Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020

Geldend van 07-10-2022 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 28-06-2022

Intitulé

Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020

De raad van de gemeente Gouda;

gelezen het voorstel van 12 november 2019,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;

besluit:

  • 1.

    in te trekken de Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing;

  • 2.

    vast te stellen de volgende verordening:

Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020

1. Algemeen

1.1 begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende voorschriften wordt, tenzij anders is bepaald, verstaan onder:

ERFGOED

  • 1.

    monument: onroerende zaak die deel uitmaakt van het cultureel erfgoed 1 .

  • 2.

    monumentale waarden: waarden als zodanig beschreven in het Erfgoedregister, zo nodig aangevuld met de bevindingen die naar aanleiding van een bezoek ter plaatse van de monumentenadviseur van de Omgevingsdienst Midden-Holland (ODMH) zijn aangewezen én door de Erfgoedafdeling van de Gemeente Gouda als waardevol worden vastgesteld. Bij twijfel beslist het college op advies van de Commissie Cultuurhistorie.

  • 3.

    monumentale onderdelen: onderdelen met monumentale waarde.

  • 4.

    casco: betreft het skelet van het pand, zoals de daken, gevels, vloeren, galerijen, balkons, fundering en andere constructie-onderdelen, voorzover deze geen monumentale onderdelen betreffen.

  • 5.

    pand: kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is gebouwd en/of aangelegd als zelfstandige eenheid.

  • 6.

    beeldbepalend pand: pand dat deel uitmaakt van het cultureel erfgoed vanwege haar verschijningsvorm in het stedenbouwkundig of architectonisch beeld.

  • 7.

    beeldbepalende onderdelen: monumentale onderdelen van beeldbepalende panden. Zie onder: “monumentale onderdelen”.

  • 8.

    beschermd gemeentelijk monument: monument dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 9.

    beschermd gemeentelijk beeldbepalend pand: beeldbepalend pand dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.

  • 10.

    ensemble: groep zaken bestaande uit een of meer monumenten die al dan niet in combinatie met cultuurgoederen gezamenlijk deel uitmaken van het cultureel erfgoed vanwege hun onderlinge samenhang.

  • 11.

    historisch waardevolle buitenruimte: gebied met tuinhistorische waarden, inclusief de onderlinge relatie tussen aanleg, gebouw en omgeving.

  • 12.

    stads- en dorpsgezicht: groep van onroerende zaken die deel uitmaakt van het cultureel erfgoed vanwege hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang.

  • 13.

    binnenstad: het gebied in Gouda dat bestaat uit het gebied dat is beschermd als stadsgezicht; ook bekend als de binnenstad en haar randen.

  • 14.

    kernwinkelgebied en functionele mixzones: het gebied in Gouda dat bestaat uit de percelen/panden die direct grenzen aan de straten: Kleiweg, Hoogstraat, Markt, Wijdstraat, Korte en Lange Groenendaal, Korte en Lange Tiendeweg, Zeugstraat, Sint Antoniestraat, Kleiwegstraat, Turfmarkt tot a/d Vrouwesteeg, Blauwstraat, Achter de Waag, Nieuwe Markt, Nieuwstraat, Agnietenstraat en Korte Vest.

  • 15.

    urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden: brede groep objecten, zoals rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en ~ beeldbepalende panden en ander beeldbepalend erfgoed zonder formele status.

  • 16.

    langdurige leegstand: er is in de zin van deze verordening sprake van langdurige leegstand, indien dit ten minste gedurende 1 jaar onafgebroken het geval is.

ACTIVITEITEN

  • 17.

    normaal onderhoud (regulier of preventief onderhoud 2 ): noodzakelijke reguliere werkzaamheden die gericht zijn op het behoud van de erfgoedwaarden.

  • 18.

    regulier onderhoud: zie “normaal onderhoud”.

  • 19.

    restauratie (bovennormaal of curatief 3 onderhoud): herstelwerk aan monumenten dat het normale onderhoud te boven gaat en tot doel heeft het monument in goede staat te brengen met behoud van de erfgoedwaarden en de uitstraling van het oorspronkelijke of een vroeger ontwerp in het belang van de monumentale waarden te herstellen. Betreft in het algemeen het onderhouden en herstellen van de monumentale onderdelen.

  • 20.

    bovennormaal onderhoud: zie “restauratie”.

  • 21.

    cascoherstel (curatief onderhoud): herstelwerkzaamheden aan alle gebouwonderdelen die worden gerekend tot de dragende constructie of romp van een pand én die op zichzelf geen bijzondere monumentale waarde hebben. Zie ook “monumentale waarden”.

  • Het betreft de aanpak van onderdelen die functioneren ten dienste of ter ondersteuning van de monumentale onderdelen en daarom noodzakelijk zijn om het monument en haar monumentale onderdelen in stand houden. Zie ook “casco”.

  • 22.

    reconstructie (correctief 4 onderhoud): terugbrengen in de oorspronkelijke staat of in een vroegere verschijningsvorm.

  • 23.

    renovatie (adaptief 5 of additief 6 onderhoud): vernieuwen van een pand met het doel het te laten voldoen aan eigentijdse eisen op het gebied van: veiligheid, functionaliteit, comfort en duurzaamheid.

  • 24.

    reparatie: herstellen met zo weinig mogelijk middelen door middel van hergebruik, beperkte vervanging, verandering en/of toevoeging.

  • 25.

    reversibele aanpak: aanpak waarbij de mate waarin de aangebrachte of gewenste ingrepen, wijzigingen en/of toevoegingen:

    • a)

      geheel (of gedeeltelijk) omkeerbaar zijn, of

    • b)

      een op zichzelf staande herkenbare toevoeging betreffen, die dankzij de herkenbaarheid weer ongedaan kan worden gemaakt met behoud van de erfgoedwaarden.

  • 26.

    groot onderhoud: onderhoudsproject, waarbij aan een groot aantal verschillende elementen tegelijkertijd planmatig aan één gebouw worden onderhouden.

  • 27.

    onuitstelbaar restauratiewerk: restauratiewerk dat, wanneer het niet op korte termijn c.q. direct wordt uitgevoerd, leidt tot definitief verlies van de monumentale onderdelen en/of –waarden.

  • 28.

    planmatig onderhoud: onderhoud dat uitgevoerd wordt of zal worden, zoals specifiek omschreven in een onderhoudsplan. Zie “instandhoudingsplan”.

  • 29.

    urgentie: een maatstaf die aangeeft hoe lang het duurt tot een ingreep, probleem of wijziging een significante impact heeft op de monumentale waarde, dan wel op de instandhouding van het casco van het beschermde object. Impact en urgentie worden gebruikt om prioriteiten toe te kennen/te bepalen..

  • 30.

    impact: de mate waarin een ingreep, probleem of wijziging effect heeft op de monumentale waarden dan wel op de instandhouding van het casco van het beschermde object. Impact en urgentie worden gebruikt om prioriteiten toe te kennen/te bepalen.

  • 31.

    inspectierapport: rapport dat de technische of fysieke staat van een beschermd monument of zelfstandig onderdeel beschrijft, en dat is opgesteld door een onafhankelijke, ter zake deskundige persoon of instantie.

FINANCIEEL - SUBSIDIE

  • 32.

    instandhoudingssubsidie: subsidie die, na toekenning door het college, door de Gemeente Gouda wordt verstrekt aan particuliere eigenaren ten behoeve van het planmatig onderhoud – op basis van een instandhoudingsplan van het gemeentelijk monument of ~beeldbepalend pand.

  • 33.

    instandhoudingsplan: een overzicht van de onderhouds- en restauratiewerkzaamheden die gedurende een periode van tenminste 5 jaar nodig zijn om het gewenste technische kwaliteitsniveau te bereiken dan wel te handhaven (regulier of normaal onderhoud).

  • Het overzicht betreft de aard, omvang, impact en de urgentie van de voorgenomen werkzaamheden. Een en ander voorzien van een omschrijving van de beoogde resultaten (bestek, besteksparagraaf of werkomschrijving) en een meerjarenbegroting.

  • Het instandhoudingsplan is gebaseerd op een bouwkundig inspectierapport dat is opgesteld door bijvoorbeeld een deskundig erfgoedarchitect of door de Monumentenwacht.

  • Het inspectierapport is op het moment van de subsidieaanvraag niet ouder dan 4 jaar.

  • 34.

    subsidiabele kosten: de kosten van de werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen ten behoeve van de instandhouding voor zover dat is bepaald in de ‘Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten erfgoed Gouda’ (zie bijlage I bij deze verordening).

  • 35.

    datum gereedmelding: de dag waarop de activiteit of de werkzaamheden die onder het besluit tot subsidieverlening vallen, is/zijn gereed gemeld bij de ODMH.

  • 36.

    herstelplan‘Gouda 750’: een overzicht van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden die gedurende de periode tot 1 januari 2022 nodig zijn om het gewenste technische en/of esthetische kwaliteitsniveau te bereiken, conform de afspraken die daarover gemaakt zijn met de ODMH.

  • Het overzicht betreft de aard en omvang van de voorgenomen werkzaamheden, een omschrijving van de beoogde resultaten (bestek, besteksparagraaf of werkomschrijving) en een planning. Het “Herstelplan ‘Gouda 750’” is gebaseerd op een bouwkundige inventarisatie dat is opgesteld door de ODMH en de gemaakte afspraken op basis van de schouw 2017 en 2018.

  • 37.

    abonnement Monumentenwacht: het abonnement dat recht geeft op een periodieke inspectie en rapportage ten aanzien van een bepaald monument, uitgevoerd door de Monumentenwacht, teneinde zekerheid te krijgen dat het monument regelmatig grondig wordt geïnspecteerd en sneller kleine gebreken te ontdekken en vervolgschade te voorkomen.

FINANCIEEL – LENING

  • 38.

    instandhoudingslening: een Stimuleringslening ten behoeve van de financiering van de door het college aanvaarde werkelijke kosten van maatregelen.

  • 39.

    gemeenterekening SVn: een fondsrekening waaruit de gemeente, op grond van haar deelnemingsovereenkomst met SVn, het recht op een aanvraag voor een Instandhoudingsleningen bij SVn kan toekennen.

  • 40.

    maatschappelijke meerwaarde: Meerwaarde voor de samenleving, zoals horeca met een vitale ontmoetingsfunctie voor buurt of wijk, gebouwen met functies die een extra impuls geven aan lokale werkgelegenheid, toegankelijkheid voor publiek, etc.

  • 41.

    ‘de markt’: Met dit begrip uit de economische wetenschap wordt in de zin van deze verordening gedoeld op het geheel van omstandigheden waaronder het gevraagde en het aangebodene verhandeld worden en waar een prijs ontstaat.

RECHTSPERSONEN

  • 42.

    aanvrager: de huidige of aanstaande eigenaar die de aanvraag doet. Als aanvrager wordt mede aangemerkt de niet duurzaam gescheiden levende echtgenoot of geregistreerd partner van de aanvrager. Bij twee of meer aanstaande eigenaren gelden beiden gezamenlijk als aanvrager.

  • 43.

    eigenaar: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of van een ander zakelijk recht heeft op een monument.

  • 44.

    particuliere eigenaar: een eigenaar, geen bedrijf of overheid zijnde, of een stichting zonder winstoogmerk.

  • 45.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gouda.

  • 46.

    raad: de gemeenteraad van de gemeente Gouda.

  • 47.

    ODMH: de Omgevingsdienst Midden-Holland voert taken uit op het gebied van de bouw- en woningtoezicht voor de gemeente Gouda. Hieronder valt ook de uitvoering van deze regeling.

  • 48.

    Monumentenwacht: een onafhankelijke onderhoudsadviseur, zonder winstoogmerk, die monumenteneigenaren en -beheerders onder meer helpt met en adviseert over de instandhouding van monumenten 7 en is gecertificeerd door de ERM.

  • 49.

    SVn: Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten, statutair gevestigd te Hoevelaken en kantoorhoudende te Amersfoort, financiële dienstverlener, geregistreerd onder AFM–vergunningnummer 12013647.

ONDERZOEK

  • 50.

    historisch onderzoek: betreft in het algemeen al die onderzoeken die de geschiedenis van het ontstaan, de realisatie, het gebruik, de toegepaste technieken, etc. in beeld brengen en beschrijven, teneinde deze te kunnen waarderen en op basis daarvan vast te stellen welke effecten de voorgenomen ingrepen (kunnen) hebben.

  • 51.

    bouwhistorisch onderzoek: historisch onderzoek naar de bouw-, verbouwings- en gebruiksgeschiedenis van gebouwen, complexen van gebouwen of gebieden in hun ruimtelijke samenhang, aan de hand van de vorm, de constructies, de gebruikte materialen en de afwerking. Het onderzoek brengt in kaart hoe de oorspronkelijke situatie was, welke veranderingen er in de loop der tijd zijn aangebracht, en het beschrijft de bestaande situatie als uitkomst van die eerdere processen.

  • De drie vormen van bouwhistorisch onderzoek zijn beschreven in de ‘Richtlijnen bouwhistorisch onderzoek’.

  • 52.

    cultuurhistorisch onderzoek: historisch onderzoek naar de aanwezigheid, aard, betekenis en waarde van:

    • a.

      in de bodem – op land en onder water - bewaarde sporen en resten van menselijke bewoning vanaf het eerste begin van de menselijke bewoning,

    • b.

      historische gebouwen, erven, tuinen, parken en stedenbouwkundige structuren en

    • c.

      landschappelijke elementen, gebieden en ruimtelijke patronen waarin de historische wisselwerking tussen mens en maatschappij enerzijds en de fysieke omgeving anderzijds tot uitdrukking komt: het historische landschap.

  • Het gaat zowel om aangetoonde waarden als om waarden die op basis van onze kennis van ons verleden en onze omgeving verwacht mogen worden.

  • De vorm en methode van cultuurhistorisch onderzoek, het maken van waardestellingen en de plaats van een onderzoek in een beheer- of verandertraject zijn beschreven in de ‘Richtlijn cultuurhistorisch onderzoek in de vormgeving van de ruimtelijke ordening’.

  • 53.

    tuinhistorisch onderzoek: historisch onderzoek naar de aanleg, veranderings- en gebruiksgeschiedenis van aanleggen in hun ruimtelijke samenhang, aan de hand van de vorm (ontwerp), onderliggende structuren en ideeën, de gebruikte materialen en beplanting en de afwerking. Het onderzoek brengt in kaart hoe de oorspronkelijke situatie was en welke veranderingen er in de loop der tijd zijn aangebracht, en het beschrijft de bestaande situatie als uitkomst van die eerdere processen. De vorm en methode van tuinhistorisch onderzoek, het maken van waardestellingen en de plaats van een onderzoek in een beheer- of verandertraject zijn beschreven in de ‘Richtlijnen tuinhistorisch onderzoek’.

1.2 doel en toepassingsbereik

Deze verordening richt zich in algemene zin op:

  • 1.

    de planmatige instandhouding van gemeentelijke monumenten en ~ beeldbepalende panden ………………………………………………........ zie art. 1.5.2 en 2.1

  • 2.

    de ondersteuning van historisch onderzoek indien dit van belang is voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten ……………... zie art. 1.5.3 en 2.2

  • 3.

    de esthetische kwaliteit van winkelpuien van beeldbepalende panden in het “Kernwinkelgebied en Functionele mixzones” ………….….…….…. zie art. 1.5.4 en 2.3

  • 4.

    het gevelherstel ‘Gouda 750’ ………………………………………………… zie art. 1.5.5 en 2.4

  • 5.

    wonen boven winkels …………………………………………………………. zie art. 1.5.6 en 2.5

  • 6.

    urgent restauratiewerk van evident monumentale onderdelen die, zonder direct ingrijpen, op korte termijn definitief verloren zullen gaan …. zie art. 1.6.2 en 3.1

  • 7.

    herbestemming van urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden, waarvan de bestaande bestemming niet langer leidt tot een gezonde exploitatie en die daardoor bedreigd worden in hun voortbestaan ....…… zie art. 1.6.3 en 3.2

1.3 uitgangspunten

De algemene uitgangspunten van deze verordening zijn:

  • 1.

    Voorkomen is beter dan genezen: Gepast gebruik en regelmatig onderhoud zijn de basis voor het behoud van waardevolle panden en hun monumentale onderdelen.

  • 2.

    Elke eigenaar is zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van zijn/haar pand.

  • 3.

    Het erfgoedbeleid van de gemeente Gouda is gericht op de eigen verantwoordelijkheid van monumenteneigenaren. Alle vastgoedeigenaren hebben op basis van de Burgerlijk Wetboek een onderhoudsplicht ten aanzien van de instandhouding van een huis of ander gebouwd object. Dat geldt voor zowel monumenten als voor niet-monumentale panden. Burgemeester en wethouders hebben er om die reden voor gekozen de onderhoudsplicht bij de eigenaren te laten en alleen restauratiekosten (op basis van een meerjarenplan) te subsidiëren.

  • 4.

    Focus ligt op het planmatige onderhoud van het geheel en het behoud van de erfgoed-/monumentwaarden in het bijzonder.

  • 5.

    De volgorde waarin de subsidie per Instandhoudingsplan wordt toegekend, wordt bepaald aan de hand van de urgentie 8 van de maatregelen die in het goedgekeurde inspectierapport zijn vermeld.

1.4 subsidiabele en financierbare activiteiten

  • 1. Op basis van deze verordening zijn de volgende activiteiten subsidiabel of financierbaar:

    • Planmatig onderhoud.

    • Onuitstelbaar restauratiewerk.

    • Reconstructie, indien in het belang van de (bestaande) monumentale waarden.

    • Historisch onderzoek, indien dit van belang is voor de instandhouding van gemeentelijke monumenten.

    • Gevelherstel ‘Gouda 750’

    • Verbeteren beeldkwaliteit van winkelpuien.

    • Wonen boven winkels.

  • 2. Niet-subsidiabel of financierbaar zijn de volgende activiteiten:

    • Regulier of normaal onderhoud zonder planmatige aanpak.

    • Restauratie, grootonderhoud en cascoherstel, indien dit het gevolg is van gebrek aan structureel en/of planmatig onderhoud.

    • Renovatie.

    • Reconstructie, tenzij in het belang van de (bestaande) monumentale waarden.

    • Cascoherstel, indien dit geen monumentale waarde heeft of dient.

1.5 subsidiabele kosten en bedragen

1.5.1 algemeen

  • 1. De subsidiabele kosten worden berekend en vastgesteld conform de ‘Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten erfgoed Gouda’ (zie bijlage I bij deze verordening).

  • 2. Indien de subsidieontvanger binnen drie jaar na subsidieverlening zijn pand verkoopt, moet deze het subsidiebedrag pro rata temporis terugbetalen, mits het terug te betalen bedrag hoger is dan € 750.

