Regeling vervallen per 04-03-2021

Erfgoedverordening Zeist 2010

Geldend van 01-10-2010 t/m 03-03-2021

Intitulé

Erfgoedverordening Zeist 2010

ERFGOEDVERORDENING ZEIST 2010

HOOFDSTUK 1

ALGEMEEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Deze verordening verstaat onder:

a.Gemeentelijk monument:

een overeenkomstig deze verordening als beschermd gemeentelijk monument aangewezen:

  • 1.

    zaak, die van algemeen belang is wegens zijn schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde;

  • 2.

    terrein dat van algemeen belang is wegens een daar aanwezige zaak bedoeld onder 1;

    • b.

      Gemeentelijke monumentenlijst :

de lijst waarop de als gemeentelijk monument aangewezen zaken of terreinen bedoeld in onderdeel a zijn geregistreerd;

c.Beschermd monument :

beschermd monument als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

d.Monumentencommissie:

de op basis van art.15, lid 1 Monumentenwet 1988 ingestelde commissie met als taak het college op verzoek of uit eigen beweging te adviseren over de toepassing van de Monumentenwet 1988, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, deze verordening en het monumentenbeleid;

e.Nota Archeologische Monumentenzorg Zeist 2009

De door de raad vastgestelde beleidsnota over de archeologische monumentenzorg. In deze nota wordt het gemeentelijke archeologiebeleid nader verwoord en toegelicht;

  • f.

    gemeentelijkearcheologische waardenkaart :

    topografische kaart van het gemeentelijke grondgebied of delen van het grondgebied, waarop

    archeologische monumenten en archeologische verwachtingsgebieden zijn aangegeven.

  • g.

    archeologisch verwachtingsgebied:

gebied, aangegeven op de archeologische waardekaart, waarvan is aangegeven dat in bepaalde mate archeologische vondsten of sporen te verwachten zijn. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in hoge, middelhoge en lage verwachtingswaarde, alsmede van archeologisch verstoorde gebieden;

h.hoge archeologische verwachtingswaarde:

de aanwezigheid van archeologische resten is aangetoond en de kans op het aantreffen van archeologische resten is daarom groot;

i.middelhoge archeologische verwachtingswaarde:

vanwege de landschappelijke ligging en / of bodemgesteldheid is er een beperkte kans op het aantreffen van waardevolle archeologische resten;

j.lagearcheologische verwachtingswaarde :

op basis van de bodemgesteldheid en/of de ligging ten opzichte van bekende of veronderstelde mogelijke bewoningszones worden geen archeologische resten verwacht, of waar deze (als ze hebben bestaan) door vergravingen zijn vernietigd;

k.gemeentelijke archeologisch verstoorde gebieden:

Het bodemprofiel van deze gebieden is in het verleden ernstig verstoord of al eerder opgegraven; daarom zijn geen archeologisch relevante sporen meer te verwachten. Aan deze gebieden worden geen nadere eisen opgelegd wat betreft archeologisch onderzoek.;

l.archeologische beleidsadvieskaart :

De door de raad vastgestelde kaart, behorende bij de nota Archeologische Monumentenzorg Zeist 2009. Hierop zijn de archeologisch waardevolle terreinen en onderzoeksgebieden aangegeven, alsmede het vrijstellingsbeleid voor de archeologische onderzoeksplicht;

m.AMK-terrein met monumentnummer:

De als zodanig op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart aangegeven terreinen (niet wettelijk beschermd), waar archeologische waarden door onderzoek en/of in combinatie met andere bronnen zijn aangetoond;

n.plan van aanpak:

een door de opdrachtgever op te stellen plan voor de uit te voeren werken waarmee beoogd wordt aan de vereisten zoals geformuleerd in het Programma van Eisen te voldoen.

