Regeling vervallen per 01-01-2023

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk houdende nadere regels omtrent jeugdhulp (Nadere regels Jeugdhulp Noordwijk 2021)

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2022

Intitulé

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk houdende nadere regels omtrent jeugdhulp (Nadere regels Jeugdhulp Noordwijk 2021)

Nadere regels Jeugdhulp Noordwijk 2021 van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Noordwijk.

Gelet op artikel 4 lid 2, artikel 14c lid 2, artikel 14d en artikel 23 lid 2 van de Verordening Jeugdhulp Noordwijk 2019;

Besluit

Vast te stellen de Nadere regels Jeugdhulp Noordwijk 2021.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle definities die in deze nadere regels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, de hierop gebaseerde algemene maatregelen van bestuur en de Verordening Jeugdhulp Noordwijk 2019.

  • 2. In deze nadere regels wordt verder verstaan onder:

    • a.

      Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of maatregelen;

    • b.

      Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is;

    • c.

      Bovengebruikelijke zorg: Alle zorg die de gebruikelijke zorg per dag overstijgt. Dit is onder meer afhankelijk van de leeftijd en de ontwikkeling van het kind, maar ook van de draagkracht van de ouder(s);

    • d.

      Budgetplan: Het budgetplan is een verplicht onderdeel van het gezinsplan bij de aanvraag van een PGB. Hierin beschrijft de zorgvrager de persoonlijke, specifieke, persoonsgebonden jeugdhulp die beoogd wordt. De kosten van deze jeugdhulp moeten inzichtelijk zijn in het budgetplan;

    • e.

      Gezinsplan: Een hulpverleningsplan zoals genoemd in artikel 1 van de Verordening Jeugdhulp (of familiegroepsplan, zoals omschreven in de Jeugdwet). Het plan van aanpak wordt opgesteld volgens de richtlijn 1Gezin1Plan1Regisseur;

    • f.

      Mantelzorg: hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep;

    • g.

      Professionele ondersteuning: Ondersteuning geleverd door een MBO/HBO opgeleid persoon met algemene deskundigheid en brede kennis van jeugdhulp. De zorgorganisatie of ZZP’er staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Er wordt gebruik gemaakt van de norm verantwoorde werktoedeling voor het selecteren van de juiste professional;

    • h.

      Sociaal Netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt;

    • i.

      Vervoer: Het vervoer van een jeugdige van en naar de locatie waar de jeugdhulp wordt geboden;

    • j.

      Zorgovereenkomst: Een zorgovereenkomst is een contract tussen de zorgverlener en de budgethouder bij een persoonsgebonden budget. De budgethouder moet met elke zorgverlener een zorgovereenkomst afsluiten. In de zorgovereenkomst staan de afspraken over de zorg, de werktijden en de vergoeding.

Artikel 2 Kwaliteitseisen

  • 1. De zorg die wordt ingekocht is kwalitatief verantwoord en voldoet ten minste aan de volgende eisen: Zorgaanbieders:

    • a.

      Handelt naar landelijke protocollen, vakinhoudelijke richtlijnen, kwaliteits- en beroepscodes;

    • b.

      Alle medewerkers zijn in bezit van een Verklaring Omtrent Gedrag;

    • c.

      Beschikken over een passende aansprakelijkheidsverzekering;

    • d.

      Verlenen veilige, doeltreffende, doelmatige en cliëntgerichte hulp;

    • e.

      Werken volgens de norm van verantwoorde werktoedeling en het Kwaliteitskader Jeugd;

    • f.

      De zorgverlener werkt op basis van een plan;

    • g.

      Hebben een meldcode voor huiselijk geweld en kindermishandeling en handelen hiernaar;

    • h.

      Hebben een meldplicht bij een calamiteit en handelen hiernaar;

    • i.

      Hebben de beschikking over een klachtenprocedure;

    • j.

      Hebben de verplichting een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen.

    • k.

      beschikt over een Kamer van Koophandel nummer.

  • 2. Wanneer zorgaanbieders nog niet bekend zijn bij het Inspectieloket Sociaal Domein en Jeugd, worden zij aangemeld door het college.

  • 3. Bij inzet van Sociaal Netwerk, uitbetaald via een PGB, zijn de volgende kwaliteitseisen van toepassing:

    • a.

      de zorgverlener beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;

    • b.

      de zorgverlener beschikt over een VOG (behalve als de zorgverlener een 1ste of 2de graads familielid is) en toont deze aan het college;

    • c.

      de zorgverlener bespreekt eventuele zorgen op het gebied van veiligheid met ouders en college en neemt bij ernstige zorgen op het gebied van veiligheid contact op met de daarin gespecialiseerde instantie (Veilig Thuis);

    • d.

      de zorgverlener meldt calamiteiten direct aan het lokale team;

    • e.

      de zorgverlener werkt op basis van een plan.

