Beheersverordening begraafplaatsen

Geldend van 07-12-2012 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening begraafplaatsen

Beheersverordening begraafplaatsen gemeente wierden 2012

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wierden;

  • b.

    begraafplaats(en): de begraafplaatsen aan de Appelhofstraat en de Vriezenveenseweg in Wierden en de begraafplaatsen aan de Julianastraat en de Weitakkersweg in Enter;

  • c.

    graf: een zandgraf of keldergraf;

  • d.

    grafkelder: een betonnen of gemetselde constructie waarin één of meerdere lijken worden begraven of asbussen worden bijgezet; grafkelders kunnen onderdeel zijn van een bovengrondse muur of wand;

  • e.

    asbus: een bus ter berging van as van een overledene;

  • f.

    urn: een voorwerp ter berging van een of meer asbussen;

  • g.

    particulier graf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het begraven en begraven houden van lijken;

    • 2.

      het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 3.

      het verstrooien van as;

  • h.

    algemeen graf: een graf bij de gemeente in beheer waarin gelegenheid wordt geboden tot het begraven van lijken;

  • i.

    particulier urnengraf: een graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • 1.

      het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

    • 2.

      het verstrooien van as;

  • j.

    particuliere urnenkelder: een kelder waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • k.

    particuliere urnennis: een nis waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot het bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urnen;

  • l.

    particuliere gedenkplaats: een plaats waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend om overledenen te gedenken;

  • m.

    verstrooiingsplaats: een plaats waarop as wordt verstrooid;

  • n.

    grafbedekking: gedenkteken en grafbeplanting op een graf, gedenkplaats of verstrooiingsplaats;

  • o.

    beheerder: de ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats(en) of degene die hem vervangt;

  • p.

    rechthebbende: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een uitsluitend recht is verleend op een particulier graf, dan wel degene die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden;

  • q.

    gebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon aan wie een recht tot gebruik van een ruimte in een algemeen graf is verleend, dan wel degene, die redelijkerwijze geacht kan worden in diens plaats te zijn getreden.

Artikel 2. Uitbreiding begrippen particulier en algemeen graf

  • 1. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'particulier graf' mede verstaan: particulier kindergraf, particulier urnengraf, particuliere urnennis, particuliere urnenkelder en particuliere gedenkplaats.

  • 2. Voor de toepassing van het bij of krachtens deze verordening bepaalde wordt, voor zover van belang onder 'algemeen graf' mede verstaan: algemeen kindergraf.

Hoofdstuk 2. Openstelling, orde en rust op de begraafplaats

Artikel 3. Openstelling begraafplaats(en)

  • 1. De begraafplaats(en) is (zijn) voor iedereen dagelijks toegankelijk gedurende door het college bij nadere regels vast te stellen tijden. Het college maakt deze tijden openbaar.

  • 2. Ter handhaving van de orde en rust op de begraafplaats(en) kunnen de toegangen tijdelijk worden gesloten.

  • 3. Het is verboden gedurende de tijd dat de begraafplaats(en) niet voor het publiek geopend is (zijn), zich daarop te bevinden, anders dan voor het bijwonen van een begrafenis of de bezorging van as.

Artikel 4. Ordemaatregelen

  • 1. Bezoekers, personeel van uitvaartondernemingen en personen, die werkzaamheden op de begraafplaats(en) hebben te verrichten, zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2. De beheerder kan personen die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzing houden van de begraafplaats verwijderen of laten verwijderen.

  • 3. Het is verboden met motorrijtuigen op de begraafplaats(en) te rijden:

    • a.

      motorrijtuigen zijn (slechts) toegestaan voor begrafenissen of voor het vervoer van materialen;

    • b.

      sneller dan 10 km per uur.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in de aanhef en onder a van het derde lid.

Artikel 5. Plechtigheden

  • 1. Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen slechts plaatsvinden nadat deze ten minste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. Datum en uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden worden in overleg met de aanvrager door de beheerder vastgesteld.

  • 2. De deelnemers aan de plechtigheid, bedoeld in het eerste lid zijn verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

Artikel 6. Opgravingen en ruimen

Bij het opgraven van lijken en de ruiming van graven zijn geen andere personen aanwezig dan degenen, die door de beheerder met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 3. Voorschriften voor lijkbezorging

Artikel 7. Kennisgeving begraven en asbezorging, openen en sluiten van het graf

  • 1. Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, geeft daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag voorafgaande aan die waarop de begraving, bijzetting of verstrooiing zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan de sector Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Burgerzaken in het gemeentehuis. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Indien de burgemeester toestemming heeft gegeven om het lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de sector Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Burgerzaken in het gemeentehuis zo tijdig mogelijk worden gedaan.