1.5.2 planmatig onderhoud

Een Instandhoudingssubsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Planmatig onderhoud”, genoemd onder artikel 2.1 wordt verleend:

  • 1.

    voor 50% van de door het college goedgekeurde subsidiabele kosten m.b.t. het planmatig onderhoud van monumentale onderdelen,

  • 2.

    voor 25% van de door het college goedgekeurde subsidiabele kosten m.b.t. het planmatig bouwtechnisch onderhoud van onderdelen van het casco,

  • 3.

    indien de gezamenlijk subsidiabele kosten als bedoeld in dit artikel onder lid 1. en 2., per Instandhoudingsplan niet minder dan € 2.000,-- per pand per jaar bedragen,

  • 4.

    indien de subsidiabele kosten als bedoeld in dit artikel onder lid 1. en 2., per Instandhoudingsplan gezamenlijk niet meer dan € 20.000,-- per pand bedragen.

1.5.3 historisch onderzoek

Een subsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “historisch onderzoek”, genoemd onder artikel 2.2 wordt verleend:

  • 1.

    voor 50% van de door het college goedgekeurde subsidiabele kosten, met een maximale subsidie van € 1.250,-- per historisch onderzoek.

  • 2.

    indien dit van belang is voor de instandhouding van het betreffende beschermde gemeentelijk monument of ~ beeldbepalende pand.

1.5.4 beeldkwaliteit van winkelpuien in het Kernwinkelgebied en Functionele mixzones

Een subsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Beeldkwaliteit van winkelpuien”, genoemd onder artikel 2.3 wordt verleend:

  • 1.

    voor 25% van de door het college goedgekeurde subsidiabele kosten, met een maximale subsidie van € 5.000,-- per pand.

  • 2.

    indien de subsidiabele kosten als bedoeld onder lid 1. minimaal € 2.000,-- per te realiseren pand bedragen.

1.5.5 gevelherstel ‘Gouda 750’

Een subsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Gevelherstel Gouda 750”, genoemd onder artikel 2.4 wordt verleend:

  • 1.

    voor 25% van de door het college goedgekeurde subsidiabele kosten, met een maximale subsidie van € 2.500,-- per pand.

  • 2.

    indien de subsidiabele kosten als bedoeld onder lid 1. minimaal € 2.000,-- per te realiseren pand bedragen.

1.5.6 wonen boven winkels

Een subsidie voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Wonen boven Winkels” genoemd onder artikel 2.5 wordt verleend:

  • 1.

    voor 50% van de door het college goedgekeurde subsidiabele kosten, met een maximale subsidie van € 10.000,-- per pand in het kader van “Wonen boven winkels”.

  • 2.

    indien de subsidiabele kosten als bedoeld onder lid 1. minimaal € 2.000,-- per pand bedragen.

1.6 financierbare kosten en bedragen

1.6.1 algemeen

  • 1.

    De financierbare kosten worden berekend en vastgesteld conform de ‘Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten erfgoed Gouda’ (zie bijlage I bij deze verordening).

  • 2.

    Indien uit de aanvraag blijkt dat met het treffen van de maatregelen aantoonbaar wordt bijgedragen aan een of meer van de beleidsdoelen, zoals vermeld in artikel 3, kan het college besluiten een aanvrager te verwijzen naar SVn voor het aanvragen van een Instandhoudingslening.

1.6.2 urgent, onuitstelbaar restauratiewerk

Een instandhoudingslening voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Urgent, onuitstelbaar restauratiewerk” genoemd onder artikel 3.1 wordt verleend:

  • 1.

    tot maximaal 100% van de door het college goedgekeurde subsidiabele en financierbare kosten van het restauratiewerk van evident 9 monumentale onderdelen dat binnen 5 jaar dient te worden uitgevoerd, maar waarvoor binnen de regeling ‘Planmatig onderhoud’ geen plaats, dan wel financiële ruimte is en welke zonder direct ingrijpen, op korte termijn definitief verloren zullen gaan,

  • 2.

    indien de te financieren kosten gezamenlijk ten minste € 15.000,--, maar niet meer dan € 50.000,-- bedragen per pand.

1.6.3 herbestemming van urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden

Een instandhoudingslening voor de kosten van de activiteiten in het kader van “Herbestemming urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden” genoemd onder artikel 3.2 wordt verleend:

  • 1.

    tot maximaal 100% van de door het college goedgekeurde financierbare kosten van het herbestemmingsmaatregelen tot een maximaal bedrag van € 50.000,-- per pand,

  • 2.

    onder voorwaarde dat de feitelijke steun en de hoogte van het te lenen bedrag, in overleg met de wethouder Erfgoed, is vastgesteld op basis van de volgende overwegingen/criteria:

    • voldoende maatschappelijke meerwaarde van de herbestemming voor de stad,

    • de urgentie van de herbestemming,

    • de mate waarin de mogelijkheden van en door ‘de markt‘ zijn onderzocht en naar het oordeel van het college blijkt dat de (normale) financiering bij een bank niet afdoende is,

    • de feitelijke financiële situatie,

    • de beschikbaarheid van de financiële middelen in het gemeentelijk stimuleringsfonds en een financieringstoets door het SVn.

1.7 aanvraagprocedures

1.7.1 subsidies

De subsidieaanvragen worden behandeld conform de ‘Richtlijn aanvragen instandhoudingssubsidie erfgoed Gouda’ (zie bijlage II bij deze verordening).

1.7.2 financieringen

De financieringsaanvragen bij SVn worden behandeld conform de ‘Richtlijn aanvragen instandhoudingsfinanciering erfgoed Gouda’ (zie bijlage III bij deze verordening).

1.8 hardheidsclausule

  • 1. Het college kan in zeer uitzonderlijke situaties afwijken van het bepaalde in hoofdstuk 2, voor zover van toepassing gelet op het belang van de subsidieaanvrager of subsidieontvanger, leidt tot onbillijkheid van overwegende aard.

2. Instandhoudingssubsidie

2.1 Planmatig onderhoud met Instandhoudingsplan

2.1.1 doel

De regeling ‘Planmatig onderhoud met Instandhoudingsplan’ is een instandhoudingsregeling in de vorm van een subsidieregeling. Zij richt zich op de instandhouding van beschermde gemeentelijke monumenten of ~ beeldbepalende panden en heeft tot doel particuliere eigenaren te ondersteunen in het planmatig en preventief onderhouden van hun pand aan de hand van een Instandhoudingsplan.

2.1.2 uitgangspunten

  • 1. De werkzaamheden hebben betrekking op het regulier c.q. normaal onderhoud van beschermde gemeentelijke monumenten of ~ beeldbepalende panden.

  • 2. Bij de toekenning van de subsidie wordt voorrang gegeven op basis van de urgentie van de onderhoudswerkzaamheden. Ook de impact van de ingrepen speelt daarbij een rol, immers restauratiewerk – hoe urgent ook – komt in principe niet in aanmerking voor deze bijdrage.

  • 3. Voor restauratiewerk (bovennormaal onderhoud) dient de eigenaar primair een beroep te doen op de vangnetregeling, zie hoofdstuk 3. Hier kan echter een uitzondering op worden gemaakt, indien er binnen het maximale budget van het Instandhoudingsplan, waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, voldoende ruimte is om een afgerond deel van het beoogde restauratiewerk aan te pakken. Hiervoor is vooraf een ambtelijke schouw verplicht.

  • 4. De ODMH archiveert en gebruikt de door de Monumentenwacht opgestelde inspectierapporten ten behoeve van de vaststelling van de subsidiabele instandhoudingskosten (zie bijlage I bij deze verordening).

2.1.3 subsidiabele activiteiten

Het college kan aan een particulier eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument of ~ beeldbepalend pand instandhoudingssubsidie verlenen voor het planmatig onderhoud wanneer dit onderhoud deel uitmaakt van een Instandhoudingsplan dat betrekking heeft op een onderhoudsperiode van minimaal 3 en maximaal 5 jaar.

2.1.4 voorwaarden

  • 1. Alleen eigenaren die het onderhoud van hun beschermd gemeentelijk monument of een ~ beeldbepalend pand op planmatige wijze uitvoeren conform lid 2.1.1 en 2.1.2, komen in aanmerking voor financiële steun.

  • 2. De eigenaar is abonnee/lid van de provinciale Monumentenwacht.

  • 3. Er dient aantoonbaar minimaal elke 4 jaar een actuele standaard-onderhoudsinspectie door de Monumentenwacht te worden uitgevoerd.

  • 4. De eigenaar geeft de Monumentenwacht de opdracht om z.s.m. na elke inspectie een kopie van het inspectierapport aan de ODMH te sturen.

  • 5. Alleen onderhoudswerkzaamheden die binnen max. 5 jaar dienen te worden uitgevoerd, komen voor subsidiëring in aanmerking.

  • 6. De werkzaamheden waarvoor subsidie kan worden aangevraagd, dienen:

    • gericht te zijn op onderhoud van de monumentale waarden of die specifieke onderdelen van het casco die voor het voortbestaan van de monumentale waarden essentieel zijn,

    • deel uit te maken van het Instandhoudingsplan,

    • sober en doelmatig te zijn,

    • te voldoen aan de landelijke Kwaliteitsrichtlijnen van de Stichting Erkenningsregelingen Restauratie en Monumentenbehoud (ERM).

    • De eigenaar bewaart en onderhoudt, na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, de onderdelen die betrokken waren in een Instandhoudingsplan in de staat waarin het door de werkzaamheden is gebracht.

2.2 Historisch onderzoek

2.2.1 doel

De regeling ‘historisch onderzoek’ richt zich op die gevallen waar het gewenst/vereist is om een plan in verband met een vergunning of subsidie op de juiste waarde te kunnen toetsen.

Bij aanpassing of transformatie van een beschermd monument of ~ beeldbepalend pand of historisch waardevolle buitenruimte kan het nuttig en/of noodzakelijk zijn een analyse van de bouw-, aanleg- en gebruiksgeschiedenis en een waardestelling te laten maken.

2.2.2 uitgangspunten

Het historisch onderzoek heeft uitsluitend betrekking op de beschermde gemeentelijke monumenten of ~ beeldbepalende panden en/of historisch waardevolle buitenruimte waarvoor de vergunning of subsidie is bedoeld en wordt aangevraagd.

2.2.3 subsidiabele activiteiten

Het college kan aan een eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument of ~ beeldbepalend pand en/of historisch waardevolle buitenruimte subsidie verlenen voor het verrichten van bouwhistorisch onderzoek voor het gemeentelijk monument of ~ beeldbepalend pand en/of historisch waardevolle buitenruimte.

2.2.4 voorwaarden

  • 1. Het historisch onderzoeksbureau dient te voldoen aan de kwaliteitseisen zoals die zijn vastgelegd:

  • 2. voor zover het een bouwhistorisch onderzoek betreft: in de kwaliteitscriteria en aan de beroepscode van de Bond van Nederlandse Bouwhistorici (BNB),

  • 3. voor zover het een tuinhistorisch onderzoek betreft: in de kwaliteitscriteria en aan de beroepscode van de Vakgroep Groen Erfgoed (VGE),

  • 4. Indien het bureau niet voldoet aan de in lid 1 genoemde voorwaarden, moet dit bureau vooraf ter goedkeuring aan de ODMH worden voorgelegd.

  • 5. De ODMH legt de rapportage ter goedkeuring aan de Erfgoedafdeling van de Gemeente Gouda voor.

  • 6. De eigenaar zorgt dat de ODMH tijdig een digitaal exemplaar van de rapportage ontvangt.

2.3 Beeldkwaliteit winkelpuien

2.3.1 doel

De regeling ‘beeldkwaliteit winkelpuien’ richt zich op de verbetering van de esthetische kwaliteit van de winkelpuien van monumenten in het gebied “Kernwinkelgebied en Functionele mixzones” die geheel of gedeeltelijk een bestemming detailhandel of horeca hebben.

2.3.2 uitgangspunten

  • 1. De werkzaamheden hebben betrekking op de in artikel 2.3.3 genoemde verbetering van de winkelpuien.

  • 2. De werkzaamheden dragen, met het oog op de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht, bij aan een maximale esthetische verbetering van de winkelpui.

2.3.3 subsidiabele activiteiten

Het treffen van voorzieningen die leiden tot het verbeteren van de esthetische kwaliteit van een winkelpui in een pand in het gebied dat is aangeduid als “Kernwinkelgebied en Functionele mixzones”.

2.3.4 voorwaarden

  • 1. Het pand is een monument, zoals bedoeld in artikel 1.1. (begripsbepalingen) in die zin dat het zich als pand voegt in de waardevolle karakteristiek van het beschermd stadsgezicht.

  • 2. De betreffende pui bevindt zich op de begane grond van het pand.

  • 3. Op de begane grond van het monument rust geheel of gedeeltelijk een bestemming detailhandel of horeca.

  • 4. De Adviescommissie Ruimtelijke Kwaliteit dient positief over de nieuwe pui te hebben geadviseerd.

  • 5. De aanvraag om subsidie wordt tenminste voorzien van een kopie van de ontvankelijke bouwaanvraag met bijlagen, waaronder de relevante tekeningen van de bestaande en de te realiseren gevel/winkelpui, een situatietekening, een werkomschrijving en een gespecificeerde begroting van de kosten.

  • 6. De werkzaamheden dienen binnen twaalf weken na de bij het besluit tot verlening van subsidie bepaalde termijn te zijn gestart, onder schriftelijke mededeling hiervan aan het college.

  • 7. De werkzaamheden dienen te voldoen aan de landelijke Kwaliteitsrichtlijnen van de Stichting Erkenningsregelingen Restauratie en Monumentenbehoud (ERM).

  • 8. De eigenaar bewaart en onderhoudt, na afloop van de werkzaamheden waarvoor subsidie is verleend, de winkelpui in de staat waarin het door de werkzaamheden is gebracht.

2.4 Gevelherstel ‘Gouda 750’

2.4.1 doel

De regeling “Gevelherstel ‘Gouda 750’” is een eenmalige, tijdelijke herstelregeling in de vorm van een subsidieregeling. Zij richt zich op:

  • a.

    het herstel van gevels in de historische binnenstad,

  • b.

    het ondersteunen van eigenaren bij het herstel en opknappen van de gevel van hun pand.

2.4.2 uitgangspunten

  • 1. De werkzaamheden hebben betrekking op het onderhoud van de geïnventariseerde gevels in het beschermde stadsgezicht die in het kader van ‘Gouda 750’ zijn geïnventariseerd en waarvan het college heeft besloten dat zij in aanmerking komen voor herstel met behulp van deze regeling.

  • 2. Het betreft niet noodzakelijkerwijs beschermde monumenten of ~ beeldbepalende panden. Er kunnen ook gevels bij zijn die geen beschermde status hebben, maar die wel een prominente rol spelen in het beschermde stadgezicht.

2.4.3 subsidiabele activiteiten

  • 1. Het college kan aan een eigenaar van een geïnventariseerd pand subsidie verlenen voor het herstellen van de bouwkundige gebreken en/of achterstallig onderhoud aan de voorgevel.

  • 2. De onderhoudswerkzaamheden die in aanmerking komen voor subsidie zijn gericht op onderhoud van die specifieke onderdelen die bij de inventarisatie zijn benoemd, dan wel later aan het licht zijn gekomen en waarvoor de Gemeente heeft bepaald dat deze werkzaamheden onderdeel van het in lid 1 bedoelde herstel dienen te zijn.

2.4.4 voorwaarden

  • 1. Alleen onderhoudswerkzaamheden waarvan de aanvraag uiterlijk 31 december 2022 volledig is ingediend én die uiterlijk 1 april 2023 zijn uitgevoerd, komen voor subsidiëring in aanmerking.

  • 2. De werkzaamheden waarvoor subsidie kan worden aangevraagd:

    • dienen sober en doelmatig te zijn en betreffen het onderhoud op basis van een door de ODMH goed te keuren uitvoeringsplan.

    • voldoen aan de landelijke Kwaliteitsrichtlijnen van de Stichting Erkenningsregelingen Restauratie en Monumentenbehoud (ERM).

2.5 Wonen boven winkels

2.5.1 doel

De regeling ‘Wonen boven winkels’ richt zich op:

  • a.

    het herstel van de bewoonbaarheid van bovenwoningen in ‘monumenten’ in het gebied ‘Kernwinkelgebied en Functionele mixzones’ die geheel of gedeeltelijk een bestemming ‘Detailhandel’ of ‘Horeca’ hebben.

  • b.

    het creëren van een situatie met passend gebruik van monumenten en waardoor regelmatig onderhoud ervan mogelijk wordt gemaakt.

  • c.

    het verbeteren van de leefbaarheid van de binnenstad door het wegwerken van leegstand en onveiligheid.

  • d.

    het creëren van zelfstandige bovenwoningen met een zelfstandige opgang/woningentree.

2.5.2 uitgangspunten

De werkzaamheden hebben betrekking op de in artikel 2.5.3. genoemde voorzieningen en dragen, met het oog op de karakteristiek van het beschermd stadsgezicht, bij aan een optimale woonkwaliteit van de betreffende panden.

2.5.3 subsidiabele activiteiten

Het treffen van voorzieningen die leiden tot het opnieuw bewoonbaar maken en voorzien van een zelfstandige ontsluiting van de bovenwoningen in een monument in het gebied dat is aangeduid als ‘Kernwinkelgebied en Functionele mixzones’ en het in combinatie daarmee uitvoeren van de volgende activiteiten:

  • a.

    het opnieuw bewoonbaar maken van langdurig leegstaande, onzelfstandige bovenwoningen of kantoorruimte boven winkels of horeca,

  • b.

    het creëren van zelfstandige oplossingen voor de in de loop der tijd weggevallen woningtoegangen vanaf de openbare weg.

2.5.4 voorwaarden

  • 1. Op het monument rust geheel of gedeeltelijk een bestemming ‘detailhandel’ of ‘horeca’.

  • 2. De aanvraag om subsidie wordt tenminste voorzien van een kopie van de ontvankelijke bouwaanvraag met bijlagen, waaronder de relevante tekeningen van de bestaande en de te realiseren gevel/winkelpui, een situatietekening, een werkomschrijving en een gespecificeerde begroting van de kosten.

  • 3. De werkzaamheden dienen:

    • binnen twaalf weken na de bij het besluit tot verlening van subsidie bepaalde termijn te zijn gestart, onder schriftelijke mededeling hiervan aan het college,

    • te voldoen aan de landelijke Kwaliteitsrichtlijnen van de Stichting Erkenningsregelingen Restauratie en Monumentenbehoud (ERM),

    • voor zover het renovatiewerkzaamheden (adaptief of additief onderhoud) betreft, sober en doelmatig te worden uitgevoerd.

3. Instandhoudingslening

3.1 Urgent, onuitstelbaar restauratiewerk

3.1.1 doel

  • 1. De regeling “Urgent, onuitstelbaar restauratiewerk” is een ‘vangnetregeling’ in de vorm van een Instandhoudingslening. Zij richt zich op de instandhouding van beschermde gemeentelijke monumenten of ~ beeldbepalende panden, waarbij sprake is van onuitstelbaar restauratiewerk van evident monumentale onderdelen die, zonder direct ingrijpen, op korte termijn (binnen 3 jaar) definitief verloren zullen gaan.

  • 2. Het betreft urgent restauratiewerk dat binnen 3 jaar dient te worden uitgevoerd, maar waarvoor binnen de regeling “Planmatig onderhoud met Instandhoudingsplan” (artikel 2.1) geen plaats, dan wel financiële ruimte is.

