Nota horecabeleid Schiedam 2013 - 2017

Geldend van 01-08-2013 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-08-2013

Intitulé

Nota horecabeleid Schiedam 2013 - 2017

De raad van de gemeente Schiedam (VR 71/2013);

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 29 juli 2013 (13INT00276), betreffende het vaststellen van paragraaf 2.3 van de Nota horecabeleid Schiedam 2013 - 2017

gelezen het advies van de raadscommissie d.d. 9 juli 2013

besluit :

paragraaf 2.3 van de Nota horecabeleid Schiedam 2013 - 2017

vast te stellen;

EN

de burgemeester van Schiedam

gelet op:

Hoofdstuk 2, afdeling 8, van de Algemene plaatselijke verordening Schiedam

Hoofdstuk 2, afdeling 10, van de Algemene plaatselijke verordening Schiedam

Hoofdstuk 2, afdeling 10A, van de Algemene plaatselijke verordening Schiedam

Hoofdstuk 4, afdeling 1, van de Algemene plaatselijke verordening Schiedam

besluit

de Nota horecabeleid Schiedam 2013-2017, uitgezonderd paragraaf 2.3,

vast te stellen:

Inhoudsopgave

  • 1. Inleiding

    1.1 Horecastad Schiedam

    1.2 Wijzigingen ten opzichte van de vorige beleidsperiode

    1.3 Reikwijdte horecabeleid

    1.4 Totstandkoming en besluitvorming nota

    1.5 Evaluatie

    1.6 Leeswijzer

  • 2. Analyse, visie en doelstellingen

    2.1 Schiedamse horeca: kenmerken en ontwikkelingen

    2.2 Visie op horeca

    2.3 Doelstellingen en activiteiten

  • 3. Gebiedsgericht beleid

    3.1 Functie van gebiedsgericht beleid

    3.2 Karakterisering van de deelgebieden

    3.3 Het gebiedsgerichte beleid voor horeca in Schiedam

  • 4. Vergunningen, ontheffingen en meldingen

    4.1 Het proces van aanvragen en melden

    4.2 Exploitatievergunning

    4.3 Drank- en horecavergunning

    4.4 Ontheffing van de openings- en sluitingstijden

    4.5 Geluid: incidentele en collectieve festiviteiten

    4.6 Aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten

    4.7 Vergunning voor een speelautomatenhal

  • 5. Handhaving

    5.1 Inleiding

    5.2 De voordelen van een handhavingsarrangement

    5.3 Kerndoelen handhavingsarrangement

    Bijlage 1 Kaart Stationsgebied

    Bijlage 2 Tabel gebiedsgericht beleid

    Bijlage 3 Kaarten gebiedsgerichte beleid

    Bijlage 4 Wijzigingen gebiedsgerichtbeleid t.o.v. 2008 - 2012

    Bijlage 5 Indieningsvereisten

    Bijlage 6 Standaard vergunningvoorschriften

    Bijlage 7 Intrekkings- en wijzigingsstrategieën

1 Inleiding

  • Dit hoofdstuk bevat een korte schets van de uitgangspunten van het beleid (par. 1.1), de belangrijkste ontwikkelingen (par. 1.2) en de reikwijdte van het beleid (par. 1.3). Verder wordt beschreven hoe de nota tot stand is gekomen (par. 1.4) en hoe ze zal worden geëvalueerd (par. 1.5). Afgesloten wordt met een leeswijzer van de nota (par. 1.6).

  • 1.1

    Horecastad Schiedam

    In Schiedam is het prettig en veilig uitgaan. De aanwezigheid van aansprekende en uitnodigende horeca verhoogt de aantrekkelijkheid van Schiedam als stad om te wonen en te bezoeken. Horeca vormt bovendien, als onderdeel van het bredere voorzieningenniveau binnen een gemeente, een belangrijke secundaire vestigingsvoorwaarde voor bedrijven. Goede horecavoorzieningen zijn dan ook van groot recreatief en economisch belang voor een stad. Naast de nodige werkgelegenheid (in Schiedam werkten in 2012 meer dan 600 mensen in de horeca) (Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland) leveren de 250 à 300 horecabedrijven in Schiedam een essentiële bijdrage aan de levendigheid en sfeer in de stad. Met name in het Centrum draagt horeca bij aan het unieke karakter van Schiedam. Maar ook buiten het Centrum is genoeg horeca te vinden.

    Vrijheid door kaders

    Het uitgangspunt van deze nota is om horecaondernemers zoveel mogelijk ruimte te bieden om hun activiteiten te ontplooien. Zeker nu het economische klimaat minder goed is, wil de gemeente er alles aan doen om horecaondernemers te faciliteren. Waar het kan, zijn er ruimere mogelijkheden en minder regels.

    Alhoewel deregulering zoveel mogelijk wordt nagestreefd, is het echter onontkoombaar om kaders en regels te stellen. Het eerste doel van kaders is om de ruimte aan te geven waarbinnen horecabedrijven kunnen opereren, om horecabedrijven zo veel mogelijk vrijheid te bieden. Tegelijkertijd is zo voor omwonenden van Schiedam duidelijk welke mate van overlast die hoort bij het exploiteren van een horecabedrijf zij moeten tolereren. Als inwoners van Schiedam profiteren zij immers ook van een levendiger stad en bruisende horeca. Dit geldt sterker voor inwoners van het Centrum en het Stationsgebied dan van de overige woongebieden. Het Stationsgebied is het gebied dat bestaat uit het Stationsplein en de horecabedrijven, gevestigd in de panden Singel 230, 232 en 234 (zie de kaart in bijlage 1).

    Eigen verantwoordelijkheid

    De ruimte die horecabedrijven krijgen, brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee. Het feit dat de overheid kaders heeft gesteld, betekent geen vrijbrief. Van horecaondernemers wordt verwacht dat zij rekening houden met omwonenden en de dialoog met hen opzoeken. Hetzelfde geldt voor omwonenden. Als een omwonende overlast ervaart, moet hij niet direct naar de gemeente wijzen om dit op te lossen, maar eerst zelf contact opnemen met het horecabedrijf. Handhaving van regels wordt dan zo veel mogelijk pas ingezet als partijen er onderling niet uitkomen.

    Horeca als onderdeel van stadsontwikkelingen

    Met het vaststellen van de Stadsvisie 2030 wordt een impuls gegeven aan de ontwikkeling van de stad. Horeca is onlosmakelijk verbonden met Schiedam en speelt dan ook een belangrijke rol in de Stadsvisie. Met name bij de volgende ontwikkelingen:

    • 1.

      Uitvoering Ontwikkelingsvisie Binnenstad

    • 2.

      Voortgang Schieveste

    • 3.

      Hof van Delfland/Poorten van Schiedam

    • 4.

      Het aanleggen van de A4-noord

    In paragraaf 2.1.2 worden deze ontwikkelingen en de rol die daarbij voor horeca is weggelegd, toegelicht.

  • 1.2

    Wijzigingen ten opzichte van de vorige beleidsperiode

    Tegelijk met deze nota is de Algemene plaatselijke verordening Schiedam (APV) gewijzigd.

    Alhoewel in deze nota en in de APV de hoofdlijnen uit de vorige beleidsperiode worden voortgezet, zijn er toch enkele belangrijke wijzigingen ten opzichte van de periode 2008 – 2012. Ze zijn ingegeven door wijzigingen van landelijke regelgeving en door ervaringen met de Schiedamse praktijk.

    Sluitingstijden

    De sluitingstijden voor horecabedrijven in het Centrum worden in het weekend (vrijdag en zaterdag) met twee uur verruimd tot 04.00 uur. Het afkoeluur vervalt op deze dagen. De sluitingstijden doordeweeks (zondag tot en met donderdag) blijven hetzelfde, te weten 01.00 uur, met een afkoeluur. De verruiming in het weekend (vrijdag en zaterdag) gaat ook gelden voor het Stationsgebied. Deze gebieden hebben minder dan de rest van de omgeving, een woonkarakter. Het zijn daarnaast gebieden met een dichtere horecaconcentratie. Ondernemers op deze locaties moeten meer ruimte krijgen om hun bedrijven winstgevend te exploiteren.

    De verruiming van de sluitingstijden in het Centrum en het Stationsgebied in het weekend (vrijdag en zaterdag) is met name bedoeld om drankverstrekkers meer ruimte te geven in de exploitatie van hun bedrijf. Horecabedrijven die primair zijn gericht op verstrekking van driecomponentenmaaltijden (restaurants, bistro’s) (Categorie C-bedrijven) (zie par. 3.3) en horecabedrijven die primair zijn gericht op verstrekking van cannabisproducten (coffeeshops) stoppen hun exploitatie eerder. Voor deze categorieën geldt daarom dat zij de gehele week tot 01.00 uur geopend mogen zijn. De sluitingstijden voor horecabedrijven die primair gericht zijn op verstrekking van kleinere etenswaren (snackbars, grillrooms, etc.) (Categorie E-bedrijven (zie par. 3.3))worden in het weekend (vrijdag en zaterdag) eveneens met twee uur verruimd tot 04.00 uur. De clientèle van drankverstrekkers overlapt voor een aanzienlijk deel met die van de snackverstrekkers. Bovendien zijn snackverstrekkers minder vaak in rustige gebieden het Centrum en het Stationsgebied te vinden. Dit komt onder meer tot uiting in het gebiedsgerichte beleid uit hoofdstuk 3.

    Afkoeluur vervalt gedeeltelijk

    Het afkoeluur (dat alleen in het Centrum gold) komt in het weekend (vrijdag en zaterdag) te vervallen. Op zondag tot en met vrijdag blijft het afkoeluur bestaan.

    De verruiming van de sluitingstijden in het Centrum en het Stationsgebied in het weekend (vrijdag en zaterdag) is ingegeven door de wens om de grote verscheidenheid aan ontheffingsmogelijkheden terug te brengen en zodoende meer uniformiteit aan te brengen in het sluitingstijdenbeleid. Dit maakt toezicht en handhaving op sluitingstijden eenvoudiger en creëert ook een gelijk speelveld voor horecabedrijven. De verwachting is dat met name op vrijdag en zaterdag, de dagen waarop het in de horeca het drukst is, niet alle horecabedrijven tot 04.00 uur geopend zullen blijven. Zodoende zal er op natuurlijke wijze een geleidelijke uitstroom van bezoekers plaatsvinden.

    Het afkoeluur doordeweeks (zondag tot en met donderdag) geldt niet alleen meer voor het Centrum, maar ook voor het Stationsgebied.

    Proef met verruimde sluitingstijden

    Om deze aanname te toetsen, zal de verruiming van de sluitingstijden in het weekend (vrijdag en zaterdag) gedurende een jaar worden gemonitord. Indien blijkt dat de druk op de woon- en leefsituatie onaanvaardbaar toeneemt, zullen de openingstijden weer worden beperkt. Van ondernemers wordt verwacht dat zij actief hun verantwoordelijkheid nemen bij het voorkomen van extra druk op de woon- en leefsituatie. Het welslagen van deze proef van één jaar hebben zij dan ook zelf in de hand.

    Ontheffing sluitingsuur voor het Centrum en het Stationsgebied vervalt

    Samen met de verruiming van de sluitingstijden, komen in het Centrum en het Stationsgebied in de ontheffing van de sluitingstijd (de ‘stempelkaart’) te vervallen. Uitzondering vormen de restaurants in het Centrum en het Stationsgebied. Vanwege de beperking van hun sluitingstijden tot 01.00 uur kunnen zij, net als voorheen, tienmaal per jaar een ontheffing van het sluitingsuur aanvragen. Ook horecagelegenheden buiten het Centrum en het Stationsgebied kunnen nog steeds tienmaal per jaar een ontheffing vragen van het sluitingsuur.

    Nachtontheffing Broersvest 1 tot en met 13 tot 05.00 uur

    Op de Broersvest 1 tot en met 13 blijft de mogelijkheid om een nachtontheffing aan te vragen, bestaan. Voor kiosken op de Koemarkt wordt geen nachtontheffing verleend. De sluitingstijd voor bedrijven met een nachtontheffing wordt eveneens verlengd: van 04.00 tot 05.00 uur. Dit betekent dat een bedrijf met een nachtontheffing iedere dag tot 05.00 uur geopend mag zijn. De nachtontheffing voor Herzilya, gevestigd in Hoogstraat 146 vervalt na 30 juni 2015.

    Behandeling van een vergunningaanvraag

    De beslistermijn voor exploitatievergunningen die is opgenomen in de APV wordt verkort van twaalf weken tot acht weken. Dit is in lijn met de verkorting van de beslistermijn voor een drank- en horecavergunning tot acht weken.

    Daarnaast wordt in de APV nog een tweede wijziging doorgevoerd die is ingegeven door wijziging van de drank- en horecawet. Met ingang van 1 januari 2013 mogen leidinggevenden voor wie bijschrijving is aangevraagd op het aanhangsel van de drank- en horecavergunning, al in het horecabedrijf beginnen voordat ze daadwerkelijk zijn bijgeschreven. Omdat een drank- en horecavergunning vrijwel altijd samen met een exploitatievergunning wordt aangevraagd, zal dezelfde regeling ook gaan gelden voor de bijschrijving van houders op een exploitatievergunning. Om misbruik van deze mogelijkheid tegen te gaan, kan de burgemeester, net als bij een drank- en horecavergunning, de exploitatievergunning intrekken als hij binnen twee jaar minimaal driemaal bijschrijving van een houder op de vergunning heeft geweigerd.

    Bevoegdheid tot intrekken van een vergunning

    Zowel voor de exploitatievergunning als de vergunning om een speelautomatenhal te mogen exploiteren gold dat in een aantal gevallen de vergunning van rechtswege verviel. Dit had voornamelijk betrekking op zogeheten administratieve afwijkingen: wijzigingen waardoor de werkelijke situatie afwijkt van de vergunde situatie. Bijvoorbeeld als een onderneming van rechtsvorm verandert of een exploitant niet meer als zodanig functioneert. Horecabedrijven mochten dan alleen geopend zijn als zij voldeden aan de eisen voor vergunningvrije horecabedrijven. De speelautomatenhal zou in een dergelijk geval moeten sluiten.

    Voor ondergeschikte wijzigingen is het vervallen van een exploitatievergunning een onevenredig zwaar middel. Echter, omdat de vergunning van rechtswege was vervallen, kon dit niet worden hersteld. De enige mogelijkheid was het aanvragen van een compleet nieuwe vergunning. Daarom is voor vrijwel alle administratieve afwijking bepaald dat de burgemeester de vergunning kan intrekken. In welke gevallen de burgemeester de vergunning vervolgens daadwerkelijk intrekt en wanneer een exploitant de gelegenheid krijgt om de bestaande vergunning te laten wijzigen, staat in hoofdstuk 4 van deze nota.

    Tijdelijke horecabedrijven

    Een landelijk trend is het openen van tijdelijke horecabedrijven, zoals pop-up-restaurants, in onder meer leegstaande winkelruimtes. Tijdelijke horeca kan zo bijdragen aan een gezelliger het Centrum, zeker nu er veel leegstand is als gevolg van het slechte economische tij. Het past daarmee binnen het stimuleringsbeleid voor met name het Centrum, maar kan ook in andere gebieden een positief effect hebben. Tijdelijke horeca kan niet alleen het straatbeeld verlevendigen, maar biedt ook potentie voor reeds bestaande horecabedrijven. Een recent voorbeeld hiervan is het project Schiebaraj (eind 2012), waarbij een lokaal horecabedrijf het bijbehorende pop-up-restaurant heeft geëxploiteerd. Ten slotte biedt de mogelijkheid om een tijdelijk horecabedrijf te beginnen, potentiële horeca-exploitanten de mogelijkheid om een periode proef te draaien.

    In deze nota wordt expliciet bepaald dat voor tijdelijke horeca-initiatieven kan worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid uit hoofdstuk 3. Het is daarbij wel wenselijk dat een horecabedrijf kan worden gehouden aan zijn tijdelijke karakter. Een exploitatievergunning voor een beperkte duur (6 maanden) is daarvoor het geëigende instrument.

    Hiervoor is wel een wijziging van de APV nodig. Sinds 2008 wordt een exploitatievergunning in principe namelijk voor onbepaalde tijd verleend. Alleen in het belang van de openbare orde en de woon- en leefsituatie kan een exploitatievergunning voor een beperkte periode worden verleend. Dit is bijvoorbeeld het geval bij coffeeshops. Daarom is in de APV opgenomen dat ook in geval van tijdelijke horeca-initiatieven een tijdelijke exploitatievergunning kan worden verleend. In deze nota wordt bepaald dat een tijdelijke exploitatievergunning in een dergelijk geval voor maximaal zes maanden wordt afgegeven.

    Wanneer voor de vestiging van een tijdelijk horecabedrijf wordt afgeweken van het gebiedsgerichte beleid, mag er slechts tweemaal achtereen een tijdelijk horecabedrijf in hetzelfde pand worden gevestigd. Daarna mag er minimaal een jaar geen nieuw tijdelijk horecabedrijf in het pand worden gevestigd. Hiermee moet de woon- en leefsituatie worden beschermd. De verwachting is overigens dat het niet vaak zal voorkomen dat meerdere tijdelijke bedrijven achtereenvolgens op eenzelfde locatie worden gevestigd. Bovendien moeten exploitanten van tijdelijke horecabedrijven zich gewoon houden aan alle voorschriften die gelden voor reguliere horecabedrijven, waaronder het tegengaan van overlast voor omwonenden.

    Uitbreiding en beperking mogelijkheden exploitatievergunning vrije bedrijven

    Artikel 2:28b van de APV noemt de categorieën horecabedrijven die geen exploitatievergunning nodig hebben. Voor drie van deze categorieën gold onder meer de verplichting dat zij geen alcoholhoudende dranken mogen schenken. Deze beperking wordt verruimd: de bedrijven hebben geen exploitatievergunning meer nodig als zij zwakalcoholhoudende dranken schenken. Hiervoor moeten zij overigens nog altijd wel een drank- en horecavergunning aanvragen.

    Voor de categorieën horecabedrijven die in artikel 2:28b, leden vier en vijf, zal een meldingsplicht gaan gelden. Alvorens een dergelijk horecabedrijf te openen, moeten zij een korte melding doen bij de gemeente. Hiermee moet meer zicht komen op welke horeca-activiteiten er worden ontwikkeld, met name in aandachtswijken. Gekozen is om deze twee categorieën bedrijven meldingsplichtig te maken, omdat er relatief zware vormen van horeca onder vallen met overlastrisico en risico op banden met criminaliteit. Het is noodzakelijk om te weten dat deze bedrijven er zijn om er toezicht op te kunnen houden.

    Tegelijkertijd worden in bepaalde gebieden de mogelijkheden om vergunningvrij te exploiteren beperkt. De ervaring is dat de mogelijkheden om zonder exploitatievergunning een horecabedrijf te openen in bepaalde gebieden leidt tot ernstige overlast voor omwonenden. In deze gebieden liggen tevens relatief veel bedrijven die op het eerste gezicht geen of weinig overlast veroorzaken, maar die wel illegale activiteiten ontplooien (illegaal gokken, witwassen van geld) dan wel nauwe banden hebben met criminaliteit (illegale, mogelijk gedwongen prostitutie). Daarom krijgt de burgemeester de bevoegdheid om gebieden aan te wijzen waar geen exploitatievergunning nodig is voor het exploiteren van een horecabedrijf. In de overige gebieden is dan automatisch een exploitatievergunning nodig.

