Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019 Gemeente Hollands Kroon Anna Paulowna, 14 mei 2019

Geldend van 21-01-2021 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2020

Intitulé

Beleidsregels maatschappelijke ondersteuning 2019 Gemeente Hollands Kroon Anna Paulowna, 14 mei 2019

Verordening en beleidsregels

Per 1 januari 2015 is elke gemeente verantwoordelijk de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna Wmo 2015) . In deze wet staat dat elke gemeente verplicht is een verordening Maatschappelijke Ondersteuning te ontwikkelen en vast te stellen. De Wmo 2015 bepaalt ook welke onderwerpen verplicht zijn op te nemen in de verordening. De gemeenteraad stelt de verordening Maatschappelijke Ondersteuning vast op advies van het college. Het college van burgemeester en wethouders voert namens de gemeenteraad de verordening uit. Het college stelt de beleidsregels vast. Beleidsregels zijn een verdere uitwerking van de verordening. Beleidsregels zijn afgeleid van de verordening en wettelijke regelingen. Beleidsregels beschrijven de uitleg van een norm die in een wet of verordening is neergelegd. Verordeningen en Beleidsregels zijn openbaar en elke gemeente maakt deze officieel bekend via www.officielebekendmakingen.nl .

De Wmo 2015 op hoofdlijnen

Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het ondersteunen van de zelfredzaamheid en participatie van mensen met een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen: die ondersteuning moet erop gericht zijn dat mensen zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven. Voor mensen met psychische of psychosociale problemen of voor mensen die, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, de thuissituatie hebben verlaten, voorzien gemeenten in de behoefte aan beschermd wonen en opvang. Wanneer iemand naar het oordeel van het college niet in staat is tot zelfredzaamheid of participatie en onvoldoende is geholpen met de inzet van eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen, beslist het college tot het verstrekken van een (individuele) maatwerkvoorziening. Een maatwerkvoorziening kan bestaan uit diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die kunnen bijdragen aan het verbeteren of het in stand houden van zelfredzaamheid, participatie of het bieden van beschermd wonen of opvang aan een cliënt. Ook datgene dat nodig is om de mantelzorger van de cliënt te ondersteunen bij het verlenen van mantelzorg of om deze (tijdelijk) te ontlasten in een situatie van (dreigende) overbelasting, kan onderdeel uitmaken van een maatwerkvoorziening.

De gemeenten voeren de Wmo 2015 uit en hebben daarmee een groot aantal taken naar hun inwoners die op de één of andere manier door een beperking een probleem ervaren in het dagelijkse leven. Het gaat daarbij onder andere om het wonen, met name de woning. Als door de beperking de woning niet meer geschikt is, kan de gemeente kijken of de woning aangepast kan worden of misschien niet en dan kan er gezocht worden naar een geschikte(re) woning waar naartoe verhuisd kan worden.

Daarnaast is de gemeente verantwoordelijk voor hulp bij het schoonhouden van de woning, als een inwoner dat door een beperking (gedeeltelijk) niet meer zelf kan. Ook als een inwoner problemen heeft met het zich verplaatsen in en rondom de woning kan de gemeente beoordelen of men een rolstoel nodig heeft. Gaat het om grotere afstanden dan kan het zijn dat iemand door zijn beperkingen behoefte heeft aan een hulpmiddel zoals een scootmobiel, het collectief vervoer of andere voorzieningen. Verder kunnen allerlei situaties in het dagelijkse leven hulp nodig maken als iemand dat door beperkingen niet (helemaal) zelf kan. Ook andere hulp is mogelijk zoals logeeropvang: van tijd tot tijd een weekend uit logeren om het de mantelzorger mogelijk te maken tot rust te komen en eens een paar dagen zijn of haar eigen dingen te doen.

Wet langdurige zorg

Als het voor een inwoner niet meer mogelijk is in zijn eigen leefomgeving te blijven wonen, dan houdt de zorg van de gemeente op en komt de inwoner in aanmerking voor de Wet langdurige zorg (hierna: 'Wlz'). Om voor dit type zorg in aanmerking te komen moet eerst het Centrale Indicatie-orgaan (CIZ) een zorgvuldig onderzoek oordeel geven, een indicatie stellen. Met een indicatie voor de Wlz kan een inwoner worden opgenomen in een instelling, en tegelijkertijd kent de Wlz de mogelijkheid zelfstandig wonen. Een Wlz-indicatie wil daarmee niet zeggen dat men altijd verplicht wordt opgenomen in een instelling. Verschil is wel dat de hulp dan andere hulp is die vanuit de Wlz komt.

Zorgverzekeringswet

Heeft iemand thuis hulp nodig met het uit bed komen, eten, douchen, naar het toilet gaan en andere dagelijkse dingen die allemaal met het lichaam te maken hebben, dan wordt dat niet geregeld door de gemeente maar op grond van de Zorgverzekeringswet. Het is de wijkverpleegkundige die in dat geval de hoeveelheid van deze hulp bepaalt en instellingen voor thuiszorg bieden deze hulp.

Tot slot kan het zijn dat er een situatie is dat men niet voor de Wlz in aanmerking komt, maar toch behoefte heeft aan een woonsituatie met begeleiding of in een beschermde omgeving. Ook dan kan de gemeente in het kader van de Wmo een oplossing bieden.

Partner Hollands Kroon

Gemeente Hollands Kroon heeft sinds zomer 2016 zorgpartner Incluzio Hollands Kroon opdracht gegeven voor de realisatie van de domeinen voorliggende voorzieningen, WMO en Jeugdhulp en wijkteams. Incluzio Hollands Kroon realiseert de integrale aanpak, waarbij wijkteams hulp bieden aan iedereen die dat nodig heeft. Incluzio Hollands Kroon organiseert alle zorg, sociale ondersteuning en dienstverlening in samenhang en dichtbij inwoners. Hollands Kroon heeft ervoor gekozen wijkteams in te zetten die in het kader van de Jeugdwet en de Wmo met inwoners kijken welke zorg en ondersteuning er nodig is en hoe het eigen netwerk en de verschillende voorzieningen hierin een steun kunnen zijn.

Persoonsgebonden budget

Ook kent de Wmo de mogelijkheid om via een zogenaamd persoonsgebonden budget zelf bij iemand hulp in te kopen.

Eigen kracht

De Wmo 2015 gaat uit van de mogelijkheden die men zelf heeft. Daarom zal bij het praten over problemen ook gekeken worden naar de eigen mogelijkheden die men heeft. Dat kan hulp van anderen zijn, zoals huisgenoten, mantelzorgers of hulp op basis van oplossingen die men zelf kan verzorgen.

Alles bij elkaar is de Wmo 2015 een wet die mensen met een beperking helpt zo lang mogelijk in de eigen omgeving zo goed mogelijk te kunnen blijven functioneren.

Toegang

Om gebruik van de Wmo 2015 te kunnen maken moet beoordeeld worden wat het probleem is, wat men er zelf aan kan doen, wat anderen eraan kunnen doen en als dat niet voldoende oplost, wat de gemeente er aan toe kan voegen om het probleem op te lossen. Hiervoor geeft de wet een procedure die later uitgebreid besproken zal worden.

Bezwaar en beroep

Als een inwoner van mening is dat een gevraagde voorziening ten onrechte niet is toegekend, of als men niet tevreden is met wat er is toegekend, bestaat de moge¬lijkheid daartegen bezwaar te maken. Bezwaar maken betekent dat de gemeente gevraagd wordt alles wat er gebeurd is nog eens goed te bekijken en te beoordelen of alles wel goed is gegaan. Als de inwoner ook daarna nog niet tevreden is, bestaat er de mogelijkheid de rechter te laten bekijken of de gemeente alles wel goed heeft gedaan. Daarna is er zelfs nog een hoogste rechter (de Centrale Raad van Beroep) die ingeschakeld kan worden. Rechters beoordelen vooral of een gemeente zich wel gehouden heeft aan alle regels die de wet, de verordening en de beleidsregels geven. En of het besluit wel redelijk is, binnen het kader van de wet.

Hoofdstuk 1 De procedure

(Verordening WMO 2019 - Hoofdstuk 1)

Als een inwoner op grond van een beperking een probleem ondervindt, kan hij contact opnemen met de gemeente. De gemeente zal na een korte intake betrokkene doorverbinden naar het wijkteam van Incluzio Hollands Kroon of met toestemming van de inwoner de melding neerleggen bij het wijkteam van Incluzio Hollands Kroon. Het wijkteam zal allereerst onderzoeken of de melding valt binnen de reikwijdte van de Wmo 2015. Als een inwoner bijvoorbeeld behoefte heeft aan hulp bij het opstaan en naar bed gaan of het naar het toilet gaan, verwijst de wijkteamconsulent de cliënt naar de wijkverpleegkundige, die daar een oordeel over kan geven in het kader van de Zorgverzekeringswet.

De melding (artikel 2 verordening WMO 2019)

Als blijkt dat het probleem van de inwoner onder de Wmo 2015 valt, neemt het wijkteam de melding in behandeling. De regel is dat er dan binnen zes weken een gesprek gevoerd moet worden waarin alles onderzocht wordt wat nodig is om tot een oordeel te komen over wat er zou moeten gebeuren, of niet. Vindt het gesprek niet binnen zes weken plaats, dan kan voorgesteld worden om het gesprek iets later, maar zo snel mogelijk te houden. In het geval de inwoner binnen zes weken geen reactie ontvangt, bestaat voor de inwoner de mogelijkheid zonder het gesprek direct een aanvraag in te dienen. Het is voor de wijkteamconsulent van Incluzio Hollands Kroon dan ook van belang binnen zes weken of een afspraak te maken, of het gesprek te voeren. Omdat het belangrijk is te weten vanaf welk moment de zes weken aanvangen, bevestigt de wijkteamconsulent de melding schriftelijk aan de inwoner/ cliënt.

De cliënt kan zelf melden , maar kan ook een andere persoon kan, namens de cliënt de melding verzorgen, zoals de partner, mantelzorger, familielid, buurman of andere betrokkene. Het spreekt vanzelf dat de cliënt in ieder geval vooraf op de hoogte is en er mee instemt dat anderen namens de client de melding verzorgen

De cliënt of andere persoon namens de cliënt kan telefonisch, schriftelijk per brief, per e-mail of mondeling zijn/ haar probleem melden bij het wijkteam Incluzio Hollands Kroon.

Onafhankelijke cliëntondersteuning (artikel 3 verordening WMO 2019)

De wet biedt de cliënt twee mogelijkheden waar hij bij of na de melding gebruik van kan maken. De eerste mogelijkheid is die van een onafhankelijk cliëntondersteuner. Deze hulp kost niets en kan de cliënt helpen duidelijk te krijgen wat zijn probleem is, onder welke regeling dat valt en hoe hij dat moet aanvragen. Incluzio zal deze mogelijkheid in de bevestigingsbrief onder de aandacht van de cliënt. De cliënt kan dan zelf bekijken of hij er gebruik van wil maken.