3.1.2 uitgangspunten

  • 1. De werkzaamheden dienen urgent te zijn en betreffen derhalve uitsluitend het onuitstelbare restauratiewerk.

  • 2. De werkzaamheden dienen sober en doelmatig te worden uitgevoerd.

  • 3. De werkzaamheden uitsluitend gericht zijn op het behoud van de monumentale waarden.

3.1.3 financierbare activiteiten

  • 1. Het college kan aan een particulier eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument, hetzij beeldbepalend pand, het recht verlenen om een Instandhoudingslening, in de vorm van een Instandhoudingslening, aan te vragen bij SVn voor het treffen van voorzieningen die leiden tot voor het opheffen van “urgent, onuitstelbaar restauratiewerk”, zoals bedoeld in artikel 3.1.1.

  • 2. De maximaal financierbare kosten worden berekend en vastgesteld conform de ‘Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten erfgoed Gouda’ (zie bijlage I bij deze verordening).

3.1.4 voorwaarden

  • 1. Eigenaren die het normaal c.q. regulier onderhoud van hun beschermd gemeentelijk monument of een beeldbepalend pand op planmatige wijze uitvoeren conform artikel 2.1, komen in ieder geval in aanmerking voor het aanvragen van een Instandhoudingslening bij SVn.

  • 2. Eigenaren die het normaal c.q. regulier onderhoud van hun beschermd gemeentelijk monument of een beeldbepalend pand op planmatige wijze niet uitvoeren conform artikel 2.1, komen slechts in aanmerking voor het aanvragen van een Instandhoudingslening bij SVn onder de volgende voorwaarde, dat zij (alsnog) onmiddellijk gaan voldoen aan de volgende voorwaarden:

    • De eigenaar is abonnee/lid van de Monumentenwacht.

    • Er dient aantoonbaar minimaal elke 4 jaar een standaard-onderhoudsinspectie door de Monumentenwacht te worden uitgevoerd.

    • De eigenaar geeft de Monumentenwacht de opdracht om z.s.m. na elke inspectie een kopie van het inspectierapport aan de ODMH te sturen.

  • 3. Het recht om een Instandhoudingslening bij SVn aan te vragen voor onuitstelbaar restauratiewerk wordt alleen toegekend:

    • als alle andere beschikbare regelingen aantoonbaar geen of onvoldoende soelaas (verlichting, steun of oplossing) bieden om de urgentie van het restauratiewerk weg te nemen,

    • de eigenaar een onderzoek naar de gebreken door de Monumentenwacht heeft laten uitvoeren en hij heeft aangetoond dat de gebreken niet hadden kunnen worden voorkomen door regulier en/of planmatig onderhoud op basis van een Instandhoudingsplan.

  • 4. De werkzaamheden waarvoor de Instandhoudingslening bij SVn kan worden aangevraagd:

    • zijn gericht op onderhoud van de monumentale waarden of die specifieke onderdelen van het casco die voor het voortbestaan van de monumentale waarden essentieel zijn,

    • dienen sober en doelmatig te zijn en betreffen uitsluitend het restauratiewerk dat is aangemerkt als urgent en onuitstelbaar.

    • voldoen aan de landelijke Kwaliteitsrichtlijnen van de Stichting Erkenningsregelingen Restauratie en Monumentenbehoud (ERM).

  • 5. Op een Instandhoudingslening voor “Urgent, onuitstelbaar restauratiewerk” is de Richtlijn financieringsaanvragen instandhouding erfgoed Gouda van toepassing (zie bijlage III).

3.2 urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden

3.2.1 doel

  • 1. De regeling “Urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden” is een ‘vangnetregeling’ in de vorm van een Instandhoudingslening. Zij richt zich op de instandhouding van urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden die, vanwege gebrek aan een passende functie, op korte termijn, als geheel ernstig bedreigd worden in hun voortbestaan.

  • 2. De ondersteuning richt zich primair op het, niet via deze verordening geregelde, faciliteren van nieuw gebruik of nieuwe bestemmingen. Echter, indien het in afwachting daarvan noodzakelijk is tijdelijke maatregelen te treffen, zoals antikraakverhuur, wind- en waterdichtmaatregelen en haalbaarheidsonderzoeken, kan een Instandhoudingslening worden aangevraagd bij SVn voor de kosten van deze maatregelen.

3.2.2 uitgangspunten

Er moet bij urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden sprake zijn van leegstand waarvoor, zonder aanvullende financiering, aantoonbaar geen zicht is op een duurzame oplossing met behoud van de aanwezige erfgoedwaarden.

3.2.3 financierbare activiteiten

  • 1. Het college kan aan een eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument, hetzij beeldbepalend pand, het recht toekennen om een Instandhoudingslening, in de vorm van een laagrentende lening, aan te vragen bij SVn voor de kosten van herbestemming van “urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden”, zoals bedoeld in artikel 3.2.1.

  • 2. De maximaal financierbare kosten worden berekend en vastgesteld conform de ‘Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten erfgoed Gouda’ (zie bijlage I bij deze verordening).

3.2.4 voorwaarden

  • 1. Het recht om een Instandhoudingslening bij SVn aan te vragen wordt alleen toegekend als financiering in ‘de markt’ faalt.

  • 2. Op een Instandhoudingslening voor “Urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden” is de Richtlijn financieringsaanvragen instandhouding erfgoed Gouda van toepassing (zie bijlage III).

4. Overgangs- en slotbepalingen

4.1 Intrekken oude verordening

De “Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing” wordt ingetrokken.

4.2 Overgangsrecht

  • 1. Op aanvragen, waarop vóór de inwerkingtreding van deze verordening subsidie is verleend, blijven de bepalingen van de regelingen op grond waarvan deze subsidie is verleend, van toepassing.

  • 2. Op aanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet onherroepelijk is beslist, blijft de verordening van toepassing onder de werking waarvan de aanvraag is ingediend.

4.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die¬ van de bekendmaking.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als:

  • 3. “Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020”.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 29 januari 2020.

De raad van de gemeente voornoemd,

griffier

mr. drs. E.J. Karman-Moerman

voorzitter

mr. drs. P. Verhoeve

Algemene toelichting

1. Algemeen  

1.1 Beleidsambities

Gouda zet op basis van het Coalitieakkoord in op:

  • 1.

    Vitaal erfgoed en monumenten.

  • 2.

    Een subsidieregeling voor herstel van gevels en onderhoud van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden.

  • 3.

    Strakkere handhaving van instandhoudingswaarden.

  • 4.

    Investeren waar nodig in de (binnen)stad in het licht van de mijlpaal ‘Gouda 750’.

  • 5.

    Maatschappelijke benutting (via herbestemming) van Gouds erfgoed, zoals bijvoorbeeld het Weeshuis en de Gouwekerk.

  • 6.

    Een vangnet voor niet uit te stellen restauratiewerk en herbestemming van langdurig leegstaand erfgoed met behulp van de leningsfaciliteit via het Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn).

  • 7.

    Samenwerking met private partners.

 

Daarnaast heeft de raad in 2013 de Erfgoedvisie vastgesteld. De belangrijkste beleidsuitgangspunten van uitwerkingsspoor B, stimuleren duurzaamheid en onderhoud, zijn:

  • a.

    Voorkomen is beter dan genezen.

  • b.

    Subsidie mag geen beloning zijn voor achterstallig onderhoud.

  • c.

    Gepast gebruik en regelmatig onderhoud zijn de basis voor het behoud van erfgoed.

  • d.

    Elke eigenaar is zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van zijn/haar pand.

  • e.

    Tijdig optreden en handhaven is belangrijk.

  • f.

    Duurzaamheidsmaatregelen die recht doen aan de erfgoedwaarden krijgen de ruimte; Gouda zorgt voor goede voorbeelden en passende regelgeving.

1.2 Doelen en uitgangspunten

Concrete doelen en uitgangspunten van deze verordening zijn:

  • de historische binnenstad staat er in 2021-2022 kwalitatief verzorgd bij.

  • eigenaren van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden zijn verplicht hun pand in stand te houden (reeds in 2017 vastgelegd via Erfgoedverordening) en worden daar zo nodig op aangesproken.

  • planmatig onderhoud is de basis om kostbare en onnodige restauraties te voorkomen.

  • restauratie, grootonderhoud en cascoherstel zijn niet langer subsidiabel als dit het gevolg is van gebrek aan structureel en/of planmatig onderhoud.

  • “zoet” (financiële ondersteuning) en “zuur” (handhaving en toezicht) moeten in balans met elkaar zijn.

1.3 Financiering van de ambities

De ISV-systematiek was voor de aanpak van monumenten bijzonder effectief. Er werden immers tientallen panden per jaar gerestaureerd met rijksgeld. Het ISV 11 is met de afronding van de Stedelijke Vernieuwing eind 2015 beëindigd. Er is veel bereikt, maar er moet ook nog veel gebeuren.

Restauratie was de norm, maar planmatig onderhoud is vanzelfsprekend.

Essentieel van deze verordening is, dat de ambitie om voor de instandhouding van erfgoed de aandacht te verleggen van herstel achteraf, naar preventief onderhoud vooraf. Meer concreet: de aandacht verschuift van kostbare restauraties naar planmatig onderhoud. Daarom zal deze systematiek op termijn minder kostbaar zijn dan de oude restauratieregeling en ook binnen het bereik komen van hen die het onderhoud altijd al goed deden.

 1.4 Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing is vervallen

Deze Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda komt in de plaats van de Subsidieverordening Stedelijke Vernieuwing, die gelijktijdig met de vaststelling van deze nieuwe regeling is ingetrokken.

 1.5 Instandhoudingsregeling

Deze verordening beoogt de volgende onderdelen te regelen:

Basis-onderhoudsregeling:

  • 1.

    planmatige instandhouding van gemeentelijke monumenten en beeldbepalende panden

  • 2.

    ondersteuning van historisch onderzoek

  • 3.

    puienregeling t.b.v. esthetische kwaliteit van winkelpuien monumenten

aanvullende regelingen:

  • 4.

    gevelherstel ‘Gouda 750’ (tijdelijk: 2020-2021)

  • 5.

    wonen boven winkels

vangnetregelingen (laagrentende leningen):

  • 6.

    urgent, onuitstelbaar restauratiewerk

  • 7.

    herbestemming van urgente, langdurig leegstaande, waardevolle panden.

1.6 Systematiek van de instandhoudingsregeling

Deze verordening is modulair opgebouwd, zodat het mogelijk is onderdelen toe te voegen. Denk aan een nog te ontwikkelen module voor Duurzaamheid en Monumenten.

De verschillende onderdelen of modules kunnen indien gewenst door de raad inactief worden verklaard. Ook is het mogelijk om per onderdeel of module een NUL-besluit te nemen qua budget, waardoor de regeling an sich wel blijft bestaan, maar dan (tijdelijk) zonder de mogelijkheid om ook daadwerkelijk in te zetten om het betreffende onderdeel te stimuleren.

Als bijlagen zijn enkele richtlijnen toegevoegd om het (juridische) toetsingskader zo eenduidig en flexibel mogelijk te houden zonder daarvoor de verordening zelf steeds opnieuw te moeten vast stellen door de raad. De aanpassing van de richtlijnen is een collegebevoegdheid, eventueel met een mandaat naar de Directie Ruimtelijke Ontwikkeling.

1.7 Vangnetregeling

Kostbare restauraties passen principieel niet in de systematiek van de onderhoudsplannen. De kosten daarvan zijn nl. zó hoog dat deze niet passen binnen de bewust beperkte stimuleringsbudgetten van een onderhoudsregeling. Pas voor investeringen vanaf ca. € 15.000 kan het interessant en voordeliger zijn om gebruik te maken van laagrentende leningen. Dat kan soms via nationaal opererende organisaties, zoals het Nationaal Restauratiefonds en het Prins Bernhardfonds’ Cultuurfonds voor Monumenten. De ervaring leert dat de aldaar beschikbare budgetten snel uitgeput zijn. Daarom heeft Gouda een aanvullende vangnetregeling.

Het reeds beschikbare budget wordt via het SVn voor dit doel ingezet. De kosten en de ‘administratieve rompslomp’ kunnen op die manier tot het minimum worden beperkt.

2. Instandhoudingssubsidie

 

2.1 Planmatig onderhoud met Instandhoudingsplan

In de Erfgoedvisie zijn drie essentiële beleidsuitgangspunten voor de instandhouding van het Goudse erfgoed vastgelegd. Dit zijn:

  • Voorkomen is beter dan genezen,

  • Subsidie mag geen beloning zijn voor achterstallig onderhoud en

  • Elke eigenaar is zelf verantwoordelijk voor het onderhoud van zijn/haar pand.

 

Was bij het ISV restauratie nog de norm, in deze regeling is planmatig onderhoud vanzelfsprekend en uitgangspunt. Daarom is voor de instandhouding van erfgoed de aandacht verlegd van herstel achteraf, naar preventief onderhoud vooraf. Meer concreet: de aandacht verschuift van kostbare restauraties naar planmatig onderhoud. Omdat de eigenaar wordt ondersteund bij het onderhoud van zijn/haar eigendom worden kostbare restauraties voorkomen en zal deze regeling op termijn minder kostbaar blijken te zijn dan de oude restauratieregeling. Bovendien komt de financiële steun ook binnen het bereik van hen die het onderhoud altijd al goed uitvoerden.

Om zicht te kunnen houden op de staat van onderhoud is het verplichte lidmaatschap van de Provinciale Monumentenwacht een belangrijke voorwaarde voor subsidiëring; dit is incl. het regelmatig laten opstellen van onderhoudsrapportages als basis voor de meerjarenonderhoudsplannen. Om voor subsidie in aanmerking te komen moeten deze onderhoudsrapportages van de Monumentenwacht in afschrift naar de ODMH worden gestuurd.

2.2 Historisch onderzoek

Gouda ondersteunt eigenaren van beschermde gemeentelijke monumenten en ~beeldbepalende panden bij het laten uitvoeren van historisch onderzoek bij wijzigingen van hun gemeentelijk monument of ~ beeldbepalend pand, wanneer dit noodzakelijk is in het kader van een monumentenvergunning of een subsidieaanvraag.

 

Het belang van de geschiedenis voor hoe we nu en in de toekomst zullen leven, wordt algemeen erkend. Van die geschiedenis zijn er in onze omgeving nog tal van tastbare resten te zien en te beleven. Overal om ons heen vinden we gebouwen of gebieden die elementen van vroeger laten zien of in zich herbergen. Bij de instandhouding van erfgoedwaarden staat Gouda regelmatig voor de vraag: Hoe houden we bij het veranderen of beheren van een gebouw, complex van gebouwen of een gebied zo goed mogelijk rekening met de bouwkundige of landschappelijke geschiedenis? Er moet een verantwoorde keuze worden gemaakt. In veel gevallen is het dan het beste om een analyse van de bouw-, aanleg- en gebruiksgeschiedenis en een waardestelling te laten maken. Een uitgelezen manier daarvoor is het historisch onderzoek waarmee de juiste waarden te toetsen. In sommige gevallen is een dergelijk onderzoek zelfs verplicht in verband met een vergunning of subsidieaanvraag.

 2.3 Beeldkwaliteit winkelpuien

Gouda ondersteunt eigenaren van monumenten en beeldbepalende panden bij het herstel van verminkte winkelpuien of het vervangen van storende nieuwere winkelpuien om de esthetische kwaliteit van het beschermd stadsgezicht te verbeteren.

 

Helaas zijn er in loop der jaren steeds meer van deze bijzondere winkelpuien uit het straatbeeld verdwenen. Originele winkelpuien zijn, in veel gevallen vervangen door gevel-brede inspiratieloze etalagebakken, vaak gemaakt van goedkope materialen, ontworpen zonder enige vorm van architectonische samenhang met de rest van de gevel en/of het straatbeeld. Om de winkelruimte uit te breiden is bovendien vaak de vrije opgang naar de bovenstaande woningen verwijderd met leegstand van de bovenverdiepingen tot gevolg (zie paragraaf “Wonen boven winkels”). Visueel is bij veel panden ook de zo betekenisvolle percelering verdwenen door het simpel doortrekken van een pui bij het samenvoegen van een aantal kleinere winkels tot een grotere. (zie Richtlijn Samenvoegen Winkelpanden in het beschermd Stadsgezicht). Dit heeft tot onwenselijke esthetische oplossingen geleid. Andere puien zijn wel geheel of gedeeltelijk behouden, maar in de loop der tijd verstopt achter lagen goedkope beplating, rolluiken of reclameborden. Dit alles is zonde, omdat juist het karakter van de winkelpui niet alleen kenmerkend is voor de winkel en het (monumentale) pand zelf, maar ook het hele straatbeeld bepaalt. Dit omdat voetgangers, doorgaans recht vooruitkijkend, de stad doorlopen en daarbij regelrecht in contact staan met de puien en pas in latere instantie kijken naar de rest van de gevel daarboven.

 2.4 Gevelherstel ‘Gouda 750’

In 2022 viert Gouda 750 jaar stadsrechten. ‘Gouda 750’ wordt/is een feest van, met en door de Gouwenaars. In de aanloop naar deze mijlpaal investeert Gouda waar nodig in de historische binnenstad. Dat gebeurt onder andere door in te zetten op vitaal erfgoed en monumenten. Daaronder valt ook de aanpak van achterstallig onderhoud van monumentale en beeldbepalende panden in de binnenstad.

 

In 2018 is aan de hand van een uitgebreide schouw de onderhoudsstaat van de gevels in de binnenstad in beeld gebracht. Dit heeft een lijst opgeleverd, waarop de panden staan die in aanmerking komen op basis van urgentie. De lijst bevat een overzicht van de geconstateerde overtredingen en gebreken, zoals illegaal gebruik, illegale reclames en achterstallig onderhoud. Aan de hand van deze pandenlijst (en prioriteiten) worden de betrokken eigenaren benaderd op basis van het Stappenplan handhavingstraject instandhoudingsplicht 12 .

Dit handhavingstraject doorloopt globaal de volgende stappen:

  • a.

    signaleren en oriënterend onderzoek

  • b.

    gesprekken met eigenaar

  • c.

    technisch onderzoek en formele constateringbrief

  • d.

    vooraanschrijving

  • e.

    opleggen last onder dwangsom of onder bestuursdwang

  • f.

    invorderen last onder dwangsom of onder bestuursdwang.

  • g.

    eventuele juridische procedure en/of kostenverhaal in geval van bestuursdwang.

 

Bij gevallen waar sprake is van minder urgent achterstallig onderhoud of bij zogenaamde quick-wins, worden inmiddels eveneens contacten gelegd (minnelijk overleg).

Deze subsidieregeling richt zich op het herstel van gevels in de binnenstad (Gouda 750). De aanpak richt zich, in combinatie met een strakkere handhaving, op de instandhoudingswaarden en het onderhoud van gemeentelijke monumenten en andere beeldbepalende panden.

Deze Instandhoudingsregeling heeft een tijdelijk karakter en gaat uit van uitvoering in de jaren 2020 en 2021.

