • -

    het niet nakomen van eerdere regelingen.

Artikel 21. Intrekken of wijzigen beschikking tot uitstel van betaling

Geen nadere toelichting.

Artikel 22. Betalingsherinnering, aanmaning en dwanginvordering

In dit artikel is geregeld wanneer een betalingsherinnering wordt gezonden, wanneer wordt overgegaan tot het sturen van een aanmaning en wanneer vervolgens wordt overgegaan tot dwanginvordering. Ook de regels en voorwaarden die daarbij gelden worden beschreven.

Artikel 23. Afzien van verdere terugvordering

Ten aanzien van de termijnen is aangesloten bij artikel 58, lid 7 van de Participatiewet. Omdat deze beleidsregels tevens van toepassing zijn op de Wmo, Jeugdwet, Ioaz, Ioaw en de minimaregelingen is er voor gekozen deze termijnen ook in de beleidsregels te vermelden, zodat voor de verschillende wetten en regelingen dezelfde systematiek wordt gehanteerd.

Artikel 24. Gedeeltelijk afzien van (verdere) terugvordering bij schuldregeling

Ook voor dit artikel geldt dat regelgeving in de Participatiewet wordt door vertaald naar de overige wetten en regels waarop deze beleidsregels betrekking hebben. Hierdoor wordt uniformiteit in uitvoering bevorderd.

Artikel 25. Intrekking besluit tot (verdere) terugvordering schuldenproblematiek

Geen nadere toelichting.

Artikel 26. Overgangsrecht

Geen nadere toelichting.

Artikel 27. Inwerkingtreding

Geen nadere toelichting.

Artikel 28. Citeerartikel

Geen nadere toelichting.