    In eerste instantie zal voor de wijken Nieuwland en Oost de exploitatievergunningplicht weer worden ingevoerd voor de meeste categorieën horecabedrijven. In deze aandachtswijken is veel overlast door horecabedrijven, die zonder een vergunningplicht moeilijk kunnen worden aangepakt. Tevens zijn er relatief veel bedrijven waarvan het vermoeden bestaat dat zij banden hebben met criminaliteit dan wel illegale activiteiten ontplooien. Dit blijkt ook uit integrale controles die in deze wijken zijn uitgevoerd. Mochten problemen zich verplaatsen naar aangrenzende wijken, zoals Zuid of Kethel, dan kan worden overwogen om de vergunningplicht ook naar die wijken uit te breiden.

    Geluid

    Bij horeca hoort een zeker mate van geluidsoverlast voor de woon- en leefomgeving: muziek draait, klanten die komen en gaan, een terras waar op een zomerse avond gezellig gepraat wordt. Omwonenden die in de buurt van een horecabedrijf wonen, zullen hier rekening mee moeten houden. Echter, horecabedrijven mogen, net als andere bedrijven, niet meer geluid maken dan het Activiteitenbesluit toestaat. Schiedam wil een evenwicht vinden tussen de belangen van de horeca en die van omwonenden. Om te komen tot een beter evenwicht, worden de volgende wijzigingen doorgevoerd ten aanzien van geluid.

    De eerste wijziging betreft de incidentele festiviteiten. In de APV was geregeld dat horecabedrijven zich maximaal tienmaal per jaar niet hoeven te houden aan de wettelijke geluidsnormen (een incidentele festiviteit). Dit moest dan wel veertien dagen tevoren gemeld worden bij de gemeente. Dit maximumaantal wordt teruggebracht tot vijf en de meldingstermijn wordt verminderd van veertien dagen tot drie werkdagen voorafgaand aan de incidentele festiviteit.

    De reden voor het terugbrengen van het maximumaantal meldingen is dat horecabedrijven vrijwel om de week meer geluid mochten maken dan wettelijk toegestaan. Naast incidentele festiviteiten kan het college namelijk maximaal twaalf maal per jaar bepalen dat collectief mag worden afgeweken van de wettelijke geluidsnormen. Dit alles bij elkaar genomen zorgt ervoor dat horecabedrijven maximaal 22 maal per jaar meer geluid mochten produceren dan wettelijk toegestaan. Omdat dit een grote druk legt op de woon- en leefomgeving wordt het maximumaantal incidentele festiviteiten teruggebracht tot vijf per jaar. Om de geluidsbelasting voor de omgeving nog verder te beperken geldt een incidentele festiviteit tot 02.00 uur ’s nachts.

    Een tweede instrument om geluidsoverlast tegen te gaan, is het verplicht laten uitvoeren van een akoestisch onderzoek als bij een nieuw te verlenen exploitatievergunning uit de exploitatieplannen blijkt dat het horecabedrijf structureel meer geluid zal produceren dan achtergrondmuziek. Het akoestisch onderzoek moet samen met de aanvraag om een exploitatievergunning worden ingediend. Te denken valt aan onder meer muziekcafés of discotheken, plaatsen waar zeer regelmatig versterkte muziek ten gehore wordt gebracht. Bij ongewijzigde overnames geldt deze indieningseis niet.

    Omdat Schiedam veel oude panden heeft, zonder moderne geluidisolatie, kan een dergelijk bedrijf al snel overlast produceren voor de omgeving. In zo’n geval wordt vaak een handhavingsprocedure gestart vanwege overschrijding van de wettelijke geluidsnormen, waarbij de exploitant alsnog verplicht wordt om een akoestisch onderzoek te laten uitvoeren. Het is daarom zowel in het belang van omwonenden als van de horeca-exploitant wanneer voorafgaand aan het starten van een geluidsgevoelig horecabedrijf wordt nagegaan of het pand wel geschikt is. Als blijkt dat een pand niet voldoet, kan de ondernemer beslissen aanpassingen uit te voeren of op zoek te gaan naar een ander, geschikt pand. Dit is te prefereren boven de huidige situatie waarin pas een akoestisch onderzoek moet worden ingediend als er al een handhavingstraject loopt vanwege geluidsoverlast. Een langdurig handhavingstraject dat belastend is voor zowel de exploitant als de gemeente. De groep horecabedrijven die te maken krijgt met deze indieningseis is bovendien klein. Horecabedrijven die af en toe versterkte muziek spelen, kunnen hiervoor namelijk een incidentele festiviteit aanvragen en hoeven geen akoestisch onderzoek uit te laten voeren.

    Terrassen buiten het Centrum

    Het terrasbeleid voor de gebieden buiten het Centrum is een verruimd ten opzichte van het beleid uit de periode 2008 – 2012. In deze beleidsperiode mochten alleen bedrijven uit de categorieën C, D en G een terras exploiteren of een bestaand terras uitbreiden. In deze beleidsnota wordt het in beginsel voor alle categorieën horecabedrijven toegestaan een beperkt terras te exploiteren. Dit moet dan wel worden vergund in de exploitatievergunning, die op dit punt kan worden geweigerd of ingetrokken als het terras de woon- en leefsituatie of de openbare orde ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt.

    Deze wijziging is ingegeven door het feit dat categorie D-bedrijven altijd vergunningvrij een beperkt terras mogen vestigen, terwijl voor veel vergunningplichtige bedrijven ondanks het feit dat ze vooraf worden getoetst, geen terras is toegestaan. Doordat de terrastijden buiten het Centrum beperkt zijn tot 22.00 uur is de verwachting dat de overlast beperkt blijft. Deze sluitingstijd voor de terrassen is overigens gelijk aan de sluitingstijd van categorie D-bedrijven en de daarbij behorende terrassen.

  • 1.3

    Reikwijdte horecabeleid

    Deze nota bevat, samen met de APV en landelijke regelgeving, kaders voor de exploitatie van horecabedrijven in Schiedam. Het uitgangspunt van de nota is in de eerste plaats de bescherming van openbare orde, veiligheid en van de woon- en leefsituatie. Gezien de belangrijke rol van horeca in de economie van Schiedam wordt in de nota tevens aandacht geschonken aan enkele economische uitgangspunten. Het betreft echter geen uitgewerkt economisch aquisitieprogramma. Als daartoe behoefte is, wordt dit op een later moment apart uitgewerkt.

    Evenmin gaat deze nota in op het onderwerp van paracommercie: (semi-)commerciële horeca-activiteiten van verenigingen en stichtingen die los staan van hun doelstellingen. Bijvoorbeeld de organisatie van particuliere feesten door sportverenigingen of religieuze genootschappen. Dit betreft zulke specifieke materie dat dit in apart beleid zal worden geregeld. (Bij wijziging van de Drank- en horecawet per 1 januari 2013 is bepaald dat gemeenten uiterlijk op 31 december 2013 paracommercieel beleid moeten hebben vastgesteld).

    Het horecabeleid heeft een looptijd van ruim vier jaar: van 2013 tot en met 2017 en bevat het algemene horecabeleid van de gemeente Schiedam. Voor sommige onderwerpen zijn aanvullende beleidsnota’s opgesteld, bijvoorbeeld het Coffeeshopbeleid en het Terrassenbeleid. Waar in deze aanvullende beleidsnota’s iets niet geregeld is, geldt het gestelde in de Nota horecabeleid Schiedam 2013 – 2017.

  • 1.4

    Totstandkoming en besluitvorming nota

    In deze nota zijn de resultaten van de evaluatie van de Nota Horecabeleid 2008 - 2012 (eind 2011) meegenomen. De evaluatie heeft plaatsgevonden met medewerking van de afdeling Schiedam van Koninklijke Horeca Nederland (KHN), de politie, eenheid Rotterdam, district Rijnmond-Noord en diensten binnen de gemeente. Verder hebben de raadsfracties in september 2012 deelgenomen aan een opiniërende en informerende bijeenkomst over het nieuwe horecabeleid. Opmerkingen uit deze bijeenkomst zijn eveneens verwerkt in de nota.

    Dezelfde partijen die hebben meegedaan aan de evaluatie van de vorige nota zijn eveneens bij de totstandkoming van deze nota betrokken geweest. Zij hebben deelgenomen aan een startbijeenkomst waarin nog enkele aandachtspunten zijn meegegeven die niet uit de evaluatie bleken en ze hebben input kunnen geven voor de doelstellingen voor de komende periode. Ook hebben deze partijen zienswijzen kunnen uiten op het concept van de nota dat vier weken ter inzage heeft gelegen. De ingediende zienswijzen en de verwerking ervan zijn opgenomen in een aparte Nota van beantwoording zienswijzen Horecabeleid Schiedam 2013 - 2017. Met het bestuur van KHN is na de inzageperiode nog een apart gesprek gevoerd over zijn zienswijze op de nieuwe nota.

    De nota bevat voornamelijk onderwerpen die tot de bevoegdheid van de burgemeester behoren en is ook door hem vastgesteld. Alleen de doelstellingen in paragraaf 2.3 en de wijzigingen van de APV zijn, vanwege hun kaderstellende karakter, vastgesteld door de raad.

  • 1.5

    Evaluatie

    De looptijd van het beleid is ruim vier jaar. In deze periode zal het beleid minimaal tweemaal geëvalueerd worden. De eerste evaluatie zal plaatsvinden halverwege 2014, als het beleid een jaar van kracht is. Op grond van deze evaluatie zal besloten worden of het beleid tussentijds wordt aangepast. De tweede evaluatie vindt plaats in 2017 en vormt de opmaat voor een nieuwe nota. Met betrekking tot de proef met de verruimde sluitingstijden in het weekend (vrijdag en zaterdag) in het Centrum en in het Stationsgebied zal er begin 2014 een tussentijdse evaluatie plaatsvinden.

  • 1.6

    Leeswijzer

    De nota is als volgt opgebouwd. Naast dit inleidende hoofdstuk bevat de nota nog vier hoofdstukken. Hoofdstuk 2 bevat een analyse van de ontwikkelingen waarmee Schiedamse horeca te maken heeft en de doelstellingen van het horecabeleid voor de periode 2013 – 2017. Hoofdstuk 3 bevat het gebiedsgerichte beleid: de voorwaarden die gelden voor de gewijzigde en ongewijzigde overname van een horecabedrijf en voor nieuwe vestiging van een horecabedrijf. In hoofdstuk 4 wordt het proces van vergunningverlening beschreven. Hoofdstuk 5, ten slotte, bevat procedures voor het handhaven op overtredingen.

2 Analyse, visie en doelstellingen

  • Hoofdstuk 2 geeft een beeld van de situatie van de Schiedamse horeca en de ontwikkelingen die daarop van invloed zijn (par. 2.1). Op basis van deze analyse en reeds bestaand gemeentelijk beleid wordt een visie geformuleerd (par. 2.2) en doelen gesteld (par. 2.3).

  • 2.1

    Schiedamse horeca: kenmerken en ontwikkelingen

    Horeca in Schiedam is er in alle soorten en maten, variërend van restaurants en cafés tot terrasjes bij de bakker en kantines van sportverenigingen. Het merendeel van het horeca-aanbod is te vinden in het Centrum van Schiedam. De drankensector, bestaande uit onder meer cafés, coffeecorners en zalencentra, vormt het grootste horeca-aanbod. Gevolgd door de fastservicesector (bijvoorbeeld ijssalons, cafetaria en shoarmazaken) en de restaurantsector. Tot slot heeft Schiedam ook nog een kleine hotelsector en zijn er enkele partycateringbedrijven. (Bron: www.kenniscentrumhoreca.nl/feiten-en-cijfers.html, geraadpleegd op 17 augustus 2012).

  • 2.1.1

    Economisch klimaat

    Een andere uitdaging waar Schiedamse horeca mee te maken heeft, is het economische klimaat. De economische neergang waarmee Nederland sinds 2007 te maken heeft, is ook aan de horecasector niet voorbij gegaan.

     

    Ontwikkeling aantal en soorten horecabedrijven

    In onderstaande grafiek is de ontwikkeling van het aantal horecabedrijven tussen 1997 en 2012 weergegeven.

    afbeelding binnen de regeling

    Figuur 1 Ontwikkeling van het aantal horecabedrijven (1997-2012)

    Te zien is dat het aantal horecabedrijven sinds het begin van deze eeuw gestaag daalt. Dit geldt voor alle sectoren met uitzondering van de restaurantsector, waar de daling pas na 2005 inzette. De daling na 2007 was het sterkst, met als dieptepunt 2009, toen er 168 bij het Bedrijfschap Horeca en Catering geregistreerde bedrijven waren ten opzichte van 201 bedrijven in 2001. In 2010 en 2011 leek er sprake te zijn van herstel, maar in 2012 is het aantal horecabedrijven inmiddels weer gedaald.

    Momenteel zijn er 174 horecabedrijven ingeschreven bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. (De grafiek is ontleend aan www.kenniscentrumhoreca.nl/feiten-en-cijfers.html, geraadpleegd op 17 augustus 2012. Niet alle horecabedrijven in Schiedam zijn geregistreerd bij het Bedrijfschap Horeca en Catering. Echter, de gegevens van het Bedrijfschap lijken de algemene ontwikkelingen in de horeca in Schiedam weer te geven). Volgens eigen gegevens van de gemeente Schiedam zijn er tussen de 250 en 300 horecabedrijven actief in Schiedam (Niet alle horeca is exploitatievergunningplichtig. De gemeente heeft een overzicht van alle vergunningplichtige horecabedrijven in Schiedam. In april 2012 waren dit er 214, inclusief horeca bij sportverenigingen. Niet vergunningplichtige horecabedrijven worden niet geregistreerd, zodat een exact aantal niet te geven is). De Drankensector lijkt het meest te lijden onder het economische klimaat. Tussen de vaststelling van de vorige horecanota in 2008 en 2012 is het aantal horecabedrijven in de drankensector met 7,5% afgenomen. Het aantal bedrijven in de fastservicesector (verstrekkers van kleine eetwaren) en de restaurantsector is in dezelfde periode juist toegenomen, met 2% respectievelijk 5,3%. Het aantal hotels is in deze periode min of meer stabiel gebleven.

    Een andere ontwikkeling is dat het aantal kwalitatief hoogwaardige, toonaangevende restaurants de laatste jaren terugloopt. Schiedam heeft gedurende tientallen jaren een goede naam opgebouwd op het gebied van haute cuisine, maar deze lijkt hiermee onder druk te staan. Positief is wel dat in het Centrum diverse nieuwe, goedlopende horecabedrijven, waaronder restaurants, zijn gevestigd.

    Omzet horecabedrijven

    Sinds 2008 is het omzetvolume (aantal gebruikte consumpties) landelijk in de horeca flink afgenomen, net als de omzetbedragen. Vanwege prijsstijgingen is de omzetdaling in euro’s echter beperkter dan de daling van het omzetvolume. De verwachting is dat deze daling zich voortzet, met name in de drankensector. Echter, ook de restaurantsector en de hotelsector krijgen te maken met terugloop van bezoekers, zij het minder ernstig dan de drankensector. Alleen de fastservicesector verwacht meer bezoekers te trekken (Bron: www.kenniscentrumhoreca.nl/feiten-en-cijfers.html). De verwachting is dat dit ook geldt voor Schiedam.

    Minder omzet betekent ook minder werkgelegenheid. Tussen 2010 en 2012 is het aantal personen werkzaam in Schiedamse horeca met 200 afgenomen (Bron: Bedrijvenregister Zuid-Holland).

  • 2.1.2

    Ontwikkelingen in Schiedam

    Voor de komende jaren staan in Schiedam de volgende ruimtelijke en economische ontwikkelingen op stapel, die van belang zijn voor horeca. Leidend daarbij is de Stadsvisie 2030. Hieronder worden de belangrijkste ruimtelijke en economische ontwikkelingen genoemd die van invloed zijn op de horeca.

    • 1.

      Uitvoering Ontwikkelingsvisie Binnenstad

    De Ontwikkelingsvisie voor de binnenstad ‘Stad aan de Schie’ is een uitwerking van de Stadsvisie 2030. De doelstelling is om meer mensen naar het Centrum te trekken. Het accent wordt gelegd op het struingebied tussen de Lange Haven en de Hoogstraat, met bijpassende mogelijkheden voor horeca. De zichtbaarheid en levendigheid van ‘strategische’ locaties zoals het museumkwartier, de Grote markt en de Koemarkt wordt versterkt.

     

    • 2.

      Voortgang Schieveste.

    Schieveste is het tweede regionale vervoersknooppunt naast Rotterdam Centraal Station. Fase 2 en fase 5 van het project Schieveste komen dichter bij realisatie, met horeca bij kantoren, station en school, respectievelijk het geplande hotel en de bioscoop.

     

    • 3.

      Hof van Delfland/Poorten van Schiedam

    Er wordt ingezet op versterking van de stad-land verbindingen (de overgangsgebieden tussen stedelijk en landelijk gebied) tussen Schiedam en Midden Delfland. Horeca gericht op recreanten (tot 22.00 uur) is wenselijk. Bijzondere aandacht is er voor het Beatrixpark. Dit maakt onderdeel uit van de stad-land verbindingen en de groenstructuur, maar heeft ook een zelfstandige recreatieve functie.

     

    • 4.

      Het aanleggen van de A4-noord

    Hiermee ontstaat een internationale noord-zuid verbindingsroute langs/door Schiedam, met grootschalige ruimtelijke stedelijke ontwikkelingen tot gevolg. Dit heeft de volgende consequenties voor horecavoorzieningen:

    • *

      Sportvoorzieningen, inclusief sportkantines, verschuiven o.a. naar het tunneldak van de A4;

    • *

      Rondom de Schiedamse afritten van de A4 (Vijfsluizen, Harga Noord) ontstaat een aantrekkelijk vestigingsgebied voor horecabedrijven als wegrestaurants, fast foodrestaurants en hotels, die ook na 22.00 uur geopend zijn

    • *

      Ondersteunende horeca bij geplande commerciële invulling van Harga Noord.

       

    • 5.

      Stad-strand route

    Dit is de fietsroute die vooralsnog vanaf Rotterdam centrum naar Hoek van Holland voert, langs de Nieuwe Maas. In Schiedam is met name de Maasboulevard hierin van belang. Er wordt gestreefd naar bijpassende horecavoorzieningen.

  • 2.1.3

    Invloed op de woon- en leefomgeving

    Hoewel Schiedam een middelgrote stad is, heeft het door zijn ligging naast Rotterdam ook te maken met grootstedelijke uitdagingen. Dit uit zich bij horecabedrijven voornamelijk in overlastproblemen, zoals geluidsoverlast en overlast door bezoekers, waarbij de soort overlast verschilt per wijk.