 2.5 Wonen boven winkels

Om de winkelruimte uit te breiden is in het verleden in veel gevallen de vrije opgang naar de bovenstaande woningen boven de winkels verwijderd met (langdurige) leegstand van de bovenverdiepingen tot gevolg.

In de afgelopen jaren zijn ruim 100 woningen op leegstaande verdiepingen gerealiseerd. Toch staan er nog steeds veel verdiepingen leeg. Dat is zorgelijk, want leegstand leidt tot achterstallig onderhoud en verval van het erfgoed. Om deze reden stimuleert Gouda de realisatie van woonruimte boven winkels. Dit komt de uitstraling en levendigheid van de binnenstad ten goede. Daarnaast betekent het meer sociale controle en daardoor meer veiligheid op straat. Het voorziet in een bijdrage aan de woningvoorraad en het is goed voor de winkels en horeca in de binnenstad. Kortom een positieve impuls voor de hele binnenstad.

De voorzieningen die primair nodig zijn: een zelfstandige woningentree vanaf de openbare weg en voorzieningen die nodig zijn voor de interne infrastructuur, zoals een trap en sanitair.

BIJLAGE I Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten erfgoed Gouda

Betreft bijlage als bedoeld in artikel 1.1 van de Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020

  • Deze richtlijn is, omwille van de uniformiteit, eenduidigheid en duidelijkheid, gebaseerd op de richtlijn die door het Rijk wordt gehanteerd voor de subsidiëring en financiering van het herstel van rijksmonumenten en waar nodig aangepast aan de specifieke situatie in de Gemeente Gouda.

  • De definitie of verklaring van de gehanteerde begrippen is te vinden in de Erfgoedverordening 2017, resp. de Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020 (Subsidieverordening).

  • Indien er verschil bestaat tussen de uitleg van de in deze richtlijn gehanteerde begrippen en die in de hiervoor genoemde verordeningen, dan geldt de definitie of verklaring uit die verordeningen.

1 Algemene bepalingen  

Bij de vaststelling van de hoogte van de subsidie wordt onderscheid gemaakt tussen “restauratie” en “cascoherstel”. Zie Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020.

1.1 Restauratieladder

De gemeente Gouda hanteert de Restauratieladder van de ERM bij het maken van de keuzes waarvoor eigenaar en andere betrokken partijen bij onderhoud, restauratie en aanpassing van monumenten voor komen te staan.

Restaureren heeft alleen zin als de monumentale waarden van het gebouw er ook echt mee in stand worden gehouden of worden versterkt. Tegelijkertijd tast elke ingreep, hoe klein ook, per definitie de cultuurhistorische waarden aan. Daarom is het uitgangspunt bij elk(e) restauratie en onderhoudswerk: 'zo veel als noodzakelijk is en zo weinig als mogelijk is.'

De Restauratieladder onderscheidt drie ingreepniveaus (laddertreden) van restaureren, aflopend in voorkeur. Behoud van de oorspronkelijke onderdelen staat altijd voorop. De keuze bij elke ingreep hangt af van de monumentale waarde van onderdeel, de gebruikerswensen en de beschikbare financiële middelen. Uiteraard hebben de keuzes ook invloed op het benodigde budget.

  • Laddertrede 1: Conserveren

  • Laddertrede 2: Reparatie

  • Laddertrede 3: Vernieuwen

1.2 Subsidiabele kosten

Waar in deze Richtlijn wordt gesproken over ‘instandhouding’, wordt gelet op artikel 1.1 van de Subsidieverordening zowel op onderhoud als op herstel gedoeld.

De Subsidieverordening richt zich primair op planmatig onderhoud waarmee verval van beschermde monumenten en kostbare restauraties kunnen worden voorkomen. Door op normaal onderhoud afgestemde subsidiabele kosten, zal subsidiëring van (deel)restauraties of grote ingrepen in de praktijk niet mogelijk zijn. Niettemin is in deze Richtlijn geen onderscheid gemaakt in onderhoud en restauratie.

De vaststelling van de subsidiabele kosten vindt primair plaats op basis van het bepaalde in de Subsidieverordening.

In de praktijk zullen een gebrek aan urgentie, resp. het maximumbedrag aan subsidiabele kosten de indiening van onderhoudsplannen belemmeren.

1.3 Wat te doen bij twijfel over monumentale onderdelen of waarden?

Over de monumentale waarden van de betrokken onderdelen mag geen twijfel bestaan. De monumentenadviseur van de ODMH treedt daarbij op als eerste aanspreekpunt. Bij twijfel beslist de Erfgoedafdeling van de Gemeente Gouda, zo nodig op advies van de Commissie Cultuurhistorie.

1.4 Wat is subsidiabel?

Subsidiabel zijn:

De kosten van activiteiten, zoals vastgesteld in artikel 1.5 van de Subsidieverordening, zijn subsidiabel onder voorwaarde dat de werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen:

  • urgent moeten zijn;

  • technisch noodzakelijk zijn;

  • sober en doelmatig zijn;

  • strekken tot instandhouding van het monument en zijn monumentale waarden;

  • gericht zijn op maximaal behoud van aanwezige monumentale waarden, in het bijzonder historische materialen en constructies;

  • voor zover gericht op reconstructie, gewenst zijn ter versterking van de monumentale waarden en de instemming van de gemeente hebben.

1.5 Wat is NIET-subsidiabel?

Niet-subsidiabel zijn – aanvullend op het bepaalde in de Subsidieverordening – de kosten van werkzaamheden, maatregelen en voorzieningen:

  • a.

    die reeds aangevangen of voltooid zijn vóór de subsidieverlening,

  • b.

    die zijn gericht op comfortverbetering of verfraaiing (adaptief en additief onderhoud),

  • c.

    die het funderingsherstel betreffen. Funderingen vallen weliswaar onder casco, echter de funderingsschade als gevolg van de zakkende bodem valt buiten het bereik de Subsidieverordening.

1.6 Wat is restaureren van monumentale onderdelen?

Betreft het bovennormaal onderhoud van in het gemeentelijk erfgoedregister beschreven bouwonderdelen, aangevuld met monumentale onderdelen die naar aanleiding van het bezoek ter plaatse door de gemeente worden vastgesteld:

  • 1.

    kozijnen en ramen (met roedeverdeling, schuiframen met contragewichten, historisch glas, hang- en sluitwerk en dergelijke);

  • 2.

    geornamenteerde deuren met lijstwerk; versieringen en deuromlijstingen;

  • 3.

    opgeklampte deuren en luiken;

  • 4.

    puien met lijstwerk en/of ornamenten;

  • 5.

    bijzondere metselverbanden in gevels en voegwerk (knip- of snijvoeg);

  • 6.

    gecompliceerde versieringen in baksteen, natuursteen en stucwerk;

  • 7.

    historisch waardevol stucwerk;

  • 8.

    geprofileerde kroonlijsten, daklijsten en gootlijsten;

  • 9.

    rieten daken, leien daken, metalen daken en daken met bijzondere pannen;

  • 10.

    historisch waardevolle kapconstructies inclusief goten;

  • 11.

    historisch waardevolle interieuronderdelen;

  • 12.

    groene, historisch waardevolle buitenruimten.

1.7 Wat is bouwtechnisch herstellen van het casco?

Betreft werkzaamheden aan alle gebouwonderdelen die - ter ondersteuning van de monumentale onderdelen - de hoofdconstructie van het pand betreffen en noodzakelijk zijn om het monument of de monumentale onderdelen daarvan in stand te houden:

 

  • A.

    het herstel van dragende gevels en dragende muren waaronder onder meer wordt verstaan het vervangen van steens of halfsteens metselwerk of spouwmuren

    • en in samenhang hiermee:

    • het vervangen van buitenkozijnen met vulling en

    • het vervangen van lateien;

 

  • B.

    het herstel van vloerconstructies, waaronder onder meer wordt verstaan het slopen van plinten en houten vloerdelen of natuurstenen platen; het vervangen van balken of het waterpas stellen van bestaande balken of natuurstenen vloeren;

    • en in samenhang hiermee:

    • het aanpassen oplegging en nis voor balken;

    • het aanbrengen van (nieuwe) balken en/of (nieuwe) vloeren of vloerdelen;

    • het aanbrengen van een nieuwe vloerconstructie met ander volgens geldende voorschriften toegestaan bouwmateriaal;

    • het aanbrengen van nieuwe plinten;

    • het noodzakelijk aanbrengen van een constructieve betonvloer op isolatie en waterkerende folie;

    • het vervangen van balkons; en het vervangen van trappen;

  • C.

    het herstel van kap-/dakconstructies, waaronder onder meer wordt verstaan het repareren en/of vernieuwen van de kapconstructie, gordingen, muurplaten, spant(en)

    • en in samenhang hiermee:

    • het afhalen en aanbrengen van pannen of bitumineuze dakbedekking;

    • het afhalen van panlatten, tengels en dakbeschot en aanbrengen (zo nodig vernieuwen);

    • het vernieuwen van goten;

    • het vernieuwen van schoorstenen per m’ kanaal;

  • D.

    het herstel van dakbedekking, waaronder onder meer wordt verstaan:

    • het afhalen en aanbrengen van pannen of bitumineuze dakbedekking;

    • het afhalen en aanbrengen (zo nodig vernieuwen) van panlatten, tengels en dakbeschot;

    • het vernieuwen van goten en het vernieuwen van schoorstenen per m’ kanaal.

2 Uitwerking

2.1 Algemeen

In hoofdstuk 1 staan algemene bepalingen ten aanzien van subsidiabele kosten. Deze bepalingen gelden voor alle in hoofdstuk 3 van deze richtlijn genoemde subsidiabele kosten.

 

  • A.

    Indeling werkzaamheden

    Met deze bijlage ‘Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten Gouda’ (hierna: Richtlijn) wordt gestreefd naar een efficiënte afhandeling van subsidieaanvragen en subsidievaststellingen. Daartoe is aangesloten bij de indeling van werkzaamheden bij de reeds bestaande ‘STABU-hoofdcodering’. STABU staat voor Standaardbestek voor de Burger- en Utiliteitsbouw. Deze Richtlijn is gebaseerd op dezelfde codering als STABU. Voor specifieke werkzaamheden, die niet of onvoldoende in de STABU-hoofdcodering voorkomen, is een nieuwe codering toegevoegd. Dit is bijvoorbeeld gebeurd voor werktuigbouwkundige installaties, ‘klinkende’ onderdelen van monumenten (zoals orgels) en ‘groene’ monumenten (zoals parken en tuinen) en beplanting op archeologische monumenten. In het instandhoudingsplan, met name in de werkomschrijving of het bestek en in de begroting, moeten de onderdelen zoals genoemd in deze Richtlijn terug te vinden zijn.

 

  • B.

    Kostenposten

    Kosten van werkzaamheden die niet zijn opgenomen in de Richtlijn komen niet voor subsidieverlening in aanmerking. In een aantal gevallen is aangegeven welke kosten niet subsidiabel zijn. Deze niet-subsidiabele kostenposten zijn telkens bedoeld ter verduidelijking en als afbakening om aan te geven waar de grens tussen subsidiabel en niet-subsidiabel ligt, maar zijn niet limitatief. Indien is aangegeven dat kosten niet-subsidiabel zijn in het kader van de Subsidieverordening kunnen deze kosten wel subsidiabel zijn op grond van een andere Subsidieverordening. Met name bij groene monumenten is deze beperking toegevoegd, om budgettaire redenen. In deze gevallen kunnen de werkzaamheden op zich dus wel belangrijk zijn voor de instandhouding van monumentale waarden.

  • 2.2

    Behoud van monumentale waarden centraal

    Alleen de werkzaamheden die direct verband houden met de instandhouding van de monumentale waarden van het beschermd monument worden gesubsidieerd. Uit de aard der zaak wordt de hoofdstructuur (het casco, zie hoofdstuk 1 van deze Richtlijn) van het monument daartoe gerekend, maar ook bijvoorbeeld vaste interieuronderdelen en monumentale installaties. Een en ander neemt niet weg dat werkzaamheden niet altijd noodzakelijk zullen zijn (urgentie) en dus ook niet altijd zonder meer subsidiabel zullen zijn. Zo zal bijvoorbeeld herstel van voegwerk dat technisch gezien nog goed is, niet subsidiabel zijn. Het onderhoud van niet-monumentale verwarmingsinstallaties, elektrotechnische en andere installaties is evenmin subsidiabel.

  • 2.3

    Technisch noodzaak, sober en doelmatig en urgentie

    De werkzaamheden moeten strekken tot instandhouding van het beschermd monument of het zelfstandig onderdeel daarvan, ze moeten sober, doelmatig en technisch noodzakelijk zijn én gericht op maximaal behoud van monumentale waarden.

    Het is uiteindelijk ter beoordeling van het college van burgemeester en wethouders of aan onderstaande uitgangspunten wordt voldaan. Een instandhoudingsplan wordt op deze punten getoetst aan de hand van de bevindingen in het inspectierapport en detailfoto’s van de gebreken enerzijds en de in het plan opgenomen werkzaamheden anderzijds.

 

  • A.

    Technische noodzaak

    Bij (materiaal)technisch noodzakelijk gebleken vervanging dienen de nieuwe onderdelen in materiaal, vorm, detaillering, uitvoering, afwerking én kwaliteit zoveel mogelijk overeen te komen met de afkomende, te vervangen onderdelen. Van geval tot geval zal een gedegen afweging moeten plaatsvinden of onderdelen of elementen gereconstrueerd mogen en kunnen worden en zo ja op welke manier.

 

  • B.

    Sober en doelmatig

    Sober en doelmatig houdt in dit verband in dat de werkzaamheden gericht moeten zijn op maximaal behoud van monumentale waarden, dat ze op een vakkundige wijze worden uitgevoerd en dat met de werkzaamheden verval en vervolgschade worden voorkomen. Behoud gaat hierbij vóór herstel, herstel vóór vervanging en vervanging vóór reconstructie. Het reconstrueren van monumenten is in beginsel niet subsidiabel.

 

  • C.

    Urgente werkzaamheden

    De blijkens het inspectierapport meest urgente werkzaamheden zullen normaal gesproken in het plan moeten zijn opgenomen. Is dat niet het geval en wordt subsidie gevraagd voor andere werkzaamheden, dan zal dit in de aanvraag moeten worden onderbouwd. Om het plan als doelmatig te kunnen aanmerken, zal de eigenaar moeten verklaren dat de niet opgenomen urgente werkzaamheden wel worden uitgevoerd en wanneer ze zijn gepland. Als voorbeeld kan dienen een aanvraag in het kader van de Subsidieverordening, een onderhoudsregeling. Indien het plan betrekking heeft op andere dan de meest noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden of op restauratie, zal de aanvrager moeten verklaren dat óók het noodzakelijke onderhoud in de desbetreffende planperiode zal worden uitgevoerd.

2.4 Groene monumenten

De subsidiabele instandhoudingskosten voor groene monumenten zijn samengebracht in paragraaf 92 van hoofdstuk 3. Daarnaast is ook de paragraaf 01 van hoofdstuk 3 van toepassing. De overige paragrafen van hoofdstuk 3 zijn niet van toepassing op groene monumenten.

Niet alle voor de instandhouding noodzakelijke kosten kunnen op grond van de Subsidieverordening worden gesubsidieerd. Er moeten prioriteiten worden gesteld. Er wordt onderscheid gemaakt tussen subsidiabel onderhoud, niet-subsidiabel onderhoud en restauratie. Subsidiabel op grond van de Subsidieverordening zijn onderhoudswerkzaamheden met ‘prioriteit 1’. Het betreft onderhoudswerkzaamheden aan de hoofdstructuur en de aantoonbare kernwaarden (hoofdkarakteristiek) van groene monumenten. Onderhoudswerkzaamheden met ‘prioriteit 2’ en restauratiewerkzaamheden zijn niet-subsidiabel op grond van de Subsidieverordening.

2.5 Interieur

Voor zover het werkzaamheden aan het interieur van het monument betreft, wordt het volgende opgemerkt. In deze Richtlijn is bij de subsidiabele kosten niet steeds onderscheid gemaakt tussen kosten van werkzaamheden aan de buitenkant van een monument en van werkzaamheden aan de binnenkant van een monument. Uitgangspunt is dat kosten die betrekking hebben op werkzaamheden aan de binnenkant van een monument, slechts subsidiabel zijn indien die werkzaamheden strekken tot behoud van de monumentale waarde van het monument of bijvoorbeeld om constructieve reden (cascoherstel) noodzakelijk zijn. Zo zal het ‘witten’ van binnenmuren in de meeste gevallen niet subsidiabel zijn, omdat dit niet noodzakelijk is voor de bescherming van de monumentale waarde of een constructieve noodzaak heeft. Dit type schilderwerk is wel subsidiabel, indien dit uitgevoerd wordt in combinatie met andere subsidiabele werkzaamheden, zoals pleisterwerk dat om constructieve of technische redenen vervangen moet worden.

Of interieuronderdelen daadwerkelijk monumentale waarden bezitten, dient, voor zover mogelijk, beoordeeld te worden aan de hand van hetgeen vermeld is in de omschrijving van het beschermd monument in het monumentenregister. Op basis van het bepaalde in paragraaf 1.3. kan in het kader van de vaststelling van de subsidiabele kosten aan bepaalde onderdelen monumentale waarde wordt toegekend.

Het interieur van een beschermd monument bestaat uit vaste en losse onderdelen. Het Burgerlijk Wetboek (art. 3:4) is bepalend voor de vraag of iets kan worden aangemerkt als vast interieuronderdeel van een gebouw. De vuistregels zijn in dit verband grofweg: is iets hecht verbonden met het gebouw of maakt iets het gebouw als gebouw compleet.

 

Ten aanzien van de fysieke hechtheid van de verbinding werd in het verleden ook wel gesproken van ‘aard- en nagelvast’. Hierbij kan worden gedacht aan vloeren, plafonds, schouwen en betimmeringen, hecht verankerd (kerk)meubilair, maar ook aan wandbespanningen en geschilderd behangsel. Voor de vraag of een gebouw incompleet is, moet worden gekeken of het gebouw zonder het interieuronderdeel als gebouw incompleet – onaf – is. Voorbeelden van dit soort interieuronderdelen zijn deuren (die betrekkelijk eenvoudig uit hun hengsels zijn te lichten) en wandafwerkingen, aangebracht op of voor onafgewerkte muurvlakken, die zonder beschadiging zijn te verwijderen. Het gaat hierbij overigens om het gebouw en niet zozeer om de functie die het heeft. Het ontbreken van een object dat van belang is voor de functie, bijvoorbeeld voor de eredienst in een kerkgebouw, maakt dit gebouw niet incompleet. Voor zover vaste interieuronderdelen van belang zijn voor de monumentale waarde van het beschermd monument, zijn de kosten van werkzaamheden aan deze onderdelen in beginsel subsidiabel.

 

Bij losse interieuronderdelen (veelal de inrichting) kan gedacht worden aan gebruiksvoorwerpen, gordijnen, kandelaars, los meubilair, kerkschatten, schilderijen en tapijten. Losse interieuronderdelen en de werkzaamheden daaraan, zijn niet subsidiabel.