Ook wordt hierin een voorstel gedaan voor de werkwijze waarmee de in het Programma van Eisen geformuleerde resultaatsverwachtingen bereikt kunnen worden;

o.programma van eisen (PvE):

een door de bevoegde overheid opgesteld of bekrachtigd programma dat de probleem- en doel-stelling van de te verrichten werkzaamheden van de vindplaats geeft en de daaruit af te leiden eisen formuleert met betrekking tot het uit te voeren werk;

p.gemeentelijke beleidsadvieskaart:

kaart behorende bij de archeologische paragraaf van het bestemmingsplan;

q.bevoegd gezag:

bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

r.vergunning:

een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, of 2.2. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Hoofdstuk 2

AANWIJZING gemeentelijke monumenten

Artikel 2 Het gebruik van het monument

Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.

Artikel 3 De aanwijzing tot gemeentelijk monument

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende, een monument aanwijzen als gemeentelijk monument.

  • 2. Voordat burgemeester en wethouders over de aanwijzing besluiten vragen zij advies aan de monumentencommissie.

  • 3. Voordat burgemeester en wethouders een monument met een religieuze bestemming (dat uitsluitend of in overwegend deel wordt gebruikt voor de uitoefening van de eredienst) als gemeentelijk monument aanwijzen, voeren zij overleg met de eigenaar.

  • 4. Burgemeester en wethouders stellen de raad in kennis van het besluit over de aanwijzing van een gemeentelijk monument.

  • 5. De aanwijzing kan geen monument betreffen dat is aangewezen op grond van artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of dat is aangewezen op grond van de monumentenverordening van de provincie Utrecht.

Artikel 4 Voorbescherming

Met ingang van de datum waarop de eigenaar van een monument de kennisgeving van het voornemen tot aanwijzing als beschermd gemeentelijk monument ontvangt tot het moment dat de aanwijzing en registratie als bedoeld in artikel 7 plaatsvindt, dan wel vaststaat dat het monument niet wordt geregistreerd, zijn de artikelen 10 tot en met 14 van overeenkomstige toepassing.

Artikel 5 Termijn advies en aanwijzingsbesluit

  • 1. De monumentencommissie adviseert schriftelijk binnen 4 weken na ontvangst van het verzoek van burgemeester en wethouders.

  • 2. Burgemeester en wethouders beslissen binnen 4 weken na ontvangst van het advies van de monumentencommissie, maar in ieder geval binnen 12 weken na de adviesaanvraag.

Artikel 6 Mededeling aanwijzingsbesluit

De aanwijzing als bedoeld in artikel 3, eerste lid, wordt meegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.

Artikel 7 Registratie op de gemeentelijke monumentenlijst

Burgemeester en wethouders registreren het beschermde gemeentelijke monument op de gemeentelijke monumentenlijst.

De gemeentelijke monumentenlijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding, de tenaamstelling en een beschrijving van het gemeentelijke monument.

Artikel 8 Wijzigen van de aanwijzing

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de aanwijzing, al dan niet op aanvraag van een belanghebbende wijzigen.

  • 2. Artikel 3, tweede en derde lid, alsmede artikel 4, 5 en 6 zijn van overeenkomstige toepassing op het wijzigingsbesluit.

  • 3. Indien de wijziging naar het oordeel van burgemeester en wethouders van ondergeschikte betekenis is, blijft overeenkomstige toepassing als bedoeld in lid 2, achterwege.

  • 4. De inhoud en de datum van de wijziging wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

Artikel 9 Intrekken van de aanwijzing

  • 1. Indien burgemeester en wethouders de aanwijzing intrekken, zijn artikel 3, tweede lid, en artikel 4 en 5 van overeenkomstige toepassing.

  • 2. De aanwijzing wordt geacht te zijn ingetrokken, indien toepassing wordt gegeven aan artikel 3 van de Monumentenwet 1988 of wanneer het monument wordt aangewezen als beschermd provinciaal monument, en zodra vaststaat dat deze aanwijzing onherroepelijk is geworden.

  • 3. De intrekking wordt op de gemeentelijke monumentenlijst aangetekend.

HOOFDSTUK 3

INSTANDHOUDING VAN GEMEENTELIJKE MONUMENTALE ZAKEN

Artikel 10 Instandhoudingbepaling

  • 1.

    Het is verboden een gemeentelijk monument, als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en 2, te beschadigen of te vernielen.

  • 2.

    Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag:

    • a.

      een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en 2, af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;

    • b.

      een gemeentelijk monument als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en 2, te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.