  • 4. Ondersteuning kan niet worden geboden door iemand vanuit het sociaal netwerk als die, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd, geboden moet worden door een geregistreerde professional.

Artikel 3 Toegang tot niet vrij toegankelijke jeugdhulp

  • 1. Een jeugdige en/of zijn ouder(s) komen in aanmerking voor een individuele voorziening indien:

    • a.

      De jeugdige op eigen kracht, of met zijn ouders, mantelzorgers of andere personen uit zijn sociale netwerk, geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden, en;

    • b.

      Er geen oplossing kan worden gevonden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een algemeen gebruikelijke voorziening, vrij toegankelijke of algemene voorziening, of;

    • c.

      Geen oplossing gevonden kan worden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van voorzieningen die beschikbaar zijn op grond van voorliggende wetten.

  • 2. Voor de aanvraag van de ingekochte niet vrij toegankelijke jeugdhulpvoorziening Zorg in Natura volstaat het getekende gezinsplan;

  • 3. De jeugdige en/of ouders geven aan op welke wijze het gezinsplan dient te worden uitgevoerd, via Zorg in Natura of een PGB. In het geval dat ouders een PGB willen aanvragen, dienen de jeugdige en/of zijn ouder(s) een gezinsplan, inclusief budgetplan en een motivering waarom het aanbod van de door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieders (zorg in natura) in zijn specifieke situatie niet passend is naar het oordeel van de aanvrager, te overhandigen aan het college. Het is van belang dat de aanvrager kan aantonen dat de verstrekking van een PGB aantoonbaar leidt tot betere, effectievere en doelmatigere ondersteuning. Anders dan bij de weging onder artikel 3, eerste lid, is bij de motivering het oordeel van de aanvrager leidend, ook wanneer een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura aan de aanvrager is gedaan;

  • 4. Kinderen, ongeacht hun leeftijd, hebben het recht gehoord te worden. Uitzondering hierop is als kinderen zelf nadrukkelijk aangeven dit niet te willen. Een kind vanaf 12 jaar wordt altijd gehoord.

  • 5. Het college draagt zorg dat de jeugdige en/of zijn ouders ondersteunt worden richting het Centraal Indicatieorgaan Zorg, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.

  • 6. Een tegemoetkoming voor vervoer kan alleen worden toegekend tezamen met een vorm van jeugdhulp van en naar de dichtstbijzijnde locatie waar passende jeugdhulp kan worden geboden;

Artikel 4 Persoonsgebonden budget voor de inzet van het sociaal netwerk

  • 1. De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een PGB wordt toegekend, kunnen alleen hulp en ondersteuning betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren, als aan onderstaande voorwaarden wordt voldaan:

    • a.

      er is sprake van bovengebruikelijke zorg;

    • b.

      de inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter en effectiever of minimaal gelijkwaardig aan professionele ondersteuning. De inzet van het sociaal netwerk met een PGB wordt in ieder geval aantoonbaar beter geacht, indien één of meerdere van de volgende omstandigheden aan de orde zijn:

      • de hulp is vooraf niet goed in te plannen;

      • de hulp moet op ongebruikelijke tijden geleverd worden;

      • de hulp moet op veel korte momenten per dag geboden worden;

      • de hulp moet op verschillende locaties worden geleverd;

      • de hulp moet 24 uur per dag en op afroep beschikbaar zijn;

      • de hulp moet vanwege de aard van de hulpvraag worden geboden door een persoon met wie de jeugdige vertrouwd is en goed contact heeft;

    • c.

      de geboden hulp is passend, adequaat en veilig;

    • d.

      de zorgverlener heeft aangegeven dat de zorgverlening voor hem niet tot overbelasting leidt;

    • e.

      de persoon uit het sociale netwerk mag op geen enkele wijze druk op de jeugdige en/of zijn ouders hebben uitgeoefend bij hun besluitvorming;

    • f.

      de zorgverlener uit het sociaal netwerk is minimaal 16 jaar;

    • g.

      De zorgverleners uit het sociaal netwerk, moet ook aantoonbaar uit het sociaal netwerk van de jeugdige komen.

  • 2. De jeugdige en/of ouder(s) aan wie een PGB wordt toegekend kunnen alleen jeugdhulp betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren voor individuele ambulante jeugdhulp

  • 3. Verzorging bij kortdurende ziekte kan niet bekostigd worden met een PGB jeugdhulp.

  • 4. De jeugdige en/of zijn ouder(s) dragen de verantwoordelijkheid voor het bewaken van de kwaliteit van de jeugdhulp die zij betrekken van personen die tot het sociale netwerk behoren.