 

Hiermee is uiteraard niet gezegd dat losse voorwerpen en objecten niet van waarde kunnen zijn in relatie tot het beschermd monument. Hiervan is namelijk in veel gevallen sprake, zoals ook blijkt uit veel omschrijvingen van beschermde monumenten in het monumentenregister.

2.6 Veiligheid

De Arbeidsomstandighedenwet stelt eisen met betrekking tot veiligheid, gezondheid en welzijn van degenen die met de uitvoering van werk belast zijn. Deze wet is ook van toepassing op restauratiewerkzaamheden.

 

Er moeten zogenoemde Arbo-voorzieningen worden getroffen om risico’s zo veel mogelijk te beperken. Met betrekking tot de instandhouding van monumenten wordt onderscheid gemaakt tussen tijdelijke bouwplaatsvoorzieningen (steigers, dakrandbeveiliging, en dergelijke) en voorzieningen van meer permanente aard (zoals ladder- en veiligheidshaken, loopbruggen, luiken en verlichting).

De tijdelijke bouwplaatsvoorzieningen zijn uitsluitend nodig, indien ingrijpende werkzaamheden moeten worden uitgevoerd. In de regel wordt hiervoor een (hoofd)aannemer ingeschakeld. Het treffen van de benodigde tijdelijke voorzieningen valt onder de verantwoordelijkheid van de aannemer (zie hoofdstuk 3, paragrafen 01.04 en 01.05).

 

Het komt vaak voor dat delen van monumenten zeer moeilijk of niet bereikbaar zijn zonder een hoogwerker, kraan of steiger. Om reguliere inspecties en werkzaamheden goed en veilig te kunnen uitvoeren is het in zo’n situatie noodzakelijk voorzieningen van meer permanente aard aan te brengen om die gedeelten steeds gemakkelijk te kunnen bereiken. Hoewel zelden een verfraaiing, zijn Arbo-voorzieningen noodzakelijk om monumenten in stand te kunnen blijven houden. Het aanbrengen, mits tot een minimum beperkt en deskundig uitgevoerd, is dan ook subsidiabel (zie hoofdstuk 3, paragrafen 32, 33 en 70).

2.7 Indieningsvereisten bij grotere ingrepen

In geval van een instandhoudingsplan voor ingrijpende werkzaamheden moeten meer stukken bij de subsidieaanvraag gevoegd worden dan bij normaal onderhoud. Het kan hierbij gaan om tekeningen en specialistische rapporten.

 

De tekeningen worden onderscheiden in: opnametekeningen (bestaande toestand en gebrekentekeningen), plantekeningen (nieuwe toestand, hoe de gebreken worden verholpen, of welke wijzigingen worden aangebracht) en aanvullende tekeningen (zoals doorsneden, principedetails en werktekeningen).

Het vervaardigen van tekeningen behoort bij het opstellen van een plan voor restauratiewerkzaamheden en andere grotere ingrepen en is in dat kader subsidiabel (zie hoofdstuk 3, paragraaf 01.04 van de Richtlijn bij ‘architecten-/plankosten’).

 

Diverse specialistische werkzaamheden worden in de planvorming niet door de (restauratie)architect uitgevoerd, maar door andere specialisten. In dit verband kan gedacht worden aan adviezen op bouwfysisch, constructief of installatietechnisch gebied, aan bouwhistorisch- of interieuronderzoek, aan beeldhouwwerk, bijzonder schilderwerk en werkzaamheden aan installaties en interieur en aan specialistische werkzaamheden ten behoeve van groene of archeologische monumenten (zoals het opstellen van tuinhistorische adviezen of adviezen over grondmechanica en het maken van bodem- en geochemische analyses). Dergelijke werkzaamheden door derden (zoals adviseurs, onderzoekers en restauratoren) zijn subsidiabel, mits ze noodzakelijk zijn en geadviseerd of voorgeschreven dan wel vooraf goedgekeurd zijn door het college van burgemeester en wethouders (zie hoofdstuk 3, paragraaf 01.04, onder ‘overige kosten’).

2.8 Voorzieningen en apparatuur

In specifieke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders adviseren of voorschrijven om voorzieningen te treffen dan wel apparatuur te installeren. Daarbij kan gedacht worden aan beschermende voorzieningen voor gevels, gebrandschilderde ramen, houten of natuurstenen vloeren, aan reiniging en/of behandeling van gevels en beeldhouwwerken of aan het aanbrengen van vogel- en ongedierte werende voorzieningen.

 

Voorts kan het gaan om het plaatsen van installaties voor klimaatbeheersing, bliksemafleiding, inbraakbeveiliging of brandmelding.

 

Het kan ook zijn dat in vooroverleg over een instandhoudingsplan een dergelijke voorziening of installatie door het college van burgemeester en wethouders is geadviseerd. Indien het college van burgemeester en wethouders adviseert of voorschrijft de voorziening te treffen of de apparatuur te installeren, zijn de kosten daarvan subsidiabel.

2.9 Zelfwerkzaamheid

Voor de instandhouding van een monument is specifiek vakmanschap doorgaans onontbeerlijk. De regelgeving biedt een eigenaar van een monument de ruimte om instandhoudingswerkzaamheden geheel of gedeeltelijk zelf uit te voeren of door eigen personeel te laten uitvoeren in het kader van een door hem gedreven onderneming

(zie hoofdstuk 3, paragraaf 01.04).

 

In het algemeen geldt dat de kosten van ‘zelfwerkzaamheid’ alleen dan subsidiabel zijn indien de eigenaar achteraf kan aantonen (bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring) hoeveel uren door hemzelf of zijn personeel binnen het kader van een door hem gedreven onderneming zijn besteed aan subsidiabele werkzaamheden. Uren die zijn besteed buiten het kader van de door hem gedreven onderneming gelden als ‘doe-het-zelf’-uren en zijn niet subsidiabel.

2.10 Meerwerk

Tijdens de uitvoering van het instandhoudingsplan kunnen onverwacht gebreken aan het licht komen, waardoor extra werkzaamheden noodzakelijk zijn om het beschermd monument in stand te kunnen houden. Mits het subsidiabele instandhoudingswerkzaamheden betreft, kan de begrotingspost ‘onvoorzien’ voor de dekking hiervan gebruikt worden. De systematiek van de Subsidieverordening laat het tussentijds verhogen van de subsidie voor dergelijk meerwerk niet toe.

2.11 Informatie en toegang voor publiek

Kosten die verband houden met het geven van informatie aan bezoekers, zoals het aanbrengen of vernieuwen van richting- en informatieborden, zijn niet subsidiabel. Ook kosten die verband houden met het toegankelijk maken of ontsluiten van een monument voor het publiek zijn niet subsidiabel. Het betreft kosten, gerelateerd aan het vergroten van het draagvlak voor beschermde monumenten, die niet direct noodzakelijk zijn voor de instandhouding ervan.

3 Subsidiabele kosten

00. ALGEMEEN  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de coördinatievergoeding van de (hoofd)aannemer tot een maximum van 3% van de kosten van die subsidiabele werkzaamheden, die apart aanbesteed worden.

01 VOOR HET WERK GELDENDE VOORWAARDEN  

01.02 ADMINISTRATIEVE BEPALINGEN

 

Keuring van materialen, bouwstoffen en grond:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het keuren van te verwerken materialen, bouwstoffen (zoals natuursteen en leien) en grond, mits de keuring noodzakelijk is en wordt uitgevoerd door een bekwaam keuringsinstituut.

 

01.03 VERZEKERINGEN

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de premie van een Casco All Risks-verzekering (CAR) tot een maximum van 0,4% van de subsidiabele kosten.

 

01.04 VERREKENING WIJZIGING KOSTEN EN PRIJZEN

 

Aannemerskosten:

De subsidiabele aannemerskosten zijn onder te verdelen naar:

  • +

    de te verwerken materialen op grond van deze Richtlijn,

  • +

    de loonkosten van het aannemerspersoneel op basis van hoofdstuk 4, paragraaf 4,

  • +

    de werkzaamheden uitgevoerd door onderaannemers,

  • +

    in geval van ingrijpende werkzaamheden, de opslagkosten voor een bouwplaats (algemene bouwplaatskosten ABK, algemene kosten AK en winst en risico W&R) tot een maximum van 20% op basis van hoofdstuk 4, paragraaf 5,

  • +

    stelposten en verrekenposten,

  • +

    onvoorziene werkzaamheden tot een maximum van 5%.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    precario en andere gemeentelijke heffingen,

  • -

    heffingen voortkomend uit onder andere milieuverordeningen,

  • -

    renteverlies, financiering, notaris, afsluitprovisie en dergelijke.

 

Zelfwerkzaamheid:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de te verwerken materialen, de afschrijving dan wel huur van het benodigde materieel, de arbeidsuren van de eigenaar en/of zijn personeel, mits die ten behoeve van werkzaamheden aan zijn monument zijn gemaakt in het kader van een door hem gedreven onderneming en ze achteraf kunnen worden aangetoond (bijvoorbeeld door middel van een accountantsverklaring).

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    de arbeidsuren van de eigenaar en/of vrijwilliger die zelf instandhoudingswerkzaamheden verricht (de ‘doe-het-zelf’-uren van de eigenaar en/of vrijwilliger).

 

Architecten-/plankosten:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het opstellen van het instandhoudingsplan met de daarbij behorende stukken (zoals plan, begroting, werkomschrijving en eventuele tekeningen) tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld in hoofdstuk 4, paragraaf 1.

 

Begeleidingskosten:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het begeleiden van de uitvoering van de werkzaamheden – bestaande uit het jaarlijks opstellen van het jaarprogramma, het opvragen van offertes, de prijsvorming en het verstrekken van de opdrachten, de begeleiding en controle tijdens de uitvoering, de oplevering van het uitgevoerde werk en de financiële verantwoording – tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld in hoofdstuk 4, paragraaf 2.

 

Overige kosten:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    abonnementen zoals op/voor:

  • +

    de Monumentenwacht dan wel een vergelijkbare organisatie (inclusief de kosten van het inspecteren en uitvoeren van noodreparaties en het treffen van noodmaatregelen om verdere degradatie te voorkomen),

  • +

    de controle van de bliksembeveiligingsinstallatie,

  • +

    de controle van de brandbeveiligingsinstallatie.

  • +

    accountantsonderzoek en -verklaring, mits bij de beschikking tot subsidieverlening opgelegd, tot een maximumbedrag van € 5.000,

  • +

    bouw- en kleurhistorisch onderzoek,

  • +

    tuinhistorisch onderzoek, inhoudende een chronologische weergave van de geschiedenis met bronvermelding, historische afbeeldingen, historisch kaartmateriaal en fasekaarten, e.e.a. als uitgangspunt voor het beheerplan,

  • +

    specifieke onderzoeken, zoals voor gebouwde monumenten:

    • bouwfysisch onderzoek (onder andere naar vocht- en zoutproblemen),

    • constructie-/bouwtechnisch onderzoek,

    • werktuigbouwkundig onderzoek,

  • +

    en voor archeologische monumenten:

    • beperkt booronderzoek,

    • bodem- en geochemische analyse,

    • grondmechanisch onderzoek,

  • +

    nulmeting monitoring.

  • +

    specialistische werkzaamheden door derden, zoals voor:

    • beeldhouwwerk,

    • bijzonder schilderwerk,

    • werkzaamheden aan installaties,

    • advisering inzake specifieke onderwerpen en/of problemen.

 

Legeskosten:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    leges betreffende de omgevingsvergunning tot een maximum van 1,5% van de subsidiabele kosten.

 

Omzetbelasting/btw:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de omzetbelasting/btw tot een maximum van 21%, tenzij deze fiscaal verrekenbaar is. Tussentijdse aanpassing van de btw-percentages wordt in deze beschouwd als meer- of minderwerk.

 

Prijsindexering:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de prijsindexering tot een maximum van 3% per jaar (cumulatief).

 

01.05 TEKENINGEN EN BEREKENINGEN

Aanvullende tekeningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het vervaardigen van aanvullende detail- en/of uitvoerings-/werktekeningen tot een maximum overeenkomstig de tabel, bedoeld in hoofdstuk 4, paragraaf 3, mits dergelijke tekeningen nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag dan wel voor de correcte uitvoering van het plan.

Overige bescheiden:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het opstellen/vervaardigen van overige bescheiden zoals rapporten met opname en/of advies inzake bouwfysische of constructieve problemen of problemen met de waterhuishouding of de bodem (bijvoorbeeld van grondmechanische of geochemische aard), mits dergelijke bescheiden nodig zijn voor de beoordeling van de aanvraag.

 

01.06 ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN

 

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    aanleg en onderhoud van Arbo-voorzieningen van meer permanente aard ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden. Hiervoor wordt verwezen naar de paragrafen 32, 33, 70 en 84. Tijdelijke Arbo-voorzieningen op de bouwplaats vallen onder de verantwoordelijkheid van de aannemer (zie hoofdstuk 3, paragraaf 01.04 en 01.05).

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    Arbo-voorzieningen welke verband houden met het verkrijgen en/of behouden van een

  • -

    gebruiksvergunning (zoals afscheidingen, hekken, trappen en verlichting).

05. BOUWPLAATSVOORZIENINGEN  

Groot materieel:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het inzetten van groot materieel (zoals bij voorbeeld damwanden, hijskranen, rijplaten en steigers), dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden,

  • +

    het inzetten van paardentractie.

10. STUT- EN SLOOPWERK  

Saneringen en verwijderingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het (tijdelijk) verwijderen van materialen c.q. onderdelen, die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de instandhoudingswerkzaamheden, inclusief het daarvoor in te zetten materieel (zoals containers).

 

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het saneren en/of verwijderen van materialen, onderdelen en/of constructies vervuild met of door asbest,

  • -

    het maken van doorbraken en overige werkzaamheden voor zover voortvloeiend uit comfortverbetering en/of veranderd gebruik.

 

Stut en stempelwerk:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    stut- en stempelwerk tijdens de werkzaamheden.

 

Beschermende voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    beschermende voorzieningen voor monumentale onderdelen (zoals het voor en/of tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dichtleggen van een dak, afdekken van een vloer en inpakken van het orgel en meubilair, of het beschermen van bomen).

12. GRONDWERK  

Civiele werken, uitgezonderd groene monumenten:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het schoon en op diepte houden van grachten, watergangen en vijvers (zie ook hoofdstuk 3, paragraaf 17),

  • +

    de instandhouding van aard- en waterwerken (zie ook hoofdstuk 3, paragraaf 17).

Voor werkzaamheden aan hierbij behorende onderdelen van bouwkundige en/of werktuigbouwkundige aard wordt verwezen naar de desbetreffende paragrafen.

14. BUITENRIOLERING EN DRAINAGE  

Riolering en drainage;

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding en zo nodig vernieuwing van de aansluitingen van de hemelwaterafvoeren op de (hoofd)riolering, tot maximaal één meter uit de gevel van het monument,

  • +

    de instandhouding en zo nodig vernieuwing van de riolering, voor zover ten behoeve van de hemelwaterafvoeren, tot maximaal één meter uit de gevel van het monument,

  • +

    aanleg en onderhoud van drainage ten behoeve van een adequate waterafvoer.

15. TERREINVERHARDINGEN  

Bestrating:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van bestrating, (zoals straten, paden en stoepen), en het periodiek voorzien van een nieuwe top- of verhardingslaag (keien, klinkers, en dergelijke),

  • +

    het herstel van de bestrating na werkzaamheden aan hemelwaterafvoeren, riolering en drainage als genoemd in hoofdstuk 3, paragraaf 14.

16. BEPLANTING OP ARCHEOLOGISCHE MONUMENTEN  

Zie paragraaf 92 voor de subsidiabele kosten ten aanzien van groene monumenten.

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de aanschaf en het leggen van ondiep wortelende grondbedekkende vegetatie zoals grassen heideplaggen,

  • +

    de aanschaf en het planten van bomen en struiken, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door Burgemeester en Wethouders,

  • +

    het inzaaien van ondiep wortelende grondbedekkende vegetatie zoals gras en heide,

  • +

    het maaien en het afvoeren of het ter plaatse verwerken van het maaisel,

  • +

    het rooien en afzetten van bomen en struiken,

  • +

    het afvoeren van rooi-afval en valhout,

  • +

    het uitfrezen van boomstobben, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door Burgemeester en Wethouders.

17. TERREININRICHTING (UITGEZONDERD GROENE MONUMENTEN)  

Zie hoofdstuk 3, paragraaf 92 voor de subsidiabele kosten ten aanzien van groene monumenten.

Deze paragraaf betreft diverse bouwkundige en weg- en waterbouwkundige elementen. Deze

kunnen zelfstandig beschermd zijn of onderdeel uitmaken van een andere historische aanleg

dan een groen monument, of zijn aangebracht ten behoeve van de instandhouding van een

beschermd archeologisch monument.

 

Bouwkundige elementen (geen gebouw zijnde):

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van bouwkundige elementen zoals grafzerken, hekwerken, lantaarns, pergola’s, standbeelden, veeroosters, veewering, vlonders en zonnewijzers,

  • +

    vervanging van dergelijke bouwkundige elementen indien herstel niet meer mogelijk is.

Voor omvangrijke metsel-, smeed- en timmerwerkzaamheden aan bouwkundige elementen wordt verwezen naar hoofdstuk 3, paragrafen 22, 43 en 45.

 

Bruggen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van bruggen die deel uitmaken van de aanleg (bijvoorbeeld de wandeling),

  • +

    vervanging van bestaande bruggen indien herstel niet meer mogelijk is,

  • +

    het aanbrengen van een eenvoudige houten loopbrug, indien de verbinding van belang is voor de aanleg en de voorganger geheel verdwenen is.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    reconstructie van een geheel verdwenen brug.

 

Civiele werken:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van aardwerken zoals greppels, heuveltjes, motteheuvels, taluds, terrassen, vliedbergen en dergelijke, met inbegrip van het maaien van taluds (maximaal vier keer per jaar),

  • +

    de instandhouding of vervanging van afdekmaterialen (zoals worteldoek) of kunstwerken ter bescherming van het beschermd archeologisch monument,

  • +

    de instandhouding van molenbergen, molenerven en molenwerven voor zo ver gelegen binnen een cirkel met het hart van de molen als middelpunt en een middellijn die gelijk is aan die van het wieken-kruis dan wel tot maximaal zes meter uit de buitengevel van de watergedreven molen,

  • +

    het herstel van reliëf door het aanvullen van terreingedeelten die aan erosie of inklinking onderhevig zijn geweest,

  • +

    het opbrengen van een afdekkende (grond)laag op het beschermd archeologisch monument, mits geadviseerd dan wel vooraf goedgekeurd door Burgemeester en Wethouders,

  • +

    het opvullen van gaten, ontgravingen en rijsporen.

Voor werkzaamheden aan hierbij behorende onderdelen van bouwkundige en/of werktuigbouwkundige

aard wordt verwezen naar hoofdstuk 3, paragrafen 21, 22, 24, 25, 43 en 90.