Een cliëntondersteuner is een professional. Uiteraard kan de cliënt ook hulp vragen bij familie, vrienden of kennissen of andere professionals.

Persoonlijk plan

De cliënt kan in het kader van de melding en het onderzoek een persoonlijk plan opstellen. Een persoonlijk plan sluit aan bij hetgeen een medewerker van Incluzio met de cliënt zal gaan bespreken tijdens het onderzoek. Het persoonlijk plan moet binnen zeven dagen na de melding worden ingediend. Ook dit zal in de bevestiging van de melding uitgelegd worden.

Identiteit

Door of namens de gemeente zal de identiteit van de cliënt vastgesteld moeten worden. Dat betekent dat de medewerker van Incluzio het recht heeft om tijdens het gesprek naar een geldig identiteitsbewijs te vragen.

Informatie

Daarnaast vraagt de wijkteamconsulent welke achterliggende informatie de cliënt tot zijn beschikking heeft en dit kan helpen bij het oplossen van het probleem. De wet zegt dat een cliënt verplicht is alle gegevens beschikbaar te stellen die nodig zijn voor het onderzoek en die de cliënt tot zijn beschikking heeft.

Het onderzoek (artikel 5 verordening WMO 2019)

De wet Wmo 2015 beschrijft precies welke onderwerpen de consulent tijdens het gesprek behoort te bespreken met de inwoner/ cliënt. Hieronder volgt een toelichting op de onderwerpen.

De behoeften, de persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt

Allereerst gaat het om de behoeften, de persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt. Daaronder kan worden verstaan de gezondheidstoestand van de cliënt, zoals de oorzaken van de beperkingen die ondervonden worden en de belemmeringen die dat oplevert. De situatie in de woning en de woonomgeving van de cliënt: welke problemen worden ondervonden. De manier waarop de cliënt in zijn omgeving en met de mensen om hem heen functioneert en de concrete situatie van de cliënt: woont hij alleen, heeft hij een partner, zijn er kinderen, is er een mantelzorger enz.

Eigen kracht

De wijkteamconsulent onderzoekt daarna de mogelijkheden die de cliënt heeft om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zelf het probleem op te lossen. Heeft de cliënt bijvoorbeeld al het één en ander gedaan om het probleem op te lossen? Verder zijn er misschien mogelijkheden die de cliënt niet kent en welke de wijkteammedewerker kan voorstellen. Dan zou het kunnen zijn dat de cliënt het probleem al geheel of gedeeltelijk zelf op kan lossen. Denk aan hulpmiddelen die gewoon in de handel zijn of aan voorzieningen die er voor iedereen zijn, zoals maaltijdvoorzieningen of sociale alarmering.

Onder gebruikelijke hulp wordt verstaan hulp die huisgenoten kunnen bieden. Van huisgenoten mag je immers verwachten dat die zaken in het huishouden overnemen van een andere huisgenoot die het niet meer kan. Of huisgenoten begeleiden bij dagelijkse dingen die in huis plaatsvinden. Of bij het bezoeken van artsen. Gebruikelijke hulp rond het huishoudelijk werk gaat bijna altijd voor hulp bij het huishouden. Dat betekent dat als er een huisgenoot boven de 18 jaar is die huishoudelijke taken kan doen, die huisgenoot verwacht wordt dat te doen, ook al wil de huisgenoot het niet.

Daarna wordt bekeken of er met andere personen uit het netwerk een oplossing gevonden kan worden. Dat zou ook een mantelzorger kunnen zijn, iemand die de cliënt goed kent en daarom bereid is zonder betaling de cliënt te helpen.

Mantelzorg

Als er sprake is van een mantelzorger bespreekt de wijkteamconsulent of de mantelzorger de hulp goed aan kan en niet overbelast is of dreigt te worden. Is dit wel het geval dan onderzoekt de consulent hoe dit opgelost zou kunnen worden.

Andere instellingen of voorzieningen

Tot slot wordt gekeken of er nog andere instellingen of wettelijke voorzieningen zijn die een oplossing zouden kunnen bieden.

Eigen bijdrage (hoofdstuk 8 verordening WMO 2019)

Als de gemeente een maatwerkvoorziening treft, kan er een eigen bijdrage worden bepaald. Het Centraal AdministratieKantoor (CAK) stelt de eigen bijdrage vast en int deze. De gemeente, de consulent, informeert de cliënt vooraf over deze mogelijkheid. Op grond van het Besluit verlaging eigen bijdrage Wlz zorg en maatschappelijke ondersteuning (Kamerstukken II 2017/18, 34 104, nr. 225) gaan vanaf 1 januari 2019 alle cliënten die gebruik maken van één of meer Wmo-maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van degenen die gebruik maken van beschermd wonen zorg in natura of maatschappelijke opvang, ongeacht inkomen en vermogen, een maximale periodebijdrage betalen van € 17,50.

Direct hulp of aanvraag

Aan het eind van het gesprek beoordeelt de wijkteamconsulent wat er zelf gedaan kan worden, wat anderen kunnen doen en wat er nog extra nodig is. Soms kan Incluzio dat direct inzetten, soms is een aanvraag nodig. Die aanvraag kan dan na het gesprek ingediend worden.

Verslag (artikel 6 verordening)

Het gehele gesprek en alles wat daarin onderzocht is, legt de wijkteamconsulent vast in een verslag. Dat verslag stuurt de consulent aan de cliënt. Als de cliënt zich, op onderdelen, niet kan vinden in het verslag en het, op onderdelen niet eens is met het verslag , kan hij dit Incluzio laten weten. Vervolgens voegt de consulent dit toe aan het verslag . Het verslag bestaat dan uit het verslag zelf en de opmerkingen van de cliënt eraan vastgehecht.

Advies (artikel 10 verordening)

Soms is in deze procedure een advies nodig, bijvoorbeeld van een arts, ergotherapeut of andere deskundige. Dit advies wordt dan gevraagd aan een adviseur die de gemeente beschikbaar heeft. De cliënt is verplicht mee te werken aan dit advies. Als de cliënt niet mee wil werken, analyseert de gemeente of zonder het advies een verantwoord besluit genomen kan worden. Dat zal meestal niet zo zijn, want anders was er geen advies aangevraagd.

Aanvraag (artikel 7 verordening)

Een aanvraag moet schriftelijk worden ingediend. Ook een aanvraag wordt schriftelijk bevestigd. Dit is belangrijk omdat de wet aangeeft dat een besluit binnen twee weken na de aanvraag genomen en toegestuurd moet zijn.

Het is gebruikelijk het verslag als aanvraagformulier te gebruiken. Dat kan door het verslag te ondertekenen, als het nog nodig is van het burgerservicenummer te voorzien en aan te geven dat het om een aanvraag gaat van datgene dat in de conclusie genoemd wordt.

De datum waarop Incluzio Hollands Kroon het aanvraagformulier ontvangt, is de datum van aanvraag waarop de termijn van twee weken begint te lopen.

Beschikking (artikel 11 verordening)

Uiteindelijk wordt na de aanvraag binnen twee weken een beschikking aan de cliënt gestuurd. In deze beschikking staat wat er is aangevraagd, wat daarover besloten is, waarom dat zo besloten is en als er voorwaarden zijn, welke voorwaarden er zijn. Tevens wordt de betaling eigen bijdrage aangegeven .

Lukt het niet het besluit binnen twee weken te nemen (wat soms niet anders kan, bijvoorbeeld bij een ingewikkelde woningaanpassing waar eerst nog een offerte voor moet worden gevraagd) dan deelt de wijkteamconsulent dit binnen twee weken schriftelijk mede aan de cliënt. Daarbij moet de consulent gemotiveerd beschrijven waarom het niet binnen twee weken lukt en binnen welke termijn er wel een besluit volgt of waar het nemen van het besluit vanaf hangt.

Hoofdstuk 2 Voorwaarden waar je aan moet voldoen

(artikel 8 en hoofdstuk 2 van de verordening)

Als een inwoner voor een maatwerkvoorziening in aanmerking wil komen, is het voldoen aan een aantal voorwaarden verplicht. Hieronder volgt een uitleg van deze voorwaarden.

Inwoner

Om voor een maatwerkvoorziening in aanmerking te komen, is het verplicht als inwoner binnen de gemeente Hollands Kroon ingeschreven te staan . Dat gaat in bijna alle gevallen op, soms staat een cliënt niet bij de gemeente ingeschreven en is de cliënt wel woonachtig in de gemeente. In deze situatie wordt naar de concrete situatie gekeken en wordt iemand als inwoner beschouwd als hij (verreweg) de meeste nachten binnen de gemeente Hollands Kroon doorbrengt.

Langdurig nodig

De voorziening(en) moeten langdurig nodig zijn. Het moet bijvoorbeeld niet gaan om een tijdelijke situatie, waardoor het probleem ontstaat. Zo zal iemand die zijn beide benen gebroken heeft en in het gips zit, niet voor een rolstoel, een vervoersvoorziening en woningaanpassingen in aanmerking komen. Het is immers de verwachting dat na korte of iets langere tijd het probleem opgelost zal zijn. In die tussentijd moet iemand zijn eigen problemen oplossen. Een rolstoel kan uit de uitleen worden geleend, vervoer kan via familie en vrienden worden geregeld en in huis zal men zich tijdelijk moeten behelpen.

Is niet duidelijk of iets tijdelijk is, dan kan de medisch adviseur gevraagd worden daar een oordeel over te geven. Langdurig is in ieder geval ook een terminale fase. Alleen bij hulp bij het huishouden kan er een uitzondering worden gemaakt: wie tijdelijk zijn eigen huishouden (na bijvoorbeeld een operatie) niet kan doen en waar geen sprake is van gebruikelijke hulp, kan ook voor kortere tijd hulp bij het huishouden krijgen. Dit wordt vaak vanuit het ziekenhuis rechtstreeks met de wijkteamconsulent geregeld.

Algemeen gebruikelijke voorzieningen (artikel 19 verordening)

In de verordening staat de regel dat een voorziening die algemeen gebruikelijk is niet als maatwerkvoorziening verstrekt hoeft te worden. Een voorziening is algemeen gebruikelijk als de cliënt over die voorziening ook als hij geen beperking had, had kunnen beschikken.

Daarvoor worden drie vragen gesteld:

  • 1.

    Is de voorziening speciaal bestemd voor mensen met een beperking of niet?

  • 2.

    Kan je de voorziening in gewone c.q. reguliere winkels kopen?

  • 3.

    Is de prijs vergelijkbaar met producten die algemeen gebruikelijk zijn? Behoort de voorziening voor een persoon zonder beperkingen in een financieel vergelijkbare positie tot het normale aanschaffingspatroon?