  • 2. Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen mag uitsluitend gebeuren op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder of uitvaartleider. De nabestaanden en/of uitvaartleider kunnen deze werkzaamheden geheel of gedeeltelijk zelf verrichten als zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag mondeling of schriftelijk aan het college hebben kenbaar gemaakt. De zaterdag geldt voor de toepassing van deze bepaling niet als werkdag. Zij moeten bij deze werkzaamheden de aanwijzingen van de beheerder of de uitvaartleider opvolgen.

Artikel 8. Over te leggen stukken

  • 1. Tot begraving wordt niet overgegaan dan nadat het verlof tot begraven is overgelegd aan de beheerder.

  • 2. Als de begraving of de bezorging van as in een particulier graf zal plaatsvinden, moet een machtiging aan de sector Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Burgerzaken in het gemeentehuis worden overgelegd ondertekend door de rechthebbende of, als deze is overleden, door degene die in de uitvaart voorziet.

  • 3. Begraving of bijzetting in een particulier graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk is aan de wettelijke minimum grafrusttermijn. De verlenging moet worden aangevraagd door de rechthebbende.

  • 4. De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

  • 5. De sector Maatschappelijke Ontwikkeling, afdeling Burgerzaken in het gemeentehuis onderzoekt of de overgelegde stukken toereikend zijn.

Artikel 9. Tijden van begraven en asbezorging

  • 1. De tijd van begraven en het bezorgen van as is: op werkdagen van 09.00 uur tot 16.00 uur;

  • 2. Het college kan in bijzondere gevallen van deze tijden afwijken.

Hoofdstuk 4. Indeling en uitgifte van de graven

Artikel 10. Indeling graven en asbezorging

  • 1. Op de begraafplaats(en) kunnen worden uitgegeven:

    • a.

      Particuliere (kinder) graven en particuliere urnengraven;

    • b.

      Particuliere urnennissen;

    • c.

      Particuliere gedenkplaatsen;

    • d.

      Particuliere urnenkelders

    • e.

      Algemene (kinder) graven;

  • 2. Het college bepaalt bij nader vast te stellen regels hoeveel lijken en hoeveel asbussen met of zonder urnen kunnen worden bijgezet in de particuliere graven. Het college bepaalt ook de afmetingen, de uitgifte en uitgifteduur van de particuliere graven, de particuliere urnennissen en de particuliere urnenkelders. De uitgifteduur kan niet korter zijn dan de minimumtermijn vastgesteld in de Wet op de lijkbezorging.

Artikel 11. Aantal overledenen in algemene graven

In de algemene graven kan een door het college te bepalen aantal lijken worden begraven.

Artikel 12. Volgorde van uitgifte

  • 1. De particuliere graven worden slechts voor directe begraving en in volgorde van ligging uitgegeven.

  • 2. Het college kan een particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving en buiten de volgorde van uitgifte, als dit voor de situatie op de begraafplaats(en) niet bezwaarlijk is.

  • 3. Het college kan een aansluitend particulier graf toewijzen anders dan voor directe begraving, wanneer de rechthebbende of levenspartner dan wel een bloedverwant of aanverwant tot en met de derde graad van de overledene hierom schriftelijk verzoekt.

Artikel 13. Categorieën

Het college kan bij nader vast te stellen regels de algemene en particuliere graven onderverdelen in categorieën. Het college bepaalt voor de verschillende categorieën de situering en oppervlakte.

Artikel 14. Termijnen particulier graf, urnennis of urnenkelder

  • 1. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van 30 jaar recht op een particulier graf, urnennis of urnenkelder. De termijn vangt aan op de datum waarop het particuliere graf, urnennis of urnenkelder is uitgegeven.

  • 2. Het college verleent, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaats(en) dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van 50 jaar recht op een particulier graf, urnennis of urnenkelder voor het begraven van een kind tot 12 jaar. De termijn vangt aan op de datum waarop het particuliere graf, urnennis of urnenkelder is uitgegeven.

  • 3. Het in het eerste lid of tweede lid van dit artikel bedoelde recht wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd telkens met een termijn van 10 jaar of 20 jaar.

Artikel 15. Grafkelder

Het college kan aan de rechthebbende op een particulier graf vergunning verlenen tot het daarin voor eigen rekening doen aanbrengen van een grafkelder overeenkomstig de door het college te stellen voorwaarden.

Artikel 16. Overschrijving van verleende rechten

  • 1. Het recht op een particulier graf kan op aanvraag van de rechthebbende worden overgeschreven op naam van een ander natuurlijk persoon of rechtspersoon.