 

Waterpartijen en waterlopen inclusief bijbehorende stuwen en duikers, waterpeilen en waterkwaliteit:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de aanleg en instandhouding van hydrologische werken, aangebracht ten behoeve van de instandhouding van het beschermd archeologisch monument,

  • +

    de instandhouding van waterlopen van poldermolens en watergedreven molens met de vanouds daarbij behorende elementen en onderdelen (zoals krooshekken, lossluizen, beschoeiingen, stuwen en wachtdeuren) binnen een cirkel met het hart van de molen als middelpunt en een middellijn die gelijk is aan die van het wiekenkruis dan wel tot maximaal zes meter uit de buitengevel van de watergedreven molen,

  • +

    het uitbaggeren van sloten en vijvers, inclusief het afvoeren en/of tijdelijk opslaan van de uitkomende bagger in depot en het afwerken van het depot na inklinking, mits met gesloten grondbalans,

  • +

    het opschonen van windhoeken (het plaatselijk verwijderen van opgehoopt blad en takhout),

  • +

    het verwijderen van overmatige plantengroei,

  • +

    de instandhouding en het werkzaam houden van duikers en stuwen,

  • +

    het aanbrengen van nieuwe, eenvoudige duikers, overstorten, stuwen, gemaaltjes en pompen, die naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders nodig zijn voor het handhaven of verbeteren van het waterpeil.

20. FUNDERINGSPALEN EN DAMWANDEN  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van funderingspalen en/of damwanden (hout, beton of staal),

  • +

    de vervanging dan wel het aanbrengen van funderingspalen en/of damwanden (hout, beton of staal).

21 BETONWERK  

Betonconstructies:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van betonconstructies (zoals wanden, vloeren, daken, kolommen, liggers, portalen, consoles, balkons, klokkenstoelen en dergelijke),

  • +

    de instandhouding van betonnen onderdelen (zoals balusters, cementrustiek, dorpels, hekwerken, gevelbanden en -ornamenten),

  • +

    de instandhouding van civiele en militaire werken (zoals sluis- en kademuren, forten en schuilplaatsen).

 

Funderingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    herstel van betonnen funderingsconstructies,

  • +

    de vervanging van betonnen funderingsconstructies indien herstel niet meer mogelijk is.

 

Behandelingen en voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het behandelen van betonwerk tegen gevolgschade door roestende wapening,

  • +

    het behandelen van betonnen onderdelen en/of constructies, indien overlast van vocht/ water niet door drainage alleen kan worden weggenomen (zoals het waterdicht maken van een kelder), mits geadviseerd door de minister,

  • +

    het behandelen van betonwerk tegen graffiti, indien noodzakelijk en mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating verwijderbaar/afbreekbaar is.

22 METSELWERK  

Metselwerk:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van (dragend) metselwerk zoals van gevels, wanden, gewelven, kolommen, molenrompen, fabrieksschoorstenen, tuinmuren en dergelijke, het herstel van scheuren en het vervangen van kapotte stenen (inboeten).

Voegwerk:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van het voegwerk inclusief het op bijpassende manier opnieuw aanbrengen van uitgevallen voegwerk, het op bijpassende manier vervangen van voegwerk, doch uitsluitend omdat de waterkerende werking van het metselwerk van de gevel niet meer voldoende is.

Funderingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    herstel van gemetselde funderingsconstructies, de vervanging van gemetselde funderingsconstructies indien herstel niet meer mogelijk is.

 

Afdekkingen en bekledingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding of, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, het vervangen van houten, metalen of (natuur-)stenen afdekkingen en bekledingen van opgaand metselwerk, geveltoppen, kroonlijsten en dergelijke.

 

Behandelingen en voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het met water (onder lage druk en temperatuur, zonder toegevoegde materialen als zand of chemicaliën) reinigen van metselwerk ter verwijdering en bestrijding van mos, algen en dergelijke,

  • +

    het om bouwfysische redenen behandelen van metselwerk, indien overlast van vocht/water niet door drainage alleen kan worden weggenomen (zoals het waterdicht maken van een kelder), mits geadviseerd door de minister, het behandelen van metselwerk tegen graffiti, indien noodzakelijk en mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating verwijderbaar/afbreekbaar is, het schoonmaken van de bovenkant van stenen gewelven, indien technisch noodzakelijk.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het impregneren van gevelmetselwerk.

24 RUWBOUWTIMMERWERK  

Houtconstructies:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van houten draag-, gewelf-, kap- en vakwerkconstructies zoals balken, gootconstructies, gordingen, hijsbalken, kapspanten, muurstijlen en sporen,

  • +

    de instandhouding van het staande werk van molens,

  • +

    de instandhouding van het gaande werk van molens (zie ook paragraaf 90),

  • +

    de instandhouding van ingebouwde en vrijstaande klokkenstoelen en klokkentorens/dakruiters met alle daarbij behorende onderdelen als onderslagbalken, vlonders en trappen (zie ook paragraaf 91),

  • +

    de instandhouding van orgelbalkons, balgstoelen en andere houten orgelconstructies (zie ook paragraaf 91),

  • +

    de instandhouding van houten elementen en onderdelen (zoals balustrades, hekwerken, spalieren, schuttingen, luifels, stellingen en veranda’s),

  • +

    het, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, versterken of gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van de hiervoor bedoelde houtconstructies.

Funderingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van houten funderingsconstructies, het gedeeltelijk of geheel vervangen van houten funderingsconstructies indien herstel niet

  • +

    meer mogelijk is.

Beschietingen, bekledingen en betimmeringen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding en, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, het gedeeltelijk of geheel vervangen van dakbeschot, gewelfbeschot, vloerdelen en dergelijke,

  • +

    de instandhouding en, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, het gedeeltelijk of geheel vervangen van bijbehorende betimmeringen (zoals rachels, tengels, panlatten, roeflatten en klossen)

  • +

    de instandhouding van balgen- en uurwerkkamers (zie voor orgels en uurwerken ook hoofdstuk 3, paragraaf 90).

 

Behandelingen en voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    een curatieve behandeling tegen houtaantasters als insecten, schimmels en zwammen, mits uitgevoerd door een ter zake deskundige, een bescherming tegen vocht/water door middel van vochtwerende, dampremmende lagen, mits bouwfysisch noodzakelijk,

  • +

    een conserverende behandeling van het gaande en staande werk van molens,

  • +

    het schoonmaken van de bovenkant van houten gewelven, indien technisch noodzakelijk.

25 METAALCONSTRUCTIEWERK  

Metaalconstructies:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van gietijzeren, smeedijzeren en/of stalen constructies.

Behandelingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    een roestwerende behandeling en/of beschermlaag.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het, al dan niet conform brandpreventievoorschriften, aanbrengen van brandwerende en/of brand-isolerende voorzieningen.

26 BOUWKUNDIGE KANAALELEMENTEN  

Schoorstenen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van schoorstenen met bijbehorende schoorsteenkanalen,

  • +

    de instandhouding van schoorsteenkappen en roosters.

Schachten en kokers:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding en, indien dat om constructieve dan wel materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, de gedeeltelijke dan wel gehele vervanging van schachten en kanalen (zoals ventilatie- en rookgasafvoerkanalen) en stortkokers.

30 KOZIJNEN, RAMEN EN DEUREN  

Kozijnen, ramen, deuren en dergelijke:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van kozijnen, ramen en deuren (zoals stijlen aanscherven, onderdorpels vervangen),

  • +

    de instandhouding van vensteronderdelen (zoals schuiframen, raamluiken en dergelijke),

  • +

    de instandhouding van daklichten, dakkoepels en dakstraten,

  • +

    de instandhouding van elementen zoals galmborden, dakluiken en dergelijke,

  • +

    het gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van hiervoor genoemde onderdelen en elementen, mits constructief dan wel materiaaltechnisch noodzakelijk.

Hang- en sluitwerk:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken (zoals deurkloppers, deurkrukken, gehengen, scharnieren en sloten),

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het aanbrengen van extra veiligheidsvoorzieningen zoals bij voorbeeld dievenklauwen,

  • -

    het periodiek nalopen en smeren van hang- en sluitwerk.

31 SYSTEEMBEKLEDINGEN  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van systeembekledingen (zoals felsplaat- en profielplaatbekledingen).

32 TRAPPEN EN BALUSTRADEN  

Trappen en balustraden:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van trappen en traponderdelen (zoals trapbomen, traptreden, balustraden, leuningen, traphekken en trapluiken).

Arbo-voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals loopbruggen, trappen, ladders, hekken en trapluiken).

33 DAKBEDEKKINGEN  

Dak- en gevelbedekkingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van dakbedekkingen (zoals riet, pannen, leien, lood, zink en bitumineuze dakbedekking),

  • +

    de instandhouding en/of het aanbrengen van ventilatiepannen en –roosters,

  • +

    de instandhouding van afdekkingen en bedekkingen (zoals van koper, lood, zink, leien, natuursteen en dergelijke) van onder andere gevels, zijwangen van dakkapellen, ornamenten, dakranden en –daklijsten,

  • +

    het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van dak- en gevelbedekkingen.

Voor het saneren en verwijderen van asbesthoudende onderdelen, zie hoofdstuk 3, paragraaf 10.

 

Balkons, luifels en dergelijke:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van afdekkingen en bekledingen (zoals van koper, lood, zink, bitumineuze afdekking en dergelijke) van en op balkons, luifels, galerijen, veranda’s en dergelijke,

  • +

    het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van dergelijke afdekkingen en bekledingen.

 

Behandelingen en voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    een bescherming tegen vocht/water door middel van vochtwerende, dampremmende lagen, mits bouwfysisch noodzakelijk en geadviseerd door de minister.

 

Arbo-voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals ladderhaken en dakluiken; bij monumentale constructies dient het aantal tot een minimum beperkt te blijven en de bevestigingsplaatsen zorgvuldig gekozen te worden).

34 BEGLAZING  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van glas-in-lood ramen, al dan niet gebrandschilderd,

  • +

    de instandhouding van enkele beglazing,

  • +

    het, indien dat om materiaaltechnische of andere redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van de beglazing, mits dit geschiedt op een bijpassende wijze c.q. met een in stijl passende glassoort,

  • +

    het aanbrengen van tegen teloorgang en vandalisme beschermende voorzetbeglazing bij bijzonder ontworpen glas-in-loodramen, waaronder gebrandschilderd glas, mits naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk.

 

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het aanbrengen van isolerende beglazing,

  • -

    het periodiek bewassen van ramen.

35 NATUUR- EN KUNSTSTEEN  

Natuursteenwerken en -beeldhouwwerken:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van natuursteenwerken (zoals balustraden, bordessen, dorpels, gevelbanden, kolommen, neuten, plinten, stoeppalen, traptreden en vloeren),

  • +

    de instandhouding van natuurstenen beeldhouwwerken (decoratieve elementen en ornamenten zoals klauwstukken, kruisbloemen, pinakels en voluten),

  • +

    het, indien dat om materiaaltechnische of andere redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van natuursteenwerken en natuurstenen beeldhouwwerken.

 

Behandelingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, conserverend behandelen van natuursteenwerken (bijvoorbeeld met de ‘Ibach-methode’),

  • +

    het behandelen van natuur- en kunststeenwerk tegen graffiti, indien noodzakelijk en mits de behandeling omkeerbaar c.q. de aan te brengen coating verwijderbaar/ afbreekbaar is.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het impregneren van natuur- en kunststeenwerk.

36 VOEGVULLING  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van voegvullingen/mortels ten behoeve van de noodzakelijke afwerking c.q. afdichting (zoals dilatatievoegen),

  • +

    het, indien dat om technische redenen noodzakelijk is, op bijpassende wijze vervangen dan wel aanbrengen van voegvullingen/mortels ten behoeve van afwerking c.q. afdichting.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het aanbrengen van voegvullingen van PUR-schuim, kit en dergelijke.

37 NA-ISOLATIE  

Isolatie:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van historisch waardevol isolatiemateriaal (zoals boekweitdoppen, houtkrullen, mos, schelpen, slakkenwol en zeegras).

Na-isolatie:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    het (na-)isoleren van een monumentale waterinstallatie om bevriezing daarvan te voorkomen.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het aanbrengen van overig isolatiemateriaal.

38 GEVELSCHERMEN  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van gevelschermen (zoals wind- en zonneschermen).

 

40 STUKADOORWERK  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van binnen- en buitenstucwerk,

  • +

    de instandhouding van stucwerk ornamenten, zowel binnen als buiten,

  • +

    het, indien dat om materiaaltechnische en/of constructieve redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van het stucwerk,

  • +

    het gebruiken van stucwerkdragers en stucwerkprofielen.

41 TEGELWERK  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van tegelwerk (zoals vloer- en wandtegels, tegeltableaus in/op schouwen en mozaïekwerk),

  • +

    het vervangen van kapotte tegels.

 42 DEKVLOEREN EN VLOERSYSTEMEN  

Vloerafwerkingen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +.

    de instandhouding van vloerafwerkingen (zoals terrazzo-, granito-, parket- en stalvloeren), * het aanbrengen van vloerbeschermende voorzieningen, mits naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders noodzakelijk.

Voor de instandhouding van geschilderde vloerdecoraties zie hoofdstuk 3, paragraaf 46.

 43 METAAL- EN KUNSTSTOFWERK  

Metaalwerken en metalen ornamenten:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van metaalwerken (zoals gietijzeren/smeedijzeren/stalen hekwerken, balusters, kolommen en molenassen),

  • +

    de instandhouding van decoratieve metalen ornamenten (zoals bol, haantje, kruis, windvaan, wijzerplaat en zonnewijzer).

Roosters en dergelijke:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van vloerluiken en -roosters,

  • +

    de instandhouding van ventilatieroosters (zoals gevelroosters voor de ventilatie van de kruipruimte),

  • +

    de instandhouding van gaasramen en roosters ter bescherming van monumentale onderdelen,

  • +

    de instandhouding van blad- en sneeuwroosters in goten,

  • +

    het vervangen en/of aanbrengen van roosters en/of luiken, indien technisch of bouwfysisch noodzakelijk,

  • +

    het aanbrengen en in stand houden van vogel- en ongediertewerende voorzieningen zoals gaasramen en roosters, mits geadviseerd door de minister.

Hijs- en ankerwerken:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van hijswerken (zoals hijsankers, hijshaken, hijskatrollen en dergelijke),

  • +

    de instandhouding van ankerwerken en bevestigingen (zoals gevelankers, bevestigingshaken en ophangstangen),

  • +

    het aanbrengen van ankers en bevestigingen.

 44 PLAFOND- EN WANDSYSTEMEN  

Plafonds en wanden:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van plafonds en wanden van onder andere glas, hout, leem, leer, metaal en textiel, al dan niet bevestigd op tengel- en rachelwerk, riet, steengaas en dergelijke,

  • +

    de instandhouding van al dan niet geschilderde plafond- en wanddecoraties en ornamenten (zie hiervoor ook hoofdstuk 3, paragrafen 46, 47 en 48).

 45 AFBOUWTIMMERWERK  

Aftimmerwerk:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van aftimmerwerk buiten (zoals gevelbetimmeringen, dakkapellen, frontons, boei- en gootlijsten, windveren, dak- en gevellijsten, pilasters, dakluiken, schoorsteenborden en uileborden),

  • +

    de instandhouding van aftimmerwerk binnen (zoals architraven, dagbetimmeringen, deurlijsten, koplijsten, lambriseringen, orgelkassen, plinten, raamblinden, vensterbanken en vloerluiken),

  • +

    de instandhouding van decoratieve houten elementen (zoals festoenen en sierlijstwerk).

 

Behandelingen en voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    een curatieve behandeling tegen houtaantasters als insecten, schimmels en zwammen, mits deze aantoonbaar actief zijn en de behandeling wordt uitgevoerd door een ter zake deskundige,

  • +

    een bescherming tegen vocht/water door middel van vochtwerende, dampremmende lagen, mits bouwfysisch noodzakelijk.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    een preventieve behandeling tegen houtaantasters.

 46 SCHILDERWERK  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    schilderwerk buiten,

  • +

    schilderwerk binnen voor zover het de binnenzijde van kozijnen, ramen en deuren in de buitengevel betreft,

  • +

    de instandhouding van bijzonder schilderwerk binnen en/of geschilderde decoraties (zoals muur-, wand-, plafond- en vloerschilderingen).

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het periodiek wassen/reinigen van schilderwerk.

47 BINNENINRICHTING  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van interieurs en interieurelementen voor zover die hecht met het gebouw verbonden zijn zoals bedsteden, grafzerken, haarden, hekwerken, kasten, kerkbanken, orgelkassen, schouwen en tochtportalen,

  • +

    specialistisch schoonmaakwerk,

  • +

    preventieve maatregelen (zoals de aanschaf en het aanbrengen van apparatuur voor vocht-/klimaatbeheersing mits bouwfysisch noodzakelijk en geadviseerd door de minister),

  • +

    onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige (zie paragraaf 01.04).

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    werkzaamheden ten behoeve van de instandhouding van losse interieurelementen (zoals

  • -

    boeken, gebruiksvoorwerpen, gordijnen, kandelaars, los meubilair, rouwborden en

  • -

    schilderijen),

  • -

    regulier schoonmaakwerk (zoals afstoffen, boenen, poetsen en stofzuigen).

 

48 BEHANGWERK, VLOERBEDEKKING EN STOFFERING  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van interieurafwerkingen als behangwerk, vaste vloerbedekking en stoffering (zoals geschilderde behangsels, goudleer en textiele bespanningen; tapijten en lopers; bovendeur- en schoorsteenstukken),

  • +

    het aanbrengen van voorzieningen tegen ongedierte, mits geadviseerd door de minister,

  • +

    het aanbrengen, indien bouwfysisch noodzakelijk, van interieurbeschermende voorzieningen (zoals vocht-/klimaatbeheersing), mits geadviseerd door de minister,

  • +

    onderzoek en begeleiding door een ter zake deskundige (zie hoofdstuk 3, paragraaf 01.04).

 

50 DAKGOTEN EN HEMELWATERAFVOEREN  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van (onder andere gietijzeren, koperen, loden, natuurstenen en zinken) goten c.q. gootbekledingen, vergaarbakken en hemelwaterafvoeren,

  • +

    het, indien dat om materiaaltechnische redenen noodzakelijk is, gedeeltelijk dan wel geheel vervangen van goten c.q. gootbekledingen, vergaarbakken en hemelwaterafvoeren.

 

51 BINNENRIOLERING  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van binnenriolering met bijbehorende onderdelen (zoals appendages, pompen en putten).

 

52 WATERINSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van waterinstallaties met bijbehorende onderdelen (zoals appendages, pompen en verdelers).

53 SANITAIR  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van sanitair met bijbehorende onderdelen (zoals kranen, toiletpotten en wastafels).