Artikel 5 Beoordelingscriteria eigen kracht

  • 1. Bij de beoordeling of de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouders, eventueel met steun van het sociaal netwerk, toereikend zijn om zelf de gevraagde jeugdhulp te bieden, wordt rekening gehouden met:

    • a.

      de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige;

    • b.

      de duur daarvan;

    • c.

      de mogelijkheden van de jeugdige of zijn ouders;

    • d.

      de draagkracht en de belastbaarheid van de ouders;

    • e.

      de samenstelling van het gezin en de woonsituatie;

    • f.

      het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen;

    • g.

      de mogelijkheden en de bereidheid van het sociale netwerk om de jeugdige of zijn ouders te ondersteunen.

  • 2. De criteria genoemd in het vorige lid worden in samenhang beoordeeld, waarbij het uitgangspunt is dat, wanneer de jeugdige en zijn ouders, eventueel met behulp van het sociale netwerk, zelf mogelijkheden hebben om de problemen op te lossen of het hoofd te bieden, er geen individuele voorziening wordt verstrekt, ook niet wanneer de hulp de gebruikelijke hulp overstijgt.

Artikel 6 Verstrekking PGB

  • 1. Het PGB gaat niet eerder in dan de datum van het ondertekenen van de aanvraag;

  • 2. Het college kan de beschikking voor een kortere termijn toekennen dan door de jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt gevraagd;

  • 3. Het college heeft de mogelijkheid de zorgovereenkomst in te zien als zij dit nodig acht;

  • 4. Het college beoordeelt of de budgethouder voldoende bekwaam is om de bijbehorende taken uit te voeren.

Artikel 7 Functiecategorieën

Het PGB kan voor professionele ondersteuning worden toegekend voor de volgende functiecategorieën:

  • a.

    Gespecialiseerde ambulante Jeugdhulp individueel;

  • b.

    Dagbehandeling;

  • c.

    Ernstige Enkelvoudige Dyslexie;

  • d.

    24 uurs Zorgverblijf ;

  • e.

    Generalistische Basis GGZ Jeugd;

  • f.

    Specialistische GGZ Jeugd;

  • g.

    Jeugdhulpvervoer.

Artikel 8 Besteding van het persoonsgebonden budget

  • 1. Voorwaarde voor het verstrekken van een PGB is dat de jeugdige en/of zijn ouder(s) het persoonsgebonden budget aanwenden voor de ondersteuning zoals is opgenomen en goedgekeurd door het college in het gezinsplan;

  • 2. Wanneer de jeugdige en/of zijn ouder(s) verschillende vormen van jeugdhulp nodig hebben, kunnen zij er voor kiezen om een deel van de zorg in natura te ontvangen en een deel zelf in te kopen met een PGB.

  • 3. Na toekenning van een PGB controleert het college bij de SVB of het budget is aangewend voor de bekostiging van de hulp waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden. Wanneer dit niet het geval is, dan wordt er contact met de ouder(s) opgenomen en onderzocht waarom dit is, of het PGB alsnog besteed gaat worden en of er andere hulp noodzakelijk is;

  • 4. De jeugdige en/of zijn ouder(s) geven de SVB opdracht voor het uitvoeren van betalingen aan hun zorgverleners. Het opstellen van een zorgovereenkomst als onderdeel van het gezinsplan geldt als voorwaarde voor het uitbetalen van zorgverleners uit het PGB;

  • 5. Bij een verandering in de zorgvraag waardoor het budget anders wordt ingezet, vragen de ouders het college hiervoor toestemming. Als dit niet wordt gedaan, dan kan het college dit beschouwen als onjuiste verstrekking van informatie. Het college heeft de mogelijkheid om het PGB te herzien bij een verandering in de zorgbehoefte.

Artikel 9 Evaluatie

  • 1. Het college evalueert wanneer de hulp voor langer dan een jaar is toegekend, ten minste 1 keer per jaar in een evaluatiegesprek de resultaten van de afspraken gemaakt in het gezinsplan. Zo nodig wordt het plan en de versterkte individuele voorzieningen bijgesteld.

Artikel 10 Diagnostiek en behandeling van Ernstige Enkelvoudige Dyslexie (EED)

  • 1. Toeleiding naar diagnostiek en behandeling voor Ernstige Enkelvoudige Dyslexie geschiedt altijd via het onderwijs, dit geldt voor zowel ZIN als PGB. De toeleiding geschiedt conform de meest recente versie van ‘Signalering, diagnostiek en behandeling van ernstige, enkelvoudige dyslexie’;

  • 2. Er wordt alleen een PGB afgegeven wanneer de EED is vastgesteld op de basisschool en uiterlijk voor het 13e jaar;

  • 3. Een verklaring van EED moet zijn afgegeven door een dyslexiebehandelaar aangesloten bij het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie. Daarnaast is de hoofdbehandelaar in het bezit van een BIG-registratie.