Goedkoopst-compenserende maatwerkvoorziening

Als tijdens het gesprek vastgesteld wordt dat er een maatwerkvoorziening mogelijk is en er blijken meerdere voorzieningen tot eenzelfde resultaat te kunnen leiden, dan mag de gemeente de goedkoopst-compenserende maatwerkvoorziening kiezen. Daarbij staat dan wel voorop dat de goedkoopste voorziening moet leiden tot het resultaat dat behaald moet worden. Is dit niet geval en kan een andere maatwerkvoorziening dat wel, dan moet in principe dan andere maatwerkvoorziening worden verstrekt. Het te behalen resultaat moet dus altijd behaald kunnen worden.

Behandeling

Als iemand een probleem heeft dat behandeld kan worden en daarmee kan worden opgelost, is dit een betere optie dan de gevolgen van het probleem zo klein mogelijk te maken. Daar wordt, als behandeling mogelijk is, geen maatwerkvoorziening verstrekt maar verwezen worden naar deze behandeling. Voorwaarde voor de behandeling is een medisch advies waaruit blijkt dat behandeling mogelijk is en tot een oplossing kan leiden. De medisch adviseur onderzoekt ook of je de behandeling wel aan de cliënt kunt vragen, bijvoorbeeld als het om een heel zware behandeling gaat of een behandeling met heel grote risico's.

Hoofdstuk 3 Verstrekking van een persoonsgebonden budget

(Hoofdstuk 4 verordening)

Een persoonsgebonden budget (verder ook: pgb) is bedoeld om cliënten die de eigen regie over hun leven kunnen voeren de kans te geven maximaal deze eigen regie te voeren door l zelf te bepalen wat zij aanschaffen als hulpmiddelen of wie zij inhuren om hen te helpen en welke afspraken zij met de hulpverlener maken. Het pgb is in die situatie een heel geschikt middel mensen zelf zo veel mogelijk te laten bepalen. Voorwaarde is uiteraard wel dat men zelf de eigen regie kan voeren. Kan men de regie niet zelf voeren dan heeft een pgb weinig toegevoegde waarde.

Voorwaarden

De gemeente Hollands Kroon vindt het van groot belang dat cliënten maximaal eigen regie kunnen voeren, maar is geen voorstander van het creëren van afhankelijkheidssituaties. Daarom is er een aantal voorwaarden waaraan een wijkteamconsulent bij het verstrekken van een pgb toetst.

  • 1.

    De cliënt moet de eigen regie kunnen voeren en geschikt zijn het werkgeverschap te vervullen. Dat wil zeggen: overzien wat het betekent werkgever te zijn en in staat zijn alle noodzakelijke administratieve handelingen te doen. De salarisadministratie wordt uitgevoerd door de Sociale Verzekeringsbank, die ook de betalingen doet. De opdracht daartoe moet de cliënt geven aan de hand van de gewerkte uren. Er zijn situaties waarin het niet wenselijk is dat iemand een pgb ontvangt. Dat kan als (bij de) cliënt sprake is van:

  • handelingsonbekwaamheid; als gevolg van dementie, een verstandelijke handicap of ernstige psychische problemen onvoldoende inzicht in de eigen situatie;

  • verslavingsproblematiek;

  • schuldenproblematiek;

  • eerder misbruik van het pgb;

  • fraude in het verleden.

Of aan deze voorwaarden wordt voldaan neemt de consulent samen met de cliënt door.

  • 2.

    De cliënt kan motiveren waarom hij een pgb wil hebben. De motivering is van belang om te weten of het pgb in deze concrete situatie de waarde heeft die het pgb moet hebben. Bovendien kan door een goede motivering enigszins worden voorkomen dat er pgb's verstrekt worden waar later fraude mee gepleegd wordt. Het is de bedoeling dat de cliënt een afweging maakt tussen een naturavoorziening of een pgb.

De kwaliteit van de voorziening moet gewaarborgd zijn

Uiteraard moet van tevoren vaststaan dat de hulp die betaald met het pgb ingekocht gaat worden een zodanige kwaliteit heeft dat het beoogde doel bereikt kan worden. De cliënt heeft zelf de verantwoordelijkheid over de kwaliteit van de zorg en kan zo nodig bijsturen. Maar als bij voorbaat al duidelijk is dat de kwaliteit niet aanwezig is, is dat een reden om geen pgb toe te kennen. Vooraf zal daarom getoetst worden of aan deze voorwaarde is voldaan.

Plan

Tot slot is het verstrekken van een pgb ook afhankelijk van een door de cliënt opgesteld plan. In dat plan moet de cliënt laten zien dat het verstrekken van een pgb voor hem leidt tot een betere situatie. Een situatie die even doelmatig is, misschien wel doelmatiger is dan een voorziening of hulp in natura. Met een doelstelling die bereikbaar is en getoetst kan worden. Het plan wordt door de gemeente beoordeeld. Het grote voordeel van een dergelijk plan is dat daarmee duidelijker wordt wat het belang van het pgb is en wat ermee bereikt moet worden. Daarmee wordt het doel evalueerbaar.

Voorlichting

Naast de gemeente Hollands Kroon kan ook informatie ingewonnen worden bij de Sociale Verzekeringsbank die de betaling van het pgb verzorgt.

Verantwoordelijkheid

De budgethouder is zelf verantwoordelijk voor het (in)kopen van de individuele voorziening, van het hulpmiddel of de dienst en voor het onderhoud inclusief reparaties en zo nodig de verzekering. Degene waarvan de hulp betrokken wordt, is verantwoordelijk voor het doorgeven van de loongegevens aan de belastingdienst.

Uit de rechtspraak volgt dat de cliënt zelf financieel verantwoordelijk is voor het uitbetaalde budget in situaties dat dit teruggevorderd gaat worden, ook in de situatie dat een ander de regie over het budget heeft gevoerd. Dit is een punt dat men zich wel moet realiseren!

Beschikking

Als de cliënt kiest voor een pgb en dit wordt ook toegekend, wordt in de beschikking opgenomen:

a. welk resultaat met het pgb behaald moet worden;

b. wat de kwaliteitseisen zijn die gelden bij het besteden van het pgb;

c. wat de hoogte van het pgb is en hoe dit is berekend;

d. voor welke periode het pgb verstrekt wordt;

e. hoe het pgb verantwoord moet worden.

Beëindiging

Het pgb dat toegekend is eindigt als:

  • a.

    de budgethouder naar een andere gemeente verhuist;

  • b.

    de budgethouder overlijdt;

  • c.

    de in de beschikking genoemde periode is verstreken;

  • d.

    de budgethouder aangeeft dat zijn situatie is veranderd en vastgesteld is dat het verstrekte pgb niet meer voldoet;

  • e.

    de budgethouder geen verantwoording aflegt;

  • f.

    de budgethouder zijn pgb laat omzetten in een maatwerkvoorziening.

Inzetten van het sociale netwerk of van mantelzorgers (artikel 23 verordening)

Als de budgethouder dit wil, kan hij personen uit het sociale netwerk inzetten. Daarbij biedt de wet de mogelijkheid voor deze personen een lager tarief te hanteren dan voor instellingen. Dit omdat privépersonen bijvoorbeeld geen overhead hebben en daardoor aanzienlijk minder kosten.

De wens personen uit het sociale netwerk in te zetten moet in het plan beschreven worden. Op deze manier kan aangegeven worden wat de voordelen zijn van het inhuren van deze personen.

Bij de beoordeling hiervan zal allereerst gekeken worden naar de mogelijk gebruikelijke hulp. Als sprake is van gebruikelijke hulp zal daarvoor geen pgb worden verstrekt.

Verder is een uit de wet volgend uitgangspunt dat wat in de vorm van mantelzorg onbetaald gedaan kan worden, niet voor een pgb in aanmerking komt.

Hoogte van het pgb (hoofdstuk 5 verordening)

Als het gaat om diensten, hulp, wordt de hoogte van het pgb afgeleid van de kosten per uur voor hulp door een instelling die de gemeente Hollands Kroon betaalt voor de hulp in natura. Als het gaat om een persoon die hulp verleent en niet bij een instelling werkt, of als het gaat om een persoon uit het sociale netwerk, gelden aparte uurtarieven die in de verordening zijn opgenomen. Als het gaat om een voorziening is het bedrag vergelijkbaar met het bedrag dat de gemeente uitgegeven zou hebben als de voorziening in natura zou zijn verstrekt. Afhankelijk van wat er in het depot beschikbaar is kan dat bedrag voldoende zijn om een nieuwe voorziening aan te schaffen of om een tweedehands voorziening aan te schaffen. Dit is zo geregeld om te voorkomen dat met een pgb altijd nieuwe voorzieningen gekocht worden, terwijl in natura soms gebruikte voorzieningen worden verstrekt.

De hoogte van de bedragen voor voorzieningen worden berekend op basis van de bedragen die een voorziening in natura de gemeente kost. Als het bedrag niet voldoende is voor de cliënt om dat te kopen wat hij graag wil, hoeft de gemeente dit niet aan te vullen. De wet bepaalt dat een pgb niet meer hoeft te kosten dan een voorziening in natura kost. In de beschikking staat wat de hoogte van het pgb-bedrag is, hoe dit is berekend en hoe het pgb verantwoord moet worden.

Aanschaf voorzieningen

Als de cliënt de beschikking heeft ontvangen, heeft hij zes maanden de tijd de toegekende voorziening aan te schaffen. Na ongeveer vier maanden zal de wijkteamconsulent contact opnemen en bij de inwoner informeren of het lukt met de aanschaf van de voorziening. Als er onoverkomelijke problemen blijken te zijn, bestaat alsnog de mogelijkheid over te stappen op een maatwerkvoorziening in natura.

Omzetting pgb in een voorziening in natura

Als het pgb besteed is aan de aan te schaffen voorziening is omzetting naar een maatwerkvoorziening niet meer mogelijk. De cliënt kan pas weer een aanvraag voor een nieuwe voorziening indienen als de afschrijvingstermijn, zoals vermeld in de beschikking, is verstreken. Gaat de voorziening eerder dan de afschrijvingstermijn verloren, dan is het risico daarvoor voor de cliënt. De cliënt moet daarom de voorziening altijd goed verzekeren tegen dit soort risico's.

Intrekking

Als de cliënt de voorziening niet binnen zes maanden heeft aangeschaft, kan de beschikking, waarmee de voorziening is toegekend, worden herzien c.q. ingetrokken. Het college is in een dergelijk geval bevoegd bedragen die op grond van de beschikking zijn betaald, terug te vorderen.

Weigeren pgb

Een pgb kan in ieder geval worden geweigerd als:

  • blijkt dat de cliënt onjuiste en onvolledige gegevens heeft verstrekt en de juiste gegevens tot een andere beslissing zouden hebben geleid;

  • niet aan de gestelde voorwaarden is voldaan;

  • het pgb voor een ander doel wordt gebruikt dan omschreven is in de beschikking.

Met een persoonsgebonden budget gekochte hulpmiddelen

Hulpmiddelen die met een pgb zijn gekocht, zijn gefinancierd met gemeenschapsgeld. Dat betekent dat als die middelen niet meer nodig zijn en verkocht worden, de opbrengst hiervan aan de gemeente dient te worden betaald. De regels hieromtrent worden vastgelegd in de beschikkingen, waarin het pgb wordt toegekend.