 

54 BRANDBESTRIJDINGSINSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van brandbestrijdingsinstallaties,

  • +

    aanleg en/of onderhoud van brandbestrijdingsinstallaties en –voorzieningen (inclusief brandblussers en brandslanghaspels), mits geadviseerd door het college van burgemeester en wethouders en aangelegd conform de voorschriften inzake brandpreventie,

  • +

    aanleg en/of onderhoud van voorzieningen ter voorkoming en/of ten behoeve van een snelle bestrijding van een brand, mits geadviseerd door de minister.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    voorzieningen en/of maatregelen welke verband houden met het verkrijgen en/of behouden van een gebruiksvergunning (zoals noodverlichting, ontruimingsalarm en vluchtwegaanduiding).

 55 GASINSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van gasinstallaties met bijbehorende onderdelen (zoals appendages, leidingen en tanks).

56 PERSLUCHT- EN VACUUMINSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van perslucht- en vacuüminstallaties met bijbehorende onderdelen (zoals appendages, leidingen en tanks).

60 VERWARMINGSINSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van verwarmingsinstallaties met bijbehorende onderdelen (zoals kachels, verwarmingsketels en radiatoren).

61 VENTILATIE- EN LUCHTBEHANDELINGSINSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van onder andere binnen- en buitenroosters, ventilatie- en dakkappen,

  • +

    aanleg en onderhoud van ventilatie- en bevochtigingsinstallaties ter bescherming van interieurs, mits bouwfysisch noodzakelijk en geadviseerd door de minister.

 62 KOELINSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van koelinstallaties met bijbehorende onderdelen.

  

70 ELEKTROTECHNISCHE INSTALLATIES  

Elektrotechnische installaties:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van elektrotechnische installaties met bijbehorende armaturen, schakelaars en dergelijke onderdelen.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    vervanging dan wel aanleg van leidingen en/of bedrading.

 

Bliksemafleidingsinstallaties:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de aanleg en het onderhoud van bliksemafleidingsinstallaties, mits geadviseerd of voorgeschreven door het college van burgemeester en wethouders en aangelegd conform de geldende voorschriften (NEN-EN-IEC 62305 beveiligingsklasse LPL III of LPL II),

  • +

    de visuele inspectie van een LPL III-installatie om het jaar en een volledige inspectie eens in de vier jaar,

  • +

    de visuele inspectie van een LPL II-installatie het ene jaar en een volledige inspectie het daaropvolgende jaar.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    aanleg en/of onderhoud van overspanningsbeveiliging.

Arbo-voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals elektrotechnische installaties met bijbehorende verlichtingsarmaturen).

75 COMMUNICATIE- EN BEVEILIGINGSINSTALLATIES  

Communicatie-installaties:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van communicatie-installaties met bijbehorende onderdelen.

 

Brandmeldinstallaties:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    aanleg en/of onderhoud van brandmeldinstallaties, mits geadviseerd door de minister.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    doormelding aan een meldkamer waaronder het abonnement en de lijnhuur.

 

Inbraakbeveiligingsinstallaties:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    aanleg en/of onderhoud van inbraakbeveiligingsinstallaties, mits geadviseerd door de minister.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    doormelding aan een meldkamer waaronder het abonnement en de lijnhuur.

 78 GEBOUWENBEHEERSYSTEMEN  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    aanleg en/of onderhoud van gebouwenbeheersystemen, mits geadviseerd door de minister.

 80 LIFTINSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van personen- en goederenliftinstallaties.

 81 ROLTRAPPEN EN ROLPADEN  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van roltrappen en rolpaden.

 82 HEF- EN HIJSINSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van hef- en hijsinstallaties (zoals hefplateaus, hijsbalken en hijsankers).

 83 GOEDERENTRANSPORT- EN -DISTRIBUTIESYSTEMEN  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van goederentransport- en distributiesystemen.

 84 GEVELONDERHOUDINSTALLATIES  

Arbo-voorzieningen:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    aanleg en onderhoud van voorzieningen, conform de Arbo-wet- en regelgeving, ten behoeve van veilig inspecteren en uitvoeren van werkzaamheden (zoals veiligheidsogen en –ankers; bij monumentale constructies dient het aantal tot een minimum beperkt te blijven en de bevestigingsplaatsen zorgvuldig gekozen te worden).

 90. WERKTUIGBOUWKUNDIGE INSTALLATIES  

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van werktuigbouwkundige installaties en onderdelen aan/in/van bij voorbeeld:

  • +

    civiele monumenten (zoals brug- en sluisbedieningswerken),

  • +

    industriële monumenten (zoals machinerieën en werktuigen),

  • +

    molens (zoals de onderdelen van het gaande werk).

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    de instandhouding van later aangebrachte/toegevoegde installaties (zoals een modernere maalderij-installatie, een mechanische bemaling, een elektrisch bewegingswerk en dergelijke) en bijbehorende werken, tenzij deze expliciet in de registeromschrijving van een beschermd monument zijn opgenomen.

  91 KLINKENDE ONDERDELEN VAN MONUMENTEN (luidklokken, beiaarden, orgels, uurwerken,e.d.)  

Algemeen:

Omdat veel werkzaamheden voor met name de functionele instandhouding van klinkende onderdelen van monumenten specifiek en specialistisch van aard zijn, is ervoor gekozen hier een aparte paragraaf voor op te nemen. Voor subsidie komen alleen in aanmerking werkzaamheden aan klinkende onderdelen van monumenten die expliciet in de registeromschrijving van een beschermd monument zijn opgenomen.

 

Luidklokken:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van de luidklokken (werkzaamheden zoals het opvullen van slagplekken, het herstel van kronen en dergelijke),

  • +

    de instandhouding van de klokophanging (werkzaamheden aan onder andere stroppen en kloklagers),

  • +

    de instandhouding van klepels en slaghamers (werkzaamheden zoals het uitgloeien van klepels, de revisie en afstelling van de klepelophanging, de vervanging van moderne klepels door historisch verantwoorde klepels en dergelijke),

  • +

    de instandhouding van de luidinrichting (werkzaamheden aan onder andere luidassen, luidwielen, luidarmen, luidtouwen/-kettingen en luidmotoren), onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige.

Voor de klokkenstoel c.q. klokkentoren/dakruiter en bijbehorende onderdelen zie paragraaf 24.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    de vervanging van een historisch verantwoorde klepel en/of klepelophanging door een moderne uitvoering,

  • -

    de vervanging van mechanische slaghamers door magneethamers, het buiten gebruik stellen en/of vervangen door een nieuwe luidklok.

 

Beiaarden:

Zie onder luidklokken. Daarnaast:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van de tractuur van het handspel en automatisch spel,

  • +

    de instandhouding van de speeltrommel, de (gewichts-)aandrijving van de speeltrommel en noten,

  • +

    de instandhouding van mechanische speelhamers,

  • +

    de instandhouding van het klavier,

  • +

    de vervanging van versleten onderdelen door historisch verantwoorde replica’s/kopieën,

  • +

    onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige.

Voor de klokkenstoel c.q. klokkentoren/dakruiter en bijbehorende onderdelen zie paragraaf 24.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    het herstel van elektronische speelwerken en bandspeelwerken,

  • -

    de vervanging van de gewichtsaandrijving van een speeltrommel door een elektromotor,

  • -

    werkzaamheden aan magneethamers.

 

Orgels:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van het instrument (werkzaamheden aan onder andere windvoorziening, windladen, tractuur, claviatuur, pijpwerk, klankgeving en stemming), schilderwerk in het kader van een algeheel herstel van het instrument,

  • +

    de functionele instandhouding van het instrument (periodieke werkzaamheden zoals stemwerk door een ervaren orgelstemmer, het schoonmaken en bijregelen van mechanieken en het afregelen van de windvoorziening),

  • +

    aanleg en onderhoud van klimaatbeheersingsapparatuur in of nabij het instrument (zoals bij voorbeeld luchtvochtigheidsmeter, luchtbevochtiger en klimaatregelaar), mits geadviseerd door de minister,

  • +

    onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    wijziging van de klankgeving (intonatie),

  • -

    een stemhulp,

  • -

    herstelwerk als gevolg van onoordeelkundig stemwerk.

 

Uurwerken:

Subsidiabel zijn de kosten van:

  • +

    de instandhouding van het uurwerk en zijn aandrijving (werkzaamheden aan onder andere uurwerkframe, gewichten, draden/kabels/kettingen/touwen, katrollen, valkisten, opwindsysteem, gelijkloop-inrichting, slaghamers en bijbehorende afhoudveren),

  • +

    schilder- en verguldwerk aan uurwerk en wijzerplaat (conservering van de aangetroffen toestand of herstel van de uit onderzoek gebleken oorspronkelijke toestand),

  • +

    de functionele instandhouding van het instrument (periodieke werkzaamheden zoals het schoonmaken, smeren en zo nodig bijregelen van de bewegende delen),

  • +

    onderzoek en begeleiding door een gekwalificeerde deskundige.

Niet subsidiabel zijn de kosten van:

  • -

    werkzaamheden aan wijzerring-/wijzerplaatverlichting,

  • -

    het ombouwen/wijzigen van mechanisch uurwerk naar elektrisch uurwerk,

  • -

    werkzaamheden aan moederklokken en afstand-gestuurde elektronica.

 

92 GROENE MONUMENTEN (begraafplaatsen, parken, tuinen, e.d.)  

Algemeen:

Het gaat hier om werkzaamheden aan de aangelegde elementen van een groen monument, zoals beplanting, padenstructuur, waterlopen en vijvers. Gebouwde objecten binnen een groenaanleg, zoals bruggen, priëlen, standbeelden, grafmonumenten en tuinmuren, gelden in het kader van de Subsidieverordening niet als onderdeel van een groen monument. Zie voorgaande paragrafen voor de subsidiabele kosten met betrekking tot de gebouwde objecten binnen een groenaanleg.

Deze paragraaf is onderverdeeld in elementen waaruit een groen monument kan bestaan. Per element blijkt uit een tabel of de genoemde werkzaamheden subsidiabel zijn of niet. Niet genoemde werkzaamheden zijn niet subsidiabel. Of werkzaamheden subsidiabel zijn op grond van de Subsidieverordening volgt uit de volgende onderverdeling in vier categorieën werkzaamheden:

  • 1.

    Onderhoud prioriteit 1 Hoofdstructuur: het betreft belangrijke structurerende elementen van het groene monument, zoals historische paden, laanbeplantingen, waterlopen en zichtlijnen. De kosten zijn subsidiabel op grond van de Subsidieverordening.

  • 2.

    Onderhoud prioriteit 1 Kernwaarde: het betreft elementen die aantoonbaar tot de hoofdkarakteristiek(en) van de aanleg behoren doordat ze in hun context uniek of zeldzaam zijn. De kosten zijn subsidiabel op grond van de Subsidieverordening voor zover naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders voldoende is aangetoond dat het om een kernwaarde gaat. Een kernwaarde aantonen kan bijvoorbeeld op basis van een tuinhistorisch rapport of literatuur. Vermelding in de registeromschrijving van de beschermde aanleg is niet doorslaggevend.

  • 3.

    Onderhoud Prioriteit 2: de kosten strekken tot instandhouding van monumentale waarden, maar zijn om budgettaire redenen niet subsidiabel op grond van de Subsidieverordening.

  • 4.

    Restauratie: de kosten zijn niet subsidiabel op grond van de Subsidieverordening, maar kunnen wel subsidiabel zijn op grond van een andere restauratiesubsidieverordening.

Tabellen en grondslagen voor berekeningen

  • A.

    Tabel voor de berekening van het honorarium inzake het opstellen van een instandhoudingsplan

    De kosten voor het opstellen van een instandhoudingsplan, door een architect/bouwkundige/groenbeheerder/archeoloog, zullen worden getoetst aan de hieronder uitgewerkte honorariumpercentages.

    Tot de werkzaamheden inzake het opstellen van een instandhoudingsplan behoren:

    • het (laten opstellen en) analyseren van het inspectierapport

    • het op basis van het inspectierapport opstellen van het instandhoudingsplan van de uit te voeren werkzaamheden

    • het opstellen van werkomschrijving/besteksparagraaf/bestek

    • het vervaardigen van eventuele bijbehorende tekeningen

    • het (laten) vervaardigen van ondersteunende foto’s

    • het opstellen van de – meer of minder gespecificeerde – meerjarenbegroting

 

  • In de toelichting op het aanvraagformulier is aangegeven aan welke eisen genoemde stukken dienen te voldoen.

    Het subsidiabele honorariumbedrag voor het opstellen van een instandhoudingsplan wordt als volgt vastgesteld:

    Eerst wordt het honorariumpercentage bepaald aan de hand van het hiernavolgende overzicht, waarin dat percentage is gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten/ bouwsom. Vervolgens wordt het subsidiabele honorariumbedrag berekend door het gevonden honorariumpercentage te vermenigvuldigen met de subsidiabele kosten.

    Overzicht van honorariumpercentages gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten:

    tot € 50.000 3,43%

    van € 50.000 tot € 100.000 3,22%

    van € 100.000 tot € 150.000 3,04%

    van € 150.000 tot € 200.000 2,89%

    van € 200.000 tot € 250.000 2,76%

    van € 250.000 tot € 300.000 2,66%

    van € 300.000 tot € 350.000 2,56%

    van € 350.000 tot € 400.000 2,48%

    van € 400.000 tot € 450.000 2,41%

    van € 450.000 tot € 500.000 2,35%

    van € 500.000 tot € 550.000 2,29%

    van € 550.000 tot € 600.000 2,24%

    van € 600.000 tot € 650.000 2,19%

    van € 650.000 tot € 700.000 2,15%

    van € 700.000 tot € 750.000 2,11%

    van € 750.000 tot € 800.000 2,08%

    van € 800.000 tot € 850.000 2,05%

    van € 850.000 tot € 900.000 2,02%

    van € 900.000 tot € 950.000 1,99%

    van € 950.000 tot € 1.000.000 1,96%

    van € 1.000.000 tot € 1.050.000 1,94%

    van € 1.050.000 tot € 1.100.000 1,92%

    van € 1.100.000 tot € 1.150.000 1,89%

    van € 1.150.000 tot € 1.200.000 1,88%

    van € 1.200.000 tot € 1.250.000 1,86%

    van € 1.250.000 tot € 1.300.000 1,84%

    van € 1.300.000 tot € 1.350.000 1,82%

    van € 1.350.000 tot € 1.400.000 1,81%

    van € 1.400.000 tot € 1.450.000 1,79%

    van € 1.450.000 tot € 1.500.000 1,78%

    van € 1.500.000 tot € 1.550.000 1,77%

    van € 1.550.000 tot € 1.600.000 1,75%

    van € 1.600.000 tot € 1.650.000 1,74%

    van € 1.650.000 tot € 1.700.000 1,73%

    van € 1.700.000 tot € 1.750.000 1,72%

    van € 1.750.000 tot € 1.800.000 1,71%

    van € 1.800.000 tot € 1.850.000 1,70%

    van € 1.850.000 tot € 1.900.000 1,69%

    van € 1.900.000 tot € 1.950.000 1,68%

    van € 1.950.000 tot € 2.000.000 1,67%

    vanaf € 2.000.000 1,66%

 

  • B.

    Tabel voor de berekening van het honorarium inzake de planbegeleiding

    Bij instandhoudingsplannen is begeleiding door een architect/bouwkundige/groenbeheerder/archeoloog subsidiabel indien en voor zover die begeleiding uit de volgende werkzaamheden bestaan:

    • het jaarlijks opstellen van het uitvoeringsprogramma aan de hand van het instandhoudingsplan,

    • analyse van het meest recente inspectierapport en een eigen inspectie van het monument

    • het opvragen van offertes, de prijsvorming en het verstrekken van uitvoeringsopdrachten

    • de begeleiding en controle tijdens de uitvoering

    • het opnemen/de oplevering van de uitgevoerde werkzaamheden

    • het opstellen van de eindafrekening en de financiële verantwoording, inclusief het eventueel bijgestelde plan

 

  • De totale kosten voor de begeleiding van de uitvoering van een instandhoudingsplan, over de planperiode van zes jaar gerekend, zijn aan een maximum gebonden.

    Het subsidiabele honorariumbedrag voor de begeleiding wordt als volgt vastgesteld:

    Eerst wordt het honorariumpercentage bepaald aan de hand van het hiernavolgende overzicht, waarin dat percentage is gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten/ bouwsom. Vervolgens wordt het subsidiabele honorariumbedrag berekend door het gevonden honorariumpercentage te vermenigvuldigen met de subsidiabele kosten.

    Overzicht van honorariumpercentages gerelateerd aan de totale instandhoudingskosten:

    tot € 50.000 7,86%

    van € 50.000 tot € 100.000 7,36%

    van € 100.000 tot € 150.000 6,95%

    van € 150.000 tot € 200.000 6,61%

    van € 200.000 tot € 250.000 6,32%

    van € 250.000 tot € 300.000 6,08%

    van € 300.000 tot € 350.000 5,86%

    van € 350.000 tot € 400.000 5,68%

    van € 400.000 tot € 450.000 5,52%

    van € 450.000 tot € 500.000 5,37%

    van € 500.000 tot € 550.000 5,24%

    van € 550.000 tot € 600.000 5,12%

    van € 600.000 tot € 650.000 5,02%

    van € 650.000 tot € 700.000 4,92%

    van € 700.000 tot € 750.000 4,83%

    van € 750.000 tot € 800.000 4,75%

    van € 800.000 tot € 850.000 4,68%

    van € 850.000 tot € 900.000 4,61%

    van € 900.000 tot € 950.000 4,55%

    van € 950.000 tot € 1.000.000 4,49%

    van € 1.000.000 tot € 1.050.000 4,43%

    van € 1.050.000 tot € 1.100.000 4,38%

    van € 1.100.000 tot € 1.150.000 4,33%

    van € 1.150.000 tot € 1.200.000 4,29%

    van € 1.200.000 tot € 1.250.000 4,25%

    van € 1.250.000 tot € 1.300.000 4,21%

    van € 1.300.000 tot € 1.350.000 4,17%

    van € 1.350.000 tot € 1.400.000 4,14%

    van € 1.400.000 tot € 1.450.000 4,10%

    van € 1.450.000 tot € 1.500.000 4,07%

    van € 1.500.000 tot € 1.550.000 4,04%

    van € 1.550.000 tot € 1.600.000 4,01%

    van € 1.600.000 tot € 1.650.000 3,99%

    van € 1.650.000 tot € 1.700.000 3,96%

    van € 1.700.000 tot € 1.750.000 3,94%

    van € 1.750.000 tot € 1.800.000 3,91%

    van € 1.800.000 tot € 1.850.000 3,89%

    van € 1.850.000 tot € 1.900.000 3,87%

    van € 1.900.000 tot € 1.950.000 3,85%

    van € 1.950.000 tot € 2.000.000 3,83%

    vanaf € 2.000.000 3,81%

 

  • C.

    Tabel voor de berekening van de toeslag voor het vervaardigen van aanvullende stukken (niet van toepassing op normaal onderhoud als bedoeld in de Subsidieverordening)  

    Indien de instandhoudingswerkzaamheden ingrijpender herstel en/of grote ingrepen omvatten zijn aanvullende, meer gedetailleerde stukken nodig om het instandhoudingsplan goed te kunnen beoordelen. Welke aanvullende stukken dat betreft, hangt af van het uit te voeren werk. In dit verband wordt verwezen naar de toelichting op het aanvraagformulier.

