Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wageningen houdende regels omtrent de heffing en invordering van hondenbelasting (Verordening hondenbelasting 2020)

Geldend van 18-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Wageningen houdende regels omtrent de heffing en invordering van hondenbelasting (Verordening hondenbelasting 2020)

De raad van de gemeente Wageningen;

gelezen:

het voorstel aan de raad, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 8 oktober 2019;

gelet op:

artikel 226 van de Gemeentewet;

Besluit

  • 1.

    de Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2020 vast te stellen.

Verordening op de heffing en de invordering van hondenbelasting 2020

Artikel 1. Belastbaar feit

Onder de naam ‘hondenbelasting’ wordt een directe belasting geheven voor het houden van een hond binnen de gemeente.

Artikel 2. Belastingplicht

  • 1. Belastingplichtig is de houder van een hond.

  • 2. Als houder wordt aangemerkt degene die onder welke titel dan ook een hond onder zich heeft, tenzij blijkt dat een ander de houder is.

  • 3. Het houden van een hond door een lid van het huishouden wordt aangemerkt als het houden van een hond door een door de in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet bedoelde gemeenteambtenaar aan te wijzen lid van dat huishouden.

Artikel 3. Vrijstellingen

De belasting wordt niet geheven ter zake van honden:

  • a.

    die zijn opgeleid tot en dienen als blindengeleidehond en in hoofdzaak als zodanig door een blind persoon worden gehouden;

  • b.

    die zijn opgeleid tot en dienen als assistentiehond en in hoofdzaak als zodanig door een gehandicapt persoon worden gehouden;

  • c.

    die verblijven in een hondenasiel, zijnde een aan één locatie gebonden ruimte of ruimtes bestemd of gebruikt voor het in bewaring houden van honden die zwervend zijn aangetroffen, dan wel waarvan door de eigenaar permanent afstand is gedaan en deze locatie als inrichting is aangemeld overeenkomstig artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

  • d.

    die uitsluitend ten verkoop of aflevering in voorraad worden gehouden in een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren;

  • e.

    die jonger zijn dan drie maanden, voor zover zij tezamen met de moederhond worden gehouden;

  • f.

    waarvan de houder in het bezit is van een geldend diploma van de Koninklijke Nederlandse Politiehonden Vereniging, mits de houder zich verbindt zijn hond met een geleider, aan wiens bevelen de hond gehoorzaamt, op aanvraag ter beschikking van de politie te stellen;

  • g.

    waarvan de houder zich in de loop van het belastingjaar in de gemeente heeft gevestigd, doch slechts voor het tijdvak van het lopende belastingjaar, waarvoor voor deze honden elders belasting is betaald, terwijl geen recht op ontheffing in de gemeente van vertrek bestaat;

  • h.

    die voor opleiding ter beschikking zijn gesteld door een rechtspersoon die zich hoofdzakelijk ten doel stelt om honden op te leiden tot blindengeleidehond of assistentiehond.

Artikel 4. Maatstaf van heffing

De belasting wordt geheven naar het aantal honden dat wordt gehouden.

Artikel 5. Belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per belastingjaar:

    • a.

      voor een eerste hond € 92,00;

    • b.

      voor een tweede hond € 154,00;

    • c.

      voor iedere hond boven het aantal van twee € 210,00.

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de belasting voor honden, gehouden in een kennel, per belastingjaar, per kennel € 613,50. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt onder een kennel verstaan een inrichting als bedoeld in artikel 3.7, eerste lid, van het Besluit houders van dieren, bestemd en gebruikt voor het fokken van honden voor de verkoop of aflevering van nakomelingen.

  • 3. Het tweede lid blijft buiten toepassing als belastingplichtige schriftelijk verzoekt de verschuldigde belasting vast te stellen naar het werkelijke aantal honden, als blijkt dat dit bedrag lager is dan het op voet van het tweede lid bepaalde bedrag.

Artikel 6. Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7. Wijze van heffing

De belasting wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 8. Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar toeneemt, is de belasting, respectievelijk de hogere belasting ter zake van het toegenomen aantal honden, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, respectievelijk de toename van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, dan wel het aantal honden in de loop van het belastingjaar vermindert, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht respectievelijk de vermindering van het aantal honden, nog volle kalendermaanden overblijven.

Artikel 9. Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moet de in artikel 7, eerste lid, bedoelde belasting worden betaald in twee gelijke termijnen, waarvan de eerste vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede termijn twee maanden later.

  • 2. In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, in geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 50,00, doch minder is dan € 2.500,00, en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso kunnen worden afgeschreven, dat de aanslagen moeten worden betaald in zoveel gelijke termijnen als er na de maand van dagtekening van het aanslagbiljet nog maanden in het belastingjaar waarin de aanslagen worden opgelegd overblijven, met dien verstande dat het aantal termijnen ten minste vier en ten hoogste tien bedraagt. De eerste termijn vervalt een maand na de dagtekening van het aanslagbiljet en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 10. Kwijtschelding

Bij de invordering van hondenbelasting wordt voor het aantal honden boven het aantal van één geen kwijtschelding verleend.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De Verordening hondenbelasting 2019 van 13 november 2018 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na die van de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020.

  • 4. Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening hondenbelasting 2020.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van 9 december 2019

de voorzitter,

de griffier,