Niet besteden deel van het persoonsgebonden budget

Als door omstandigheden een deel van het pgb niet is besteed, kan dit na afloop van het jaar waarvoor het bedrag is toegekend niet meer worden gedeclareerd bij de Sociale Verzekeringsbank. Het is niet toegestaan een niet gebruikt budget of deel van een budget mee te nemen naar het volgende jaar. Een pgb is immers voldoende voor een compleet jaar.

Hoofdstuk 4 De eigen bijdrage

(hoofdstuk 8 verordening)

De Wmo 2015 kent algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen. In beide gevallen mag een eigen bijdrage worden gevraagd. Bij de eigen bijdrage geldt een landelijke regeling waarin de maximaal te vragen eigen bijdrage staat.

Er zijn twee soorten algemene voorzieningen:

1. de algemene voorzieningen die al bestonden voor de Wmo 2015, zoals de maaltijdvoorziening, de boodschappenservice en de glazenwasser. Voor de algemene voorziening wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

2. nieuwe algemene voorzieningen onder de Wmo 2015 speciaal opgezet. De gemeente Hollands Kroon heeft niet van dergelijke algemene voorzieningen.

Eigen bijdrage maatwerkvoorzieningen

Voor maatwerkvoorzieningen, met uitzondering van rolstoelen en hulpmiddelen voor kinderen onder de 18 jaar, mag een eigen bijdrage worden gevraagd. De gemeente Hollands Kroon vraagt een eigen bijdrage op het maximum toegestane bedrag.

Voor de individuele begeleiding door het wijkteam en het collectief vervoer wordt geen eigen bijdrage gevraagd.

Hoelang betaalt de cliënt een bijdrage?

De bijdrage wordt gedurende een bepaalde periode een maal per maand opgelegd. Hoelang die periode is, hangt af van de kostprijs van de maatwerkvoorziening of de duur van de gegeven zorg. Voor alle maatvoorzieningen geldt de termijn conform de afschrijvings­periode. De eigen bijdrage mag niet hoger zijn dan de werkelijke kosten c.q. kostprijs van de voorziening.

Hoofdstuk 5 Criteria beoordelen maatwerkvoorzieningen

(artikel 8 en hoofdstuk 2 verordening)

5.1 Hulp bij het huishouden

Bij hulp bij het huishouden gaat het om activiteiten om het huis, exclusief de tuin en inclusief balkon en berging, schoon en leefbaar te houden.

Algemene voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen (artikelen 14 tot en met 19, verordening WMO 2019)

Alle algemene voorzieningen en algemeen gebruikelijke voorzieningen die beschikbaar zijn, worden eerst beoordeeld. Als het gaat om het zemen van de ramen buiten, is het gebruik van een glazenwasser algemeen gebruikelijk. Hetzelfde geldt voor de maaltijdvoorziening en voor de boodschappenservice. Soms zijn er vrijwilligersorganisaties die ingezet kunnen worden. Voorwaarde hierbij is dat de algemeen gebruikelijke voorziening of algemene voorziening ook daadwerkelijk beschikbaar moet zijn en niet erg duur.

Gebruikelijke hulp

Dan geldt dat als er gebruikelijke hulp is, deze gebruikelijke hulp geacht wordt het huishoudelijk werk over te nemen. Gebruikelijke hulp betekent dat er een huisgenoot is die ouder is dan 18 jaar en zelf geen beperkingen heeft, althans geen beperkingen heeft waardoor geen hup in de huishouding kan worden verricht. Van deze huisgenoot, of huisgenoten, wordt verwacht dat zij het huishoudelijke werk overnemen van andere huisgenoten als zij dat (tijdelijk) niet kunnen. Het kan gaan om een partner, een (meerderjarig) kind of een ander inwonend persoon.

Het gaat bij gebruikelijke hulp niet om studenten die samen in een studentenhuis wonen of iemand die een kamer huurt. Er is bij gebruikelijke hulp vaak een gezins- of familieband of men heeft (bewust) ervoor gekozen om samen te wonen. Kinderen jonger dan 18 jaar moeten helpen en hun eigen kamer opruimen maar gelden tot zij 18 worden niet als gebruikelijke hulp. Het hebben van een baan, het volgen van een opleiding maakt niet uit: heel veel mensen doen hun huishouden naast een baan of opleiding of soms wel alle twee. Alleen als iemand daadwerkelijk de week grotendeels afwezig is (internationaal chauffeur, e.d.) kan een uitzondering worden gemaakt voor het niet-uitstelbare huishoudelijke werk, zoals eten klaarmaken. Uitstelbaar huishoudelijk werk (de was doen, boodschappen, schoonmaken enz. kan in principe ook in het weekeind worden gedaan, zoals zo veel tweeverdieners ook doen).

Mantelzorgers

Dan kan beoordeeld worden of het werk door anderen, zoals mantelzorgers gedaan kan worden. Daarbij geldt dat mantelzorg vrijwillig is en zonder betaling plaatsvindt. Zijn er geen mensen in de omgeving van de cliënt die het werk willen doen, dan zal de wijkteamconsulent concluderen dat er een maatwerkvoorziening nodig is.

Pgb

De maatwerkvoorziening kan in natura of in de vorm van een pgb worden verstrekt. Er worden uren toegekend, afgerond op kwartieren. Bijvoorbeeld: 2 uur. 2,5 uur, 2,75 uur.

Wordt een pgb toegekend, dan gaat dat in op de eerste dag van de week volgende op die waarin het besluit is genomen, tenzij anders vermeld in het toekenningsbesluit, of als dat er niet is, in het verslag/rapportage. Bij een pgb wordt het bedrag van dit budget afgegeven als tegenwaarde van de hulp in natura. Tarieven zijn vastgelegd in de verordening. Er is een tarief voor hulp te verlenen door een instelling en door iemand uit de omgeving van de cliënt die het niet doet in het kader van zijn of haar beroep.

Er moet altijd vaststaan dat het te bereiken resultaat gerealiseerd kan worden. Dat kan door het college gecontroleerd worden als daar aanleiding voor is.

HH1 en HH2

Er zijn twee vormen van hulp bij het huishouden te onderscheiden, te weten hulp bij het

huishouden categorie 1 (HH1) en hulp bij het huishouden categorie 2 (HH2).

Deze vormen houden het volgende in:

Hulp bij het huishouden Categorie 1

1.1

Licht huishoudelijk werk

Opruimen, afwassen, (af)wasmachine in- en

uitruimen, stof afnemen, bedden opmaken, huishoudelijke afval opruimen

1.2

Zwaar huishoudelijk werk

Stofzuigen, schrobben, dweilen, sanitair en

keuken schoonmaken, bedden verschonen

1.3

Kleding/Linnengoed wassen

Het sorteren en wassen van kleding met

behulp van een wasmachine, centrifugeren,

ophangen/afhalen of was, vouwen, strijken

en opbergen.

Hulp bij het huishouden Categorie 2

(bestaat uit categorie 1, aangevuld met de hiernaast genoemde activiteiten)

2.1

Anderen in het huishouden helpen met de verzorging/bereiding van maaltijden

2.2

Dagelijkse organisatie van het huishouden

Organiseren, plannen van huishoudelijke taken.

2.3

Het actief signaleren van veranderingen van de gezondheidssituatie, de leefomstandigheden

en de sociale omgeving van de cliënten

2.4

Het aanleren van huishoudelijke taken.

Beëindiging hulp bij het huishouden

De hulp bij het huishouden eindigt automatisch op de laatste dag van de periode waarvoor het is toegekend. Tevens eindigt de hulp bij het huishouden in de volgende situaties:

  • als degene op wiens naam de hulp staat voor onbepaalde tijd wordt opgenomen in een Wlz-instelling;

  • als de cliënt langer dan twee aaneengesloten maanden in een instelling wordt opgenomen;

  • als de budgethouder recht krijgt op hulp bij het huishouden uit een andere regeling, zoals bijvoorbeeld de Wlz;

  • als de cliënt verhuist naar een andere gemeente;

  • bij overlijden.

Als een cliënt hulp bij het huishouden heeft via een pgb en laat weten liever hulp in natura te ontvangen, blijft de omvang ongewijzigd en verandert alleen de manier waarop de hulp wordt uitgevoerd. Hiervoor krijgt de cliënt wel een nieuwe beschikking.

5.2. Deelname aan het maatschappelijk leven (maatschappelijke participatie)

Inleiding

Eén van de doelstellingen van de Wmo 2015 is dat mensen zo veel als mogelijk deelnemen in de maatschappij. Dit heet deelname aan het maatschappelijk verkeer of maatschappelijke participatie. Concreet betekent het dat een cliënt, ondanks zijn beperking, lichamelijk, verstandelijk of psychisch, zo veel mogelijk net als mensen zonder beperkingen contacten kan onderhouden, andere mensen kan ontmoeten, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen. Een voorwaarde daarvoor is dat de cliënt zich kan verplaatsen.

Lokaal verplaatsen

Bij het lokaal verplaatsen, wat de taak van de gemeente Hollands Kroon is, gaat het om een straal van maximaal 25 kilometer rond de woning. Buiten dit gebied hoeft de gemeente in principe niet voor verplaatsingsmogelijkheden te zorgen. Het ministerie van VWS heeft buiten een straal van 25 km het zogenaamde Valys-vervoer opgezet. Dit vervoer valt dus niet onder verantwoordelijkheid van de gemeente. Indien en voor zover de belbus (zie hieronder) ontoereikend is en bijvoorbeeld niet goed aansluit bij het Valys-vervoer, zal in lijn met de Wmo-verordening een maatwerkvoorziening (vervoersbudget) worden verstrekt in het geval er geen andere passende voorliggende voorzieningen zijn.

De belbus

De gemeente Hollands Kroon kent een collectieve algemene vervoersvoorziening, de belbus geheten. Het is niet mogelijk in plaats van een belbus te kiezen voor een pgb.

Voor het vervoer moet een cliënt betalen, net als iedere Nederlander voor gebruik van het openbaar vervoer moet betalen.

Afwegingskader

In het gesprek zal allereerst bekeken worden wat voor mogelijkheden iemand zelf heeft om zijn vervoersprobleem op te lossen. Als er geen alternatieven blijken te bestaan, ook niet via bijvoorbeeld een elektrische fiets of fiets met lage instap, dan zal er een maatwerkvoorziening verstrekt kunnen worden.

Bereiken openbaar vervoer

Wat betreft het bereiken van openbaar vervoer wordt beoordeeld of betrokkene voldoet aan het algemene criterium voor vervoersvoorzieningen: een loopafstand van maximaal 800 meter. Deze afstand is gekozen omdat dit in Nederland de gemiddelde afstand is tot een bushalte. En als men niet bij de bushalte kan komen, kan men geen gebruik maken van het openbaar vervoer. Daarbij is de daadwerkelijke afstand voor betrokkene tot een bushalte niet van belang. Het gaat om een gemiddelde, zo heeft de rechter bepaald. Bij twijfel over deze loopafstand kan een medisch advies aangevraagd worden.