Artikel 11 Intrekking

De nadere regels jeugdhulp Noordwijk 2019 worden ingetrokken per 1 januari 2021.

Artikel 12 Inwerkingtreding

Deze nadere regels treden in werking op 1 januari 2021.

Artikel 13 Overgangsbepaling

Op de aanvragen die tot en met de datum van inwerktreding zijn ingediend zijn de Nadere regels jeugdhulp Noordwijk 2019 van toepassing.

Artikel 14 Citeertitel

Deze nadere regels kunnen worden aangehaald als: Nadere regels Jeugdhulp Noordwijk 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 1 december 2020.

Burgemeester en wethouders van gemeente Noordwijk

W.J.A. Verkleij

Burgemeester

C. Hof

Secretaris

Toelichting op Nadere regels Jeugdhulp 2021

Deze nadere regels Jeugdhulp zijn een uitwerking van de gemeentelijke Verordening Jeugdhulp. Om een compleet beeld te krijgen van de Jeugdwet en de gemeentelijke toeleiding naar jeugdhulp is het belangrijk om ook kennis te nemen van de Verordening en Jeugdwet. Hier staat ook de verdere toelichting van begrippen die in deze nadere uitwerking niet opnieuw worden genoemd.

Artikel 1 Gezinsplan

Het gezinsplan of familiegroepsplan is een plan van aanpak. Het college hanteert hierbij de richtlijn 1Gezin1Plan1Regisseur. Deze richtlijn is te vinden op www.1gezin1plan1regisseur.nl

Het plan omvat de stappen genoemd in artikel 2.1; indien gekozen wordt voor levering van hulp in een PGB ook artikel 2.3.

Artikel 2, onder e Kwaliteitseisen: Verantwoorde werktoedeling

Om de transformatie te stimuleren en verantwoorde jeugdhulp te borgen stelt de Jeugdwet verplichte kwaliteitseisen aan jeugdhulpaanbieders en jeugdhulpverleners. Onderdeel daarvan is de norm van de verantwoorde werktoedeling. Meer informatie is te vinden op de websites www.professionaliseringjeugdhulp.nl en www.skj.nl.

Voor de weging kan gebruik gemaakt worden van het afwegingskader voor verantwoorde werktoedeling Kwaliteitskader Jeugd: https://skjeugd.nl/wp-content/uploads/2017/12/Afwegingskader-norm-verantwoorde-werktoedeling.pdf

Artikel 3 Toegang niet vrij toegankelijke hulp

Het college mandateert de bevoegdheid voor onderzoek en toeleiding naar niet vrij toegankelijke hulp naar een deskundige organisatie. De organisatie organiseert hiervoor lokale teams.

Artikel 3, eerste lid, onder a Mantelzorg

Bij het onderzoek worden de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit het sociale netwerk te komen tot voldoende hulp en ondersteuning voor de jeugdigen. Als deze mogelijkheden er zijn kan dit leiden tot afwijzing of aanpassing van de gevraagde individuele jeugdhulpvoorziening. Mantelzorg is, anders dan gebruikelijke hulp, echter niet afdwingbaar.

Artikel 3, derde lid Motivering PGB

De jeugdige en/of zijn ouders moet(en) motiveren dat het door de gemeente gecontracteerde aanbod van zorgaanbieders zorg in natura niet passend is. Het kan hierbij gaan om de aard van de hulpvraag (de benodigde ondersteuning is bijvoorbeeld vooraf niet goed in te plannen), of om levensbeschouwelijke, culturele of godsdienstige overwegingen. Het is van belang dat de aanvrager kan aantonen dat de verstrekking van een PGB aantoonbaar leidt tot betere en effectievere ondersteuning. Ook moet de aanvrager beargumenteren dat de ondersteuning aantoonbaar doelmatiger is. Het opstellen van een gezinsplan zorgt ervoor dat de aanvrager nadenkt over zijn zorgvraag, deze uitwerkt en concretiseert, en tevens het doelbereik en daarmee de kwaliteit van de zorg te evalueren. Anders dan bij de weging onder artikel 2.1 is bij de motivering het oordeel van de aanvrager leidend, ook wanneer een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura aan de aanvrager is gedaan.

Vragen die beantwoord kunnen worden bij de motivering in het gezinsplan en budgetplan:

  • waarom wil aanvrager een PGB en geen zorg in natura?

  • welke ondersteuning met het PGB wordt ingekocht?

  • hoe de ondersteuning wordt ingericht?