    In wijken als Oost, Nieuwland en in mindere mate in Zuid en delen van Noord is de horecagerelateerde overlast vaak gerelateerd aan bredere vorm van overlast, bijvoorbeeld het op straat en voor de deur van horecabedrijven rondhangen van personen. In het centrum betreft de overlast eerder dronken bezoekers, wildplassen en geluidsoverlast.

  • 2.1.4

    Tijdelijke horeca-initiatieven

    De laatste jaren is een nieuwe vorm van horeca in opkomst. In plaats van de traditionele horeca, waarbij bedrijven jaren lang op eenzelfde plek, dezelfde vorm van horeca bedrijven, zijn er steeds meer tijdelijke horecabedrijven. Een voorbeeld hiervan zijn de zogeheten pop up-restaurants. Tijdelijke horeca-initiatieven kunnen een middel zijn tegen (tijdelijke) leegstand van panden, maar ook onderdeel vormen van bijvoorbeeld kunstprojecten. Een voorbeeld van dit laatste is het tijdelijke restaurant Schiebaraj dat eind 2012, als onderdeel van een breder project, werd geëxploiteerd door een locale horecaondernemer. Ook biedt tijdelijke horeca voor potentiële horeca-exploitanten de mogelijkheid om een periode proef te draaien.

    Het huidige stelsel van exploitatievergunningen en drank- en horecavergunningen is niet ingericht op tijdelijke initiatieven. Beide vergunningen worden nu in beginsel voor onbepaalde tijd verleend. Bij tijdelijke horeca is dit niet wenselijk, omdat er geen middel is om in te grijpen als een horecabedrijf langer dan de aangevraagde termijn openblijft. Dit kan oneigenlijk gebruik van exploitatievergunningen in de hand werken. Sommige gemeenten hebben daarom een tijdelijke exploitatievergunning ingevoerd, speciaal voor tijdelijke horeca-initiatieven.

  • 2.1.5

    Wijziging Drank- en Horceawet

    Op 1 januari 2013 is de gewijzigde Drank- en Horecawet (DHW) in werking getreden. Uitgangspunten van deze wetswijziging zijn het tegengaan van schadelijk alcoholgebruik door jongeren en lastenverlichting voor ondernemers.

    De voor gemeenten belangrijkste wijziging is dat het toezicht op de wet is overgegaan van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit naar de gemeente. Daarbij krijgt de gemeente instrumenten om onder meer schadelijk alcoholgebruik tegen te gaan. Zo kan de gemeenteraad toegangsleeftijden van klanten koppelen aan openingstijden van horecabedrijven, happy hours aan banden leggen en jongeren onder de 16 jaar die alcohol bij zich hebben in de openbare ruimte, beboeten. Verder wordt vergunningverlening vergemakkelijkt en worden gemeenten verplicht algemene regels vast te stellen voor paracommercie.

    De DHW wordt binnenkort nogmaals gewijzigd en gaat de leeftijd voor de consumptie van zwakalcoholhoudende dranken van 16 naar 18 jaar. Omdat de consumptie van sterke drank nu al voorbehouden is aan personen boven de 18 jaar, betekent dit dat helemaal geen alcohol meer mag worden verkocht aan personen jonger dan 18 jaar.

  • 2.2

    Visie op horeca

    Uit voorgaande paragraaf komt een spanningsveld naar voren tussen de belangen van horecaondernemers en de leefomgeving van omwonenden. Dit spanningsveld kan worden geïllustreerd aan de hand van de resultaten van de enquête die is gehouden bij de totstandkoming van de Stadsvisie 2030: horeca wordt genoemd in zowel de lijst van wat er weg moet uit Schiedam als hetgeen behouden moet worden (Stadsvisie 2030, p. 97 en 98).

    Deze uitkomsten laten zien dat de visie uit de Nota horecabeleid Schiedam 2008 – 2012 nog steeds actueel is: een sfeervolle stad te creëren waarbij een aantrekkelijk klimaat voor zowel inwoners, toeristen als horecaondernemers ontstaat, waarbij het woon- en leefgenot gewaarborgd blijft en de belasting/overlast door horecabedrijven voor de omgeving en omwonenden tot een minimum beperkt blijft.

    Dit betekent het volgende.

    Bloeiende Schiedamse horeca

    Het aantal, de soort en staat van aanwezige horecabedrijven in een stad kan gezien worden als een graadmeter voor hoe een stad(scentrum) er economisch voor staat. Omdat horeca een luxe is waar op bezuinigd wordt in slechtere tijden, zijn goede, zichtbare horecavoorzieningen die in brede behoefte voorzien een teken van economische ontwikkeling. Een algemeen streven is daarom om een boeiende en bloeiende horeca in Schiedam te hebben, die gericht is op zowel de inwoners van Schiedam als op bezoekers van de stad, en zowel overdag als ’s avonds.

    Dit streven wordt als volgt gespecificeerd:

    • *

      diversiteit in soorten horeca: een gevarieerd horeca-aanbod speelt in op wensen van verschillende bevolkingsgroepen en biedt daarnaast keuzemogelijkheid. Een goede mix tussen ‘uitnodigende’ horeca, met open uitstraling in toeristischer delen van de stad en de meer op buurtniveau opererende en faciliterende horeca in de woonwijken;

     

    • *

      versteviging van het imago van Schiedam als horecastad van formaat, mede gezien en aansluitend bij het levende jeneververleden en de (voormalige) positie als vestigingsplaats voor hoogwaardige restaurants. Inzet op omkering van de teruggang in kwalitatief hoogwaardige horecazaken en streven naar (weer) een breed culinair aanbod. Als Schiedam toeristische trekpleister wil worden/blijven, dan is bijpassende kwalitatief bijzondere en/of hoogwaardige horeca onontbeerlijk;

     

    • *

      bevordering van de ‘unique selling points’ van Schiedam: de historische het Centrum, het regionale knooppunt Schieveste, het Beatrixpark, wellnesscluster, Maasboulevard en de poorten naar Midden Delfland, door het bieden van mogelijkheden en stimuleren van passende aanvullende en ondersteunende horeca.

     

    Bovenstaande visie moet worden gerealiseerd in een moeilijk economisch klimaat. Horecabedrijven hebben het de afgelopen jaren moeilijk gehad om het hoofd boven water te houden en deze situatie lijkt op korte termijn niet te verbeteren. Met name in de drankensector en in mindere mate in de restaurantsector zullen bedrijven te kampen krijgen met verder teruglopend bezoek. Het is daarom van belang dat de gemeente horecabedrijven de ruimte geeft om activiteiten te ontwikkelen. Deze ruimte uit zich in vermindering van regeldruk en het ruim baan te geven aan (verantwoordelijke) ondernemers door middel van snellere vergunningprocedures, flexibiliteit, en ruimte voor initiatieven.

     

    Leefbaarheid voor omwonenden

    Ook moet rekening worden gehouden met de belangen van omwonenden van horecabedrijven. Meer ruimte voor horeca-activiteiten kan meer overlast in de openbare ruimte met zich meebrengen. En hoewel horeca een ondersteunend en stimulerend effect kan hebben op de locale economie, kan vestiging van horeca in de sociaal-economisch zwakkere wijken van Schiedam de leefbaarheid van deze wijken juist negatief beïnvloeden. In dit kader wordt ook verwezen naar de uitgangspunten van het Coalitieakkoord 2010-2014 waarin het bestrijden van overlast en het wegnemen van onveiligheidsgevoelens worden ingezet om de leefbaarheid in wijken te bevorderen.

     

    Algemeen uitgangspunt

    Het uitgangspunt van deze nota is, gezien het bovenstaande, dat horecabedrijven ruimte moeten krijgen om initiatieven te ontwikkelen, maar dat de leefomgeving er niet negatief door mag worden beïnvloed. Horecaondernemers hebben hierbij een ruime eigen verantwoordelijkheid en de gemeente wil hen daarbij zo veel mogelijk ondersteunen. Keerzijde van deze vrijheid is dat toezicht en handhaving worden aangescherpt. Horecaondernemers die niet kunnen omgaan met deze vrijheid, krijgen te maken met verscherpt toezicht en strengere handhaving.

  • 2.3 Doelstellingen en activiteiten

    Op grond van het voorgaande zijn de volgende doelstellingen gesteld voor de periode 2013 – 2017.

    • 1.

      Horeca blijft bijdragen aan een aantrekkelijk Centrum van Schiedam;

    • 2.

      Vermindering van horecagerelateerde overlast;

    • 3.

      Horecaondernemers kunnen sneller inspelen op veranderingen en gemakkelijker initiatieven ontplooien

     

    Om aan het einde van de looptijd van deze nota te kunnen bepalen of de doelstellingen zijn bereikt, worden per doelstellingen indicatoren gesteld. In onderstaande tabel staat per doelstelling weergegeven welke indicatoren zijn vastgesteld en welke instrumenten moeten bijdragen aan de realisatie van de doelstellingen. Een uitleg van de doelstellingen, indicatoren en instrumenten volgt na de tabel.

    afbeelding binnen de regeling

    Tabel 1 Doelstellingen, indicatoren en activiteiten

  • 2.3.1

    Doelstelling 1: horeca blijft bijdragen aan een aantrekkelijk Centrum

    Schiedam is rijk aan horecabedrijven, waarvan een aanzienlijk deel is gevestigd in het Centrum. Zoals blijkt uit de eerder genoemde enquête bij de Stadsvisie 2030 wordt horeca zowel als een aanwinst voor de stad als een ergernis beschouwd door de respondenten. Het doel is om Schiedamse horeca onderdeel te laten zijn van de aantrekkingskracht van het Centrum.

     

    Indicator

    Hoe wordt bepaald of de doelstelling dat horeca bijdraagt aan een aantrekkelijk Centrum, is bereikt? Dit is lastig te bepalen. Overwogen is om hiervoor de fysieke uitstraling van horecabedrijven in kaart te brengen(bouwkundige staat van de horecabedrijven, de inrichting van de terrassen, etc.). Dit is echter te beperkt. Waar het om gaat is dat inwoners en bezoekers van het Centrum horeca als een waardevol onderdeel vinden van een aantrekkelijk Centrum. Daarom zullen inwoners en bezoekers van de wijk Centrum periodiek worden gevraagd naar hun waardering van de horeca in het Centrum. De uitkomsten kunnen niet alleen worden gebruikt om te bepalen hoe zij over de horeca denken, maar kunnen eveneens gebruikt worden om het horecabeleid op dit punt aan te passen.

    Om een concretere indicator te kunnen bepalen voor deze doelstelling zal eerst een nulmeting moeten worden uitgevoerd. Pas dan kan worden aangegeven naar welke mate van waardering van inwoners en bezoekers er wordt gestreefd.

     

    Instrumenten

    Om te bereiken dat de horeca (nog beter dan nu het geval) bijdraagt aan een aantrekkelijke het Centrum, worden de volgende acties ondernomen.

    • 1.

      Het gebiedsgericht beleid afstemmen op ontwikkelingen in het Centrum

    In het gebiedsgerichte beleid wordt aangegeven welke horeca waar is toegestaan en onder welke voorwaarden. Hiermee kan gestuurd worden waar horecabedrijven zich in het Centrum vestigen.

     

    • 2.

      Terrassenbeleid

    Een terras is het visitekaartje van een horecabedrijf. Het uiterlijk aanzien van een terras heeft ook invloed op de omgeving. Een mooi, verzorgd terras draagt bij aan een prettige omgeving, terwijl een onverzorgd en slecht geplaatst terras hier juist afbreuk aan doet. Daarom is in 2012 terrassenbeleid vastgesteld met daarin voorwaarden aan de locatie en het uiterlijk aanzien van een terras. Uitvoering en handhaving van dit beleid kan bijdragen aan een mooie openbare ruimte en daarmee een aantrekkelijk struingebied in het Centrum.

     

    • 3.

      Regelmatig overleg met horeca

     Naast regelgeving is ook overleg met de horeca een effectief instrument om te komen tot een aantrekkelijke horeca in het Centrum. Voor het Centrum (en daarmee dus ook het hierboven genoemde struingebied) is ten eerste de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) een geschikt forum. Dit overleg tussen horecabedrijven, Koninklijke Horeca Nederland, politie en de gemeente Schiedam is het instrument om (overlast)problemen van uitgaanspubliek met behulp van ondernemers aan te pakken. Ook heeft het overleg een signaalfunctie: ondernemers kunnen de gemeente attenderen op zaken waar zij tegenaan lopen. Met de Kwaliteitsmeter Veilig uitgaan zijn al goede resultaten behaald.

     

    Daarnaast is er periodiek het Horecaoverleg Schiedam (HOS). Dit overleg is breder dan de KVU en betreft horeca in de gehele stad Schiedam. Daarnaast zijn de onderwerpen die in het HOS worden besproken breder dan veiligheid in het uitgaansleven. Tot slot is er ook het periodieke overleg met de coffeeshophouders: het Coffeeshopoverleg Schiedam (COS).

     

    • 4.

      Handhaven op overlast 

    Waar voorgaande instrumenten geen soelaas bieden, zal repressief moeten worden opgetreden tegen overlast. Dit is een taak van gemeente in samenwerking met de politie, eenheid Rotterdam, district Rijnmond-Noord.

  • 2.3.2

    Doelstelling 2: vermindering van horecagerelateerde overlast

    Doelstelling 1 richt zich op het Centrum. Doelstelling 2 daarentegen, ziet op de gehele gemeente Schiedam. Overlast door horeca kan een bron van ergernis zijn voor omwonende en kan zorgen voor onveiligheidsgevoelens, verminderd woongenot en waardevermindering van panden. Het is daarom belangrijk om overlast door horecabedrijven tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Tot een aanvaardbaar niveau, want bij horeca hoort een bepaalde mate van overlast die omwonenden moeten accepteren.

    Indicator

    Een bedrijf wordt aangemerkt als overlastgevend als er binnen een kalenderjaar drie of meer waarschuwingen of bestuurlijke maatregelen zijn opgelegd vanwege overlast, zoals geluidsoverlast en overlast door dronken bezoekers die de openbare orde verstoren. De doelstelling om het aantal overlastgevende horecabedrijven te doen afnemen is bereikt als het aantal bedrijven in Schiedam dat als zodanig wordt aangemerkt, met tien procent is afgenomen.

    Instrumenten

    Om het aantal overlastgevende horecabedrijven te verminderen worden de volgende instrumenten ingezet.

    • 1.

      Akoestisch rapport als indieningsvereiste voor een exploitatievergunning

    Er zijn nu, naast de reguliere bouweisen, geen eisen gesteld aan de geschiktheid van horecapanden voor de exploitatievorm die daarin bedreven wordt. Het komt dan ook voor dat er horecabedrijven in panden zijn gevestigd die door de ongeschiktheid van het pand overlast geven voor de omgeving. Te denken valt aan een bedrijf waarin veel live muziek wordt gespeeld, terwijl er geen geluidsisolatie is aangebracht. Als dit voorkomt kan de DCMR Milieudienst Rijnmond (DCMR) namens het college horecabedrijven opdragen een akoestisch onderzoek te laten uitvoeren, om na te gaan of het pand geschikt is voor de geluidsveroorzakende activiteiten die er plaats vinden. Op basis van de uitkomst van het akoestisch onderzoek kan de DCMR namens het college maatwerkvoorschriften opleggen om het pand aan te passen. Te denken valt aan het plaatsen van dubbel glas, geluidisolatie of een geluidsbegrenzer op muziekinstallaties. Indien een ondernemer niet voldoet aan de maatwerkvoorschriften, kan dit door middel van handhaving worden afgedwongen.

     

    Door bij de aanvraag om een nieuwe exploitatievergunning (behalve bij ongewijzigde overnames) voor een bedrijf dat structureel meer geluid zal produceren die het niveau van achtergrondmuziek te boven gaan een akoestisch rapport verplicht te stellen, kan geluidsoverlast met daarbij behorende handhavingsprocedures worden voorkomen.

     

    • 2.

      Overleg en voorlichting 

    Soms zijn overlastgerelateerde overtredingen ook het gevolg van onwetendheid of onbekendheid met regelgeving. Daarom zal de voorlichting aan ondernemers hoe zij overlast kunnen voorkomen en reeds bestaande overlegstructuren worden voortgezet. Te denken valt aan voorlichting op de gemeentelijke website, overleg met individuele ondernemers en bestaande overlegstructuren zoals het Horecaoverleg Schiedam. De bestaande voorlichting wordt gecontinueerd en waar nodig aangevuld. Tevens zal de papieren horecanieuwsbrief, die in 2011 is gestopt, in digitale vorm worden voortgezet.

     

    • 3.

      Risicogericht toezicht en handhaving

    Preventie in de vorm van een akoestisch rapport, voorlichting en overleg verdient de voorkeur. Indien dit echter niet het gewenste effect sorteert, kan repressief worden opgetreden. Toezicht en handhaving dient daarbij te worden gericht op bedrijven waar het risico op overlast het grootst is. Zo kan beschikbare capaciteit zo efficiënt mogelijk worden ingezet en krijgen bedrijven waarover geen klachten bekend zijn, zelf de verantwoordelijkheid voor een deugdelijke exploitatie. Indien echter blijkt dat een horecabedrijf dit vertrouwen beschaamt, zal het toezicht daarop worden verscherpt tot blijkt dat de bedrijfsvoering weer op orde is en de overlast zich niet meer voordoet.

  • 2.3.3

    Doelstelling 3: horecaondernemers kunnen sneller inspelen op veranderingen en gemakkelijker initiatieven ontplooien

    Ondernemers moeten snel kunnen inspelen op veranderingen, zo ook horecaondernemers. Voor een aantal veranderingen zijn zij afhankelijk van de gemeente, omdat ze vergunningplichtig zijn.

    Zo mogen nieuwe leidinggevenden en nieuwe houders pas als zodanig optreden (en dus alleen in de horeca-inrichting aanwezig zijn) als ze zijn bijgeschreven op de drank- en horecavergunning respectievelijk de exploitatievergunning. Doelstelling is daarom om horeca-ondernemers in staat te stellen dergelijke wijzigingen sneller door te voeren. Deze doelstelling is een voortzetting van de in de Nota horecabeleid Schiedam 2008 – 2012 ingezette deregulering en flexibilisering.

    Daarnaast moet het ook makkelijker worden om tijdelijke initiatieven te ontplooien. Initiatieven als pop up-horeca kunnen een meerwaarde hebben voor zowel de ondernemer als voor de stad Schiedam.

    Indicatoren

    De doelstelling is tweeledig: ondernemers moeten sneller kunnen inspelen op veranderingen en ze moeten gemakkelijker initiatieven kunnen ontplooien. Hiervoor zijn de volgende indicatoren geformuleerd

    • 1.

      Gemiddelde doorlooptijd vergunningaanvragen voor ondergeschikte veranderingen is drie weken

    en

    • 2.

      Gemiddelde doorlooptijd vergunningaanvragen voor grote exploitatiewijzigingen is zes weken

    De gemiddelde doorlooptermijn voor de afhandeling van aanvragen is acceptabel, doch realistisch. Voor ondergeschikte wijzigingen, zoals het bijschrijven van houders en leidinggevenden op vergunningen, bedraagt die termijn gemiddeld drie weken na ontvangst van de aanvraag. Voor grote wijzigingen (o.a. gewijzigde en ongewijzigde overname, aanvraag terras, wijziging van de bestaande exploitatievorm) bedraagt de termijn gemiddeld zes weken. Deze doelstelling doet niets af aan de wettelijke termijn van acht weken die voor de behandeling van aanvragen geldt. Deze termijn blijft gelden en het is dus mogelijk dat de afhandeling van een aanvraag langer duurt dan drie respectievelijk zes weken.