Er zal dan eerst geïnventariseerd worden wat de vervoersbehoefte van de cliënt is. Daarbij gaat het dan om alle vervoer in het kader van het leven van alledag, het zogenaamde sociale vervoer. Dat is niet het vervoer van en naar school of van en naar het werk. Ook vervoer naar dagopvang wordt hier niet meegenomen.

De belbus is een algemene voorziening die vervoert van deur tot deur, zodat men niet naar de bushalte hoeft te lopen. Iedereen kan hiervan lid worden en als lid hiervan gebruik maken.

Vervoersbudget

Kan men - om medische redenen - niet met het openbaar vervoer reizen en ook niet met de belbus, dan wordt onderzocht worden of men voor een vervoersbudget in aanmerking kan komen.

Scootmobiel

Heeft iemand een loopafstand minder dan 800 meter en veel verplaatsingen binnen die afstand, dan zal beoordeeld worden of die verplaatsingen niet beter met en scootmobiel afgelegd kunnen worden. Bij cliënten met een loopafstand van minder dan 100 meter moet deze beoordeling altijd plaatsvinden.

Auto-aanpassingen

Gaat het om een eigen auto en om autoaanpassingen dan wordt de medische noodzaak van deze aanpassingen bepaald. Dat kan blijken uit een aantekening op het rijbewijs.

Aangepaste fietsen

Aangepaste fietsen voor kinderen en jongeren tot 18 jaar worden uitsluitend verstrekt als voorziening in natura om hergebruik mogelijk te maken.

Pgb (artikel 20 verordening)

Verder kunnen voorzieningen verstrekt worden in natura of in de vorm van een pgb.

Bij een pgb wordt de hoogte van het pgb bepaald door de kosten die verbonden zouden zijn aan een voorziening zoals die in natura zou zijn verstrekt. Dat betekent dat als er een voorziening in depot beschikbaar is, het pgb gebaseerd zal zijn op de kostprijs van die depotvoorziening. Zodoende krijgt iemand die een pgb aanvraagt, net als iemand die een naturavoorziening ontvangt niet automatisch altijd geld voor een nieuwe voorziening. Bij de prijsbepaling van de depotvoorziening wordt uitgegaan van de nog resterende afschrijvingsperiode.

Mantelzorger

Als dit nodig is kan bij het toekennen van een vervoersvoorziening rekening worden gehouden met het noodzakelijke vervoer van een mantelzorger.

Wordt een vergoeding gegeven voor het gebruik van een eigen auto of een auto van derden, dan geldt hiervoor een maximum aan kilometers van 2.000. Dit maximum kan afhankelijk van de vervoersbehoefte lager worden vastgesteld en wordt opgenomen in de beschikking.

5.3. Wonen

Inleiding

Wonen in een geschikte woning is één van de oorzaken dat een inwoner langer in de eigen leefomgeving kan blijven wonen. Daar is een woning voor nodig die geschikt is voor een inwoner met specifieke beperkingen. Als het nodig is dient een woning te worden aangepast aan de beperkingen die een inwoner/cliënt heeft. Ook hierbij geldt het uitgangspunt van de Wmo 2015: wat een persoon zelf op kan lossen, moet die persoon ook zelf oplossen.

Afwegingskader

Het is ieders eigen verantwoordelijkheid te zorgen voor een woning. Bij de keuze van een woning wordt van de inwoner verwacht rekening te houden met de beperkingen die hij/zij heeft. Woont de inwoner in een woning en wordt hij/zij geconfronteerd met beperkingen die eerder niet bestonden en niet te verwachten waren, dan kan het zijn dat er sprake is van een mogelijke maatwerkvoorziening.

Woningen en andere woonsituaties zoals een woonboot of een woonwagen, mits met vaste standplaats betreft, worden ook als woningen gezien.

Eigen kracht

Allereerst wordt gekeken of met eigen oplossingen het probleem opgelost kan worden. Kan bijvoorbeeld het meubilair anders worden gerangschikt? Is het mogelijk in een andere kamer, bijvoorbeeld gelijkvloers, te gaan slapen? Dergelijke vragen worden betrokken bij de vraag of een maatwerkvoorziening wordt verstrekt.

Kleine aanpassingen

Als er toch (bouwkundige) aanpassingen nodig zijn en het bedrag is beperkt, dan kan gekozen worden voor het aanpassen van de woning. Het zal dan vaak gaan om kleine aanpassingen, zoals het weghalen van een drempel, het opheffen van een (klein) hoogteverschil met een oploop, het omdraaien van de draairichting van een deur.

Verhuizing

Gaan de kosten van de aanpassingen dit beperkte bedrag voor voorzieningen te boven, dan wordt in eerste instantie onderzocht of verhuizing mogelijk is. De mogelijkheid van verhuizen wordt steeds belangrijker naarmate de kosten om de woning geschikt te maken stijgen.

Als er gekeken wordt naar de mogelijkheden te verhuizen worden alle aspecten die daarop van invloed zijn mee gewogen. Het gaat dan om zaken als:

a. de financiële gevolgen van de verhuizing, bijvoorbeeld een hogere huur;

b. de (medisch verantwoorde) termijn waarop een woning beschikbaar komt; dit

zal niet veel langer dan zes maanden kunnen duren;

c. de argumenten die voor en tegen een verhuizing bestaan;

d. de eventueel aanwezige mantelzorg en andere hulp.

Mocht bovengenoemde afweging leiden tot de conclusie dat verhuizing naar een aangepaste woning of een goedkoper aan te passen woning nodig is, dan kan onder bepaalde voorwaarden de woningaanpassing in de vorm van een geldlening onder hypotheek worden verleend. In dat geval behoeft belanghebbende niet te verhuizen en kan deze in zijn woning blijven wonen. Voor meer informatie zie bijlage 2. In deze bijlage zijn de regels opgenomen over ‘de toekenning van een woningaanpassing in de vorm van een geld lening onder verband van hypotheek’.

5.3.1. Mantelzorgwoning

Betreft de aanvraag een mantelzorgwoning, dan geldt ook hier dat het ieders eigen verantwoordelijkheid is voor een woning zorg te dragen. Dit zou kunnen door zelf een woning te huren of te bouwen op het terrein van de verzorgende. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat alle kosten die de verzorgde voor de verhuizing maakte aan de oude woning, ook aan de nieuwe woning uitgegeven kunnen worden. Met dit geld kan een woning worden gehuurd of een hypotheek worden afgesloten.

Inpandige oplossingen

Bij het zoeken naar bouwkundige oplossingen wordt altijd eerst gekeken of er binnen de bestaande woning een mogelijkheid is. Is er bijvoorbeeld een garage die omgebouwd kan worden tot slaapkamer en natte cel? Of is er een kamer op de begane grond waar iets dergelijks kan gebeuren? Soms zijn er op de begane grond grote kamers waar deels een slaapkamer of natte cel ingebouwd kan worden.

Aanbouwen/losse unit

Als binnen de woning geen aanpassingsmogelijkheden bestaan en er aangebouwd moet worden, wordt allereerst gekeken worden of het probleem kan worden opgelost door plaatsing van een losse woon-unit waarin een slaapkamer met natte cel zijn ingebouwd. Het voordeel van een losse unit is dat deze weer weggehaald kan worden en op een andere plaats kan worden ingezet.

Is een losse unit niet de oplossing en is aanbouw nodig, dan zal bekeken worden of iemand zelf in staat is de woninguitbreiding te financieren, bijvoorbeeld door een hypotheek op de woning. Is ook dit niet mogelijk dan kan de gemeente een woonvoorziening als maatwerkvoorziening toekennen.

Programma van eisen

Bij grotere aanpassingen zal eerst een programma van eisen worden opgevraagd bij de medisch adviseur, op grond waarvan meerdere offertes kunnen worden opgevraagd.

Gemeenschappelijke ruimten

Als het gaat om aanpassingen in gemeenschappelijke ruimten wordt beoordeeld of het verantwoord is voorzieningen als trapliften en automatische deuren in gemeenschappelijke ruimten te plaatsen. Ook worden aspecten als weer en wind meegenomen.

Mantelzorger

Als het gaat om woonvoorzieningen wordt ook rekening gehouden met de behoeften van mantelzorgers, als het bij voorbeeld gaat om tilliften en andere hulpmiddelen die mantelzorgers moeten kunnen bedienen.

Doelgroep gebouwen

Als het gaat om gebouwen die bestemd zijn voor de doelgroep mensen met een beperking worden tevoren afspraken gemaakt met de eigenaar/opdrachtgever van de gebouwen en wordt gehandeld zoals in die afspraken - schriftelijk - is vastgelegd.

Verhuiskostenvergoeding

Gaat het om een verhuiskostenvergoeding, dan wordt ook gekeken in hoeverre de cliënt vooraf bekend mee was dat er problemen konden optreden en in hoeverre de cliënt een vermijdbaar risico heeft genomen waar nu de consequenties van ervaren worden.

Normaal gebruik van de woning

Het gaat bij het aanpassen van woningen om het normale gebruik van de woning. Dat betekent dat de elementaire woonfuncties mogelijk moeten worden gemaakt. Dan gaat het om: slapen, zich wassen, naar de wc gaan, koken en eten en je in de woning verplaatsen. Voor kinderen geldt dan ook nog dat zij veilig kunnen spelen in de woning. Er worden geen hobby- of studeerruimtes aangepast of bereikbaar gemaakt, omdat het hier geen elementaire woonfuncties betreft. Ook worden geen aanpassingen vergoed voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutisch baden.

Omdat het verwijderen van voorzieningen onwenselijk is en het de bedoeling is dat een (op redelijke schaal) aangepaste woning opnieuw wordt gebruikt door iemand met een beperking, wordt geen vergoeding verstrekt voor het verwijderen van voorzieningen. Dit kan op basis van artikel 2.3.7, lid 3 van de Wmo 2015, dat bepaalt dat nog de cliënt noch de gemeenten gehouden zijn de woningaanpassing ongedaan te maken.

5.4. Rolstoelvoorzieningen

Soorten

Er zijn diverse rolstoelverstrekkingen mogelijk:

• een handmatig voortbewogen rolstoel;

• een elektrisch voortbewogen rolstoel;

• een aanpassing aan een rolstoel.

Aanpassingen die medisch noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld beensteunen, een speciale rug met goede ondersteuning of een besturingshulpmiddel bij een elektrische rolstoel, zijn maatwerkvoorzieningen die door het college kunnen worden verstrekt. Accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn, bijvoorbeeld een boodschappenmand, zijn geen maatwerkvoorzieningen die voor vergoeding in aanmerking komen. Bewoners van een Wlz-instelling kunnen in de meeste gevallen voor het verkrijgen van een rolstoel een beroep doen op de Wlz. In dat geval wordt geen voorziening toegekend op grond van de Wmo 2015.