  • 3.

    Het verbod en de vergunningsplicht, als bedoeld onder b gelden niet indien burgemeester en wethouders nadere eisen stellen met betrekking tot de wijze waarop werkzaamheden dienen te worden uitgevoerd.

  • 4.

    Het bevoegd gezag verleent met betrekking tot een monument met een religieuze bestemming geen vergunning als bedoeld onder b dan in overeenstemming met de eigenaar indien en voor zover het een vergunning betreft, waarbij wezenlijke belangen van de godsdienstuitoefening in het monument in het geding zijn.

Artikel 11 De schriftelijke aanvraag

Een aanvraag als bedoeld in artikel 4.2 Besluit omgevingsrecht voor een vergunning als bedoeld in artikel 10 en de daarbij te overleggen gegevens en bescheiden worden in 4-voud ingediend.

Artikel 12 Termijnen advies en vergunningsverlening

  • 1. Het bevoegde gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de monumentencommissie voor advies.

  • 2. Binnen 2 weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de monumentencommissie schriftelijk advies uit aan burgemeester en wethouders.

Artikel 13 Weigeringsgronden

De vergunning kan slechts worden verleend indien het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het monument.

Artikel 14 Intrekken van de vergunning

1. De vergunning kan doorhet bevoegd gezagworden ingetrokken indien:

  • a.

    blijkt dat de vergunning ten gevolge van een onjuiste of onvolledige opgave is verleend;

  • b.

    blijkt dat de vergunninghouder de voorschriften bedoeld in artikel 10 niet naleeft;

  • c.

    omstandigheden aan de kant van de vergunninghouder zich zodanig hebben gewijzigd, dat het belang van het monument zwaarder dient te wegen;

  • d.

    niet binnen 1 jaar gebruik wordt gemaakt van de vergunning.

    • 2.

      Het besluit tot intrekking wordt in afschrift gezonden aan de monumentencommissie.

hoofdstuk 4

Beschermde monumenten

Artikel 15 Vergunning voor een beschermd monument

  • 1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de monumentencommissie.

  • 2. De monumentencommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen 8 weken na de datum van verzending van het afschrift.

HOOFDSTUK 5

INSTANDHOUDING VAN ARCHEOLOGISCHE TERREINEN

Artikel 16 Instandhoudingbepaling

1.In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter voorkoming van onevenredige aantasting van aanwezige, dan wel naar verwachting aanwezige, archeologische waarden, is het verboden, behoudens het bepaalde in lid 3, zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, om in een archeologisch monument, bedoeld in artikel 1, onder a, sub 2 of een archeologisch verwachtingsgebied, bedoeld in artikel 1, onder h en i, de bodem dieper dan 0,3 m onder de oppervlakte te verstoren.

2 Het verbod (behoudens vergunning) heeft betrekking op de volgende werkzaamheden:

  • a.

    het uitvoeren van graafwerkzaamheden, grondbewerkingen, het roeren en omwoelen van gronden (incl. diepploegen, ontginnen en het aanleggen van drainage);

  • b.

    het verlagen van de bodem en afgraven van gronden;

  • c.

    het verlagen van het grondwaterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;

  • d.

    het ophogen en egaliseren van gronden;

  • e.

    het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;

  • f.

    het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;

    • 3.

      Het verbod in lid 1 is niet van toepassing indien;

  • a.

    het een verstoring betreft van een archeologisch monument of archeologisch verwachtingsgebied als aangegeven op de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart en de gemeentelijke archeologische beleidsadvieskaart, en waarbij die verstoring plaatsvindt:

    • ·

      in een gebied met lage archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100.000 m2, of;

    • ·

      in een gebied met een middelhoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 1000 m2, of;

    • ·

      in een gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde en het te verstoren gebied kleiner is dan 100 m2.

  • b.

    in het geldende bestemmingsplan en beheersverordening regels zijn opgenomen ter bescherming van de archeologische monumentenzorg.

  • c.

    sprake is van een activiteit als bedoeld in artikel 2.12, eerste en tweede lid, van de Wetalgemene bepalingen omgevingsrechten hierin voorschriften zijn opgenomen omtrent archeologische monumentenzorg.