     

    Onder doorlooptermijn wordt verstaan de termijn die gebruikt wordt om de vergunningaanvraag af te handelen, met uitzondering van de termijn waarmee de procedure wordt opgeschort omdat de aanvraag niet compleet is.

     

    2. Meldingsprocedures zijn verkort en vereenvoudigd

    Het betreft dan de ontheffing van de sluitingstijden en de incidentele festiviteit (ontheffing van de geluidsnormen). De ontheffing van de sluitingstijd en een incidentele festiviteit vormen een toestemming voor horecabedrijven om tienmaal per jaar later open te zijn (dit geldt alleen voor de restaurants (categorie C-bedrijven) in het Centrum en het Stationsgebied en voor de horecabedrijven in de woonwijken) of vijf maal per jaar de geluidsnormen uit het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) te overschrijden.

     

    Ten tijde van het schrijven van deze beleidsnota moeten horeca-inrichtingen veertien dagen van tevoren met een papieren formulier melden dat zij gebruik willen maken van een incidentele festiviteit. Voor verlaatjes geldt dat horecaondernemers een fysieke stempelkaart krijgen (aanvraagtermijn acht weken), waarop voor ieder verlaatje een stempel wordt gegeven. Deze stempel moet uiterlijk drie dagen voor de gewenste datum worden aangevraagd. Deze procedures zijn omslachtig. Vereenvoudiging van de procedures en verkorting van de termijnen zijn daarom een indicator dat de organisatie van een initiatief gemakkelijker is geworden.

     

     

    Instrumenten

    Om horecaondernemers in staat te stellen sneller te kunnen inspelen op veranderingen en gemakkelijker initiatieven te laten ontplooien, worden de volgende instrumenten ingezet.

    • 1.

      Digitalisering van vergunningverlenings- en meldingsprocedure

     Formulieren voor de aanvraag van een exploitatievergunning en een drank- en horecavergunning staan in PDF-formaat op de gemeentelijke website. Dit is een eerste stap in de digitalisering van vergunningverlening. In de periode van 2013 tot en met 2017 moet de volgende stap worden gezet: een horecaondernemer moet zijn vergunningen digitaal kunnen aanvragen.

    De meldingsprocedure voor een verlaat sluitingsuur of een incidentele festiviteit wordt vereenvoudigd en gedigitaliseerd.

    • 2.

      Voorlichting aan ondernemers over procedures

    Onbekendheid met procedures is een van de oorzaken waarom de behandeling van vergunningaanvragen lang duren of vergunningaanvragen zelfs kunnen worden afgewezen. De bestaande voorlichting zal worden voortgezet. Zo worden ondernemers op de website van de gemeente duidelijk geïnformeerd over de termijnen, indieningsvereisten en stukken die benodigd zijn om aanvragen in te dienen. Zodoende zouden steeds meer aanvragen in één keer compleet moeten kunnen worden ingediend, wat de totale afhandeltermijn van een aanvraag kan verkorten. Ook wordt de Horecanieuwsbrief voortgezet, zij het wel dat de papieren versie niet meer verschijnt en wordt vervangen door een digitale versie.

    • 3.

      Gebiedsgericht beleid verruimen ten aanzien van tijdelijke initiatieven

    Het gebiedsgerichte beleid bepaalt waar, welke categorie horeca is toegestaan. De overwegingen bij het gebiedsgerichte beleid gaan uit van permanente vestiging van horeca (Zie paragraaf 3.3 voor de overwegingen). Voor tijdelijke vestiging van horeca voor een periode van maximaal zes maanden kunnen echter minder strikte eisen gelden. De invloed die een dergelijk bedrijf heeft op de openbare orde en de leefomgeving is slechts tijdelijk. Daarom wordt in het gebiedsgerichte beleid opgenomen dat onder voorwaarden van het beleid kan worden afgeweken ten behoeve van tijdelijke horeca.

    • 4.

      Flexibilisering van bestemmingsplannen 

    Gelet op het huidige horecabeleid zijn de bestemmingsplannen voor wat betreft de vestiging van horecabedrijven restrictief opgesteld. Dit heeft tot gevolg dat voor de vestiging van een horecabedrijf in veel gevallen tevens een omgevingsvergunning vereist is waarbij wordt afgeweken van het bestemmingsplan. Om de procedure voor ondernemers te versoepelen verdient het aanbeveling om de bestemmingsplannen ruimer en flexibeler op te stellen door horeca breder toe te laten. Op grond van de uitgangspunten van het gebiedsgericht horecabeleid zal vervolgens worden beoordeeld of de vestiging van een horecabedrijf op die locatie mogelijk is of dat sprake is van een dusdanige concentratie dat een goed woon- en leefklimaat zich daartegen verzet.

    • 5.

      Voorlopige toestemming na melding nieuwe houders en leidinggevende

    De landelijke wetgever heeft dit principe opgenomen in de wijziging van de DHW. Met ingang van 1 januari 2013 hoeft bij wijziging van leidinggevenden geen nieuwe drank- en horecavergunning te worden verleend, maar kan volstaan worden met bijschrijving van de leidinggevende op een aanhangsel bij de vergunning. Ook kan een leidinggevende na melding bij de burgemeester direct als zodanig optreden in afwachting van bijschrijving op het aanhangsel. Dit principe zal ook worden toegepast op de exploitatievergunning. Nieuwe houders die worden gemeld, kunnen direct aan de slag. Het risico dat een houder niet kan worden bijgeschreven op de exploitatievergunning is echter voor rekening van de ondernemer.

    Hij moet dit risico zelf afdekken door bijvoorbeeld afwijzing van een aanvraag tot bijschrijving op de exploitatievergunning als ontbindende voorwaarde op te nemen in de arbeidsovereenkomst.

    • 6.

       Openingstijden verruimen in het Centrum en in het Stationsgebied en het aantal ontheffingen terugbrengen

    Door de openingstijden in het Centrum en het Stationsgebied te verruimen en het aantal ontheffingen terug te brengen, worden de administratieve lasten voor bedrijven terug gebracht. De meeste horecabedrijven die nu tot 01.00 dan wel 02.00 uur zijn geopend, bevinden zich in het Centrum. Door de openingstijden met twee uur te verruimen, kunnen ze zonder aanvraag langer open zijn. Ontheffingen van sluitingstijden blijven bestaan voor restaurants in het Centrum en het Stationsgebied en horecabedrijven gelegen in de woonwijken.

3 Gebiedsgericht beleid

  • Hoofdstuk 3 bevat het gebiedsgerichte beleid voor horeca in Schiedam. In dit hoofdstuk wordt per deelgebied aangegeven waar uitbreiding van horeca is toegestaan en voor welke type bedrijven (horecacategorie) dit mag.

  • 3.1.

    Functie van gebiedsgericht beleid

    Het gebiedsgerichte beleid vormt de leidraad bij de vestiging van nieuwe horecabedrijven en van horecafuncties in niet-horecabedrijven (bijv. een bakker die tevens koffie en gebak voor consumptie ter plaatse serveert). Ook speelt het een rol bij de al dan niet gewijzigde overname van een bestaand horecabedrijf of een bedrijf dat tevens een horecafunctie heeft. Aanvragen om een exploitatievergunning worden getoetst aan het gebiedsgerichte beleid en ook voor exploitatievergunningvrije horeca geldt dat dit alleen mag worden gevestigd op locaties die in het gebiedsgerichte beleid worden genoemd.

    Daarnaast dient het gebiedsgerichte beleid tevens als toetsingskader bij aanvragen om een omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan om een nieuw horecabedrijf of nieuwe horecafunctie te vestigen. Indien de in dit hoofdstuk opgenomen tabel uitbreiding van horeca op die locatie niet toestaat, zal de aanvraag om een omgevingsvergunning in beginsel worden afgewezen. Met de flexibilisering van bestemmingsplannen (zie ook paragraaf 2.3.3) is het de bedoeling dat het gemakkelijker wordt om zonder omgevingsvergunning voor het afwijken van het bestemmingsplan een horecabedrijf te beginnen.

  • 3.2

    Karakterisering van de deelgebieden

    Om een afweging te maken over de wenselijkheid van typen horecabedrijven in deelgebieden van Schiedam, moet rekening worden gehouden met de karakters van de deelgebieden. Op basis van deze gegevens kan worden bepaald welke typen horeca waar zal worden toegestaan.

    In het horecabeleid worden de Schiedamse wijken onderverdeeld in zes deelgebieden: Centrum, Nieuwland, Oost, West, Zuid en Noord ( bestaande uit de wijken Groenoord, Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken) en de Industriegebieden ’s-Gravelandse Polder en Vijfsluizen.

    Centrum

    Het centrum van Schiedam heeft diverse prominente functies. Naast centrumbewoners trekt het centrum vanwege de winkels, horecabedrijven en bezienswaardigheden Schiedammers uit de overige wijken van de stad en toeristen. In het centrum zijn voor wat betreft horeca al verschillende thema- en concentratiegebieden aan te merken, zoals de Koemarkt en de Grote Markt.

    Noord

    Schiedam Noord bestaat uit de wijken Groenoord, Kethel, Woudhoek en Spaland/Sveaparken. Het is een groot deelgebied waarin de hoofdfunctie wonen betreft. Op verschillende plekken in dit deelgebied zijn faciliterende centra, zoals het Hof van Spaland, winkelcentrum De Ketel (Borodinlaan) en de Contrabas (Laan van Bol’es), met winkels, supermarkten en horecabedrijven die vooral zijn gericht op bewoners van Noord.

    Nieuwland

    Nieuwland heeft voornamelijk een woonfunctie. Het ligt dichtbij het centrum en ook in deze wijk zijn van oudsher gebieden aan te wijzen waar zich een grotere concentratie winkels en horecabedrijven bevindt (PJ Troelstralaan, Mgr. Nolenslaan, een deel van de Parkweg en de ’s-Gravelandseweg). Gezien de woonfunctie en het feit dat het centrum dichtbij is, is het niet wenselijk om de horecamogelijkheden verder uit te breiden. Uitzondering vormt de Margriethal, waar behoefte is om de horeca-activiteiten uit te breiden.

    Oost

    Het overgrote deel van Schiedam Oost is woongebied. Aanwezige horecafuncties voorzien grotendeels in de behoefte van de bewoners. In de woongebieden treden er daarom geen wijzigingen op.

    Stationsgebied

    Het gebied rond het Stationsplein en op Schieveste is de laatste vier jaar verder ontwikkeld. Met name het Stationsplein en het eerste gedeelte van de Singel (adressen Singel 230, 232 en 234) hebben steeds meer een horecaconcentratiefunctie gekregen. Vanwege de ligging bij het station, komt er ook veel uitgaanspubliek langs.

    West

    De voornaamste functie in Schiedam West is wonen. In dit gebied zijn geen grote ruimtelijke of sociale veranderingen geweest sinds het van kracht worden van het horecabeleid. De aanwezige horecafuncties voorzien in de behoefte van de bewoners.

    Zuid

    Ook in Schiedam Zuid is wonen de voornaamste functie en zijn geen grote ruimtelijke of sociale veranderingen geweest sinds het van kracht worden van het horecabeleid. De aanwezige horecafuncties voorzien in de behoefte van de bewoners.

    Industriegebieden en bedrijventerreinen

    In de gebieden ’s Gravelandsepolder en Vijfsluizen wordt nagenoeg niet gewoond. Er bevinden zich hoofdzakelijk dienstverlenende bedrijven van diverse grootte en enige industrie.

    Op bedrijventerrein Vijfsluizen is een groot aantal dienstverlenende bedrijven gevestigd. Het terrein ligt relatief ver van winkels of horecabedrijven. Er is daarom ruimte voor verstrekkers van kleine etenswaren die binnen de reguliere winkeltijden (tot 22.00 uur) zijn geopend. Latere openingstijden zijn niet nodig omdat het terrein in de avonduren niet of nauwelijks meer bevolkt is. Vanwege de nabijheid van eet- en drinkgelegenheden op het Rubensplein en omgeving zijn cafés en restaurants in dit gebied niet noodzakelijk en onwenselijk.

    Ook in de ’s Gravelandsepolder is er voornamelijk ruimte voor verstrekkers van kleine etenswaren die binnen de reguliere winkeltijden (tot 22.00 uur) zijn geopend. Uitzondering vormt het filiaal van de Burger King waarvoor ruimere sluitingstijden gelden vanwege zijn ligging naast de afrit van de snelweg A20. Voor eventuele zakenlunches en dergelijke zijn restaurants en cafés op de

    ’s Gravelandseweg en in het centrum voldoende nabijgelegen. Uitbreiding van deze categorieën in de industriegebieden is niet noodzakelijk en onwenselijk.

  • 3.3

    Het gebiedsgerichte beleid voor horeca in Schiedam

    Onder de term ‘horeca’ vallen veel verschillende soorten activiteiten. Dit kan variëren van snackbar tot café en van ijssalon tot discotheek. Iedere activiteit brengt andere gevolgen voor de openbare orde en leefomgeving met zich mee. Niet iedere horeca-activiteit is daarom geschikt voor iedere locatie in Schiedam. Door middel van gebiedsgericht beleid kan een balans worden aangebracht in de belangen van horecaondernemers en van omwonenden. De basis van dit gebiedsgerichte beleid wordt gevormd door artikel 2:28a, tweede lid, van de APV (voor exploitatievergunningplichtige bedrijven) en artikel 2:28b, zesde lid, van de APV (voor exploitatievergunningvrije bedrijven).

  • 3.3.1

    Overwegingen

    De inrichting van het gebiedsbeleid is in de eerste plaats ingegeven door overwegingen van openbare orde. Bepaalde horecacategorieën horeca brengen meer overlast mee dan andere. Het kan dan wenselijk zijn om een maximum te stellen aan het aantal horecabedrijven in een bepaald gebied, de horeca te spreiden of juist op een bepaalde plek te concentreren.

    Een tweede overweging om gebiedsgericht beleid vast te stellen is van ruimtelijke aard. Horeca is één van de voorzieningen die een gebied aantrekkelijk kunnen maken voor (potentiële) inwoners van Schiedam en toeristen. Zo wordt horeca in het Centrum in de Stadsvisie genoemd als één van de instrumenten om het Centrum te revitaliseren.

    De derde overweging is van economische aard. Horeca kan een impuls geven aan de locale economie. Dit kan zowel zelfstandig als ter ondersteuning van de winkels in de stad. Er moet echter wel enige sturing zijn ten aanzien van de gebieden waarin horecagelegenheden zich vestigen, om dit economische potentieel te kunnen realiseren. Hiervoor zijn de vestigingseisen gesteld, die overigens niet zijn ingegeven door concurrentie- of branchebescherming.

  • 3.3.2

    Horecacategorieën

    In deze beleidsnota worden horecabedrijven onderscheiden naar de activiteiten die er plaatsvinden (tabel 2). De horecacategorieën zijn ingedeeld naar de mate van overlast en risico’s voor de openbare orde die de horecabedrijven binnen een categorie opleveren.

    afbeelding binnen de regeling

    Tabel 2 Horecacategorieën

    Beperkt en onbeperkt toegestaan

    Het gebiedsgerichte beleid is voornamelijk gericht op de horecacategorieën A tot en met F. Voor deze categorieën wordt aangegeven waar ze mogen worden gevestigd en kunnen maxima gelden.

    Voor de categorieën D2, G en I geldt dat ze onbeperkt worden toegestaan in de gehele stad. De enige beperking voor deze bedrijven zijn die van ruimtelijke aard (bestemmingsplan). Categorie H-bedrijven, coffeeshops, zijn voor de volledigheid genoemd in bovenstaande tabel, maar worden verder niet genoemd in het gebiedsgerichte beleid. Voor de nadere regels over locaties en het maximumaantal toe te staan coffeeshops wordt verwezen naar het coffeeshopbeleid.

  • 3.3.3

    Uitgangspunten van het gebiedsgerichte beleid

    Het gebiedsgerichte beleid geeft regels voor de vestiging en overname van horecabedrijven en horecafuncties (Zie voor het onderscheid tussen horecabedrijven en horecafunctie paragraaf 3.1.). In grote lijnen is het een voortzetting van het gebiedsgerichte beleid in de Nota horecabeleid Schiedam 2008 – 2012. De wijzigingen ten opzichte van het vorige gebiedsgerichte beleid staan in bijlage 4 van deze nota.

    De vorm van het gebiedsgerichte beleid is wel gewijzigd. Waar in de vorige nota werd aangegeven waar nieuwe horecabedrijven zijn toegestaan, geeft het huidige gebiedsgerichte beleid in bijlage 2 het maximumaantal toegestane horecabedrijven op een locatie. Ter illustratie: indien in een straat in de categorie ‘beperkt’ staat dat er vier horecabedrijven uit categorie B zijn toegestaan, betekent dit dat op enig moment in de gehele straat er maar vier categorie B-bedrijven mogen zijn gevestigd.

    Voor alle in de tabel in bijlage 2 genoemde straten geldt dat er momenteel minder horecabedrijven zijn gevestigd dan er op basis van de tabel zijn toegestaan. Er is dus nog ruimte voor uitbreiding. Voor straten die niet in de tabel zijn genoemd, geldt dat alleen ongewijzigde overname is toegestaan (zie ook punt 2 hieronder).

    Het gebiedsgerichte beleid is visueel weergegeven op de kaarten in bijlage 3. Mochten de kaarten onverhoopt afwijken van hetgeen in de tabel is vermeld, dan geldt het gebiedsgerichte beleid dat is weergegeven in de tabel in bijlage 2.

    Het gebiedsgerichte beleid steunt op de volgende uitgangspunten.

    • 1.

      Ongewijzigde overname is in principe overal toegestaan

    Onder ongewijzigde overname wordt verstaan de overgang van een horecabedrijf van de huidige exploitant op een nieuwe exploitant, waarbij de exploitatiewijze niet wordt gewijzigd: de horecacategorie blijft hetzelfde, het eventuele terras blijft ongewijzigd, et cetera. Indien de openbare orde, de veiligheid en de woon- en leefsituatie zich er niet tegen verzetten, kan voor de nieuwe exploitatie op ondergeschikte punten worden afgeweken van de oude exploitatie. Te denken valt aan een afwijkend terras of een grotere oppervlakte van het horecabedrijf.

     

    Ongewijzigde overname van horecabedrijven is, tenzij de openbare orde, veiligheid en de woon- en leefsituatie zich daartegen verzetten, op alle locaties in Schiedam toegestaan. Daarbij kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld aan de exploitatievergunning van de nieuwe exploitant ten opzichte van de exploitatievergunning van de voormalige exploitant.

     

    • 2.