Eigen kracht

Ook wordt bij een rolstoel eerst bekeken of iemand het probleem zelf op kan lossen. Bij kortdurende noodzaak is het mogelijk een rolstoel te lenen van de uitleenservice van de thuiszorg. Soms wordt men verondersteld zelf voor een rolstoel te zorgen. Dat geldt uitsluitend voor rolstoelen voor incidenteel gebruik. Omdat die niet voor dagelijks zittend gebruik bestemd zijn en op grote schaal tweedehands te koop voor een uiterst laag bedrag (rond 25 - 40 euro) wordt men verondersteld deze rolstoelen zelf aan te schaffen.

Afwegingskader

Het gaat om verplaatsen in en om de woning. Daarom komen diegenen die voor het dagelijks verplaatsen in en rond de woning behoefte hebben aan een rolstoel voor een rolstoel in aanmerking.

Incidenteel gebruik Het dagelijks verplaatsen in en rond de woning geldt niet voor rolstoelen voor incidenteel gebruik. In dat geval wordt de rolstoel gebruikt om bijvoorbeeld met de auto mee te nemen en op de plek van bestemming bij het winkelen of in een dierentuin eenmalig te gebruiken. Een rolstoel voor incidenteel gebruik wordt alleen bij hoge uitzondering gebruikt. In een uitzonderlijk geval kan het college bij incidenteel gebruik toch een maatwerkvoorziening verstrekken. Er moet dan geen gebruik gemaakt kunnen worden van standaardvoorzieningen (die bijvoorbeeld ook vaak bij dierentuinen beschikbaar zijn) of een zelf aangeschafte rolstoel via Marktplaats. En de rolstoel moet voor betrokkene een uitgave zijn die problemen geeft.

Programma van eisen

Als het gaat om een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik zal via een ergonomisch/¬medisch advies een programma van eisen worden opgesteld. Afhankelijk van de complexiteit kan het programma van eisen door de wijkteamconsulent of door een medisch adviseur opgesteld worden.

Persoonsgebonden budget (Pgb)

Een rolstoel kan in natura of in de vorm van een pgb verstrekt worden. Bij kinderen tot 18 jaar wordt een rolstoel uitsluitend verstrekt in natura. Bij verstrekking in natura vallen ook alle kosten voor onderhoud en reparatie onder de verstrekking.

Vervanging

Een verstrekte rolstoel wordt niet vervangen zo lang de rolstoel nog goed functioneert en de jaarlijkse onderhoudskosten hiervoor geen aanleiding geven. Dit geldt zowel voor natura als voor een pgb. Het kan zijn dat na de afschrijvingsperiode van zeven jaar de rolstoel nog goed functioneert en nog langer gebruikt kan worden. Daarover kan zo nodig een onafhankelijk advies gevraagd worden waaruit blijkt of de rolstoel nog langer gebruikt kan worden of niet.

Hoogte pgb

Bij verstrekking van een pgb wordt de rolstoel die betrokkene gekregen zou hebben als hij een naturavoorziening zou hebben ontvangen als uitgangspunt genomen voor de hoogte van het bedrag. Dit om zo eerlijk mogelijk een rolstoel met een pgb te verstrekken op een vergelijkbare wijze als bij naturaverstrekking en te voorkomen dat een pgb gevraagd wordt om een nieuwe rolstoel te kunnen aanschaffen. Uiteraard zal bij verstrekking van een niet-nieuwe rolstoel rekening gehouden worden met een mogelijk kortere levensduur.

Mantelzorger

Als het gaat om mantelzorgers houdt de consulent bij het verstrekken van de rolstoel ook rekening met de belangen van de mantelzorgers, bijvoorbeeld door een duwondersteuning te verstrekken als de mantelzorger anders niet in staat is de rolstoel te duwen.

Sportrolstoelen en andere sportvoorzieningen

Sporten kan een belangrijk middel tot participatie zijn. Als een cliënt zonder sportrolstoel of andere sportvoorziening niet kan sporten en de kosten aanzienlijk hoger zijn dan de kosten die een niet vergelijkbare niet-beperkte sporter moet maken, kan de gemeente een tegemoetkoming voorziening verstrekken. Dat kan een sportmodel zijn maar ook een ander hulpmiddel.

Een dergelijke voorziening zal conform de Wmo-verordening maximaal eenmaal in de drie jaar verstrekt worden. De sporter zal aan moeten tonen dat er sprake is van actieve sportbeoefening. De ervaring leert dat sportclubs, sponsors of fondsen vaak bereid zijn een deel van de kosten te vergoeden.

Hoofdstuk 6 Begeleiding

Begeleiding is een belangrijke verstrekking om langer te kunnen participeren en zelfredzaam te kunnen blijven. Daarmee kan opname worden uitgesteld en kan worden voorkomen dat de cliënt zichzelf verwaarloost. Begeleiding kan individueel (aan één persoon geleverd) en in de groep (samen met andere personen geleverd) worden aangeboden. Daarbij zal altijd eerst gekeken worden of begeleiding in de groep een passende bijdrage aan de participatie en de zelfredzaamheid kan leveren. Als vastgesteld is dat begeleiding in de groep niet voldoende oplossing biedt, zal begeleiding individueel beoordeeld worden.

Vormen van begeleiding in de groep

De volgende vormen van begeleiding in de groep zijn er:

  • a.

    het bieden van een dagprogramma is bedoeld om al dan niet aangepaste vormen van werk of van vrijwilligerswerk te vervangen Dit geldt voor mensen met een werkverleden die niet meer in staat zijn tot werken of tot vrijwilligerswerk. In dat geval kan de groepsbegeleiding worden toegekend van een tot maximaal negen dagdelen per week (met een vaste dag of vaste dagen op basis van een week-programma).

  • b.

    het bieden van activiteiten met als doel een andere dagbesteding en dag structurering te bieden dan arbeid, bijvoorbeeld voor 65-plussers of cliënten die nooit hebben gewerkt met het doel de zelfredzaamheid en cognitieve mogelijkheden en vaardigheden zo veel mogelijk op peil te houden, of om gedragsproblemen te reguleren. Kan maximaal negen dagdelen per week worden toegekend.

  • c.

    om de mantelzorger te ontlasten:

    • kan de cliënt maximaal zeven nachten per week worden opgevangen in een instelling. Op deze wijze kan de cliënt s ’avonds overnachten in een instelling, zodat de mantelzorger de nachtelijke zorg niet hoeft te verlenen;

    • kan de cliënt overdag worden opgevangen gedurende maximaal negen dagdelen per week. Op deze wijze kan de cliënt overdag worden opgevangen, zodat de mantelzorger bijvoorbeeld overdag boodschappen kan doen en zich kan ontspannen.

Methodisch en programmatisch

De dagactiviteiten moeten een doelstelling hebben en methodisch en volgens een programma aangeboden worden, gericht zijn op het structureren van de dag, op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden die de zelfredzaamheid bevorderen.

Welzijnsactiviteiten

Welzijnsactiviteiten zijn activiteiten die worden uitgevoerd in een dorp of wijk, gericht op bepaalde groepen in de samenleving, zoals ouderen of ook kwetsbare ouderen. Welzijnsactiviteiten zijn algemene

voorzieningen: iedereen die wil kan er deel aan nemen. Welzijnsactiviteiten kunnen kenmerken vertonen van onderdelen van groepsbegeleiding. Voor veel cliënten kan een activiteit vanuit Wonen Plus Welzijn voldoende zijn om structuur te bieden aan de dag en andere mensen te ontmoeten. Het zijn vooral mensen met grotere cognitieve, fysieke of psychische beperkingen die aan welzijnsactiviteiten niet voldoende hebben en waarvoor om te komen tot voldoende structuur, het verbeteren of behouden van hun mogelijkheden en/of het reguleren van gedragsproblemen, groepsbegeleiding nodig is.

Vormen van individuele begeleiding

Bij individuele begeleiding betreft het de volgende activiteiten :

  • het helpen aanbrengen van structuur en het helpen bij het uitvoeren van regie voor wie dat niet zelf kan. Helpen bij het (beginnen van) complexe taken, helpen bij het nemen van besluiten en zo nodig helpen de gevolgen ervan wegnemen. Helpen bij het regelen van (rand)voorwaarden bij onderwijs, werk, inkomen, iets kopen, betalen; stimuleren en hulp bij de voorbereiding van gesprekken met instanties. Corrigeren van besluiten of gedrag; op- en bijstellen van dag- en weekplanning; inzicht geven in consequenties van besluiten. Hulp bij het zich houden aan regels/afspraken, corrigeren van besluiten en gedrag; en hulp bij plannen, stimuleren en voorbespreken van activiteiten;

  • aansturen van of toezicht houden op activiteiten, die zowel binnenshuis als buitenshuis kunnen zijn, op het gebied van praktische vaardigheden (zoals hulp bij het uitvoeren of overnemen van eenvoudige of complexe taken/activiteiten). Het oplossen van praktische, niet tot de dagelijkse routine horende problemen. Hulp bij het oefenen van het gebruik van het openbaar vervoer. Hulp bij het maken van contact, hulp bij het plannen en stimuleren van persoonlijke contacten en hulp bij persoonlijke communicatie;

  • oefenen bij het aanbrengen van structuur en/of het voeren van regie en/of het uitvoeren van handelingen die leiden tot zelfredzaamheid. Oefenen met vaardigheden zoals het gebruik van een (blinden)geleidestok, gebruik van hulpmiddelen voor communicatie. Stimuleren van wenselijk gedrag, oefenen met de gebruikelijke helper of mantelzorger hoe om te gaan met de gevolgen van de aandoening, de stoornis of de beperking van de persoon;

  • het bieden van toezicht. Toezicht op en aansturen van gedrag op grond van een stoornis, thuis of elders. Toezicht met als doel fysieke zorg, met het doel dat tijdig kan worden ingegrepen bij bijvoorbeeld valgevaar;

  • de activiteiten die vallen onder begeleiding individueel zitten soms heel dicht aan tegen activiteiten die vallen onder hulp bij het huishouden of persoonlijke verzorging (Zvw). Als het gaat om een combinatie met hulp bij het huishouden kan gezocht worden naar het combineren van HH2 en begeleiding. Soms kan individuele begeleiding uit efficiencyoverwegingen in een groep worden gegeven. Een begeleider kan dan een aantal cliënten tegelijk op een bepaalde plek begeleiden in plaats van ieder individueel.

Om begeleiding te indiceren wordt:

  • a.

    Vastgesteld wat de beperkingen zijn.

  • b.

    Daarna wordt beoordeeld wat de cliënt zelf of met hulp van gebruikelijke hulp, mantelzorg of iemand uit de omgeving kan oplossen.

  • c.

    Wat met algemene of voorliggende voorzieningen kan worden opgelost, waarna.

  • d.

    bepaald wordt welke maatwerkvoorziening noodzakelijk is.

Omvang van de beperkingen

Het college stelt in een onderzoek de omvang van de beperkingen vast. Hierbij wordt rekening gehouden met de zelfredzaamheid van de cliënt.