  • 2. Na het overlijden van de rechthebbende kan het recht op het particuliere graf worden overgeschreven op naam van een natuurlijk persoon of rechtspersoon, als de aanvraag daartoe wordt gedaan binnen 1 jaar na het overlijden van de rechthebbende. Als de overleden rechthebbende in het graf moet worden begraven, of als de asbus met zijn resten in het graf moet worden bijgezet, moet het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand worden gedaan.

  • 3. Als na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving aan het college niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid van dit artikel gestelde termijn van 1 jaar, is het college bevoegd het recht op het particuliere graf te doen vervallen.

  • 4. Na het verstrijken van de in het tweede lid genoemde termijn van 1 jaar kan het college het particuliere graf alsnog op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij dit recht betrekking heeft op een particulier graf dat inmiddels is geruimd.

Artikel 17. Afstand doen van graven

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende schriftelijk afstand doen van het recht op het particuliere graf. Van de ontvangst van de verklaring doet het college schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Het recht vervalt aan de gemeente.

Hoofdstuk 5. Grafbedekkingen

Artikel 18. Vergunning grafbedekking

  • 1. Voor het hebben van een grafbedekking is een schriftelijke vergunning nodig van het college.

  • 2. De rechthebbende van een particulier graf vraagt de vergunning voor het hebben van een grafbedekking aan.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen over de wijze van aanvragen van de vergunning, de aard en de afmetingen van de grafbedekking en de wijze van aanbrengen.

  • 4. Het college kan de vergunning weigeren als:

    • a.

      niet voldaan wordt aan de vastgestelde nadere regels, genoemd in het derde lid;

    • b.

      de grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats;

    • c.

      de duurzaamheid van de materialen onvoldoende is;

    • d.

      de constructie van de grafbedekking ondeugdelijk is.

Artikel 19. Onderhoud door de gemeente

Het college kan één maal per jaar in de zorg voor de winterharde beplantingen voorzien.

Artikel 20. Onderhoud door rechthebbende of gebruiker

  • 1. Het (doen) plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking gebeurt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende of de gebruiker.

  • 2. De rechthebbende of de gebruiker is verplicht de grafbedekking te onderhouden of te herstellen.

  • 3. Als de rechthebbende of de gebruiker nalaat de grafbedekking te onderhouden of te herstellen, kan het college na kennisgeving de gehele of gedeeltelijke grafbedekking verwijderen.

  • 4. Het college kan de rechthebbende of de gebruiker per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn als de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk aanzien van de begraafplaats schaadt of als de beschadiging van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

  • 5. Volgens de Wet op de lijkbezorging kunnen de rechten op een graf komen te vervallen als het graf er verwaarloosd bij ligt.

Artikel 21. Niet-blijvende grafbeplanting

Niet-blijvende beplanting op een graf, die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, planten en kransen kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Linten en siervazen worden gedurende dertien weken ter beschikking gehouden van de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, van de belanghebbende als deze daartoe tevoren een aanvraag heeft ingediend bij de beheerder.

Artikel 22. Verwijdering grafbedekking

  • 1. De grafbedekking kan na het verstrijken van de termijn van uitgifte of na verwaarlozing van het graf door het college worden verwijderd.

  • 2. Het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking maakt het college ten minste 1 jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot verwijdering van de grafbedekking gedurende ten minste 1 jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop de grafbedekking zal worden verwijderd met een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 3. Bij verwaarlozing van een graf, destijds uitgegeven voor bepaalde of onbepaalde tijd, kan de grafbedekking 5 jaar na bekendmaking en gelijktijdig met het vervallen van de rechten worden verwijderd. De bekendmaking zal, voor zover de rechthebbende in de begraafplaatsadministratie bekend staat, per brief aan de rechthebbende plaatsvinden. Gelijktijdig wordt bij het graf een bordje geplaatst en wordt bij de ingang van de begraafplaats de verwaarlozing van het graf bekend gemaakt.

  • 4. De bij lid 3 genoemde termijn van 5 jaar kan worden verkort tot 1 jaar als de

    rechthebbende de ontvangst van de bekendmaking heeft bevestigd.

  • 5. Indien de verwaarlozing van het graf door onderhoud wordt opgeheven, vervalt

    de noodzaak tot verwijdering van de grafbedekking, zoals bedoeld in lid 3.

  • 6. Als de grafbedekking na de gestelde termijn in lid 2,3 of 4 door of namens het college is

    afgehaald, vervalt deze aan het college, zonder dat het college tot enige vergoeding

    verplicht is.