  • d.

    een rapport is overlegd waarin de archeologische waarde van het te verstoren terrein naar het oordeel van het bevoegde gezag in voldoende mate is vastgesteld en waaruit blijkt dat:

    • ·

      het behoud van de archeologische waarden in voldoende mate kan worden gewaarborgd;

    • ·

      de archeologische waarden door de verstoring niet onevenredig worden geschaad; of

    • ·

      in het geheel geen archeologische waarden aanwezig zijn.

Artikel 17 Nadere eisen bij een vergunning

    • 1.

      In het belang van de archeologische monumentenzorg kan worden bepaald dat de aanvrager van een vergunning als bedoeld in artikel 16, lid 1 een rapport dient over te leggen waarin de archeologische waarde van het terrein, dat volgens de aanvraag zal worden verstoord, in voldoende mate is vastgesteld.

    • 2.

      Aan de vergunning als bedoeld in artikel 16 lid 1 kunnen de volgende voorschriften worden verbonden:

    • a.

      de verplichting tot het treffen van maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden; of

    • b.

      de verplichting tot het doen van opgravingen; of

    • c.

      de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het gebied van de archeologische monumentenzorg; of

    • d.

      de verplichting voor de opdrachtgever om de offertes aan de gemeente voor te leggen ter toetsing aan het Programma van Eisen en het Plan van aanpak.

Artikel 18 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd betreffende de aanduiding "Gebied met hoge- resp. middelhoge archeologische verwachtingswaarde" op de Archeologische Verwachtingskaart Zeist en de Archeologische Beleidsadvieskaart Zeist te wijzigen zodanig dat:

  • a.

    de aanduiding naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval van de kaart wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft;

  • b.

    dit artikel wordt gewijzigd of vervalt, voor zover regelingen van een hogere orde dan een bestemmingsplan daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 6

OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19 Tegemoetkoming in schade

  • 1. Indien en voor zover blijkt dat een belanghebbende schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven, kennen burgemeester en wethouders hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe, indien de schade in relatie staat tot:

  • a. de weigering van burgemeester en wethouders een vergunning als bedoeld in artikel 10 te verlenen;

  • b. de voorschriften door burgemeester en wethouders verbonden aan een vergunning als bedoeld in artikel 10;

  • c. de door burgemeester en wethouders nader te stellen regels als bedoeld in artikel 10, derde lid;

  • d. de door burgemeester en wethouders nader te stellen regels als bedoeld in artikel 14, tweede lid, onder d;

  • e. een aanwijzing als bedoeld in artikel 17, tweede lid, tweede volzin.

Artikel 20 Strafbepaling

Degene, die handelt in strijd met het derde lid van artikel 10 en artikel 16 met uitzondering van het bepaalde in het tweede lid, onder e, van deze verordening, wordt gestraft met een geldboete van de tweede categorie of een hechtenis van ten hoogste drie maanden.

Artikel 21 Toezichthouders

1.Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast, met betrekking tot zakelijke monumenten en terreinen als bedoeld in artikel 1, onder a, sub 1 en sub 2, de daartoe door burgemeester en wethouders opgedragen opsporingsambtenaren.

Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht genoemde opsporingsambtenaren.

HOOFDSTUK 7

SLOTBEPALINGEN

Artikel 22 Intrekken oude regeling

Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt de Erfgoedverordening 2009, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 juni 2009.

Artikel 23 Overgangsrecht

  • 1. De op grond van de Erfgoedverordening Zeist 2009 aangewezen en op de gemeentelijke monumentenlijst geregistreerde monumenten, worden geacht aangewezen en geregistreerd te zijn overeenkomstig de bepalingen van deze verordening.

  • 2. Aanvragen om vergunning die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de volgens artikel 22 vervallen verordening.

Artikel 24 Inwerkingtreding nieuwe Verordening

De Erfgoedverordening Zeist 2010 treedt in werking op het tijdstip waarop de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht in werking treedt.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als ‘Erfgoedverordening Zeist 2010’.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 7 september 2010.

De voorzitter,

De griffier,