    Voor het (laten) vervaardigen van de benodigde aanvullende stukken mag de architect/bouwkundige/groenbeheerder/archeoloog boven op het honorarium een toeslag berekenen. De totale som (plankosten, begeleidingskosten en toeslag) is aan een maximum gebonden conform onderstaande tabel.

     Overzicht van de toeslagpercentages gerelateerd aan de som van de opstel- en begeleidingskosten en toeslag:

    tot € 50.000 15,00%

    van € 50.000 tot € 100.000 14,00%

    van € 100.000 tot € 150.000 13,00%

    van € 150.000 tot € 200.000 12,00%

    van € 200.000 tot € 250.000 11,00%

    vanaf € 250.000 10,00%

  • D.

    Grondslagen voor de berekening van het bouwplaatsuurloon

 

  • Grondslagen voor de berekening van de gemiddelde loonkosten van aannemers en onderaannemers zijn:

    • bouwplaatsbezetting: jeugdgroep 2%; volwassenen groep B 25%; volwassenen groep D 60%; voorlieden toeslag 13%

    • onderscheid wordt gemaakt in: uurloon inzittenden (30%), uurloon alléén chauffeur (40%) en uurloon chauffeur + inzittenden (30%)

    • ziekteverzuim: 6,5%

    •  

  • Subsidiabele gemiddelde (bouwplaats)uurloon:

  • Het actuele subsidiabele gemiddelde uurloon staat vermeld op de internetsite van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed www.cultureelerfgoed.nl en op www.monumenten.nl. Het gemiddelde uurloon is inclusief twee reisuren maar exclusief algemene bouwplaatskosten, algemene bedrijfskosten, winst + risico en btw.

 

  • E.

    Grondslagen voor de opbouw van de algemene bouwplaatskosten  

    De kosten van een aannemer zijn te verdelen in directe en indirecte kosten.

    Directe kosten:

    Tot de directe kosten van een bouwwerk behoren de kosten van de daarin te verwerken materialen en het daarbij behorende loon van het personeel. Onder de directe kosten worden voor instandhoudingswerkzaamheden ook begrepen de kosten van eventuele onderaannemers en steigerwerk.

    Indirecte kosten:

    De indirecte kosten zijn de kosten van de hulpmiddelen en de organisatie die nodig zijn om het bouwwerk tot stand te brengen.

    De indirecte kosten worden verdeeld in:

    • Algemene bouwplaatskosten: kosten van de (hoofd)aannemer die niet direct aan een onderdeel zijn toe te wijzen zoals:

      • v

        voorbereiding;

      • v

        Arbo-voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van het werk (inclusief de kosten voor het Arbo-plan/-dossier en de uitvoering daarvan een en ander conform de eisen van de Arbowet);

      • v

        inrichting van het bouwterrein (onder andere de huur plus aan-/afvoer van keten alsmede de elektrische en werktuigbouwkundige werkzaamheden ten behoeve van de terreininrichting);

      • v

        aansluiting en verbruik van elektra/gas/water/telefoon;

      • v

        hekwerken / terreinafsluitingen (zoals preventieve maatregelen tegen vandalisme);

      • v

        bouwplaatsverlichting;

      • v

        uitvoerder / toezicht / begeleiding en dergelijke;

      • v

        werk- en bouwvergaderingen, weekrapporten, en dergelijke;

      • v

        aan- en afvoer (laden / lossen);

      • v

        periodiek opruimen (inclusief de afvoer van bouwafval);

      • v

         afschrijving van klein materieel (waaronder elektrisch gereedschap);

      • v

        oplevering.

    • Algemene bedrijfskosten: kosten die samenhangen met de algehele leiding van het bedrijf en die van de algemene en administratieve diensten.

  

  • Normen voor subsidiabele aannemerskosten:

    • a.

      gemiddelde bouwplaatsuurloon op basis van hoofdstuk 4, paragraaf 4

    • b.

      post onvoorzien: maximaal 5%

    • c.

      algemene bouwplaatskosten (ABK), te berekenen over de directe kosten: gemiddeld 9%

    • d.

      algemene bedrijfskosten (AK), te berekenen over de som van de directe kosten en de algemene

    • e.

      bouwplaatskosten: gemiddeld 7%

    • f.

      winst en risico (W&R), te berekenen over de som van de directe kosten, algemene bouwplaatskosten

    • g.

      en algemene bedrijfskosten: gemiddeld 3%

    • h.

      indexering: maximaal 3% per jaar

 

De onderdelen c, d en e bij elkaar vormen een opslag van maximaal 20%.

Omvatten de instandhoudingswerkzaamheden ook ingrijpender herstel en/of grote ingrepen dan dient de begroting van de aannemer dan wel de architect, archeoloog of ingenieur voor de beoordeling van de subsidiabele kosten, alleen voor zover het de ingrijpende werkzaamheden betreft, gespecificeerd te zijn in onder andere eenheden, uren, materiaal- en materieelkosten, stel- en verrekenposten.

   

BIJLAGE II Richtlijn aanvragen instandhoudingsubsidie erfgoed Gouda

Betreft bijlage als bedoeld in artikel 1.7 van de Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020

1.1 aanvraag subsidie

  • 1.

    De aanvrager vraagt subsidie aan bij het college door indiening van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier dat het college heeft vastgesteld en beschikbaar gesteld.

  • 2.

    Aanvragen kunnen het hele jaar worden ingediend en worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen.

  • 3.

    De aanvraag gaat vergezeld van de vereiste gegevens en bescheiden die op het aanvraagformulier worden genoemd.

  • 4.

    Op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de subsidieaanvrager kan het college vrijstelling verlenen van het verstrekken van een of meer van de in het derde lid bedoelde gegevens.

1.2 doorschuiven aanvraag

Het college kan een aanvraag die na het bereiken van het subsidieplafond voor het betreffende jaar wordt ontvangen, aanmerken als een aanvraag per 1 januari van het jaar daarop. Het subsidieplafond en de wijze van verdeling van dat jaar gelden dan.

1.3 subsidieverlening

  • 1.

    Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag als bedoeld in Artikel 1, eerste lid.

  • 2.

    Het college beslist binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 3.

    Het college kan de in het tweede lid genoemde termijn met redenen omkleed eenmalig met acht weken verlengen.

  • 4.

    Bij de verlenging als bedoeld in het derde lid doet het college daarvan melding aan de subsidieaanvrager.

  • 5.

    Het college kan naast de in Artikel 4:35 van de Awb genoemde weigeringsgronden de subsidieverlening weigeren, indien:

    • a.

      de noodzaak van de activiteit niet is aangetoond;

    • b.

      de voorgenomen uitvoering van de activiteit onvoldoende doelmatig is;

    • c.

      reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden voordat de aanvraag als bedoeld in Artikel 5, eerste lid bij het college is ingediend en de bijbehorende bescheiden zijn goedgekeurd;

    • d.

      de aanvraag in strijd is met deze verordening.

1.4 gereedmelding

  • 1.

    De subsidieontvanger meldt de activiteit direct na voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de subsidie, bij het college gereed door indiening van een volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier dat het college heeft vastgesteld en beschikbaar gesteld.

  • 2.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid is tevens een aanvraag om vaststelling en uitbetaling van de subsidie.

  • 3.

    De gereedmelding als bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van:

    • a.

      een verklaring van de subsidieontvanger dat de activiteit is uitgevoerd overeenkomst de subsidieverlening;

    • b.

      een gespecificeerde opgave van de kosten van de activiteit met daarop betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen;

    • c.

      een opgave van de dag waarop de activiteit is gereedgekomen;

    • d.

      de overige op het gereedmeldingsformulier gevraagde gegevens en bescheiden.

  • 4.

    Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in het eerste lid.

  • 5.

    De subsidieontvanger dient gedurende een periode van vijf jaar na de gereedmeldingsdatum informatie beschikbaar te houden die het college noodzakelijk acht.

1.5 subsidievaststelling

  • 1.

    Binnen dertien weken na ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in artikel 1.4 stelt het college de subsidie vast.

  • 2.

    Het college kan de in het eerste lid genoemde termijn eenmalig met vier weken verlengen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    Bij de verlenging als bedoeld in het tweede lid doet het college daarvan melding aan de subsidieontvanger.

  • 4.

    Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door het college goedgekeurde subsidiabele kosten met als maximum het bij de subsidieverlening toegekende bedrag.

1.6 subsidie-uitbetaling

Het college betaalt de subsidieontvanger de subsidie uit als bedrag ineens binnen vier weken na het besluit als bedoeld in artikel 1.5, eerste lid.

1.7 intrekking of wijziging subsidievaststelling en terugvordering

Het college is bevoegd, wanneer de subsidieverlening of subsidievaststelling wordt of is ingetrokken of gewijzigd, ten onrechte uitbetaalde subsidie geheel of gedeeltelijk met vergoeding van de wettelijke rente terug te vorderen.

1.8 ontheffing van termijnen

  • 1.

    Het college kan op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de subsidieontvanger ontheffing verlenen van genoemde termijnen.

  • 2.

    Indien het college een verzoek als bedoeld in het eerste lid honoreert, geeft het een nieuwe termijn aan.

1.9 Aanvullende voorwaarden

In de beschikking tot subsidieverlening kan het college voorwaarden stellen en verplichtingen opleggen.

BIJLAGE III Richtlijn aanvragen instandhoudingsfinanciering erfgoed Gouda (SVn)

Betreft bijlage als bedoeld in artikel 1.7 van de Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020

1.1 aanvraag financiering

  • 1.

    De aanvrager vraagt een instandhoudingslening aan bij het college door indiening van een volledig ingevuld en ondertekend aanvraagformulier dat het college heeft vastgesteld en beschikbaar gesteld.

  • 1.

    Aanvragen om een instandhoudingslening kunnen het hele jaar worden ingediend en worden op volgorde van binnenkomst in behandeling genomen.

  • 2.

    De aanvraag gaat vergezeld van de vereiste gegevens en bescheiden die op het aanvraagformulier worden genoemd, zoals:

  • 3.

    de opgave van de te treffen instandhoudingsmaatregelen,

  • 4.

    de werkelijke kosten van het treffen van de stimuleringsmaatregelen alsmede een financiële onderbouwing van deze opgave, bijvoorbeeld offertes,

  • 5.

    een planning van de uitvoering van de werkzaamheden.

  • 6.

    Op een daartoe strekkend en gemotiveerd verzoek van de aanvrager van een instandhoudingslening kan het college vrijstelling verlenen van het verstrekken van een of meer van de in lid 3 bedoelde gegevens.

  • 7.

    Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag als bedoeld in artikel 1, eerste lid.

1.2 ontvankelijkheid van de aanvraag

  • 1.

    Indien de aanvraag niet alle gegevens bevat die het college voor het nemen van een beslissing noodzakelijk acht, stelt het college de aanvrager in de gelegenheid de aanvraag binnen een termijn van vier weken te completeren.

  • 2.

    Indien de aanvraag niet binnen de aangegeven termijn is gecompleteerd, besluit het college de aanvraag buiten behandeling te stellen.

1.3 vaststelling financierbare kosten

  • 1.

    Het college stelt binnen dertien weken na ontvangst van de aanvraag de financierbare kosten vast.

  • 2.

    Het college kan de in lid 1 genoemde termijn eenmalig met vier weken verlengen voor zover de controle op de juistheid van de gegevens daartoe aanleiding geeft.

  • 3.

    Bij de verlenging als bedoeld in lid 2, doet het college daarvan melding aan de aanvrager.

  • 4.

    De toekenning van de Instandhoudingslening vindt plaats op basis van de door het college goedgekeurde financierbare kosten.

  • 5.

    De financierbare kosten worden berekend en vastgesteld conform de ‘Richtlijn subsidiabele instandhoudingskosten erfgoed Gouda’ (zie bijlage I).

1.4 toekenning financiering

  • 1.

    Het college neemt binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, dan wel na het compleet worden daarvan, een beslissing en deelt die middels een toewijzings- of afwijzingsbesluit mee aan de aanvrager.

  • 2.

    Het college kan de in lid 1 genoemde termijn met redenen omkleed eenmalig met acht weken verlengen.

  • 3.

    Bij de verlenging als bedoeld in lid 2 doet het college daarvan melding aan de aanvrager.

  • 4.

    Uit overschrijding van de in lid 2 bedoelde termijn kan de aanvrager niet afleiden dat zijn aanvraag is of wordt gehonoreerd.

  • 5.

    De in lid 4 bedoelde beslissing is een besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb, waartegen bezwaar en beroep kan worden ingesteld door belanghebbenden.

  • 6.

    Het college kan naast de in artikel 4:35 van de Awb genoemde weigeringsgronden de financiering weigeren indien:

    • a.

      de noodzaak van de activiteit niet is aangetoond;

    • b.

      de voorgenomen uitvoering van de activiteit onvoldoende doelmatig is;

    • c.

      reeds een begin is gemaakt met de werkzaamheden voordat de aanvraag als bedoeld in artikel 5, eerste lid bij het college is ingediend en de bijbehorende bescheiden zijn goedgekeurd;

    • d.

      de aanvraag in strijd is met deze verordening.

1.5 gereedmelding

  • 1.

    De aanvrager meldt de activiteit direct na voltooiing van de werkzaamheden, doch uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de instandhoudingslening, bij het college gereed door indiening van een volledig ingevuld en ondertekend gereedmeldingsformulier dat het college heeft vastgesteld en beschikbaar gesteld.

  • 2.

    De gereedmelding als bedoeld in lid 1 gaat vergezeld van:

    • a.

      een verklaring van de aanvrager dat de activiteit is uitgevoerd overeenkomstig de vaststelling van de financierbare kosten;

    • b.

      een gespecificeerde opgave van de kosten per activiteit met de daarop betrekking hebbende rekeningen en betaalbewijzen;

    • c.

      een opgave van de dag waarop de activiteit is gereedgekomen;

    • d.

      de overige op het gereedmeldingsformulier gevraagde gegevens en bescheiden.

  • 3.

    Het college bevestigt binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding als bedoeld in het lid 1.

  • 4.

    De aanvrager dient gedurende een periode van vijf jaar na de gereedmeldingsdatum informatie beschikbaar te houden die het college noodzakelijk acht.

1.6 deelnemingsovereenkomst

Op deze Richtlijn  is van toepassing de deelnemingsovereenkomst tussen de gemeente Gouda en SVn.

1.7 Afwijzen aanvraag/intrekken toewijzing

Het college wijst een aanvraag af of trekt een toewijzingsbesluit voor het aanvragen van een Instandhoudingsregeling bij SVn in, indien:

  • a.

    het budget niet toereikend is om de aanvraag te honoreren;

  • b.

    de werkelijke kosten naar zijn oordeel niet in redelijke verhouding staan tot het te verkrijgen resultaat;

  • c.

    de werkelijke kosten minder bedragen dan € 2.500,-;

  • d.

    er niet is voldaan aan de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften en/of bepalingen.

  • e.

    de Instandhoudingsregeling is toegekend of vastgesteld op grond van onjuiste gegevens.

1.8 Financiële toets, verstrekken en beheer Instandhoudingsregeling door SVn

  • 1.

    De toewijzing door het college betreft een reservering voor een Instandhoudingsregeling uit het gemeentelijke budget. De toewijzing voor het aanvragen van een Instandhoudingsregeling vormt het startpunt voor een autonome financiële toetsing door SVn.

  • 2.

    De verordening is in overeenstemming met de productspecificaties Instandhoudingsregeling van SVn en de deelnemingsovereenkomst die is gesloten tussen <de gemeente……..> en SVn.

  • 3.

    SVn stelt de definitieve hoogte van de Instandhoudingsregeling vast en bij en positieve financiële toets brengt SVn een offerte uit. Bij een negatieve financiële toets, wijst SVn de lening af en brengt de aanvrager en gemeente hiervan op de hoogte.

  • 4.

    SVn verstrekt en beheert een geoffreerde Instandhoudingsregeling. Indien de aanvrager het niet eens is met de financiële toets van SVn, kan er een klachtenprocedure worden gestart bij SVn en vervolgens eventueel bij het KIFID of zich wenden tot de bevoegde burgerlijke rechter.

BIJLAGE IV Schema Financiële ondersteuning versus Handhaving

Betreft bijlage bij de Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020

afbeelding binnen de regeling

Voor de verklaring van de begrippen, zie: Subsidieverordening Instandhouding Erfgoed Gouda 2020, artikel 1.1.1.

noten:

1) Boven nomaal onderhoud/restauratiewerk is beperkt subsidiabel. Er wordt bij subsiëring echter prioriteit gegeven aan normaal-regulier onderhoud. Restauratiewerk dat het gevolg is van gebrek aan structureel en/of planmatig onderhoud is niet-subsidiabel.

2) Cascoherstel is subsidiabel, mits van toepassing op monumentale onderdelen. Cascoherstel dat het gevolg is van gebrek aan structureel en/of planmatig onderhoud is niet-subsidiabel.

3) Reconstructie is niet subsidiabel, tenzij de reconstructie in direct verband staat met de goedgekeurde, subsidiabele onderhoudskosten.

4) Inzet gemeente verloopt via de ODMH conform het Stappenplan Handhavingstraject Instandhoudingsplicht (bijlage III bij de Erfgoedverordening)


Noot
1

Definitie conform Erfgoedverordening Gouda 2017, resp. Erfgoedwet

Noot
2

preventief: Tijdig nemen van maatregelen om gebreken en/of onderhoudsproblemen te voorkomen

Noot
3

bovennormaal of curatief: Herstellen van gebreken, waarna deze niet meer (zullen) opspelen.

Noot
4

correctief: Herstellen van gebreken waardoor schade is ontstaan of waardoor risico's (zijn) ontstaan.

Noot
5

adaptief: Aanpassen die gewenst en/of noodzakelijk zijn om te kunnen blijven voldoen aan de wettelijke eisen die gesteld worden, dan wel onvermijdelijk zijn om de monumentale waarden in stand te houden. Betreft aanpassingen vanwege externe ontwikkelingen.

Noot
6

additief: Aanpassen vanwege nieuwe of aangepaste functionele eisen.

Noot
7

Definitie conform artikel 1.1.1

Noot
8

Uitgegaan wordt van de urgentie binnen het betreffende Instandhoudingsplan. Er worden geen verschillende, losse aanvragen naast elkaar gelegd en behandeld. De rapportage van de Monumentenwacht vormt hiervoor de basis of het vertrekpunt. Het genoemde inspectierapport is opgesteld door de Monumentenwacht op basis van een door hen zelf uitgevoerde onderhoudsinspectie.

Noot
9

Over de monumentale waarden van de betrokken onderdelen mag geen twijfel bestaan. Bij twijfel beslist de Erfgoedafdeling van de Gemeente Gouda, zo nodig op advies van de Commissie Cultuurhistorie.

Noot
11

ISV: Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing

Noot
12

Het ‘Stappenplan handhavingstraject instandhoudingsplicht’ is vastgelegd in de ‘Handreiking Instandhoudingsplicht Monumenten 2016’.