  • de eisen die aanvraag aan de ondersteuning stelt?

  • welke doelen/resultaten met de ondersteuning wordt er bereikt?

  • hoe het budget precies wordt besteed?

Artikel 4 Inzet Sociaal netwerk

Artikel 8.1.1 derde lid Jeugdwet maakt het mogelijk dat het PGB wordt geleverd door een persoon uit het sociaal netwerk.

Mantelzorgers zijn onmisbaar en leveren vaak meer ondersteuning dan een organisatie kan bieden. Het is belangrijk om te voorkomen dat een PGB niet de binnen het maatschappelijk verkeer als normaal beschouwde (mantel-)zorg verdringt. De hulp van een familielid of iemand uit het sociaal netwerk valt in principe onder de eigen kracht van het gezin. Het is echter wel wenselijk om de mogelijkheid te opperen dat iemand uit het sociaal netwerk de zorg in het kader van het PGB uitvoert, wanneer andere gevallen van zorg in natura of PGB niet goed aansluiten bij de hulpvraag. Het algemene uitgangspunt is dat met een PGB geen mensen uit het sociaal netwerk worden gefinancierd, tenzij alle andere vormen van zorg in natura of PGB onvoldoende aansluiten bij de ondersteuningsvraag. Situaties waarin het voor de mantelzorger lastig is om werk en zorgtaken te combineren zal samen met de aanvrager en de mantelzorger worden gezocht naar een oplossing. Het is belangrijk dat de mantelzorger naast de zorgtaken ook mogelijkheden heeft om te participeren in de maatschappij.

De wens om vrienden, kennissen, collega’s en buren (hulp uit het sociaal netwerk) te willen vergoeden voor hun inzet, is afhankelijk van een aantal factoren:

  • a)

    de relatie met de mantelzorger,

  • b)

    de omvang van de betaalde en onbetaalde mantelzorg de totale belasting van de mantelzorger,

  • c)

    de gebruikelijke hulp/werk,

  • d)

    het type hulp,

  • e)

    de frequentie van de geboden hulp,

  • f)

    de duur van de hulp (tijdelijk of langere periode) en

  • g)

    de mate van de verplichting. Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. Mantelzorg geleverd door het sociaal netwerk is niet afdwingbaar. De aanvrager moet aangeven welke ondersteuning er wordt geleverd en welk deel van deze ondersteuning uitbetaald moet worden en waarom (motiveringsplicht). De hulp uit het sociaal netwerk mag daarbij op geen enkele wijze druk op aanvrager als budgethouder uitoefenen bij zijn besluitvorming om over te gaan tot de keuze voor een PGB.

Verder worden de volgende uitgangspunten gehanteerd als het gaat om de inzet van een hulp uit het sociaal netwerk:

  • Als een hulp uit het netwerk de ondersteuning gaat bieden, moet dat gepaard gaan met een wijziging in de bestaande situatie omdat uit het gesprek blijkt dat vanuit de bestaande situatie de inzet van het sociale netwerk ontoereikend is. Er is dus extra inzet nodig.

  • De inzet van het sociaal netwerk is aantoonbaar beter, het belang van de aanvrager staat centraal. Het gaat om argumenten zoals:

    • -

      zorgcontinuïteit: ouder of ander familie/kennis kan zorgen voor permanent toezicht;

    • -

      emotionele binding: ouder of andere familie/kennis heeft een emotionele band, die bijdraagt aan de effectiviteit van de ondersteuning/hulp;

    • -

      veiligheid: hulp of zorg in de eigen leefomgeving door ouder of andere familie/kennis is vertrouwd en veilig en draagt daarmee bij aan de doelen/resultaten van de ondersteuning;

    • -

      praktische reden: ouder of andere familie/kennis kan taken flexibel combineren die anders door meerdere professionals op verschillende tijdstippen/locaties worden uitgevoerd.

Hiertegenover staat dat een hulp buiten het sociaal netwerk in sommige gevallen beter het gestelde doel kan bereiken dan een vertrouwde persoon uit het sociaal netwerk. Van belang is om te beoordelen of professionele distantie/reflectie gewenst is met het oog op het bereiken van doelen (een goede ouder is niet altijd de beste zorgverlener voor een kind, ongeacht de leeftijd).

  • De hulp uit het sociaal netwerk moet zich bewust zijn van de consequenties en de verantwoordelijkheden die hij op zich neemt. Vragen die daarbij gesteld moeten worden is, kan de degene die de hulp levert een keer overslaan als hij ziek is of op vakantie gaat? En hoe wordt de hulp dan geleverd?