Terreinen waarop beperking kunnen optreden

Bij begeleiding kunnen problemen optreden op de volgende terreinen:

  • de zelfredzaamheid: in staat tot bewegen en verplaatsen, in staat zijn tot communicatie, in staat zijn tot het nemen van besluiten, het oplossen van problemen, in staat zijn tot de dagelijkse routine en die kunnen organiseren, geld kunnen beheren, administratie kunnen voeren etc.);

  • gedragsproblemen zoals destructief gedrag, dwangmatig gedrag, lichamelijk en/of verbaal agressief, seksueel overschrijdend gedrag etc.;

  • psychisch functioneren bijvoorbeeld problemen met concentratie, geheugen en denken, perceptie van de omgeving enz.;

  • stoornissen in de oriëntatie in tijd, plaats en persoon, als gevolg van geheugenverlies.

Combinaties van terreinen en omvang van de beperkingen

Combineren we de terreinen met de omvang van de beperkingen dan ontstaat een volgend beoordelingskader:

Lichte beperkingen:

  • het probleem ligt vooral bij het opstarten van de activiteiten. Daarna kan men de activiteiten, met enige stimulans, zelf uitvoeren. Dit kan door de omgeving overgenomen worden.

Matige beperkingen:

  • het zelfstandig nemen van besluiten is niet vanzelfsprekend, de cliënt heeft hulp nodig bij het regelen van dagelijkse bezigheden en bij het aanbrengen van dagelijkse routine en structuur en begrijpt niet goed wat anderen zeggen en kan zichzelf niet voldoende begrijpelijk maken;

  • Beperkingen op het gebied van bewegen en verplaatsen kunnen door hulpmiddelen en eventueel ondersteuning bij gebruik openbaar vervoer, worden gecompenseerd.

Zware beperkingen:

  • complexe taken moeten worden overgenomen, uitvoeren van eenvoudige taken gaat moeilijk, de cliënt is niet in staat zelfstandig problemen op te lossen en/of besluiten te nemen, heeft moeite met communiceren en is afhankelijk van regie van anderen voor het voeren van de regie;

  • beperkingen op het gebied van bewegen en verplaatsen kunnen onvoldoende door hulpmiddelen worden gecompenseerd;

  • verwaarlozing dreigt en zonder deskundige begeleiding is opname noodzakelijk.

Gedragsproblemen

  • Er is sprake van lichte beperkingen als de problemen door personen uit de omgeving van de cliënt in de loop van de dag eenvoudig te corrigeren zijn.

  • Er is sprake van matige beperkingen, als bijsturing en soms gedeeltelijke overname van taken door een deskundige professional vereist is, omdat de situatie anders verslechtert en de eigen omgeving van de cliënt slechts gedeeltelijk in bijsturing kan voorzien.

  • Er is sprake van zware beperkingen, als er ernstige problemen zijn, waardoor de veiligheid van cliënt en/of zijn omgeving in gevaar zijn en er continu professionele bijsturing nodig is.

Psychisch functioneren

  • Er is sprake van lichte beperkingen als er incidenteel hulp nodig is op de diverse terreinen en dit door de omgeving van de cliënt gegeven kan worden.

  • Er is sprake van matige beperkingen, als er regelmatig hulp nodig is bij informatieverwerking vanwege concentratieproblemen.

  • Er is sprake van zware beperkingen, als volledige overname van de taken door een professional nodig is vanwege ernstige problemen met concentratie, denken, geheugen en waarneming van de omgeving.

Oriëntatie en geheugen

  • Er is sprake van lichte beperkingen als de problemen door huisgenoten eenvoudig opgevangen kunnen worden.

  • Er is sprake van matige beperkingen, als er problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, er vaak hulp nodig is bij het uitvoeren van taken en het vasthouden van een dagritme. De situatie zal verslechteren zonder deskundige begeleiding.

  • Er is sprake van zware beperkingen, als er ernstige problemen zijn met het herkennen van personen en omgeving, als de cliënt gedesoriënteerd is, taken moeten worden overgenomen en er ondersteuning nodig is bij de dagstructurering. Zonder deskundige begeleiding is opname noodzakelijk.

Hoofdstuk 7 Voorzieningen

Algemene voorzieningen

Er zijn algemene voorzieningen beschikbaar die soms (een deel van) een probleem op kunnen lossen:

• activiteiten zoals een computercursus of taalles;

• sociale alarmering (medische alarmering valt onder de Zvw);

• een pictogrammenbord in huis (domotica valt soms onder de Zvw);

• gezelschap of ondersteuning door een maatje of een andere vrijwilliger.

Gebruikelijke hulp

Ook bij begeleiding bestaat gebruikelijke hulp.

Als er sprake is van hulp die huisgenoten aan elkaar bieden is sprake van gebruikelijke hulp. Gebruikelijke hulp kan een bepaalde omvang hebben, die nog gerekend kan worden tot de gebruikelijke hulp die van iemand kan worden gevraagd. Het beoordelingskader is daarbij onder andere of personen zonder beperkingen dergelijke hulp, bijvoorbeeld het doen van de (gezamenlijke administratie) of het meegaan naar de huisarts, ook verrichten.

Soms wordt l de omvang van gebruikelijke hulp groter dan wat we normaal vinden dat huisgenoten voor elkaar doen. We hebben het dan over niet-gebruikelijke hulp. Bij niet-gebruikelijke hulp wordt allereerst beoordeeld of het voor degene die de gebruikelijke hulp levert mogelijk is deze te leveren: heeft betrokkene er de tijd voor, kan het van hem of haar gevraagd worden, gaat het zijn of haar draagkracht niet te boven. Als duidelijk wordt dat de huisgenoot of de huisgenoten de gebruikelijke hulp kunnen leveren zal ervan uit worden gegaan dat zij dat ook doen. Kunnen huisgenoten de gebruikelijke hulp niet leveren, met name omdat hun draagkracht te gering is, dan zal een maatwerkvoorziening verstrekt worden. Dat zal over het algemeen een voorziening in natura zijn, gezien de draagkracht van de gebruikelijke helpen. Wordt er een pgb aangevraagd, dan is het niet logisch dat hier invulling aan wordt gegeven door de gebruikelijke helper, die immers te weinig draagkracht heeft. Geld verhoogt immers niet iemand zijn of haar draagkracht. Dit zou anders kunnen zijn als betrokkene minder gaat werken.

Gebruikelijke hulp moet onderscheiden worden van mantelzorg. Bij mantelzorg gaat het om zorg door mensen van buiten de leefeenheid.

(Wettelijk) voorliggende voorzieningen

Op de onderstaande wettelijke voorzieningen moet eerst een beroep worden gedaan. Pas als dat niet mogelijk blijkt, zou een beroep op de Wmo 2015 in de vorm van een maatwerkvoorziening beoordeeld worden.

Jeugdwet

Opvoedingsondersteuning voor alle ouders en ouders van kinderen met een beperking medisch kinderdagverblijf, specialistische hulp thuis, tijdelijke opname worden op grond van de Jeugdwet geboden. Begeleiding kan in sommige gevallen ondersteunend op opvoedingsondersteuning thuis ter bevordering van de zelfredzaamheid van ouders worden geboden.

Arbeidsvoorzieningen

Op grond van ziektewet, WIA, Wajong en WSW zijn er mogelijkheden voor aangepast werk. Het uitgangspunt is dat als aangepast werk of speciaal onderwijs op grond van genoemde regelingen niet mogelijk is dat dan begeleiding groep (dagbesteding) kan worden overwogen.

Behandeling (Zorgverzekeringswet)

Voordat begeleiding verstrekt kan worden, is het van belang dat wordt onderzocht wat de mogelijkheden van de behandeling zijn. De stelregel hierbij is dat als verbetering van functioneren of handelen (vaardigheden) nog mogelijk is, eerst een behandeling wordt ingezet. Dit wordt in een concreet geval beoordeeld door een medisch adviseur.

Omvang begeleiding

Begeleiding maakt vaak deel uit van een totaal pakket aan zorg van behandeling en soms persoonlijke verzorging. De omvang van de hulp wordt hierdoor sterk bepaald. De indicaties voor Behandeling en Persoonlijke verzorging, die niet onder de Wmo 2015 vallen, kunnen wel meegewogen worden bij de indicatiestelling voor ‘begeleiding’ en zal op de hulp met behandelaars en thuiszorg (persoonlijke verzorging) worden afgestemd.

In de Wmo wordt tevens gezocht naar mogelijke combinaties van maatwerkvoorziening ‘begeleiding’ en voorliggende voorzieningen op het gebied van welzijnswerk.

Omvang individuele begeleiding

Individuele begeleiding wordt vastgesteld in uren. De omvang van de indicatie (het aantal uren begeleiding) is gebaseerd op de optelsom van de duur van de betreffende activiteiten. Daarbij zijn onder andere de volgende factoren van belang:

a. welke activiteiten zijn nodig?

b. hoeveel tijd kosten deze activiteiten?

c. hoe vaak per week en zijn de activiteiten planbaar of niet planbaar?

d. is er meer dan gebruikelijk toezicht nodig?

Omvang groepsbegeleiding

Begeleiding groep wordt vastgesteld in dagdelen. Als begeleiding groep wordt geïndiceerd is de omvang afhankelijk van onder andere de volgende factoren:

a. de noodzaak (Hoeveel structuur, activering, toezicht etc. is nodig?)

b. wat biedt het eigen netwerk of de voorliggende voorzieningen? (Hoe belast is de mantelzorg etc.?);

c. de mogelijkheden van de cliënt (Hoeveel kan de cliënt fysiek en mentaal aan?);

d. het doel dat begeleiding groep voor deze specifieke cliënt heeft;

e. de mogelijkheden van de specifieke dagbestedingsgroep (bij het werken in groepen is groepsdynamiek essentieel. Hiermee dient rekening gehouden te worden om de voorziening effectief te laten zijn.)

Vervoer naar dagbesteding

Bij een indicatie voor ‘begeleiding groep’ zal ook worden onderzocht of de cliënt in staat is om de locatie van de dagbesteding te bereiken. Wanneer een cliënt in staat is met het openbaar vervoer te reizen (eventueel na oefenen onder begeleiding) of met de fiets of een ander vervoermiddel zelfstandig (of onder begeleiding van mantelzorg of vrijwilliger) de dagbesteding kan bereiken, is dat uiteraard voorliggend. Wanneer dit niet mogelijk is, zal vervoer van en naar de dagbesteding worden geïndiceerd. De meeste aanbieders van dagbesteding hebben afspraken met vervoersbedrijven die de cliënt van huis of bij een vast verzamelpunt ophalen en naar de dagbesteding brengen en halen. De gemeente heeft hier soms ook afspraken over gemaakt met de (gecontracteerde) aanbieders van dagbesteding.