      Nieuwe vestiging is beperkt toegestaan

    De hoofdregel is dat nieuwe vestiging van een horecabedrijf beperkt is toegestaan en wel op plekken die specifiek worden genoemd in de tabel in bijlage 2. Nieuwe vestiging en gewijzigde overname van horecabedrijven is alleen toegestaan in de straten die in de tabel in bijlage 2 worden genoemd, voor zover het maximumaantal bedrijven in een straat nog niet is bereikt. Onder nieuwe vestiging wordt verstaan de vestiging van een horecabedrijf op een plek waar voorheen geen horecabedrijf was gevestigd en een wijziging van horecacategorie van een bestaand bedrijf. Dit laatste kan zowel door de huidige exploitant gebeuren als door een nieuwe exploitant in geval van een gewijzigde overname.

     

    Voor panden waarin een horecabedrijf is gevestigd, dat daarna een andere functie krijgt (bijvoorbeeld wonen of detailhandel), geldt dat er in de toekomst alleen opnieuw een horecabedrijf in gevestigd mag worden, indien de straat is genoemd in de tabel in bijlage 2. Anders gezegd: indien een horecapand van functie wijzigt, wordt het in de toekomst opnieuw vestigen van een horecabedrijf in het pand beschouwd als nieuwe vestiging.

     

    Afwijkingen van de hoofdregel (en daarmee van de tabel in bijlage 2) is alleen mogelijk in de situaties genoemd onder punt 3, 4 en 5 van deze subparagraaf.

     

    • 3.

      Ruimte voor tijdelijke initiatieven

    In geval van tijdelijke initiatieven met een maximumduur van zes maanden kan worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid indien het initiatief de woon- en leefsituatie in de omgeving ervan en de openbare orde en veiligheid niet op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt (Voor een nadere invulling van deze begrippen wordt aangesloten bij de weigeringsgronden voor een exploitatievergunning die zijn genoemd in artikel 2:28a, tweede lid, van de APV). Voor horeca waarbij moet worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid is altijd een exploitatievergunning nodig. Voor tijdelijke horecabedrijven die geen exploitatievergunning behoeven, geldt dat zij alleen gevestigd mogen worden op plekken waar het gebiedsgerichte beleid dit toestaat. Indien het gebiedsgerichte beleid dit niet toestaat, zal een exploitatievergunning moeten worden aangevraagd met het verzoek af te wijken van het gebiedsgerichte beleid.

     

    Wanneer voor de vestiging van een tijdelijk horecabedrijf wordt afgeweken van het gebiedsgerichte beleid, mag er slechts tweemaal achtereen een tijdelijk horecabedrijf in hetzelfde pand worden gevestigd. Daarna mag er minimaal een jaar geen nieuw tijdelijk horecabedrijf in het pand worden gevestigd. Hiermee moet de woon- en leefsituatie worden beschermd.

     

    • 4.

      Herbestemming van monumentale en karakteristieke panden voor horeca is wenselijk

    Herbestemming van monumentale en karakteristieke panden voor horecadoeleinden is een wenselijke ontwikkeling, waarvoor van het gebiedsgerichte beleid kan worden afgeweken. Voorwaarde is wel dat dit de woon- en leefsituatie in de omgeving ervan en de openbare orde en veiligheid niet op ontoelaatbare wijze nadelig beïnvloedt.

     

    Onder monumentale panden worden monumenten verstaan in de zin van de Monumentenwet 1988 en monumenten in de zin van de Erfgoedverordening Schiedam 2010. Daarnaast is er een categorie gebouwen die niet aan te merken is als monumentaal pand, maar die wel van toegevoegde waarde is voor Schiedam. Daarom kan ook voor karakteristieke panden worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid. Het gaat dan om panden die vanwege hun architectuur en/of structuur kenmerkend zijn voor de Schiedamse historie en aantoonbaar een meerwaarde vormen voor de stedenbouwkundige situering. Advisering door de Monumentencommissie is doorslaggevend bij de bepaling of er sprake is van een karakteristiek pand.

     

    • 5.

      Overige mogelijkheden om af te wijken van het gebiedsgerichte beleid

    Naast de onder punt 3 en 4 genoemde situaties, kan er ook van het gebiedsgerichte beleid worden afgeweken, indien omstandigheden daartoe aanleiding geven. Dit kan in ieder geval indien afwijking van het beleid bijdraagt aan een verbetering van de openbare ruimte, de openbare orde, de lokale economie of de ruimtelijke ordening. Tevens kan worden afgeweken van het gebiedsgerichte beleid indien toepassing ervan leidt tot een disproportioneel nadeel van een betrokkene (een horeca-exploitant, een omwonende of een andere belanghebbende). Deze afwijking zal in beginsel inhouden dat een horecabedrijf wordt gevestigd op een plek waar dit op grond van het gebiedsgerichte beleid niet mag. Slechts in uitzonderlijke gevallen kan de burgemeester besluiten een horecabedrijf niet toe te staan, terwijl dit wel zo is aangegeven in het gebiedsgerichte beleid.

     

    Ten tijde van het schrijven van deze nota zijn er op diverse locaties die niet worden genoemd in de tabel in bijlage 2 plannen om horecabedrijven te vestigen. Deze plannen hebben een toegevoegde waarde op de betreffende locatie, maar zijn nog niet (volledig) gerealiseerd. Om deze reden en het feit dat het niet gewenst is om op die locaties meer horeca toe te staan, zijn zij niet opgenomen in de tabel in bijlage 2. Het betreft de volgende horeca:

     

    • *

      Rotterdamsedijk 54c – dag- en avondhoreca in het Waterpompstation (horecacategorie B, C, D1 en/of E);

    • *

      Hoek Vlaardingerdijk/Karel Doormanweg – fastfoodrestaurant (horecacategorie C/E);

    • *

      Nieuwe Damlaan 5 (Margriethal) – eetcafé in plaats van sportondersteunende horeca (horecacategorie B/C) ;

    • *

      Schieveste – alle vormen van horeca met uitzondering van coffeeshops (horecacategorie H);

    • *

      Gebied langs A4 – horeca ter ondersteuning van sport- en recreatieverenigingen en –stichtingen (horecacategorie G)

     

    In geval de horecaplannen op deze locaties worden gerealiseerd, zal dit in beginsel worden toegestaan. Slechts als de plannen leiden tot een ontoelaatbare aantasting van de openbare orde, veiligheid of de woon- en leefomgeving, zullen ze niet of in een afwijkende vorm worden toegestaan.

     

    • 6.

      Het mindere mag waar het meerdere is toegestaan

    Voor de horecacategorieën A tot en met D1 geldt dat zij aflopen in zwaarte: categorie A is de zwaarste categorie, D1 de lichtste categorie. Voor bestaande bedrijven en functies geldt dat waar een zwaardere categorie horeca is toegestaan, een lichtere categorie eveneens is toegestaan. Ter illustratie: op de locatie waar een bar (categorie B) mag worden gevestigd, mag ook een lunchroom worden gevestigd (categorie D1).

4 Vergunningen, ontheffingen en meldingen

  • In hoofdstuk 4 wordt beschreven welke toestemmingen horecabedrijven nodig hebben om een horecabedrijf te exploiteren, alcoholhoudende dranken te schenken, later geopend te zijn, meer geluid te maken en kansspelautomaten aanwezig te hebben. Hierbij wordt aandacht besteed aan het proces van aanvragen en melden, maar ook aan het wijzigen en intrekken van vergunningen. Opgemerkt wordt dat de burgemeester te allen tijde kan afwijken van het gestelde in dit hoofdstuk, indien de omstandigheden daartoe aanleiding geven.

    Paragraaf 4.1 beschrijft de algemene procedure voor het aanvragen van een vergunning en ontheffing. In paragraaf 4.2 en verder worden per vergunning, ontheffing en melding de bijzonderheden beschreven van een aanvraag en de mogelijkheid om een vergunning te wijzigen dan wel in te trekken vanwege administratieve afwijkingen. Het intrekken van een vergunning als herstelsanctie voor een overtreding komt aan de orde in het hoofdstuk handhaving (hoofdstuk 5) en in het Handhavingsarrangement horeca Schiedam 2013 - 2017.

  • 4.1

    Het proces van aanvragen en melden

    Wanneer een exploitant een horecabedrijf wil openen of iets wil wijzigen in de bestaande exploitatie is daarvoor vaak toestemming van de gemeente nodig in de vorm van een vergunning, ontheffing of moet een melding worden gedaan. Het is in dat geval verstandig om eerst advies bij de gemeente te vragen voordat wijzigingen worden doorgevoerd. Op basis van het verhaal van de exploitant adviseren medewerkers van de gemeente om al dan niet een vergunning of ontheffing aan te vragen, dan wel een melding te doen van de gewenste activiteit.

  • 4.1.1

    Indiening van de aanvraag

    Aanvraag- en meldingsformulieren zijn te verkrijgen bij het Omgevingsloket op het Stadskantoor en op de gemeentelijke website. Vooralsnog moeten formulieren op papier worden ingevuld. In de toekomst komt hier verandering in. Het aanvraag- en meldingsproces wordt steeds verder gedigitaliseerd, waarbij de mogelijkheid om aanvragen op papier in te dienen wel blijft bestaan.

    Intakegesprek

    Als een horeca-exploitant een vergunning of ontheffing aanvraagt, wordt hij vrijwel altijd uitgenodigd voor een intakegesprek. Eenvoudige aanvragen (bijvoorbeeld een aanvraag om het bijschrijven van een houder of leidinggevende) kunnen ook zonder intakegesprek worden ingediend. Wanneer de aanvraag niet compleet is of er onduidelijkheden zijn, wordt contact opgenomen met de aanvrager en besloten of er alsnog een gesprek moet plaatsvinden.

    Tijdens het intakegesprek wordt het ingevulde aanvraagformulier samen met de exploitant doorgenomen en waar nodig aangevuld. Ook wordt gekeken of alle voor de aanvraag benodigde bijlagen (zie bijlage 5) aanwezig zijn. Als de aanvraag compleet is, worden het formulier en de bijlagen ingenomen door de behandelende medewerker.

  • 4.1.2

    Behandeling van de aanvraag

    Een aanvraag die compleet is bevonden, wordt in behandeling genomen.

    Advisering

    Bij de beoordeling van aanvragen kan advies worden ingewonnen bij gemeentelijke en externe partijen. Vrijwel altijd wordt advies gevraagd aan de politie over het levensgedrag van (beoogde) exploitanten, houders en leidinggevenden. Ook kan advies worden gevraagd aan andere partijen over bijvoorbeeld de verkeerssituatie en de woon- en leefsituatie bij een horecabedrijf. Per aanvraag wordt beoordeeld aan welke partijen advies moet worden gevraagd om de aanvraag goed te kunnen beoordelen.

    BIBOB

    Tevens kan voor de aanvraag om een exploitatievergunning , een drank- en horecavergunning en een aanwezigheidsvergunning advies worden gevraagd aan het Bureau bevordering integriteitsbeoordelingen openbaar bestuur (BIBOB).

    Indien op grond van de aanvraag en de daarbij ingediende informatie het vermoeden bestaat dat er een risico is dat door verlening van de exploitatievergunning criminele activiteiten worden gefaciliteerd, kan de burgemeester de aanvrager verzoeken een zogeheten BIBOB-formulier in te vullen. Met dit formulier wordt nadere informatie gevraagd over bijvoorbeeld financiering en exploitatie van het horecabedrijf en achtergronden van betrokkenen. Indien de informatie uit het formulier de twijfels niet heeft weggenomen, kan de burgemeester het Bureau BIBOB verzoeken de achtergronden van de aanvrager en andere belanghebbenden bij het horecabedrijf te toetsen en aan hem advies hierover uit te brengen. De burgemeester stemt uiteindelijk met het Bureau af of daadwerkelijk een adviesverzoek wordt ingediend naar aanleiding van het ingevulde BIBOB-formulier.

    Zowel voor het toetsen van het BIBOB-formulier door de gemeente (het vooronderzoek) als voor de advisering door Bureau BIBOB (het onderzoek) worden momenteel leges in rekening gebracht bij de horeca-exploitant. Omdat iedere aanvrager van een vergunning in beginsel te maken kan krijgen met een BIBOB-onderzoek, zal de raad bij de eerstvolgende wijziging van de Legesverordening worden voorgesteld om de leges voor het vooronderzoek om te slaan naar alle leges voor aanvragen voor horeca. Dit betekent dat de leges voor alle aanvragen iets zullen stijgen en er geen kosten meer in rekening zullen worden gebracht voor een vooronderzoek. De kosten van een onderzoek dat door Bureau BIBOB wordt uitgevoerd, zullen wel worden doorberekend aan de aanvrager. Het Bureau BIBOB brengt hiervoor namelijk kosten in rekening aan de gemeente.

    Ter inzagelegging en zienswijzen

    In geval van een aanvraag om een paracommerciële drank- en horecavergunning wordt een conceptvergunning ter inzage gelegd voordat de vergunning wordt verleend. Belanghebbenden kunnen dan hun zienswijze uiten op het voorgenomen besluit. Te denken valt aan omwonenden of andere (horeca)bedrijven. Ingediende zienswijzen worden meegenomen in het definitieve besluit op de aanvraag. Aanvragen om een exploitatievergunning kunnen met de daarbij behorende stukken ook ter inzage worden gelegd.

    In onderstaande paragrafen wordt expliciet aangegeven voor welke aanvragen de inzageprocedure wordt gevolgd en hoe die eruit ziet.

  • 4.1.3

    Beslistermijnen

    De beslistermijn voor de alle in dit hoofdstuk genoemde vergunningen en ontheffingen is acht weken, gerekend vanaf het moment van ontvangst van de aanvraag. Als blijkt dat niet binnen deze termijn op een aanvraag kan worden beslist, wordt de termijn verlengd. Voor meldingen van incidentele festiviteiten geldt een afwijkende termijn, namelijk maximaal drie werkdagen voorafgaand aan de festiviteit. Indien een melding korter tevoren wordt gedaan, bestaat de mogelijkheid dat de incidentele festiviteit niet door kan gaan.

    Daarnaast gelden andere termijnen voor aanvragen waarop de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is (voor paracommerciële drank- en horecavergunningen). De beslistermijn is dan zes maanden en kan alleen binnen de eerste acht weken verlengd worden.

    Als een aanvraag niet compleet is, bijvoorbeeld omdat een aanvraagformulier niet volledig is ingevuld of als er bijlagen ontbreken, wordt de beslistermijn opgeschort. Dit betekent dat de beslistermijn gedurende deze periode niet doorloopt. De opschortingstermijn is standaard twee weken, maar kan langer of korter zijn als de omstandigheden daartoe aanleiding geven. De termijn loopt af op het moment dat de gevraagde gegevens worden ingediend of als de opschortingstermijn ongebruikt is verlopen. In het laatste geval kan de aanvraag buiten behandeling worden gesteld.

    Fictieve weigering en dwangsom & beroep bij niet tijdig beslissen

    Als niet of niet tijdig wordt beslist op een aanvraag en de beslistermijn is niet verlengd, kan de aanvrager bezwaar maken tegen het niet (tijdig) nemen van een besluit. Dit wordt ook wel een bezwaar tegen een fictieve weigering genoemd.

    Een tweede optie is gebruik maken van de mogelijkheid om een dwangsom te vragen of beroep in te stellen als niet tijdig wordt beslist op een aanvraag. Als niet binnen de beslistermijn op een aanvraag wordt beslist en de termijn niet tijdig is verlengd, kan de aanvrager de gemeente in gebreke stellen. Dit betekent dat hij de gemeente schriftelijk meedeelt dat er nog geen besluit is genomen. Ingebrekestelling kan pas nadat de beslistermijn is verlopen. De gemeente heeft vervolgens nog twee weken om een besluit te nemen, gerekend van de dag na ontvangst van de ingebrekestelling. Als de gemeente na deze twee weken nog geen besluit heeft genomen, dan verbeurt de gemeente iedere dag dat er nog geen besluit is, een dwangsom. Deze dwangsom moet aan de aanvrager worden betaald (Voor een nadere invulling van deze begrippen wordt aangesloten bij de weigeringsgronden voor een exploitatievergunning die zijn genoemd in artikel 2:28a, tweede lid, van de APV).

    Naast de dwangsomprocedure vanwege het niet tijdig beslissen kan ook beroep worden ingesteld bij de rechtbank Rotterdam. Net als bij de dwangsomprocedure moet de gemeente eerst twee weken in de gelegenheid worden gesteld om alsnog een besluit te nemen (Zie afdeling 8.2.4a van de Awb).

  • 4.1.4

    Vergunnings- en ontheffingsvoorschriften

    Naast de voorschriften uit de APV of landelijke wetgeving, kan de burgemeester aanvullende eisen stellen aan horecaondernemers. Dit gebeurt door middel van het verbinden van voorschriften aan de vergunning of ontheffing. In bijlage 6 worden per vergunning de standaardvoorschriften genoemd. Deze voorwaarden worden aan alle vergunningen verbonden. In aanvulling daarop kan de burgemeester wanneer dit nodig is altijd aanvullende, bijzondere voorschriften verbinden aan individuele vergunningen.

  • 4.1.5

    Intrekken of wijzigen van de vergunning of ontheffing

    Het recht dat een vergunning of ontheffing geeft, is niet onbeperkt. Er kunnen omstandigheden zijn waardoor de burgemeester een vergunning of ontheffing intrekt of wijzigt. Ook kan het zijn dat de werkelijke situatie niet (meer) overeenkomt met de vergunde situatie. De wijzigingen in de exploitatie, rechtsvorm, et cetera worden hierna administratieve afwijkingen genoemd: wijzigingen waardoor de werkelijke situatie afwijkt van de vergunde situatie. Dit ter onderscheid van de intrekking of wijziging van een vergunning als een herstelsanctie. Dit wordt nader besproken in hoofdstuk 5 en het Handhavingsarrangement horeca Schiedam 2013 – 2017.

    Omdat het voor het toezicht op de horeca belangrijk is dat de gemeente op de hoogte is van de actuele situatie, moeten horecabedrijven wijzigingen doorgeven aan de gemeente. Indien zij dit niet doen, worden ze hierop aangesproken. In de meeste gevallen krijgen zij alsnog de gelegenheid om wijzigingen door te geven en (wijziging van) hun vergunning of ontheffing aan te vragen. Pas als dit niet gebeurt of als de afwijking te ernstig is, zal de burgemeester de vergunning of ontheffing wijzigen of intrekken.

    Wanneer de burgemeester voornemens is om een vergunning in te trekken of ten nadele van de exploitant te wijzigen, zal de exploitant altijd in de gelegenheid worden gesteld hierop een zienswijze in te dienen (te reageren). De zienswijze van de exploitant wordt dan meegewogen in het besluit om de vergunning al dan niet te wijzigen of in te trekken (Zie artikel 4:8 van de Awb).

    In de volgende paragrafen wordt beschreven hoe de burgemeester omgaat met de bevoegdheid om vergunningen of ontheffingen in te trekken of te wijzigen. De volledige intrekkings- en wijzigingsstrategieën vanwege een administratieve afwijking staan in bijlage 7.

  • 4.1.6

    Bezwaar en voorlopige voorziening

    Iedere belanghebbende kan bezwaar maken tegen een verleende vergunning. Dit kan ook tegen het weigeren van een vergunningaanvraag en het intrekken of (gedeeltelijk) wijzigen van een bestaande vergunning. Indien niet tijdig op een bezwaar wordt beslist of de termijn niet tijdig wordt verlengd, kan de bezwaarmaker de gemeente in gebreke stellen of beroep instellen bij de rechtbank. Zie voor een gedetailleerdere beschrijving paragraaf 4.1.3.