Hoofdstuk 6. Ruiming van graven, urnengraven, urnennissen en urnenkelders

Artikel 23. Ruiming, bezorging van overblijfselen en as

  • 1. Het voornemen van het college om een graf te ruimen wordt ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf zal worden geruimd per brief aan de rechthebbende of, wanneer het een algemeen graf betreft, aan de belanghebbende bekend gemaakt. Wanneer het adres van de rechthebbende of belanghebbende niet bekend is, maakt het college het voornemen tot ruiming van het graf gedurende ten minste 1 jaar voorafgaande aan het tijdstip van ruiming met een bij het graf te plaatsen bordje en bij de ingang van de begraafplaats bekend.

  • 2. De beheerder zorgt er voor dat met de bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat bezoekers van de begraafplaats niet met menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 3. De bij de ruiming van het graf nog aanwezige menselijke resten worden begraven en de as wordt verstrooid op een van de daartoe bestemde gedeelten van de begraafplaats(en).

  • 4. Nabestaanden van een overledene, die is begraven in een algemeen graf kunnen gedurende de in het eerste lid bedoelde termijn bij het college een aanvraag indienen om bij ruiming de menselijke resten, als mogelijk, bijeen te doen brengen voor crematie of voor herbegraven elders. Nabestaanden van een overledene waarvan een asbus al of niet met een urn is bijgezet in een algemeen graf kunnen bij het college een aanvraag indienen om deze ter beschikking te houden voor herbegraven of verstrooiing elders.

  • 5. De rechthebbende op een particulier graf kan bij het college een aanvraag indienen om de menselijke resten te doen verzamelen om deze opnieuw in dezelfde grafruimte te doen plaatsen dan wel om deze te cremeren of elders opnieuw te doen begraven. De rechthebbende op een particulier urnengraf, particuliere urnennis of particuliere urnenkelder kan bij het college een aanvraag indienen de asbus ter beschikking te houden om elders bij te zetten of om de as te doen verstrooien.

Hoofdstuk 7. Gedeelte voor kerkgenootschap

Artikel 24. Afwijkende regels en kennisgeving onderhoudsbehoefte van graven

  • 1. Het college kan na overleg met het bestuur van het kerkgenootschap ten aanzien van de openstelling van het gedeelte, de indeling van graven, de onderverdeling van graven in categorieën en de eisen voor de grafbedekking op het ter beschikking van het kerkgenootschap gestelde deel van de begraafplaats nadere regels stellen die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3, eerste lid, 10, tweede lid, 13 en 18, derde lid, van deze verordening.

  • 2. Het college stelt het bestuur van het kerkgenootschap schriftelijk ervan in kennis dat de grafbedekking van een of meer graven onderhoud en herstel behoeft, wanneer het kerkgenootschap schriftelijk om een dergelijke kennisgeving heeft verzocht.

Hoofdstuk 8. In stand houden historische graven en opvallende grafbedekking

Artikel 25. Lijst

  • 1. Het college kan een lijst bijhouden van graven, die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Voordat tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn, die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. Het college beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen, die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 9. Inrichting register

Artikel 26. Voorschriften

  • 1. Het college stelt voorschriften vast voor het register van de begraven lijken.

  • 2. Het register wordt bijgehouden door de afdeling Burgerzaken.

Hoofdstuk 10. Slotbepalingen

Artikel 27. Intrekking oude regeling

De Beheersverordening begraafplaatsen van de gemeente Wierden 1993, de nadere regels gemeentelijke begraafplaatsen, graven en asbezorging en de nadere regels voor grafbedekkingen op de gemeentelijke begraafplaatsen en de verordening op het beheer en het gebruik van gemeentelijke begraafplaatsen van 25 augustus 1997 zijn ingetrokken.

Artikel 28. Overgangsbepaling

  • 1. Besluiten van het college, die genomen zijn krachtens de Beheersverordening begraafplaatsen van de gemeente Wierden 1993 gelden als besluiten genomen krachtens de “oude” verordening.

  • 2. Als voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de Beheersverordening begraafplaatsen van de gemeente Wierden 1993 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

  • 3. Als deze verordening ergens niet in voorziet, beslist het college.

Artikel 29. Strafbepaling

  • 1. Hij, die handelt in strijd met de artikelen 3, lid 3, artikel 4 of artikel 5 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

  • 2. Overtreding van artikel 3, lid 3, artikel 4 of artikel 5 van de verordening kan worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 30. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum bekendmaking in het gemeenteblad “De Driehoek” waarin zij is geplaatst.

Artikel 31. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen gemeente Wierden 2012.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van ... .

De griffier, De voorzitter,

drs. W.H.J. Wienk ing. J.H.M. Robben