Hoofdstuk 8 Kortdurend verblijf

Bij kortdurend verblijf logeert iemand in een instelling, bijvoorbeeld in een gehandicapteninstelling, verpleeghuis of verzorgingshuis. Hiermee wordt de mantelzorg ontlast, zodat deze de zorg langer kan volhouden en de cliënt thuis kan blijven wonen. Kortdurend verblijf is bedoeld voor mensen die permanent toezicht nodig hebben. Bijvoorbeeld als er valgevaar is of als cliënt zelf niet in staat is hulp in te roepen als dat nodig is of omdat er ernstige gedragsproblemen zijn. Het kan ook gaan om constante zorg of zorg op ongeregelde tijdstippen, bijvoorbeeld voor iemand met een ernstige hartaandoening of dementie.

Er zijn veel manieren om de mantelzorg te ontlasten; bijvoorbeeld door een vrijwilliger in te schakelen om een paar uur de zorg voor een cliënt over te nemen en ook dagbesteding kan als belangrijk neveneffect of zelfs doel hebben de mantelzorger te ontlasten. Soms is dat niet voldoende het langdurig vol te kunnen houden, of is de zorg die een vrijwilliger kan bieden onvoldoende vanwege de beperkingen van de cliënt. Alleen als er sprake is van de combinatie van voortdurend zorg en toezicht van de cliënt en dreigende overbelasting van de mantelzorger en als andere voorliggende voorzieningen niet voldoen, kan kortdurend verblijf worden geïndiceerd.

De omvang van kortdurend verblijf is een, twee of drie etmalen per week; afhankelijk van wat noodzakelijk is in de specifieke situatie van de cliënt. Er is een maximum van drie etmalen per week gesteld omdat het logeren betreft. Bij meer dan drie etmalen in een instelling is er sprake van opname waarvoor een indicatie op grond van de Wlz moet worden gesteld.

Het is mogelijk dat het college hiervoor in een specifieke situatie een uitzondering maakt, bijvoorbeeld voor verblijf van een periode (bijvoorbeeld een week). Tijdens deze periode kan de mantelzorger bijvoorbeeld op vakantie. Dan moet wel vaststaan dat andere oplossingen, zoals bijvoorbeeld respijtzorg vergoed door de zorgverzekeraar, niet voorliggend zijn.

In de instelling waar de cliënt kortdurend verblijft wordt de dagelijkse zorg overgenomen. Wanneer verpleging nodig is, moet hiervoor apart op grond van de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden geïndiceerd. Behandeling behoort nadrukkelijk niet bij kortdurend verblijf.

De cliënt is zelf verantwoordelijk voor vervoer van en naar de instelling voor kortdurend verblijf. Hij kan hiervoor gebruik maken van eigen vervoer of van ondersteuning uit het eigen netwerk.

Hoofdstuk 9 Beschermd wonen

De Zorgverzekeringswet is het kader waar de behandeling van mensen met psychische problemen is ondergebracht. Beschermd wonen met de nadruk op begeleiding is ondergebracht bij de zogenaamde centrumgemeenten. Voor Hollands Kroon is dat de gemeente Den Helder.

Bij beschermd wonen is er altijd sprake van een psychiatrische diagnose. De doelgroep is heel divers, variërend van autisme/adhd tot Korsakov. Deze cliënten hebben (vaak) ernstige psychiatrische problemen en gedragsproblematiek, vaak ook nog in combinatie met verslavingsproblematiek. De gemiddelde verblijfsduur (landelijk) is 3,7 jaar. De cliënten wonen soms alleen of met een klein aantal in een pand, soms in een kleinschalige woonvoorziening.

Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening voor beschermd wonen indien en voor zover de zorg niet valt onder de reikwijdte van de Zorgverzekeringswet.

Hoofdstuk 10 Maatschappelijke opvang

Maatschappelijke opvang is het tijdelijk bieden van onderdak, begeleiding, informatie en advies aan personen die, door één of meer problemen, al dan niet gedwongen de thuissituatie hebben verlaten en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving. Deze verantwoordelijkheid is ondergebracht bij de centrumgemeente Den Helder. Er wordt zowel op bestuurlijk als uitvoerend niveau samengewerkt met alle betrokken partijen (opvanginstellingen, zorgkantoren en woningcorporaties) en de gemeenten in de regio Kop van Noord-Holland.

Hoofdstuk 11 Persoonlijke verzorging

Persoonlijke verzorging valt onder de Zorgverzekeringswet. Soms kan een klein onderdeel persoonlijke verzorging toch onder de Wmo 2015 vallen. Het gaat dan om twee vormen van persoonlijke verzorging:

  • niet-lijfgebonden persoonlijke verzorging van cliënten - over het algemeen mensen met een zintuiglijke, een psychische of een verstandelijke beperking - die zichzelf wel kunnen wassen en aankleden en naar de wc gaan, maar daartoe aangespoord moeten worden door de begeleider omdat ze een regieprobleem hebben. Of omdat er controle nodig is, bijvoorbeeld bij een blinde die vuile plekken of afwijkingen in de huid niet kan zien. Deze persoonlijke verzorging maakt gewoonlijk onderdeel uit van de (functie) Begeleiding.

  • persoonlijke verzorging die moet worden verleend tijdens de dagbesteding. Het gaat dan bijvoorbeeld om mensen helpen met naar de wc gaan. Dit zijn handelingen die de begeleider van de dagbesteding verricht. Dit wordt in het arrangement opgenomen.

Het onderscheid met lijfgebonden persoonlijke verzorging (wassen, aankleden, naar bed helpen, helpen met toiletgang ) is niet altijd even duidelijk. De verwachting is dat er in de praktijk cliënten zijn die eerst nog onder de Wmo vallen, maar bij wie de situatie zodanig verslechtert dat deze cliënten toch lijfgebonden persoonlijke verzorging nodig hebben. Over die grensgevallen moeten gemeenten en verzekeraars afspraken maken om te voorkomen dat met cliënten geschoven wordt tussen het Wmo- en Zvw-domein.

Ondertekening

Bijlage 1 Algemeen afwegingskader

  • 1.

    Het wijkteam moet vaststellen wat de hulpvraag is. Breng dit in kaart. Voor zover dit nodig is worden hiervoor specifieke deskundige(n) ingeschakeld.

  • 2.

    Het wijkteam moet vaststellen welke problemen worden ondervonden bij de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaven in de samenleving. De uitkomsten van dit onderzoek worden vastgelegd in het onderzoeksrapport.

  • 3.

    Het wijkteam zal vervolgens vaststellen welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, dan wel het zich kunnen handhaving in de samenleving. De invulling van de ondersteuningsbehoefte wordt vastgesteld in overleg met de betrokkene.

  • 4.

    Het wijkteam onderzoekt of en in hoeverre eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere mensen uit het sociale netwerk en voorliggende (algemene) voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden. Het wijkteam spreekt in dit kader met alle betrokkene(n) en onderzoekt de eigen kracht van de melder (en het netwerk).

  • 5.

    Slechts voor zover de mogelijkheden onder punt 4 ontoereikend zijn dient het wijkteam een maatwerkvoorziening te verlenen. Voor zover het onderzoek naar de nodige ondersteuning specifieke deskundigheid vereist zal een specifiek deskundig oordeel en advies niet kunnen ontbreken. Het wijkteam legt de uitkomsten van het onderzoek vast in een onderzoeksrapport en bespreekt de uitkomsten van het onderzoek met de betrokkene. Het wijkteam bespreekt de mogelijkheid om een aanvraag voor de (mogelijke) maatwerkvoorzieningen met betrokkene en wijst betrokkene op de in dat geval te betalen eigen bijdrage.

Bijlage 2 Regels Toekenning woonaanpassing in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek (inclusief toelichting)

Een woningeigenaar kan desgevraagd een geldlening onder verband van hypotheek krijgen voor een woningaanpassing indien het betreft een uitbreiding van de woonoppervlakte van de woning en waarvan de kosten hoger zijn dan EUR 20.000,-. Een losse woonunit, die weer verwijderd wordt indien de woonvoorziening niet meer nodig is, wordt niet verstrekt in de vorm van een geldlening onder verband van hypotheek.

De voornoemde geldlening bedraagt ten hoogste de kosten van de noodzakelijke voorziening inclusief de verschuldigde btw.

De volgende kosten verbonden aan de geldlening komen ten laste van de gemeente:

a) de taxatie van de woning;

b) de kosten voor het opmaken van de hypotheekakte;

c) de inschrijving van de hypotheek;

d) de kosten van de notaris;

e) de rente van de geldlening;

De volledige aflossing van de lening vindt plaats:

a) bij verkoop van de woning, of;

b) indien het eigendom van de woning in andere handen overgaat, nadat de persoon voor wie de aanpassing is aangebracht daarvan niet langer gebruik maakt of kan maken.

Binnen zes maanden na de verkoop van de woning dient het volledige bedrag van de lening ineens te worden terugbetaald. Bij overgang zoals is bedoeld de voorgaande alinea onder b. wordt een termijn afgesproken die niet langer is dan vijf jaar.

Toelichting:

Juist voor personen met beperkingen die een woning in eigendom hebben is het vaak extra belastend, bijvoorbeeld omdat de woning door vererving is verkregen, wanneer zij geconfronteerd worden met het primaat van verhuizen. Vandaar dat aan hen de mogelijkheid wordt gegeven bij een dure woningaanpassing een alternatief te kiezen, namelijk het aangaan van een geldlening onder het verband van hypotheek. Er ligt daarmee duidelijk een link tussen de plicht om (wegens gebleken sociaal medische beperkingen) te verhuizen en het recht op een geldlening om de beperking(en) te kunnen compenseren.

Het bedrag van EUR 20.000,- is gekozen, om te voorkomen dat voor kleine aanpassingen relatieve hoge kosten moeten worden gemaakt, terwijl de aanpassing niet of nauwelijks effect heeft op de waarde van de woning. Bovendien wordt als eis voor toepassing van de regeling gesteld dat het moet gaan om een uitbreiding van het woonoppervlak van de woning. Veelal zal dat een externe aanpassing van de woning zijn: een aanbouw.

Uitgangspunt van de verstrekking onder hypothecair verband is de eigen verantwoordelijkheid en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen om zoveel mogelijk eigen beperkingen te compenseren zonder een beroep te doen op overheidsmiddelen. Vandaar dat de terugbetalingsverplichting van de geldlening pas ontstaat na verkoop van de woning of als de woning in andere handen overgaat en de voorziening voor degene waarvoor die is getroffen niet langer noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij boedelscheiding of overlijden.

De regeling laat ruimte aan de gemeente om zelf aan de eigenaar van de woning een (renteloze) lening te verstrekken dan wel de (rentedragende) lening door een bankinstelling te laten verzorgen en de rente voor rekening van de gemeente komen.

Dat de regeling niet geldt voor een losse woonunit die weer weggehaald kan worden, houdt verband met het feit dat hypotheek alleen gevestigd kan worden op zogenaamde registergoederen. Dit zijn goederen voor welke overdracht of vestiging inschrijving in de daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is.