  • Het netwerk wordt niet ingezet in situaties waarin sprake is van (dreigende) overbelasting. In deze situaties kan een PGB worden geweigerd. Het is aan het college om dit te beoordelen. Voor informele hulp c.q. hulp uit het sociaal netwerk geldt een ander - lager - tarief dan voor professionele hulp. Het sociaal netwerk krijgt geen professioneel tarief.

Artikel 4, Eerste lid, onder f Minimale leeftijd zorgverlener sociaal netwerk

16- en 17 jarigen mogen volgens de wet niet op oproepbasis en niet ’s nachts werken. Hun inzet voor hulp en ondersteuning moet voldoen aan de hiervoor wettelijk gestelde normen.

Artikel 4, Eerste lid, onder g Personen uit sociaal netwerk

De inzet van het sociale netwerk is er op gestoeld dat de inzet beter en effectiever zou kunnen zijn doordat een bestaande vertrouwensrelatie nodig is tussen jeugdige en zorgverlener. Inzet van personen zonder bestaande vertrouwensrelatie moeten voldoen aan de kwaliteitseisen voor professionals.

Artikel 5 Beoordelingscriteria eigen kracht

Nadat de noodzakelijke hulp voor het gezin in kaart is gebracht door het college, moet worden onderzocht of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden. Dit wordt vermeld in het gezinsplan. Van ouders/verzorgers wordt verwacht dat zij ondersteunen bij de activiteiten die de jeugdige niet kan uitvoeren. Hulp en ondersteuning kan worden ingezet wanneer dit de eigen draagkracht overstijgt.

Wanneer er problemen zijn in het voldoende kunnen ondersteunen en begeleiden van de jeugdigen, wordt onderzocht of het gezin dit tekort op eigen kracht, dat wil zeggen zonder een (jeugdhulp)voorziening, aan kan. Hiervoor wordt een afwegingskader gehanteerd dat gebaseerd is op de zelfredzaamheid van de jeugdige en de draagkracht en draaglast verhouding bij de ouders eventueel met inzet van personen uit het sociaal netwerk. Bij voldoende eigen kracht wordt geen individuele jeugdhulpvoorziening afgegeven; ook niet in de vorm van een PGB. De financiële draagkracht van een gezin kan ook onderdeel zijn van het onderzoek naar de eigen kracht.

Ouders hebben een zorgplicht voor hun kinderen. De ouders zorgen voor de opvoeding van hun kinderen. Dit houdt in: het zorgen voor hun geestelijk en lichamelijk welzijn en het bevorderen van de ontwikkeling van hun persoonlijkheid (en naar draagkracht voorzien in de kosten van dit alles). Deze zorgplicht strekt zich uit over opvang, verzorging, begeleiding en opvoeding die een ouder (of verzorger), onder meer afhankelijk van de leeftijd en verstandelijke ontwikkeling van het kind, normaal gesproken geeft aan een kind, inclusief de zorg bij kortdurende ziekte. Bij uitval van één van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke zorg voor de kinderen over. Gebruikelijke zorg is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de ouders. Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat in ieder geval de aanwezigheid van een verantwoordelijke ouder of derde persoon conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind. Van ouders wordt verwacht maximaal te zoeken naar eigen oplossingen. Dit geldt ook bij uitval van de ouder in een éénoudergezin- of als beide ouders beperkingen ondervinden in de opvang en verzorging van de kinderen. Het college onderzoekt, in geval er mantelzorg aanwezig is, wat in redelijkheid met mantelzorg kan worden opgevangen.

‘Eigen kracht’ kan verschillende zaken inhouden, zoals:

  • 1.

    het aanspreken van een aanvullende verzekering;

  • 2.

    het inzetten van vrijwilligers of mensen uit het sociale netwerk;

  • 3.

    mogelijkheden van de ouder zelf. Ouders moeten gemotiveerd aangeven waarom en waardoor ze vast lopen aan de hand van voorbeelden.

Er bestaat geen instrument of een set van richtlijnen die de toegang tot individuele jeugdhulp kan bepalen. Er zijn een aantal factoren, inschattingen, van belang bij de besluitvorming van professionals. De weging van deze factoren maakt de besluitvorming voor de toegang tot de Jeugdwet een professionele verantwoordelijkheid. Er bestaat voor de Jeugdwet vanwege de decentralisatie geen uniform afwegingskader om de besluitvorming rondom de toegang te faciliteren, zoals in het Wlz-afwegingskader.

Het college kan het Wlz-afwegingskader wel gebruiken voor een eerste inschatting of de gevraagde hulp gebruikelijke zorg betreft. Met behulp van de CIZ Richtlijn gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijd’ (CIZ Beleidsregels indicatiestelling Wlz 2017) kan een inschatting gemaakt worden van de zorg die in ieder geval tot de gebruikelijke zorg wordt gerekend. Dit protocol was bedoeld als weging bij de toegang tot AWBZ zorg en wordt nog steeds gebruikt bij de toegang tot Wlz zorg. Het is echter geen instrument om uitsluitend te gebruiken voor de toegang tot individuele jeugdhulp.

Ouder(s) als hulpverlener inzetten

Het door ouders aan kinderen bieden van een woonomgeving waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat en zorg in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans die nodig is bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid, is voor alle leeftijden gebruikelijke zorg.

Bovengebruikelijke hulp kan in beginsel van ouder(s)/verzorger(s) worden verwacht. Wanneer zorg als bovengebruikelijke zorg volgens de richtlijn van het CIZ wordt aangemerkt, wil dit niet zeggen dat de ouders, evt. met behulp van het sociaal netwerk, niet voldoende draagkracht hebben de boven gebruikelijke zorg te leveren. Voor een verdere weging kunnen onderstaande punten gebruikt worden.

Vier punten om onderzoek te doen naar eigen kracht zijn:

  • is de ouder in staat de noodzakelijke hulp te bieden;

  • is de ouder beschikbaar om de noodzakelijke hulp te bieden;

  • levert het bieden van de hulp door de ouder geen overbelasting op;

  • ontstaan er geen financiële problemen in het gezin als de hulp door de ouder wordt geboden.

De volgende punten zijn van belang bij het onderzoek naar de factoren van de eigen kracht bij ouders:

  • de behoefte en de mogelijkheden van de jeugdige;

  • de voor de jeugdige benodigde ondersteuningsintensiteit en de duur daarvan;

  • de mogelijkheden, de draagkracht en belastbaarheid van ouders/het netwerk;

  • de samenstelling van het gezin en de woonsituatie;

  • bij gescheiden ouders, zijn beide ouders met gezag verantwoordelijk voor het bieden van ondersteuning;

  • het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen. De mogelijkheid om over een inkomen te beschikken is van belang bij de vraag of sprake is van voldoende eigen probleemoplossend vermogen.

De effectiviteit van hulp geboden door de ouders zit hem vaak in de voortdurende nabijheid die nodig is om de hulp te kunnen bieden wanneer dit nodig is, dus op ongeplande tijden. De duur en de omvang van de benodigde hulp kan de gebruikelijke zorg ver overstijgen, waardoor langdurige aanpassingen in het leven van de ouder(s) nodig is om de draagkracht te verruimen om de draaglast van de hulp te kunnen leveren.

Overbelasting

Soms is het bieden van hulp aan en zorgen voor een kind zo zwaar dat sprake is van overbelasting. Er is dan geen of beperkt evenwicht meer tussen draagkracht (=belastbaarheid) en draaglast (=belasting), vaak gekenmerkt door fysieke en/of psychische klachten van de huisgenoot. Vaak is het overnemen van de bovengebruikelijke zorg voldoende om dit evenwicht te herstellen, zodat deze gebruikelijke hulp geboden kan blijven worden. In de gevallen waar ook de gebruikelijke hulp door (dreigende) overbelasting niet of beperkt geboden kan worden, kan deze gebruikelijk hulp volledig of deels toegekend worden als individuele jeugdhulpvoorziening indien geen andere oplossingen mogelijk zijn. Voor het bieden van een beschermende woonomgeving blijven ouders, ook bij overbelasting, zelf verantwoordelijk.

Beoordeling van overbelasting

De feitelijke situatie is het uitgangspunt bij het vaststellen of en in welke mate gebruikelijke hulp geboden kan worden of dat juist sprake is van (dreigende) overbelasting. De vraag is dus of in individuele situaties sprake is van een uitzondering op grond waarvan toch gebruikelijke zorgtaken moeten worden overgenomen.

Factoren van belang voor het onderzoeken van de draagkracht zijn o.a.:

  • Persoonskenmerken van de huisgenoot

  • Lichamelijke en geestelijke conditie van de huisgenoot

  • Andere activiteiten van de huisgenoot

  • Wijze van omgaan met de problemen

  • Motivatie voor de hulptaak

  • Het sociaal netwerk

Factoren van belang voor het onderzoeken van de draaglast zijn o.a.:

  • Persoonskenmerken van de hulpvrager

  • Benodigde ondersteuningsintensiteit

  • Omvang en (on)planbaarheid van de taken

  • Ziektebeeld en prognose

  • Inzicht in het ziektebeeld van de hulpvrager

  • Woonsituatie

  • Bijkomende sociale, emotionele of relationele omstandigheden

Om deze factoren te kunnen onderzoeken moet vaak degene die de gebruikelijke hulp moet verlenen zelf ook gehoord worden. Indien nodig kan ook medisch advies worden opgevraagd of kan toestemming gevraagd worden om contact op te nemen met de huisarts. Steeds moet duidelijk zijn hoe de overbelasting zich uit en wat deze inhoudt. Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de hulp die iemand biedt. De met de overbelasting gepaard gaande klachten moeten duidelijk beschreven worden. Er zijn landelijk diverse vragenlijsten beschikbaar, zoals EDIZ, EDIZ-plus, CRA-D en CSI die indien gewenst gebruikt kunnen worden om het onderzoek naar de belastbaarheid van de huisgenoot verder te onderbouwen. Een eventuele vragenlijst maakt altijd onderdeel uit van het brede onderzoek naar factoren die van belang zijn voor het bepalen van de draagkracht/draaglast. Bij (dreigende) overbelasting wordt daarnaast in het onderzoek ook gekeken naar andere oplossingen die kunnen bijdragen aan het verbeteren van het evenwicht van de draagkracht/draaglast. Te denken valt aan ondersteuning door een vrijwilliger en coaching door een mantelzorgcoach maar ook aan het herinrichten van het huiselijk leven en/of werk waardoor de belasting minder wordt. Er kan van de huisgenoot worden gevraagd aanpassingen te doen in dit huiselijk leven en/of werk wanneer dit huiselijk leven en/of werk bijdragen aan de overbelasting. Wanneer de geldigheidsduur van de toekenning verlopen is en een herindicatie wordt aangevraagd, zal worden gekeken of en welke inspanningen zijn gedaan om de overbelasting terug te dringen.

Een maatwerkvoorziening ter vervanging van de gebruikelijke hulp van de overbelaste ouder kan niet worden ingevuld door middel van een PGB dat vervolgens uitgevoerd wordt door de overbelaste ouder of mantelzorger. Doel van de indicatie is immers het ontlasten van de ouder door het door anderen laten uitvoeren van de gebruikelijke hulp.

Financiële draagkracht

Als referentiekader voor de financiële draagkracht van het gezin kan het college gebruik maken van de gratis digitale tool ‘het persoonlijk budgetadvies’ van de NIBUD om te wegen of er voldoende eigen financiële draagkracht is. Indien deze tool niet voldoende uitkomst biedt kan een draagkracht onderzoek door de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek worden uitgevoerd. Er moet voldoende vrij besteedbaar vermogen zijn om de kosten voor de jeugdhulp te kunnen betalen.

Artikel 6, vierde lid Voldoende bekwaam

Het college toetst de PGB-vaardigheid met de Handreiking voor toetsing op (minimale) PGB-vaardigheid van de Rijksoverheid. https://www.PGB.nl/PGB/keuze-PGB/ben-je-PGB-vaardig/

Om de bekwaamheid van de budgethouder te beoordelen wordt rekening gehouden met de volgende punten:

  • 1.

    De budgethouder overziet zijn situatie en ondersteuningsvraag: kan aangeven welke problemen worden ondervonden, hoe deze zijn ontstaan en welke ondersteuning nodig is;

  • 2.

    De budgethouder is op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij een PGB;

  • 3.

    De budgethouder is in staat een PGB-administratie bij te houden: onder andere inzicht hebben in de gefactureerde of gedeclareerde bedragen en hierover verantwoording moeten kunnen afleggen;

  • 4.

    De budgethouder is in staat te communiceren met andere partijen;

  • 5.

    De budgethouder is in staat zelfstandig te handelen en voor een zorgverlener te kiezen;

  • 6.

    De budgethouder is in staat afspraken in een ondersteuningsplan en/of zorgovereenkomst te maken en vast te leggen en te wijzigen indien nodig;

  • 7.

    De budgethouder kan beoordelen of de geleverde zorg kwalitatief goed is: de doelstelling in het ondersteuningsplan kunnen bewaken;

  • 8.

    De budgethouder kan de inzet van zorgverleners coördineren: weten hoe te handelen bij verlof en ziekte van de hulpverlener;

  • 9.

    De budgethouder is in staat om als werk- of opdrachtgever de zorgverlener(s) aan te sturen;

  • 10.

    De budgethouder heeft voldoende juridische kennis over het werk- of opdrachtgeverschap of weet deze kennis te vinden.

Artikel 7 Functiecategorieën

De omschrijving van de functiecategorieën waar een PGB voor kan worden afgegeven staan omschreven in de meest recente versie van de Dienstomschrijvingen Jeugdhulp Holland Rijnland op www.jeugdhulphollandrijnland.nl.

onder g Jeugdhulpvervoer

Het college maakt voor toekenning van vervoer gebruik van de Beleidsregels leerlingenvervoer en jeugdhulpvervoer gemeente Noordwijk 2019.