    Een belanghebbende kan een omwonende zijn die het niet eens is met de verlening van de vergunning, maar ook de horeca-exploitant zelf die het niet eens is met de afwijzing van een aanvraag of de voorschriften in een verleende vergunning. Het bezwaar kan worden ingediend bij de burgemeester. In spoedeisende gevallen kan, naast het indienen van een bezwaar, ook een voorlopige voorziening worden gevraagd bij de voorzieningenrechter. Deze rechter kan besluiten om bijvoorbeeld een vergunningen (gedeeltelijk) op de schorten totdat op het bezwaar is beslist.

    In een enkel geval kan de fase van bezwaar worden overgeslagen en direct beroep worden aangetekend tegen een besluit. Dit is het geval als de vergunning is verleend met gebruikmaking van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure (afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht), bijvoorbeeld bij het verlenen of afwijzen van een aanvraag om een paracommerciële drank- en horecavergunning. Ook in dit geval kan daarnaast een voorlopige voorziening worden gevraagd.

  • 4.2

    Exploitatievergunning

    Om een horecabedrijf te mogen exploiteren is in veel gevallen een exploitatievergunning vereist. Artikel 2:28 van de APV bepaalt namelijk dat het verboden is om zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf te exploiteren.

  • 4.2.1

    Vergunningvrije horecabedrijven

    Niet alle horecabedrijven hebben echter een exploitatievergunning nodig. Categorieën horecabedrijven die zijn genoemd in artikel 2:28b van de APV zijn vrijgesteld van deze vergunningplicht. Reden is dat voor deze categorieën horecabedrijven de risico’s voor openbare orde en veiligheid beperkt zijn. De bescherming van de openbare orde en veiligheid weegt niet op tegen de lasten die de aanvraag van een exploitatievergunning met zich meebrengt. Wel geldt voor categorieën bedrijven die genoemd zijn in artikel 2:28b, leden 4 en 5, dat zij een meldingsplicht hebben. Zij moeten uiterlijk 14 dagen voor aanvang van de exploitatie melden dat zij voornemens zijn een horecabedrijf te beginnen.

    Vergunningvrije horecabedrijven zijn gebonden aan het gebiedsgerichte beleid uit hoofdstuk 3 van deze nota en hoofdstuk 2, afdeling 8 van de APV. Dit beleid heeft als doel het beschermen van de woon- en leefsituatie en ook vergunningvrije horecabedrijven hebben invloed op de woon- en leefomgeving. Niet iedere locatie is geschikt voor ieder bedrijf.

  • 4.2.2

    Aanvraag exploitatievergunning

    De aanvraag om (wijziging van) een exploitatievergunning verloopt zoals in paragraaf 4.1 is beschreven. Aanvragen voor de vestiging van een nieuw horecabedrijf en aanvragen voor de overname van een bestaand horecabedrijf waarbij er wijzigingen in de exploitatie optreden (gewijzigde overname), worden, samen met de bijbehorende stukken, twee weken ter inzage gelegd.

    Voor een gewijzigde overname geldt de terinzagelegging alleen als de wijzigingen merkbaar zijn voor de omgeving, bijvoorbeeld doordat het nieuwe bedrijf andere activiteiten heeft dan het oude. Als het bijvoorbeeld gaat om de wijziging van de rechtsvorm van de onderneming, wordt de aanvraag niet ter inzage gelegd.

    De terinzagelegging voor deze vergunningen is geen wettelijk vereiste , maar vloeit voort uit de wens om belanghebbenden tijdig te informeren over ontwikkelingen in de buurt. De voorschriften uit de Awb voor de uniforme openbare voorbereidingsprocedure zijn dus niet van toepassing. Indien een belanghebbende het niet eens is met de vergunning moet daarom eerst bezwaar worden gemaakt en kan er niet direct beroep worden ingesteld. Een tweede afwijking van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure is dat er geen conceptbesluit ter inzage gelegd, maar alleen de aanvraag met bijbehorende stukken. Reden hiervoor is dat de aanvraag op deze wijze sneller kan worden afgehandeld.

    Akoestisch onderzoek

    Bij de aanvraag om een exploitatievergunning dient de aanvullende informatie te worden ingediend, die in bijlage 5 wordt genoemd. Eén van deze eisen is nieuw ten opzichte van de vorige beleidsperiode: het akoestisch onderzoek voor horecabedrijven die een nieuwe exploitatievergunning aanvragen waarvan de geluidsactiviteiten structureel het niveau van achtergrondmuziek te boven gaan. Deze regel geldt niet voor ongewijzigde overnames.

    Concreet gaat het om bedrijven waarvoor uit de omschrijving van hun exploitatiewijze blijkt dat zij niet kunnen volstaan met het maximumaantal incidentele festiviteiten: vijf per kalenderjaar. Bedrijven die maximaal vijf keer per jaar live muziek ten gehore brengen, kunnen volstaan met het melden van een incidentele festiviteit (zie par. 4.5). Te denken valt aan muziekcafés en discotheken, maar ook aan een karaokebar.

    Reden voor het stellen van een akoestisch onderzoek als indieningsvereiste in bovengenoemd gevallen, is dat exploitatie van dergelijke horecabedrijven de woon- en leefsituatie gemakkelijk op ontoelaatbare wijze nadelig kunnen beïnvloeden. Het is daarom van belang om na te gaan of het beoogde horecapand geschikt is voor deze geluidsbelastende activiteiten. Hiertoe dient de aanvrager een akoestisch onderzoek uit te laten voeren van het pand en dit rapport bij de aanvraag om een exploitatievergunning in te dienen. Deze eis geldt niet als de gemeente of de DCMR reeds in het bezit zijn van een akoestisch onderzoek voor een pand en er sindsdien geen wijzigingen zijn aangebracht aan het pand die van invloed zijn op de geluidisolatie ervan.

    Op grond van het akoestisch onderzoek wordt beoordeeld of het pand geschikt is voor de voorgenomen exploitatie of dat er aanpassingen moeten worden gemaakt. In het laatste geval kan de DCMR namens het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) maatwerkvoorschriften opleggen. De burgemeester kan in dat geval ook voorwaarden verbinden aan de exploitatievergunning of, in een uiterst geval, de aanvraag om een exploitatievergunning weigeren.

    De verplichting tot het indienen van een akoestisch onderzoek zal alleen gelden bij aanvragen voor een nieuwe exploitatievergunning en voor aanvraag van wijziging van de exploitatiewijze van een bestaand horecabedrijf. Bij ongewijzigde overnames wordt dus geen akoestisch onderzoek verplicht gesteld. In alle gevallen geldt dat uit de omschrijving van de exploitatiewijze is op te maken dat niet kan worden volstaan met het maximumaantal incidentele festiviteiten per jaar.

    Gezien de hierboven genoemde randvoorwaarden zal het aantal bedrijven dat een akoestisch onderzoek moet indienen bij een vergunningaanvraag, beperkt zijn.

  • 4.2.3

    Terrassen

    Een terras bij een vergunningplichtig horecabedrijf wordt in de exploitatievergunning vergund. In deze vergunning kunnen voorwaarden worden gesteld aan het plaatsen en gebruik van het terras. De wijze van plaatsing en inrichting van een terras is geregeld in het Terrassenbeleid.

    Vergunningvrije horeca

    Voor horecabedrijven als bedoeld in artikel 2:28b, vierde en vijfde lid, van de APV is het in geheel Schiedam toegestaan om vergunningvrij een beperkt terras te plaatsen. Het gaat dan om maximaal twee tafels (max. 1 bij 1 meter) en maximaal vier zitplaatsen. Het terras moet direct tegen de gevel worden geplaatst. Voor vergunningplichtige horecabedrijven gelden andere regels, afhankelijk van de locatie van het horecabedrijf.

    Vergunningplichtige horeca Centrum en Stationsgebied

    In beginsel mag ieder vergunningplichtig horecabedrijf in het Centrum en het Stationsgebied een terras plaatsen en eventueel uitbreiden, mits de woon- en leefsituatie niet onder druk staat. Of dit het geval is, wordt beoordeeld aan de hand van de vergunningaanvraag. Alleen coffeeshops komen niet in aanmerking voor een terras.

    Overige gebieden

    In beginsel mag ieder vergunningplichtig horecabedrijf buiten het Centrum en het Stationsgebied een beperkt terras plaatsen, mits de woon- en leefsituatie niet onder druk staat. Het terras moet direct tegen de gevel zijn geplaatst en bestaan uit maximaal twee tafels (max. 1 bij 1 meter) en maximaal vier zitplaatsen. Bij de vergunningaanvraag wordt beoordeeld of een terras de woon- en leefsituatie of de openbare orde niet onaanvaardbaar beïnvloedt. Op basis van deze afweging bepaalt de burgemeester in de exploitatievergunning of het terras ook daadwerkelijk kan worden geplaatst.

    Een groter terras en uitbreiding van de oppervlakte van bestaande terrassen buiten het Centrum en het Stationsgebied is alleen mogelijk bij drie categorieën bedrijven, namelijk C, D en G. Ook hier geldt dat de woon- en leefsituatie niet onder druk mag staan. Andere categorieën horecabedrijven die bij de inwerkingtreding van deze nota al een groter terras exploiteren, mogen dit blijven doen. Uitbreiding van een dergelijk terras zal echter niet worden toegestaan. Bij overname van een bestaand bedrijf mag de nieuwe eigenaar het terras ongewijzigd exploiteren. Als hij er echter voor kiest een kleiner terras aan te vragen, wordt uitbreiding in de toekomst niet toegestaan.

    Gewijzigd beleid

    Het terrasbeleid voor de overige gebieden is een verruiming ten opzichte van het beleid uit de periode 2008 – 2012, waarin alleen bedrijven uit de categorieën C, D1, D2 en G een terras konden exploiteren of een bestaand terras uitbreiden. Deze wijziging is ingegeven door het feit dat categorie D1- en D2-bedrijven altijd vergunningvrij een beperkt terras mogen vestigen, terwijl voor veel vergunningplichtige bedrijven, ondanks het feit dat ze vooraf worden getoetst, geen terras is toegestaan. Doordat de terrastijden buiten het Centrum beperkt zijn tot 22.00 uur is de verwachting dat de overlast beperkt blijft. Deze sluitingstijd voor de terrassen is overigens gelijk aan de sluitingstijd van categorie D-bedrijven en de daarbij behorende terrassen.

  • 4.2.4

    Wijzigen, intrekken en van rechtswege vervallen van een exploitatievergunning

    Een bestaande exploitatievergunning kan worden gewijzigd, ingetrokken of van rechtswege vervallen als de in artikel 1:6 en artikel 2:28d genoemde administratieve afwijkingen zich voordoen. Het wijzigen en intrekken van de vergunning is de bevoegdheid van de burgemeester. Bij het van rechtswege vervallen van een exploitatievergunning hoeft de burgemeester geen besluit te nemen om de exploitatievergunning in te trekken, maar vervalt de vergunning automatisch als de betreffende situatie zich voordoet. Dit is dan ook niet meer terug te draaien.

    In de vorige beleidsperiode leidden veel administratieve afwijkingen tot het van rechtswege vervallen van de exploitatievergunning. In de praktijk bleek echter behoefte aan een gedifferentieerder aanpak. Daarom is de APV aangepast en heeft de burgemeester in vrijwel alle situaties waarin voorheen de vergunning van rechtswege verviel, nu de bevoegdheid om te besluiten of de vergunning al dan niet direct wordt ingetrokken. In één geval vervalt de vergunning nog van rechtswege, namelijk als alle exploitanten die op de vergunning staan niet meer als zodanig werkzaam zijn in het horecabedrijf. Dit zal zich met name voordoen als een bestaand horecabedrijf wordt overgenomen. De nieuwe exploitant kan dan niet volstaan met een wijziging van de bestaande vergunning, maar zal een nieuwe exploitatievergunning moeten aanvragen.

    In bijlage 7 is aangegeven hoe de gemeente omgaat met administratieve afwijkingen, indien geconstateerd wordt dat de huidige exploitatievergunning niet meer klopt. Dit neemt niet weg dat een horeca-exploitant verplicht is wijzigingen bij de gemeente te melden en een gewijzigde vergunning aan te vragen voordat de wijzigingen worden doorgevoerd. Naast de in bijlage 7 genoemde gevallen heeft de burgemeester ook altijd de mogelijkheid om de vergunning te wijzigen of in te trekken als dit nodig is om de openbare orde, veiligheid en woon- en leefsituatie te beschermen.

  • 4.3

    Drank- en horecavergunning

    Voor het schenken van alcoholhoudende dranken dienen horecabedrijven in het bezit te zijn van een drank- en horecavergunning. Op grond van artikel 3 van de DHW is het verboden om zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf uit te oefenen. Dit geldt zowel voor commerciële als niet-commerciële inrichtingen.

  • 4.3.1

    Paracommerciële inrichtingen

    Voor niet-commerciële inrichtingen die zich richten op activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal-culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard gelden minder strenge eisen voor het exploiteren van horeca dan voor commerciële inrichtingen. Zo zijn de eisen ten aanzien van leidinggevenden voor deze paracommerciële inrichtingen anders dan voor reguliere horeca-bedrijven.

    Een paracommerciële vergunning kan alleen worden verleend aan hierboven bedoelde inrichtingen als zij geen naamloze vennootschap (NV) of besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (BV) zijn. Ter voorkoming van oneerlijke concurrentie met commerciële horecabedrijven werden in het verleden voorwaarden verbonden aan de drank- en horecavergunning voor paracommerciële inrichtingen. Met ingang van 1 januari 2013 verplicht de DHW gemeenten om deze onderwerpen uiterlijk op 1 januari 2014 in de APV te hebben geregeld. Het betreft de volgende onderwerpen:

    • *

      de tijden gedurende welke in de betrokken inrichting alcoholhoudende drank mag worden verstrekt;

    • *

      in de inrichting te houden bijeenkomsten van persoonlijke aard, zoals bruiloften en partijen;

    • *

      in de inrichting te houden bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de betreffende rechtspersoon betrokken zijn.

    In de loop van 2013 zal de APV op dit punt worden aangepast en wordt het beleid ten aanzien van paracommercie verder ingevuld. Tot die tijd gelden de voorwaarden zoals ze in de paracommerciële drank- en horecavergunningen zijn opgenomen.

  • 4.3.2

    Aanvraag drank- en horecavergunning

    De aanvraag om (wijziging van) een drank- en horecavergunning verloopt zoals in paragraaf 4.1 is beschreven. In bijlage 5 is aangegeven welke informatie samen met de aanvraag moet worden ingediend. Hierbij geldt dat alleen op de aanvraag van een paracommerciële inrichting de uniforme openbare voorbereidingsprocedure van toepassing is. Dit betekent dat de conceptvergunning samen met relevante stukken zes weken ter inzage wordt gelegd en dat de beslistermijn langer is dan voor andere vergunningen, te weten zes maanden. Deze termijn kan verlengd worden mits dit binnen acht weken na indiening van de aanvraag aan de aanvrager is gemeld(Zie afdeling 3.4 van de Awb).

  • 4.3.3

    Intrekken en van rechtswege vervallen drank- en horecavergunning

    De DHW biedt in de artikelen 31, 32 en 33 gronden om drank- en horecavergunningen van horecagelegenheden in te trekken indien er sprake is van een administratieve afwijking. Met uitzondering van één situatie is de burgemeester al deze gevallen verplicht de vergunning in te trekken. Hij heeft dus geen bevoegdheid om af te zien van intrekking.

    Alleen wanneer binnen een periode van twee jaar ten minste driemaal een verzoek tot bijschrijving van een leidinggevende op het aanhangsel van de drank- en horecavergunning is geweigerd, heeft de burgemeester een eigen beoordelingsbevoegdheid. Hij kan de vergunning schorsen of intrekken. Dit om misbruik te voorkomen van de mogelijkheid om leidinggevenden alvast te laten beginnen terwijl de aanvraag om bijschrijving nog loopt. In bijlage 7 is opgenomen hoe hiermee in Schiedam wordt omgegaan.

  • 4.4

    Ontheffing van de openings- en sluitingstijden

    Artikel 2:29 van de APV geeft de tijden waarop horecabedrijven geopend mogen zijn en de mogelijkheden voor de burgemeester om hiervan ontheffing te verlenen. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen horecabedrijven in het Centrum en het Stationsgebied en horecabedrijven op overige locaties.

    In deze paragraaf worden de voornaamste wijzigingen ten aanzien van openings- en sluitingstijden (par. 4.3.1, 4.3.2 en 4.3.5) en de regels voor ontheffingen en meldingen beschreven (par. 4.3.3 en 4.3.4). Naast de in deze paragraaf genoemde ontheffingen kan de burgemeester altijd besluiten om andere redenen ontheffing te verlenen van de openings- en sluitingstijden. Te denken valt aan een permanente ontheffing voor horecabedrijven die eerder dan 07:00 uur geopend willen zijn, omdat dit van belang is voor hun bedrijfsvoering.

  • 4.4.1

    Standaardisering van openings- en sluitingstijden

    Tot nu toe werden in exploitatievergunningen openings- en sluitingstijden voor horecabedrijven opgenomen. Vrijwel altijd werden de tijden overgenomen die de aanvrager in het aanvraagformulier had vermeld. Het gevolg was dat horecabedrijven een ontheffing moesten aanvragen indien zij een keer langer open waren dan in de vergunning was toegestaan, terwijl de gewenste sluitingstijd wel binnen de in de APV genoemde tijden viel. Daarom worden er nu slechts bij uitzondering openings- en sluitingstijden in de exploitatievergunning opgenomen. In de volgende gevallen worden in de exploitatievergunning nog wel afwijkende openings- en sluitingstijden opgenomen:

    • *

      voor categorie C-bedrijven (restaurants e.d.);

    • *

      voor categorie H-bedrijven (coffeeshops);

    • *

       voor individuele bedrijven om redenen van openbare orde en veiligheid en bescherming van de woon- en leefomgeving.

    Indien er geen openingstijden in de exploitatievergunning zijn vermeld, mogen bedrijven gedurende het volledige in de APV genoemde tijdsvak geopend zijn.

    Beperking sluitingstijden categorie C-bedrijven en H-bedrijven

    Categorie C-bedrijven dienen alle dagen van de week uiterlijk om 01.00 uur te sluiten. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen bedrijven binnen en buiten het Centrum plus Stationsgebied. Voor categorie H-bedrijven worden in de vergunning afwijken de sluitingstijden opgenomen. De exploitatie van restaurants (categorie C-bedrijven) en coffeeshops (categorie H-bedrijven) stopt in de praktijk eerder dan de in de APV genoemde sluitingstijden. De verwachting is daarom dat dit geen onredelijke beperking is.

     

    Overgangsregeling bestaande categorie C-bedrijven

    Voor de bestaande exploitatievergunning voor categorie C-bedrijven geldt tot 1 januari 2014 een overgangsregeling. Dit betekent dat zij tot 1 januari 2014 van hun tijden, zoals aangegeven in de voorschriftenbijlage van hun exploitatievergunning, gebruik kunnen blijven maken.

    Vanaf 1 januari 2014 geldt voor bovengenoemde bedrijven dat zij van maandag tot en met zondag tussen 07.00 uur en 01.00 uur geopend mogen zijn.

     

    Eetcafé

    In geval een categorie C-bedrijf gecombineerd wordt met een zwaardere functie, bijvoorbeeld een categorie B-bedrijf (gericht op drankverstrekking), dan gelden de regels voor de zwaarste functie en geldt deze beperking niet. Eetcafés (een combinatie van een restaurant en café) kunnen dus gebruik maken van de volledige openingstijden uit de APV. Zij zullen dan wel hun restaurantactiviteiten uiterlijk om 01.00 uur moeten staken.

     

    Snackverstrekkers

    Er geldt geen beperking van de sluitingstijden voor bedrijven die primair gericht zijn op de verstrekking van kleinere etenswaren (categorie E, snackverstrekkers). De clientèle van deze bedrijven overlapt voor een aanzienlijk deel met die van de drankverstrekkers en halen daar ook deels hun omzet vandaan. Bovendien is in het gebiedsgerichte beleid rekening gehouden met de locatie van categorie E-bedrijven en zijn zij minder vaak gelegen in rustige gebieden dan categorie C-bedrijven.

     

    Sluitingstijden bij overgang zomertijd en wintertijd

    Nog een opmerking over sluitingstijden bij de overgangen tussen zomertijd en wintertijd. In de praktijk bleek hierover soms onduidelijkheid te bestaan. Daarom wordt in deze nota aangegeven hoe hiermee wordt omgegaan.

     

    De regel is dat de nieuwe tijd wordt aangehouden. Dus bij de overgang van wintertijd naar zomertijd (eind maart) wordt de zomertijd aangehouden. Dit betekent dat horecaondernemers feitelijk een uur eerder sluiten. In het najaar (eind oktober) wordt dit echter gecompenseerd, omdat bij de overgang van zomertijd naar wintertijd, de wintertijd wordt aangehouden. In dat weekend hebben zij een uur extra om geopend te blijven.

  • 4.4.2

    Verruimde sluitingstijden voor het Centrum en het Stationsgebied

    Bedrijven in het Centrum en het Stationsgebied mogen langer geopend zijn dan horecabedrijven buiten deze gebieden. Gebieden buiten het Centrum en het Stationsgebied zijn voornamelijk woongebieden, waar beperktere openings- en sluitingstijden gepast zijn. Hetzelfde geldt voor de terrastijden, waarbij ook onderscheid wordt gemaakt naar de locatie van een horecabedrijf.

    Ten opzichte van de vorige beleidsperiode zijn de sluitingstijden in het Centrum en het Stationsgebied op vrijdag en zaterdag met twee uur verruimd, van 02.00 tot 04.00 uur. Deze verruiming van de sluitingstijden is onder meer ingegeven door de wens om het aantal ontheffingen terug te brengen en zo meer eenheid te brengen in de sluitingstijden. Dit maakt toezicht en handhaving makkelijker (er zijn minder uitzonderingen om rekening mee te houden) en creëert ook een gelijk speelveld voor horecaondernemers. Er geldt op deze dagen geen afkoeluur. Op zondag tot en met donderdag blijft de sluitingstijd ook in het Centrum en het Stationsgebied 01.00 uur met een afkoeluur.

  • 4.4.3

    Afkoeluur

    Enige jaren geleden is bij wijze van proef het afkoeluur ingevoerd. Horecabedrijven in het Centrum mochten sindsdien na het in de APV vermelde sluitingsuur een uur langer geopend blijven, om een geleidelijke uitstroom van bezoekers te realiseren en daarmee overlast voor de omgeving te voorkomen. Het afkoeluur bleek een succes en is definitief geworden.

    Het afkoeluur op zondag tot en met donderdag blijft gehandhaafd en geldt nu naast het Centrum ook voor het Stationsgebied. Het afkoeluur bedraagt één uur, gerekend vanaf het in de APV vermelde sluitingsuur. Aan het gebruik van het afkoeluur zijn de volgende voorwaarden verbonden:

    • *

      het afkoeluur geldt alleen voor horecabedrijven in het Centrum en het Stationsgebied;

    • *

      het afkoeluur geldt alleen voor horecabedrijven in het bezit van een drank- en horecavergunning;

    • *

      het afkoeluur geldt niet voor horecabedrijven uit de categorieën D1, D2, G en H;

    • *

      er worden geen dranken geschonken of etenswaren geserveerd;

    • *

      er wordt geen muziek ten gehore gebracht;

    • *

      er worden geen nieuwe bezoekers in het horecabedrijf toegelaten;

    • *

      de hoofdverlichting dient aan te staan en er mag geen gebruik worden gemaakt van sfeerverlichting;

    • *

      het afkoeluur geldt niet voor de bij het horecabedrijf behorende terras(sen);

    • *

      het afkoeluur geldt niet voor bedrijven met een nachtontheffing of waarvoor in de exploitatievergunning afwijkende openings- en sluitingstijden zijn vastgesteld.

  • 4.4.4

    Openingstijden per categorie en gebied

    Hierboven zijn de aanpassingen beschreven die zijn gemaakt in de openingstijden van de horecabedrijven in Schiedam. In onderstaande tabel is per categorie horecabedrijf en per gebied (Centrum+ Stationsplein en overige gebieden) aangegeven welke openingstijden er op grond van de APV en de nachtontheffing gelden.

    afbeelding binnen de regeling

    Tabel 3 Openingstijden per categorie en gebied

    Voor de categorieën A en G kunnen andere dagen en tijden van toepassing zijn. Hiervoor wordt verwezen naar de verleende nachtontheffing (categorie A) of drank- en horecavergunning (categorie G). Uiteraard geldt het afkoeluur alleen voor bedrijven die voldoen aan de voorwaarden genoemd in paragraaf 4.4.3.

  • 4.4.5

    Verlaat sluitingsuur horecabedrijf

    Vanwege de redenen die in paragraaf 4.4.2 zijn vermeld, kunnen horecabedrijven in het Centrum en het Stationsgebied geen ontheffing meer vragen van de sluitingstijden. Uitgezonderd zijn restaurants in het Centrum en het Stationsgebied. Vanwege de beperkingen die zij hebben in hun sluitingstijden, kunnen zij maximaal tienmaal per jaar een ontheffing van de sluitingstijden aanvragen om een uur langer geopend zijn. Hetzelfde geldt voor horecabedrijven buiten het Centrum en het Stationsgebied: omdat hun sluitingstijden niet worden verruimd, blijft de mogelijkheid bestaan om tienmaal per jaar een uur later te sluiten.

    De ontheffing geldt in beginsel enkel voor het horecabedrijf en niet voor het terras. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden wordt ook een ontheffing verleend voor het sluitingsuur van het terras. Zo mogen bijvoorbeeld de terrassen van sportverenigingen (allen gelegen buiten het Centrum) alle dagen geopend zijn tot 01.00 uur. Hiervoor moet dan wel een ontheffing zijn verleend.

    Niet gebruikte ontheffingsmogelijkheden vervallen aan het einde van het kalenderjaar.

    Aanvraag verlaat sluitingsuur

    De eerste keer dat een exploitant in een kalenderjaar een ontheffing van het sluitingsuur wenst, kan hij daartoe een aanvraag indienen. Hiervoor wordt de aanvraagprocedure die in paragraaf 4.1 is beschreven gevolgd. Met één ontheffing (in de vorm van een stempelkaart) kan een horecabedrijf tien maal per jaar een uur langer geopend zijn. Iedere keer dat een exploitant het horecabedrijf langer geopend wil laten zijn, moet hij dit uiterlijk drie werkdagen tevoren melden bij de gemeente. Dit voorschrift wordt ook opgenomen in de oorspronkelijke ontheffing.

    Tot 1 januari 2014 kan de melding alleen met een stempelkaart worden gedaan. Vanaf 1 januari 2014 kan de melding zowel schriftelijk als per e-mail worden gedaan. Voor meldingen per e-mail geldt dat een melding alleen kan worden gedaan vanaf het e-mailadres dat bij de ontheffingsaanvraag is vermeld. Dit om misbruik te voorkomen. De melding wordt vervolgens op een voor ieder toegankelijke pagina van de gemeentelijke website geplaatst, zodat ook omwonenden weten wanneer een horecabedrijf toestemming heeft om langer open te blijven. De mogelijkheid wordt onderzocht om de meldingsprocedure verder te digitaliseren.

  • 4.4.6

    Nachtontheffing

    Alleen horecabedrijven die zijn gelegen in een zogeheten horecaconcentratiegebied kunnen een nachtontheffing aanvragen. Dit is een permanente ontheffing van de sluitingstijden uit de APV. De Broersvest 1 tot en met 13 vormt het enige horecaconcentratiegebied in Schiedam en is zodoende de enige plek waar nachtontheffingen zijn toegestaan. De nachtontheffingsmogelijkheid geldt niet voor de kiosken op de Koemarkt.

    Geschiedenis

    In 2004 is de Broersvest 1 tot en met 13 samen met het Land van Belofte aangewezen als horecaconcentratiegebied. Bij vaststelling van het horecabeleid 2008 – 2012 is het Land van Belofte als horecaconcentratie-gebied vervallen, omdat er geen belangstelling was voor nachtontheffingen op deze locatie. In tegenstelling tot wat ooit de verwachting was bij de aanleg van het Land van Belofte, heeft er zich namelijk nauwelijks horeca op deze locatie gevestigd. De panden in de plint van het plein zijn ingevuld door dienstverlenende bedrijven, in de ruimtes erboven wordt gewoond. Het is daarom niet wenselijk dat hier opnieuw een horecaconcentratiegebied wordt gevestigd.

    De Broersvest 1 tot en met 13 blijft daarom het enige horecaconcentratiegebied in Schiedam. In voorgaande beleidsperiode werden bestaande rechten werden echter wel gerespecteerd. Momenteel is er daarom nog één horecabedrijf buiten de Broersvest 1 tot en met 13 dat een nachtontheffing heeft. Dit betreft de grillroom Herzilya op de Hoogstraat 146.

    Overgangsregeling grillroom Herzilya

    Gezien bovengenoemde ontwikkeling dient de nachtontheffing voor grillroom Herzilya op termijn te verdwijnen. De huidige nachtontheffing is nog geldig tot en met 30 juni 2015. Als voor deze datum de huidige eigenaar (Onder huidige eigenaar wordt verstaan: de persoon of personen die ten tijde van de vaststelling van deze nota als exploitant op de exploitatievergunning is/zijn vermeld.) niet meer als zodanig functioneert, wordt de nachtontheffing eerder ingetrokken en zullen de tijden gaan gelden zoals genoemd in de APV. Aangezien Herzilya net als andere snackverstrekkers in het Centrum op vrijdag en zaterdag tot 04.00 uur geopend mag zijn, zijn de nadelige effecten van het vervallen van de nachtontheffing beperkt.

    Sluitingstijden nachtontheffing

    Tot en met de vorige beleidsperiode werden de sluitingstijden in een nachtontheffing vastgesteld op 04.00 uur. Met de verruiming van de sluitingstijden in het Centrum en het Stationsgebied op vrijdag en zaterdag tot 04.00 uur, worden de sluitingstijden voor een nachtontheffing verruimd tot 05.00 uur. Zodoende wordt het onderscheid gehouden tussen nachthoreca op de Broersvest 1 tot en met 13 (exclusief kiosken) en reguliere horeca elders in de stad. Het maximaal aantal te verlenen nachtontheffingen blijft vier.

  • 4.4.7

    Intrekking en wijziging van ontheffingen sluitingsuur

    Artikel 1:6 van de APV biedt de burgemeester de mogelijkheid om ontheffingen in te trekken in geval van administratieve afwijkingen. In bijlage 7 is weergegeven hoe met deze bevoegdheid wordt omgegaan. Daarnaast heeft de burgemeester altijd de mogelijkheid om de ontheffing te wijzigen of in te trekken als dit nodig is om de openbare orde en veiligheid te beschermen.

  • 4.5

    Geluid: incidentele en collectieve festiviteiten

    Bij het ten gehore brengen van bijvoorbeeld live muziek is de kans aanwezig dat de wettelijke geluidsnormen worden overschreden (Bij horecabedrijven zal het voornamelijk gaan om versterkte muziek. Dit blijft echter niet beperkt tot muziek. In artikel 2.17 juncto 2.18 van het Activiteitenbesluit staat vermeld om welke soorten geluid het gaat) In beginsel is dit verboden. Hierop bestaan echter twee uitzonderingen: bij incidentele festiviteiten en collectieve festiviteiten mogen horecaondernemers de wettelijke geluidsnormen overschrijden.

    Het college van burgemeester kan jaarlijks twaalf collectieve festiviteiten vaststellen en doet dit minimaal vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar (Artikel 4:2 van de APV). Alle horecabedrijven in het aangewezen gebied mogen op de aangewezen data en tijdstippen meer geluid produceren dan de wettelijke norm. Incidentele festiviteiten gelden voor individuele horecabedrijven en mogen vijfmaal per kalenderjaar worden gehouden.

    Het aantal incidentele festiviteiten wordt met ingang van 1 januari 2014 teruggebracht van tien naar vijf per kalenderjaar, omdat het gebruik van een incidentele festiviteit belastend is voor omwonenden. Aangezien het college reeds twaalf maal per jaar een collectieve festiviteit kan vaststellen en bij de vele evenementen die worden georganiseerd geen maximale geluidsnormen gelden, is het redelijk om het aantal incidentele festiviteiten terug te brengen naar vijf per kalenderjaar, waarbij de melding geldt tot 02.00 uur ’s nachts. Na dit tijdstip moet het geluid weer binnen de wettelijke normen blijven. Om de geluidsbelasting voor de omgeving te beperken mag een horeca-exploitant maximaal tweemaal per maand melding doen van een incidentele festiviteit.

    Omdat het aantal incidentele festiviteiten per kalenderjaar wordt verleend en een aantal bedrijven medio 2013 al vijf of meer incidentele festiviteiten heeft verbruikt, zal de vermindering van het aantal incidentele festiviteiten met ingang van 1 januari 2014 in werking treden.

  • 4.5.1

    Procedure melding incidentele festiviteit

    Horeca-exploitanten moeten uiterlijk drie werkdagen tevoren bij de gemeente melden dat ze gebruik willen maken van een incidentele festiviteit. Deze termijn is aanzienlijk ingekort (van twee weken tot drie werkdagen) en er zal ook strak worden gehanteerd. Indien een melding te laat wordt gedaan, kan de incidentele festiviteit geen doorgang vinden. Vanwege de verkorting van de meldingstermijn zal hier strenger dan voorheen op worden toegezien.

    De melding wordt gedaan op het door het college vastgestelde formulier, dat zowel fysiek als per e-mail (scan van het ingevulde en ondertekende formulier) kan worden ingediend. De melding wordt vervolgens op een voor ieder toegankelijke pagina van de gemeentelijke website geplaatst, zodat ook omwonenden weten wanneer een horecabedrijf toestemming heeft om meer geluid te maken. De mogelijkheid wordt onderzocht om de meldingsprocedure verder te digitaliseren, in eerste instantie door middel van een e-mail vanaf een tevoren bij de gemeente aangemeld e-mailadres.

  • 4.6

    Aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten

    Horecabedrijven die kansspelautomaten willen exploiteren hebben daarvoor in ieder geval een aanwezigheidsvergunning nodig. De eigenaar van de kansspelautomaten heeft daarnaast nog een exploitatievergunning op grond van de Wet op de kansspelen nodig (niet te verwarren met de in paragraaf 4.2 genoemde APV-vergunning). Dit hoeft dus niet altijd de horeca-exploitant te zijn, omdat kansspelautomaten vaak worden gehuurd. De burgemeester is verantwoordelijk voor het verlenen van de aanwezigheidsvergunning, de exploitatievergunning dient te worden aangevraagd bij de Kansspelautoriteit.

  • 4.6.1

    Speelautomaten: kansspelautomaten en behendigheidsautomaten

    Niet iedere automaat waarop een spel kan worden gespeeld (speelautomaat) is vergunningplichtig. De Wet op de kansspelen maakt onderscheid tussen een kansspelautomaat en een behendigheidsautomaat.

    Kansspelautomaat en behendigheidsautomaat

    Een behendigheidsautomaat is een speelautomaat met als spelresultaat een verlengde spelduur of recht op gratis spelen. Het spelproces moet te allen tijde door de speler kunnen worden beïnvloed en het resultaat moet vrijwel geheel van het inzicht en de behendigheid van de speler afhangen (Zie artikel 30, onder b, van de Wet op de kansspelen). Een voorbeelden van een behendigheidsautomaat is een flipperkast. Voor de aanwezigheid en exploitatie van behendigheidsautomaten zijn geen vergunningen benodigd.

    De Wet op de kansspelen definieert een kansspelautomaat als een speelautomaat, die geen behendigheidsautomaat is. Een belangrijk kenmerk van een kansspelautomaat is dat de speler het spelproces niet kan beïnvloeden, zoals bij het bespelen van een gokkast. De aanwezigheid van een kansspelautomaat is wel vergunningplichtig.

    Hoogdrempelige inrichting

    Alleen zogeheten hoogdrempelige inrichtingen en speelautomatenhallen mogen kansspelautomaten aanwezig hebben. Een hoogdrempelige inrichting is een horecabedrijf:

    • *

      in het bezit van de drank- en horecavergunning;

    • *

      waar het café en het restaurantbezoek op zichzelf staat en waar geen andere activiteiten plaatsvinden, waaraan een zelfstandige betekenis kan worden toegekend; en

    • *

      waarvan de activiteiten in belangrijke mate gericht zijn op personen van 18 jaar en ouder (Artikel 30, onder d, van de Wet op de kansspelen).

    Of er sprake is van een hoogdrempelige inrichting wordt aan de hand van de verstrekte gegevens en mogelijk ter plaatse van het horecabedrijf beoordeeld. Gemeenten mogen het aantal kansspelautomaten per horecabedrijf aan een maximum binden. In Schiedam is dit maximum gesteld op twee kansspelautomaten per hoogdrempelige inrichting (Artikel 2:39, tweede lid, van de APV).

  • 4.6.2

    Aanvraag aanwezigheidsvergunning

    De aanvraag om (wijziging van) een exploitatievergunning verloopt zoals in paragraaf 4.1 is beschreven. In bijlage 5 staan de stukken die bij de aanvraag moeten worden gevoegd. Bij een aanvraag om een aanwezigheidsvergunning is de relatie tussen de horeca-exploitant en de verhuurder of leverancier van de kansspelautomaten een aandachtspunt. Het komt voor dat horeca-exploitanten (soms hoge) leningen afsluiten bij de verhuurder van de kansspelautomaten, wat hen kwetsbaar maakt voor criminele invloeden. Dit kan er eveneens toe leiden dat een horeca-exploitant invloed in zijn horecabedrijf moet afstaan. Vanuit het oogpunt van openbare orde en veiligheid is het onwenselijk dat niet bekend als een onbekende derde invloed heeft op het bedrijf van een horeca-exploitant.

  • 4.6.3

    Intrekking van een aanwezigheidsvergunning

    Artikel 30f van de Wet op de kansspelen geeft de burgemeester gronden om de aanwezigheidsvergunning in te trekken vanwege administratieve afwijkingen. Wanneer deze afwijkingen zich voordoen, moet de burgemeester de vergunning intrekken. Hij kan niet besluiten om hiervan af te zien. Om deze reden bevat bijlage 7 dan ook geen intrekkingsstrategie voor aanwezigheidsvergunningen vanwege administratieve afwijkingen.

  • 4.7

    Vergunning voor een speelautomatenhal

    De gemeente Schiedam heeft één speelautomatenhal binnen haar grenzen. Om een speelautomatenhal te mogen exploiteren, is een vergunning benodigd (Dit vergunningstelsel is gebaseerd artikel 30c, eerste lid, onder b, van de Wet op de Kansspelen), waarvan de burgemeester er maximaal één mag verlenen (Artikel 2:40a, tweede lid, van de APV).

  • 4.7.1

    Procedure aanvraag vergunning speelautomatenhal

    De aanvraag om (wijziging van) een exploitatievergunning verloopt zoals in paragraaf 4.1 is beschreven. Op dit moment is in Schiedam echter al een speelautomatenhal gevestigd en kan de burgemeester geen vergunning verlenen voor een tweede speelautomatenhal.

  • 4.7.2

    Intrekken, wijzigen en van rechtswege vervallen van een vergunning voor een speelautomatenhal

    De vergunning van de speelautomatenhal kan worden ingetrokken, gewijzigd of van rechtswege vervallen. In bijlage 7 staat hoe de burgemeester met deze bevoegdheden omgaat. Daarnaast heeft de burgemeester altijd de mogelijkheid om de vergunning wijzigen of in te trekken als dit nodig is ter bescherming van de openbare orde en veiligheid.

5 Handhaving

  • In dit hoofdstuk wordt in het kort beschreven hoe in Schiedam naleving van de regels voor horecabedrijven wordt bevorderd.

  • 5.1

    Inleiding

    De burgemeester is primair verantwoordelijk voor de openbare orde en de veiligheid in de gemeente. Bestuursorganen hebben een plicht tot handhaving van wetten en regels ten aanzien waarvan zij met de uitvoering belast zijn. Indien overtredingen geconstateerd zijn, dient overgegaan te worden tot handhaving. Afstemming van bestuurlijk en justitieel optreden kan worden bereikt in het zogenoemde driehoeksoverleg tussen burgemeester, officier van justitie en plaatselijke korpschef van politie.

    Het handhavingsbeleid is inhoudelijk een ongewijzigde voortzetting van het handhavingsbeleid uit de voorgaande beleidsperiode. Het beleid is alleen aangepast op wettelijke wijzigingen uit de afgelopen beleidsperiode.

    In het Handhavingsarrangement Horeca Gemeente Schiedam 2013-2017 (verder: handhavingsarrangement) is beschreven hoe in de gemeente Schiedam de handhaving van horecabedrijven concreet gestalte krijgt.

  • 5.2

    De voordelen van een handhavingsarrangement

    De voordelen van een handhavingsarrangement zijn de volgende:

    • *

      het beleid ten aanzien van handhaving van de horeca en de te ondernemen stappen duidelijk maken voor alle betrokkenen;

    • *

      een basis bieden voor het realiseren van beleidsvoornemens en –afspraken in de praktijk;

    • *

      betrokkenheid en draagvlak bij de doelgroepen scheppen;

    • *

      duidelijk maken wat de spelregels in formele en informele zijn;

    • *

      duidelijk maken wat de consequenties zijn van het (herhaald) overtreden van de regels;

    • *

      makkelijker maken om succesvol te kunnen handhaven: een arrangement zorgt voor een sterke juridische positie en zorgt dat de rechtmatigheid en doelmatigheid van het beleid en het optreden van de gemeente kan worden getoetst.

  • 5.3

    Kerndoelen handhavingsarrangement

    De kerndoelen van het handhavingsarrangement zijn de volgende:

    Communicatie

    De basis voor het bevorderen van de naleving van de regels, is communicatie. Communicatie over regels heeft een sterke preventieve werking. Veel overtredingen worden gemaakt omdat er onvoldoende kennis is over de regels. Heldere communicatie over regels, maar ook over handhaving op overtreding ervan, is daarom essentieel. Daarvoor zijn de volgende overlegstructuren: Horeca Overleg Schiedam (HOS), de Kwaliteitsmeter Veilig Uitgaan (KVU) en het Coffeeshop overleg Schiedam (COS). Maar ook in contacten met individuele horecaondernemers neemt communicatie een belangrijke plek in.

    Toezicht

    Toezicht op horecabedrijven vindt primair plaats door de Lichtblauwe Brigade (LBB) en de politie, eenheid Rotterdam, district Rijnmond – Noord. Overdag vinden controles voornamelijk plaats door de LBB. In de late avonduren en de nacht ligt het zwaartepunt van het toezicht bij de politie. Regelmatig vinden er echter ook gezamenlijke (integrale) controles plaats, waarbij ook andere partners binnen en buiten de gemeente kunnen aansluiten. Onder meer inspecteurs bouwtoezicht, inspecteurs woningtoezicht, DCMR, brandweer Belastingdienst en de sociale recherche nemen regelmatig deel aan integrale controles bij horecabedrijven. Tot slot hebben de partners ook een oog- en oorfunctie voor elkaar. Indien zij iets constateren dat niet tot hun toezichtsdomein behoort, informeren zij de betreffende toezichthoudende partner.

    Het toezicht op horecabedrijven zal steeds risicogerichter plaats vinden. Overlastgevende bedrijven worden vaker gecontroleerd, terwijl horecabedrijven waarover geen klachten en overtredingen bekend zijn, volgens een reguliere frequentie worden gecontroleerd. Wanneer de overlast door een horecabedrijf afneemt, zal het ook minder vaak worden gecontroleerd.

    Sanctioneren

    Indien een overtreding wordt geconstateerd, kunnen de burgemeester en (in geval van geluidsovertredingen) het college handhavend optreden. De APV en de bijzondere wetten bieden de burgemeester een ruime eigen bevoegdheid om handhavend op te treden. Het doel van de bestuurlijke handhaving is herstel van de rechtmatige situatie en moet tegelijkertijd een preventief effect hebben op andere horecaondernemers. Bij de handhaving op overtredingen kunnen burgemeester en college diverse instrumenten inzetten.

    Samenloop, recidive en bijzondere omstandigheden

    Het handhavingsarrangement kan eenvoudig worden toegepast indien er sprake is van één overtreding die zich meermalen voordoet (recidive). Bijvoorbeeld in geval van het meermalen overtreden van de sluitingstijd. In dat geval wordt de van toepassing zijnde sanctiestrategie stap voor stap doorlopen. De praktijk is echter complexer. Er kan sprake zijn van één feitencomplex bestaande uit meerdere overtredingen (samenloop) en recidive bestaande uit overtredingen waar verschillende sanctiestrategieën voor gelden. Ook kan het zijn dat de omstandigheden van het geval ertoe moeten leiden dat een lichtere of zwaardere sanctie op zijn plaats is dan op basis van het handhavingsarrangement zou moeten worden opgelegd (bijzondere omstandigheden). In het handhavingsarrangement wordt beschreven hoe wordt gehandeld in geval van samenloop, diverse vormen van recidive en in geval van bijzondere omstandigheden.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Schiedam voor de hen toekomende bevoegdheden, d.d. 29 juli 2013
de burgemeester, de heer C.H.J. Lamers
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Schiedam in zijn openbare vergadering van 18 juli 2013 (par. 2.3)
de griffier, J. Gordijn
de voorzitter, C.H.J. Lamers

Bijlage 1 Kaart Stationsgebied

Kaart Stationsgebied

Bijlage 2 Tabel gebiedsgericht beleid

afbeelding binnen de regeling * = geen horecacategorieën benoemd.

Toelichting op de tabel

  • *

    De straten die in de tabel worden genoemd, zijn de enige straten in Schiedam waar uitbreiding van het aantal horecabedrijven en horecacategorieën is toegestaan. In de overige straten is het alleen toegestaan om bestaande horecabedrijven ongewijzigd over te nemen. Zie ook de uitgangspunten van het gebiedsgerichte beleid in paragraaf 3.3.3.

  • *

    Horecabedrijven kunnen zowel onbeperkt als beperkt worden toegestaan. Voor de beperkt toegestane horeca betekent dit dat er op ieder gegeven moment in een straat niet meer horecabedrijven gevestigd mogen zijn dan in de tabel vermeld.

  • *

    De horecacategorieën D2, G, H, en I worden niet vermeld in de tabel. Voor bedrijven uit de categorieën D2, G en I geldt dat zij zich zonder beperkingen mogen vestigen in Schiedam. Voor bedrijven uit categorie H (coffeeshops) wordt in het coffeeshopbeleid aangegeven hoeveel van deze bedrijven er mogen zijn in Schiedam en waar zij zich mogen vestigen.

  • *

    Zie ook de weergave van het horecabeleid op de kaarten in bijlage 3. Mochten de kaarten onverhoopt afwijken van hetgeen in de tabel is vermeld, dan geldt het gebiedsgerichte beleid dat is weergegeven in de tabel.

Bijlage 3 Kaarten gebiedsgerichte beleid

Centrum

Industrie Vijfsluizen

Industrie s-Gravelandsepolder

Nieuwland

Noord

Oost

West

Zuid

Bijlage 4 Wijzigingen gebiedsgerichtbeleid t.o.v. 2008 – 2012

Ten opzichte van het voorgaande gebiedsgerichte beleid, uit de periode 2008-2012, zijn enkele wijzigingen doorgevoerd. De wijzigingen zijn ingegeven door ervaringen uit de vorige beleidsperiode en nieuwe gemeentelijke en landelijke ontwikkelingen.

Het betreft de volgende wijzigingen.

  • 1.

    Van nieuwe vestigingsmogelijkheden naar een maximumstelsel

In de Nota horecabeleid Schiedam 2008 – 2012 is eveneens een gebiedsgericht beleid opgenomen. Dit beleid ging echter uit van nieuwe vestiging: in de tabel werd aangegeven waar nieuwe vestiging van een horecabedrijf was toegestaan. Omdat vanwege de opening en sluiting van horecabedrijven het gebiedsgerichte beleid op deze wijze iedere beleidsperiode moet worden herzien, is in deze nota gekozen voor een maximumstelsel. Inhoudelijk wijkt het gebiedsgerichte beleid in voorliggende nota slechts in beperkte mate af van het gebiedsgerichte beleid voor de periode 2008 – 2012.

 

  • 2.

    Uitbreiding mogelijkheden rond het Stationsplein

Uit de evaluatie van de Nota Horecabeleid Schiedam 2008-2012 kwam naar voren dat er de wens is om de mogelijkheden voor horeca rond het Stationsplein uit te breiden. Dit gebied bestaat het Stationsplein zelf en de horecabedrijven gevestigd in de panden Singel 230, 232 en 234 (zie de kaart in bijlage 1).

 

Sinds het vaststellen van de horecanota 2008-2012 is dit de horeca in dit gebied verlevendigd. Er is geen sprake van structurele overlast. Daarom zijn de vestigingsvoorwaarden verruimd. Er wordt geen maximum gesteld aan het aantal te vestigen horecabedrijven uit de categorieën B, C en E (voorheen waren er maximaal drie toegestaan).

 

  • 3.

    Herbestemming monumentale en karakteristieke panden

Een aantal grote, monumentale panden is of wordt herbestemd. Het betreft voornamelijk kerkgebouwen en oude bedrijfsgebouwen die hun oude functie (grotendeels) hebben verloren en nu door een stichting of een commerciële partij worden beheerd en geëxploiteerd, vaak mede om het gebouw te kunnen onderhouden. Voorbeelden hiervan zijn de Havenkerk, de Grote Kerk, de Heilig Hartkerk, het Wennekerpand en de Korenbeurs. Bij vrijwel elke herbestemming wordt een horecafunctie onderdeel van de nieuwe exploitatie. Het gaat dan om een ondersteunend café, zaalverhuur en logiesfunctie.

 

Dit is een positieve ontwikkeling. In de uitgangspunten van het gebiedsgerichte beleid wordt daarom expliciet aangegeven dat voor herbestemming van monumentale panden van het gebiedsgerichte beleid kan worden afgeweken, mits de woon- en leefsituatie in de omgeving ervan en de openbare orde en veiligheid niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de voorgenomen horeca-exploitatie. Dit zal per geval worden beoordeeld.

 

  • 4.

    Verruimen mogelijkheden voor tijdelijke horeca

Een recente trend is het openen van tijdelijke horeca (zogeheten pop up-horeca). Omdat de voordelen van deze ontwikkeling worden gezien (Zie paragraaf 2.1), is in de uitgangspunten van het gebiedsgerichte beleid daarom expliciet aangegeven dat voor horeca-initiatieven die niet langer dan zes maanden duren van het gebiedsgerichte beleid kan worden afgeweken. Hierbij geldt als voorwaarde dat de woon- en leefsituatie in de omgeving ervan en de openbare orde niet op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de voorgenomen horeca-exploitatie. Dit zal per geval worden beoordeeld.

 

  • 5.

    Opheffen beperkingen om een categorie B-bedrijf te vestigen

In het gebiedsgerichte beleid 2008 – 2012 was nieuwe vestiging of gewijzigde overname van een horecabedrijf uit categorie B alleen toegestaan voor grand cafés. In de praktijk had deze regel tot doel om het aanzien en de kwaliteit van cafés te verbeteren. Omdat deze maatregel geen duidelijk effect heeft gesorteerd, de term ‘grand café’ niet goed objectief is te definiëren en er ook andere instrumenten zijn om het eerder genoemde doel te bereiken, is deze beperking is komen te vervallen.

 

  • 6.

    Een nieuw feest- en zalencentrum toestaan in ’s Gravelandsepolder

In de nota Horecabeleid Schiedam 2008 – 2012 was nieuwe vestiging van feest- en zalencentra slechts beperkt toegestaan. Er is echter een markt voor feesten- en zalencentra en op het industrieterrein ’s-Gravenlandsepolder is interesse om een feest- en zalencentrum te vestigen. Ten tijde van het schrijven van deze nota ligt er een verzoek om een feest- en zalencentrum te mogen openen aan de De Brauwweg 46. Doelgroep van de aanvragers zijn families die feesten en partijen houden tot middernacht.

 

Gezien de ligging tussen de bedrijven zal bezoek van een feest- en zalencentrum geen overlast geven voor omwonenden. Daartegenover staat dat er weinig sociale controle is op een industrieterrein, waardoor de openbare orde risico’s toenemen. Door de sluitingstijden van een nieuw te vestigen feest- en zalencentrum te beperken tot middernacht, zal een dergelijk horecabedrijf voornamelijk aantrekkelijk zijn voor familiefeesten, die minder risico’s met zich meebrengen voor de openbare orde.

Bijlage 5 Indieningsvereisten

In deze bijlage staat welke informatie moet worden ingediend samen met een aanvraag om een exploitatievergunning, een drank- en horecavergunning en een aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten. De informatie aangeduid met ‘X’ moet altijd worden verstrekt bij de betreffende aanvraag, de informatie aangeduid met ‘(X)’ alleen als de aanvraag mede op dit onderwerp betrekking heeft.

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 6 Standaard vergunningvoorschriften

Aan een exploitatievergunning en een aanwezigheidsvergunning worden in ieder geval de volgende voorschriften verbonden. Naast de hieronder genoemde voorschriften, kunnen ook voorschriften worden opgenomen ten aanzien van een terras. Deze standaardvoorschriften kunnen worden aangevuld met bijzondere voorschriften. Aan een drank- en horecavergunning worden geen algemene voorschriften verbonden. Wel kunnen bijzonder voorschriften worden gesteld.

Exploitatievergunning

  • 1.

    Als [exploitant/exploitanten] van het horecabedrijf [treedt/treden] op: [naam], geboren op [datum] te [plaats];

  • 2.

    Als [houder/houders] van het horecabedrijf [treedt/treden] op:

    [naam], geboren op [datum] te [plaats];

  • 3.

    Deze vergunning vervalt van rechtswege zodra de onder 1 genoemde [exploitant/exploitanten] niet meer als zodanig [functioneert/functioneren];

  • 4.

    Uiterlijk binnen vijf werkdagen na de feitelijke beëindiging van de exploitatie of de wijziging in de ondernemingsvorm [geeft/geven] de [exploitant/exploitanten] daarvan schriftelijk kennis aan de burgemeester;

  • 5.

    Als een houder niet meer als zodanig functioneert, moet dit per ommegaande worden gemeld aan de burgemeester;

  • 6.

    Een nieuwe houder dient te worden bijgeschreven op de exploitatievergunning. Hiertoe dient een aanvraag te worden ingediend bij de burgemeester;

  • 7.

    Het is verboden het horecabedrijf voor publiek geopend te hebben, zonder dat de [exploitant/exploitanten] of [houder/houders] aanwezig [is/zijn];

  • 8.

    De [exploitant/exploitanten] en [houder/ houders] zijn verantwoordelijk voor een aanvaard­baar gedrag van de bezoekers in en in de nabijheid van het horecabedrijf;

  • 9.

    Het gedrag van bezoekers van het horecabedrijf dient de nor­ma­le situatie niet negatief te beïnvloeden;

  • 10.

    De [exploitant/exploitanten] en [houder/ houders] dienen ervoor zorg te dragen dat het doorgaande verkeer op de openbare weg niet wordt gehinderd dan wel in gevaar wordt gebracht;

  • 11.

    De [exploitant/exploitanten] en [houder/ houders] zijn verplicht gehoor te geven aan de aanwijzingen van een toezichthouder die krachtens zijn functie van zijn bevoegdheden gebruik maakt;

 

Aanwezigheidsvergunning

  • 1.

    Deze vergunning is niet overdraagbaar;

  • 2.

    Deze vergunning vervalt van rechtswege indien de onder I genoemde persoon niet meer als exploitant van de inrichting functioneert;

  • 3.

    In de inrichting mogen alleen kansspelautomaten worden opgesteld, die in eigendom toebehoren aan personen die in het bezit zijn van een vergunning tot het exploiteren van speelautomaten als bedoeld in artikel 30h, lid 1 van de WoK, en die voorzien zijn van een merkteken als bedoeld in artikel 30r van de WoK;

  • 4.

    De houder van de exploitatievergunning speelautomaten (speelautomatenexploitant) is:

    [naam]

    [adres]

    [pc en wp]

    nummer exploitatievergunning kansspelautomaten: [nummer]

  • 5.

    Indien de speelautomatenexploitant wijzigt, dient dit per omgaande aan de burgemeester te worden gemeld;

  • 6.

    Indien de wijze van exploitatie van de inrichting wijzigt, dient dit per omgaande aan de burgemeester te worden gemeld;

  • 7.

    Deze aanwezigheidsvergunning of een afschrift ervan dient in de inrichting aanwezig te zijn.

Bijlage 7 Intrekkings- en wijzigingsstrategieën

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling